Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening BI-zone Neptunusplein 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening BI-zone Neptunusplein 2014

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deeluitmakende kaart;

De wet: de Experimentenwet BI-zones;

Het college: het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort;

Uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente Amersfoort en de Stichting BI-zone Neptunusplein gesloten Uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 2 Aanwijzing stichting

De Stichting BI-zone Neptunusplein (hierna: de stichting) wordt aangewezen als stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet.

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 3 Aard van de belasting

Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.

Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht

1.De BIZ-bijdrage wordt gedurende een periode van 5 jaren jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen en waarbinnen een commerciële functie wordt uitgeoefend.

2 . De BIZ-bijdrage wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.

  • 3.

    Voor de toepassing van het tweede lid wordt:

    a.gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

  • 4.

    Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ-bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 5

Belastingobject

  • 1.

    Als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, die niet in hoofdzaak tot woning dient en die niet is genoemd in artikel 220d, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • 2.

    Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak niet in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 4, tweede lid, van deze verordening.

  • 2. Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

  • 3. Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 7 Vrijstellingen

  • 1. In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor activiteiten die geen commercieel belang dienen;

    • b.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken.

    • c.

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;

    • d.

      begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria.

Artikel 8 Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt bij een waarde van:

    • a.

      € 200.000 of minder € 500;

    • b.

      meer dan € 200.000 doch minder dan € 275.000 € 600;

    • c.

      € 275.000 doch minder dan € 400.000 € 800;

    • d.

      € 400.000 doch minder dan € 800.000 € 1.000;

    • e.

      € 800.000 en hoger € 2.000;

Artikel 9 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden de aanslagen betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen

Artikel 11 Kwijtschelding

Voor deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 13 Algemeen

Indien en voor zover in deze verordening daarvan niet is afgeweken, is de Algemene Subsidieverordening van de Gemeente Amersfoort van toepassing.

Artikel 14 Subsidievaststelling

  • 1.

    Het college verstrekt jaarlijks een subsidie aan de stichting voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    De subsidie wordt vastgesteld op het geraamde bedrag van de BIZ-bijdragen die in de in artikel 4, eerste lid, bedoelde periode worden geheven, verminderd met de geraamde perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen zoals opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst.

De eventuele minderopbrengsten door bijvoorbeeld een waardevermindering door bezwaar en beroep of oninbaarheid van de belastingbedragen zijn voor rekening en risico van de stichting.

  • 3.

    In de uitvoeringsovereenkomst worden nadere regels gesteld over de wijze van verrekening van de meer-en minderopbrengsten van de geheven BIZ-bijdragen ten opzichte van de betaalde voorschotten.

  • 4.

    Het college is bevoegd de subsidieverlening in te trekken of ten nadele van de stichting te wijzigen.

Artikel 15 Wijze van betalen

De subsidie wordt betaald in 2 termijnen vóór 31 december van elk jaar waarin de BIZ-bijdrage wordt geheven. In de uitvoeringsovereenkomst is een regeling voor bevoorschotting opgenomen.

Artikel 16 Melding van relevante wijzigingen

  • 1. De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie.

  • 2. De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van verandering of beëindiging van activiteiten.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening BI-zone Neptunusplein 2014’.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 12 november 2013.

de griffier,

de voorzitter,

PUBLICATIEDATUM: