Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening onroerende-zaakbelastingen 2010

Geldend van 25-02-2010 t/m 31-12-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Verordening onroerende-zaakbelastingen 2010

De raad van de gemeente Ameland,

Overwegende

overwegende het voorstel van burgemeester en wethouders, d.d. 2 februari 2010:

Besluit

vast te stellen de

Wijzigingsverordening onroerendezaakbelastingen 2010 

Albert de Hoop, burgemeester Jacqueline Metz, griffier 

artikel 1 Belastingplicht

  • 1 Onder de naam "onroerende-zaakbelastingen" worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:

    a. een gebruikersbelasting van degene die - naar de omstandigheden beoordeeld - bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;

    b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting.

  • 2 Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt:

    a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven.

    b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

  • 3 Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

artikel 2 Belastingobject

  • 1 Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 2 Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

artikel 3 Maatstaf van heffing

  • 1 De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het in artikel 1 bedoelde kalenderjaar.

  • 2 Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

artikel 4 Vrijstellingen

In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aan-merking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel be-doelde waarde, de waarde van:a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de daarop voortkomende gebouwde eigendommen;

e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

g. waterverdedigings- en waterbeheersingwerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;j. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;

k. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning.

artikel 5 Belastingtarieven

  • 1 Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor:

    a. bij de gebruikersbelasting 0,0752%;

    b. bij de eigenarenbelasting

    1. voor onroerende zaken die in hoofdzaaktot woning dienen 0,0703%;

    2. voor onroerende zaken die niet inhoofdzaak tot woning dienen 0,0939%.

  • 2 Belastingaanslagen van minder dan €. 9,-- worden niet opgelegd.

  • 3 Voor de toepassing van het bepaalde in het tweede lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

artikel 6 Wijze van heffing

De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.

artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1 De aanslagen moeten worden betaald in vier gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijnen steeds een maand daarop.

  • 2 In afwijking van lid 1 geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende - zaakbelastingen.

artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 De “Verordening onroerende-zaakbelastingen 2009”, vastgesteld bij raadsbesluit van 15 december 2008, alsmede de “Wijzigingsverordening onroerende-zaakbelastingen 2009”, vastgesteld bij raadsbesluit van 23 februari 2009, worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.Zij is met betrekking tot de invordering tevens van toepassing op alle aanslagen in verband met belastbare feiten die zich voor 1 januari 1992 hebben voorgedaan, alsmede op alle aanslagen waarvan de invordering door de rijksbelastingdienst op de voet van de Uitvoeringsregeling overdracht taken onroerendgoedbelastingen aan de gemeente is overgedragen.

  • 3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 4 Deze verordening wordt aangehaald als “Wijzigingsverordening onroerende-zaakbelastingen 2010”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Ameland op 22 februari 2010.