Regeling vervallen per 01-01-2008

Regeling gemeentelijke belastingen

Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2007

Intitulé

Regeling gemeentelijke belastingen

Het college van burgemeester en wethouders van Ameland;

 

Gelet op de artikelen 6, derde lid, 13, eerste lid en 14 eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbin¬ding met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, artikel 237, artikel 160, eerste lid, onderdeel b van de Gemeentewet, op artikel 4:81 van de Algemene Wet Bestuursrecht, en de betreffende bepalingen van de in de gemeente Ameland geldende belastingverordeningen, waarin aan het college de bevoegdheid is toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen;

B E S L U I T:

I. In te trekken de “Regeling met betrekking tot de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen 1999”, zoals vastgesteld op 23 december 1998;

II. Vast te stellen de “Regeling met betrekking tot de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen ”.

 

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Ameland gehouden op 18 december 2007.

 

, burgemeester.

, secretaris.

artikel 1 Reikwijdte van de regeling

De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en invordering van de gemeente¬lijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voor zover deze re¬gels in artikel 5 voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing zijn verklaard.

artikel 2 Aangifte

  • 1 De belastingplichtige aan wie niet binnen twee maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die twee maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

  • 2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar of kalenderjaar ontstaat, moet de belastingplichtige binnen een maand na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet.

artikel 3 Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingjaar of het kalenderjaar kan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar de belastingplichtige een voorlopige aanslag opleggen of van de belastingplichtige een voorlopig bedrag vorderen, tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag of het te vorderen bedrag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

artikel 4 Rente

  • 1 Het percentage van de invorderingsrente is het percentage dat ingevolge arti¬kel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.

  • 2 Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling be-doeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

artikel 5 Gelding voor gemeentelijke belastingen

Met betrekking tot:

a. de onroerende-zaakbelastingen vinden de artikelen 2 en 4 toepassing;

b. de forensenbelasting vinden de artikelen 2, 3 en 4 toepassing;

c. de toeristenbelasting vinden de artikelen 2, 3 en 4 toepassing;

d. de rioolrechten vinden de artikelen 2 en 4 toepassing;

e. de reinigingsrechten vinden de artikelen 2 en 4 toepassing;

f. de lijkbezorgingsrechten vindt artikel 4 toepassing;

g. de leges vindt artikel 4 toepassing.

artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking;

  • 2 Deze regeling wordt aangehaald als “Regeling gemeentelijke belastingen”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 18 december 2007.