Treasurystatuut

Geldend van 28-01-2002 t/m heden

Intitulé

Treasurystatuut

De raad der gemeente Ameland;

Gelezen het voorstel van het burgemeester en wethouders, d.d. 22 januari 2002;

Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en de Wet financiering decentrale overheden;

Gelet op het advies van de commissie Bestuurszaken/Financiën, d.d. 21 januari 2002;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende Treasurystatuut.

Hoofdstuk I Begrippenkader

Artikel 1 Nieuw Artikel

In dit statuut wordt verstaan onder:- Derivaten Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;- Financiering Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen; - Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer); - Intern liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;- Kasgeldlimiet Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;- Koersrisico Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;- Kredietrisico De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit; - Liquiditeitenbeheer Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;- Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;- Rating De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier; - Renterisico Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;- Renterisiconorm Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden; - Rentetypische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;- Rentevisie Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;- Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;- Solvabiliteitsratio van 0% Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;- Treasurybeheer Treasurybeheer is de uitvoering van de treasuryfunctie, binnen de kaders van het treasurystatuut;- Treasurybeleid Het treasurybeleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de administratieve organisatie en de informatievoorziening ter uitvoering van de treasuryfunctie. Het beleid ligt vast in het treasurystatuut;- Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;- Treasuryparagraaf De treasuryparagraaf geeft in de begroting de beleidsplannen voor de treasuryfunctie aan voor de komende jaren, terwijl in het jaarverslag een verschillenanalyse wordt gegeven tussen plannen (volgens de begroting) en gerealiseerd beleid; - Uitzetting Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Hoofdstuk II Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:1. Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;2. Het beschermen van gemeentelijke vermogens en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;3. Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;4. Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

Hoofdstuk III Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:1. De gemeente verstrekt geen leningen of garanties aan derden uit hoofde van haar “publieke taak”. De uitzondering hierop betreft leningen aan eigen personeelsleden op grond van de “Financieringsregeling Huisvesting ambtenaren”;2. De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd door middel van de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;3. Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s; alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente het advies in van een externe adviseur. Bovendien dient een besluit op dit gebied te worden geaccordeerd door het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk IV Renterisicobeheer

Artikel 4

1. De kasgeldlimiet conform de Wet fido wordt niet overschreden;2. De renterisiconorm conform de Wet fido wordt niet overschreden;3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning; 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;5. De rentevisie van de gemeente, genoemd in lid 4, wordt opgesteld op basis van de rentevisie van minimaal twee vooraanstaande financiële instellingen;6. Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

Hoofdstuk V Koersrisicobeheer

Artikel 5

  • 1 De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten nteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, commercial paper (CP), certificates of deposit (CD), obligaties, medium term notes (MTN) en garantieproducten;

  • 2 Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 4 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

Hoofdstuk VI Kredietrisicobeheer

Artikel 6

1. Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury geldt het volgende uitgangspunt:Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:• Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%;• Financiële instellingen met ten minste een double A-rating van één van de volgende erkende rating-bureau’s: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA.

Hoofdstuk VII Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 4 jaar.

Hoofdstuk VIII Valutarisicobeheer

Artikel 8 Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken of aan te gaan in euro’s.

Hoofdstuk IX Financiering

Artikel 9

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:1. Langlopende leningen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;2. Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren;3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van langlopende leningen zijn: onderhandse leningen, commercial paper (CP) en medium term notes (MTN);4. De gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens een langlopende lening wordt aangetrokken.

Hoofdstuk X Lanlopende uitzettingen

Artikel 10

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:1. Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4,5 en 6 genoemde voorwaarden;2. De gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan.

Hoofdstuk XI Relatiebeheer

Artikel 11

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:1. Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de vijf jaar beoordeeld;2. Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;3. Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EU-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer;4. Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Stichting Toezicht Effeectenverkeer (STE) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Hoofdstuk XII Geldstromenbeheer

Artikel 12 Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt: 1. Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.2. Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank;

Hoofdstuk XIII Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:1. De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;2. Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt - conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;4. Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s;5. Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;6. De gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar.

Hoofdstuk XIV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:1. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;2. Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:a. iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);b. de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;c. de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.3. Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;4. De transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

Hoofdstuk XV Verantwoordelijkheden

Artikel 15

De verantwoordelijkheden voor de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie VerantwoordelijkhedenGemeenteraad •Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten (treasurystatuut); •Het vaststellen van de treasuryparagraaf in begroting en jaarrekening; •Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan; •Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid; •Het uitvoeren van de niet aan het college van B&W overgedragen treasuryactiviteiten.Commissie Bestuurszaken/Financiën •Het uitbrengen van advies over beleidsvoorstellen en rapportages op het gebied van treasury aan de Gemeenteraad.College van B&W •Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid); •Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten transacties (voor zover de Gemeenteraad dit niet aan zich heeft voorbehouden); •Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.Portefeuillehouder Financiën •Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).Controller •Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury; •Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen; •Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.Hoofd afdeling Middelen •Het uitvoeren van de aan hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf; •Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten; •Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer; •Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W. Afdelingshoofden •Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die aan de afdeling Financiën wordt aangeleverd over toekomstige uitgaven en ontvangsten; •Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de afdeling Middelen; •Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van begrotingsposten.Hoofd afdeling Middelen, in functie van treasurer •Het uitvoeren, dan wel laten uitvoeren van de activiteiten op het gebied van risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten dienen conform dit treasurystatuut en de treasuryparagraaf te worden uitgevoerd; transacties dienen te allen tijde geautoriseerd te zijn door het hoofd van de afdeling Middelen; •Het opstellen van de rentevisie; •Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer; •Het beheren van de geldstromen; •Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen; •Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties; •Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de kassier; •Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied; •Het adviseren van de afdelingen/sectoren over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten; •Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie; •Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W. N.B.:Bij de voorbereiding en uitvoering van hier bedoelde treasuryactiviteiten vindt uitgebreid overleg plaats tussen afdelingshoofd, kassier en in ieder geval één medewerker financiële administratie, dit ter voorkoming van eenmansacties van het afdelingshoofd.Kassier •Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen; •Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer; •Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie; •Het rapporteren aan hoofd Middelen, belast met controle over de uitvoering van de aan hem gemandateerde activiteiten.Medewerkers financiële administratie •Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie.Medewerker financiële administratie, belast met controle •Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt door de treasurer; •Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan hoofd Middelen; •Het afleggen van verantwoording aan de controller over de uitvoering van de aan hem gemandateerde activiteiten.Externe accountant •Het in het kader van de reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

Hoofdstuk XVI Bevoegdheden

Artikel 16

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven, plus de daarbij benodigde fiattering.

Bevoegd functionaris (eerste handtekening) Autorisatie door (tweede handtekening)Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer1. Het uitzetten van geld via callgeld, deposito en spaarrekening Kassier Hoofd Middelen2. Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld Kassier Hoofd Middelen3. Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen Kassier Medewerker FinanciënBankrelatiebeheer4. Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen Kassier Hoofd Middelen5. Bankcondities en tarieven afspreken Kassier Hoofd MiddelenRisicobeheer6. Het afsluiten van derivatentransacties Hoofd Middelen College van B&WFinanciering en uitzetting7. Het afsluiten van kredietfaciliteiten Kassier Hoofd Middelen8. Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen en MTN’s zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf Hoofd Middelen Portefeuillehouder Financiën9. Het uitzetten van gelden via (staats)obligaties, MTN’s, CP’s, CD’s, onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf Hoofd Middelen Portefeuillehouder Financiën10. Het beleggen in garantieproducten Hoofd Middelen College van B&W11. Het verstrekken van leningen aan eigen personeelsleden College van B&W Besluitvorming op basis advies Personeelszaken, geaccordeerd door Financiën

Hoofdstuk XVII Informatievoorzienging

Artikel 17

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie Frequentie Informatie-verstrekker Informatie-ontvanger1. Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning Incidenteel Afd.hoofden Treasurer2. Liquiditeitenplanning Minimaal eens per jaar (bij begroting) Treasurer Bij begroting: gemeenteraad; overigens niet van toepassing3. Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting Jaarlijks Hoofd Middelen Gemeenteraad4. Evaluatie treasuryactiviteiten in treasuryparagraaf van jaarrekening Jaarlijks Hoofd Middelen Gemeenteraad5. Verantwoording n.a.v. treasuryparagraaf via jaarverslag Jaarlijks Hoofd Middelen Gemeenteraad6. Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido Kwartaal Hoofd Middelen Derden7. Lenings- en uitzettingsbesluiten binnen 14 dagen na besluit College van B&W Provincie

Hoofdstuk XVIII Inwerkingtreding

Artikel 18

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 28 januari 2002.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Ameland, gehouden op 28 januari 2002.

1 Inleiding en Memorie van toelichting

Inleiding

Op 1 januari 2001 is de Wet financiering lagere overheden (Wet filo) vervangen door de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido). De treasuryfunctie staat in de Wet fido centraal.

Het belangrijkste uitgangspunt van de wet is het beheersen van risico’s. Dat uit zich in een tweetal kwalitatieve randvoorwaarden voor het treasurybeleid. De eerste is dat het aangaan en verstrekken van leningen, alsmede het verlenen van garanties, alleen is toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak. De tweede houdt in dat uitzettingen en derivaten een prudent karakter moeten hebben en niet gericht zijn op het genereren van inkomen door het lopen van overmatige risico’s.

Uit deze beide randvoorwaarden komt naar voren dat bankieren - zoals het bewust aantrekken van gelden om deze uit te lenen met als doel het genereren van inkomen - verboden is. Ook het innemen van open posities met derivaten is niet toegestaan. Kortom, de treasury van decentrale overheden is een servicecentre en geen profitcentre. Het beheersen van risico’s als uitgangspunt van de wet uit zich verder concreet in de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Beide beogen de renterisico’s te begrenzen die verbonden zijn aan financiering door middel van korte en lange schuld.

In deze nieuwe wet worden resumerend de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De Wet fido definieert de treasuryfunctie daarbij als:

het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op:de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities ende hieraan verbonden risico’s

De gemeente Ameland onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Mede als gevolg van de Wet fido wenst zij haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.

Op grond van de vereisten van de Wet fido, voert de gemeente twee nieuwe instrumenten op het gebied van treasury in: allereerst het voor u liggende treasurystatuut. In dit treasurystatuut wordt de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het treasurystatuut zal de gemeente jaarlijks een treasuryparagraaf dienen op te nemen in zowel de begroting als in de jaarrekening. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken.

Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders (o.a. Gemeentewet, Wet fido, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden). Teneinde de transparantie van het treasurystatuut te bevorderen is, voor zover dit relevant is, aansluiting gezocht bij de door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgestelde “Handreiking Treasury”.

In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna worden de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie weergegeven. Daarbij ligt het accent op de helderheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.

Toelichting

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd. De treasuryparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2 In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.Artikel 2 lid 1 In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.Artikel 2 lid 2 Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.Artikel 2 lid 3 De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren. Artikel 2 lid 4 De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten. Artikel 3 lid 1 De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”. De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. De gemeente Ameland kiest er bewust voor geen leningen en garanties aan derden te verstrekken. De achterliggende gedachte hierbij is dat ‘de markt’ aan derden voldoende mogelijkheden biedt om financiële middelen aan te trekken. Uiteraard zullen banken en dergelijke bepaalde financiële eisen stellen (op het gebied van solvabiliteit, liquiditeit, toekomstperspectief), maar wanneer daar in onvoldoende mate aan wordt voldaan zou een gemeente ook niet dienen te financieren, dan wel zich garantstellen. Bovendien hebben bepaalde maatschappelijke sectoren eigen waarborginstellingen, waardoor een gemeente zich hier niet mee bezig hoeft te houden. Een uitzondering op het voorgaande betreft het verstrekken van leningen aan eigen personeelsleden op grond van de “Financieringsregeling Huisvesting ambtenaren”. Artikel 3 lid 2 Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” een prudent karakter te hebben. In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten - het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen - zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido. De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente .Artikel 3 lid 3 Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie omtrent dergelijke instrumenten, zal vooraf advies worden ingewonnen van een onafhankelijke adviseur; bovendien dient een besluit op dit gebied te worden geaccordeerd door het college van burgemeester en wethouders.  

Artikel 4 lid 1 Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente ; Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Artikel 4 lid 2 Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld.Artikel 4 lid 3 Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.Artikel 4 lid 4 en 5 Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.Artikel 4 lid 6 Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn. Artikel 5 lid 1 Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd. Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Certificates of deposit, commercial papers, obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde worden uitgekeerd. Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido. Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen. Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren. Artikel 5 lid 2 Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd, maar deze uitzetting vòòr de afloopdatum moet verkopen (in verband met de liquiditeitspositie), dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald; op dat moment wordt namelijk de actuele waarde van de uitzetting betaald, die afhankelijk is van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af met de liquiditeitenplanning.Artikel 6 lid 1a. Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt. Een (credit-)rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”. Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties). Overigens betreft het hier specifiek de geldnemer, die niet noodzakelijk overeenkomt met de instelling waar het betreffende product in portefeuille wordt gehouden (bij het kopen van een staatsobligatie via een bank is de Nederlandse Staat de geldnemer en niet de betreffende bank).Artikel 7 Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten. Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen voor een liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling Middelen juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.Artikel 8 Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente Artikel 9 lid 1 Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan. Artikel 9 lid 2 Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.Artikel 9 lid 3 Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar en een minimum- omvang van nominaal NLG 1 miljoen. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma. De term Commercial Paper staat voor verhandelbare schuldbekentenissen met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door niet-kredietinstellingen.Artikel 9 lid 4 Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen (bijv. rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc.). Door meerdere offertes op te vragen wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.Artikel 10 Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.Artikel 10 lid 2 Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, zoals ook aangegeven bij artikel 9 lid 4.Artikel 11 lid 1 Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. In dit artikel is daarom opgenomen dat de beoordeling van bankrelaties minimaal eens in de 5 jaar plaats dient te hebben.Artikel 11 lid 4 Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties; ze vallen niet onder de “tegenpartijen”, dus de vereisten van lid 2 zijn niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat zij onder toezicht van de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) staan en daarvan een vergunning hebben ontvangen.Artikel 12 lid 1 Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (c.q. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.Artikel 12 lid 2 Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken. Artikel 13 lid 1 Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet- en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.Artikel 13 lid 3 In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.Artikel 14 Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties. Artikel 15 De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. Artikel 16 De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente . Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle. Artikel 17 De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4 en 5). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente .