Regeling vervallen per 09-12-2021

Bibob-beleidslijn openbare inrichtingen

Geldend van 03-04-2014 t/m 08-12-2021

Intitulé

Bibob-beleidslijn openbare inrichtingen

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

BIBOB-BELEIDSLIJN GEMEENTE AMERSFOORT,

MET BETREKKING TOT OPENBARE INRICHTINGEN

(horecabedrijven, speelautomatenhallen, kansspelautomaten, seksinrichtingen, escortbedrijven en evenementen)

Besluit d.d. 25 maart 2014

In werking getreden op 3 april 2014

Docsnr. 4574429

De Burgemeester van de gemeente Amersfoort,

Overwegende dat:

  • -

    de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) bestuursorganen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

  • -

    de burgemeester voor een aantal vergunningaanvragen wil beoordelen of - er naast de weigeringsgronden vastgelegd in de geldende wet- en regelgeving (waaronder de Algemene Plaatselijke Verordening) - de Wet Bibob aanleiding geeft een vergunning te weigeren of onder voorwaarden te verlenen;

Gelet op:

  • -

    het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- & Horecawet;

  • -

    artikel 2:28 en 2:28a van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatie horecabedrijf);

  • -

    artikel 30b van de Wet op de kansspelen (aanwezigheidsvergunning speelautomaat);

  • -

    artikel 2 van de Verordening Speelautomatenhallen Amersfoort 2012;

  • -

    artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening (evenementenvergunning);

  • -

    artikel 3:4 en 3:5 van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatie seksinrichting en/of escortbedrijf);

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende Bibob-beleidslijn van de gemeente Amersfoort.

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking;

  • b.

    advies: het advies, zoals bedoeld in artikel 9 van de wet Bibob;

  • c.

    beschikkingen: alle besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    besluit: het Besluit Bibob;

  • e.

    betrokkene: de aanvrager, dan wel de vergunninghouder;

  • f.

    Bibob-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door de burgemeester volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de wet Bibob aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking in te trekken, dan wel een advies aan te vragen;

  • g.

    Bureau: het Bureau Bibob, als bedoeld in artikel 8 van de wet Bibob;

  • h.

    Onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet Bibob door de burgemeester wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau te vragen;

  • i.

    Wet Bibob de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 2: Doel

  • 1.

    De gemeente beoogt met toepassing van de wet Bibob te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

  • 2.

    Deze beleidslijn heeft tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop de

burgemeester de wet Bibob toepast.

Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik

Artikel 3: Categorieën

  • 1.

    De burgemeester past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidslijn daarover is bepaald, de wet toe met betrekking tot aanvragen en beschikkingen zoals bedoeld in:

    • a.

      Artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm. De categorieën slijterijen en paracommerciële instellingen zijn uitgezonderd van de Bibob toets, tenzij sprake is van in artikel 4 genoemde situaties.

    • b.

      Artikel 7 van de wet juncto artikel 2:28 en 2:28a van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien er sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm.

    • c.

      Artikel 7 van de wet juncto artikel 3:4 en 3:5 van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm.

    • d.

      Artikel 7 van de wet juncto artikel 30b van de Wet op de kansspelen, indien er sprake is van een aanvraag om een kansspelautomaat aanwezig te mogen hebben in een bedrijf als bedoeld in artikel 2:27 van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort.

    • e.

      Artikel 7 van de wet juncto artikel 2 van de Verordening Speelautomatenhallen

Amersfoort 2012, indien er sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm.

f.Artikel 7 van de wet juncto artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening

Amersfoort, indien er sprake is van een aanvraag voor een evenement voor zover deze betrekking heeft op een vechtsportevenement.

Artikel 4: Bijzondere situaties

De burgemeester kan de wet ook toepassen:

a.indien er vermoedens zijn dat een aanvraag of een beschikking van in artikel 3 genoemde categorieën, voor zover de soort aanvraag daarin niet is opgenomen,

mede zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen.

b.In de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 juncto 26 van de

wet Bibob wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen (tipfunctie).

c.Ten aanzien van nader te bepalen categorieën in door de burgemeester bij openbaar bekendgemaakte besluiten aangewezen delen van de gemeente ten aanzien waarvan aanleiding bestaat tot inzet van de wet Bibob.

Hoofdstuk 3. Procedure

Artikel 5: Vragenformulier

  • 1. In alle gevallen zoals beschreven in artikel 3 en 4 moet betrokkene naast de reguliere aanvraagformulieren een Bibob-vragenlijst invullen.

  • 2. Weigering om de in het eerste lid bedoelde vragenformulieren in te vullen kan – overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 lid 1 van de Wet Bibob - een grond opleveren om de vergunning te weigeren of in te trekken.

Artikel 6: Onderzoek

  • 1.

    Het onderzoek naar het zich voordoen van de reguliere weigeringsgronden alsmede van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob bestaat uit:

    • a.

      Het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking en de daarbij

overgelegde gegevens, mede aan de hand van bij de burgemeester bekende feiten en omstandigheden.

b.het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van het in het vorige artikel bedoelde vragenformulier en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de betrokkene en gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die de burgemeester volgens de wet Bibob kan raadplegen.

Artikel 7: Ultimum remedium

  • 1.

    Uitsluitend indien geen toepassing gegeven kan worden aan de reguliere weigerings- of intrekkingsgronden beoordeelt de burgemeester of weigering dan wel intrekking op grond van de wet Bibob mogelijk is.

  • 2.

    De burgemeester kan het Bureau om een advies vragen om te beoordelen of weigering dan

wel intrekking op grond van de wet Bibob mogelijk is.

3.Indien het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 juncto 26 van de wet Bibob de burgemeester wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen, kan de burgemeester het Bureau om een advies vragen om te beoordelen of weigering dan wel intrekking op grond van de wet Bibob mogelijk is.

Artikel 8: Informatieplicht

1.De burgemeester informeert betrokkene schriftelijk over het voornemen om een advies aan Bureau Bibob aan te vragen. Betrokken wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de Wet Bibob.

De betrokkene wordt de mogelijkheid geboden om binnen een termijn van zeven dagen

(gerekend vanaf de verzending van de schriftelijke kennisgeving) de aanvraag in te trekken.

2.In het geval de burgemeester overgaat tot het aanvragen van een advies aan Bureau Bibob, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag.

Hoofdstuk 4. Evaluatie

Artikel 9: Evaluatie

Uitvoering van deze beleidsregels wordt elke 4 jaar geëvalueerd.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 10: Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking de dag na bekendmaking.

  • 2. Deze beleidslijn vervangt de bestaande Bibob-beleidslijn Horeca-, recreatie- en seksinrichtingen Gemeente Amersfoort. Laatstgenoemde beleidslijn blijft van toepassing op aanvragen die zijn gedaan voor de inwerkingtreding van de onderhavige beleidslijn.

Artikel 11. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Bibob-beleid gemeente Amersfoort met betrekking tot

openbare inrichtingen”.

Artikel 12. Bekendmaken en ter inzage leggen

Het besluit tot vaststellen wordt bekendgemaakt door publicatie in de Stadsberichten. Aldus vastgesteld d.d. 25 maart 2014.

De burgemeester van Amersfoort van Amersfoort,

L.M.M. Bolsius

Bibob-beleidslijngemeenteAmersfoort,artikelsgewijzetoelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In de beleidslijn wordt een aantal definities beperkter gedefinieerd dan in de wet. Het gaat om de definities ‘beschikkingen’ en ‘betrokkene’. De genoemde begrippen worden in de beleidslijn beperkt uitgelegd, vanwege de hierin gemaakte keuze de wet toe te passen op een selectief aantal gebieden genoemd in de wet.

Artikel 2. Doel

De bepaling spreekt voor zich.

Artikel 3. Categorieën

Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de wet Bibob. Voor een stad met een omvang als Amersfoort is het echter van belang elk instrument dat - ter bestrijding van (al dan niet georganiseerde) criminaliteit - wordt aangeboden, met beide handen aan te grijpen. Op deze manier wordt immers al het mogelijke gedaan om criminele activiteiten te bestrijden.

In 2005 is in Amersfoort voor het eerst een Bibob-beleidslijn vastgesteld. Inmiddels is het toepassingbereik van de Wet Bibob uitgebreid en dit is aanleiding geweest om de bestaande beleidslijn tegen het licht te houden.

In deze beleidslijn wordt er voor gekozen de categorieën zoals opgenomen in de bestaande beleidslijn te handhaven en deze aan te vullen met een aantal nieuwe categorieën. Deels zijn deze nieuwe categorieën opgenomen in de onderhavige beleidslijn, deels zijn deze opgenomen in de separaat door het College vastgestelde ‘Bibob-beleidslijn gemeente Amersfoort, met betrekking tot omgeving’.

De categorieën waarop Bibob wordt toegepast zijn nader uitgewerkt in de artikelen 3 en 4 van de

beleidslijn. In artikel 3 wordt voorgesteld de wet toe te passen in een aantal sectoren, waar risico's op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig of het grootst kunnen worden geacht. Het gaat om vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen (nat en droog waaronder coffeeshops), seksinrichtingen, escortbedrijven, evenementen, speelautomatenhallen en aanwezigheidsvergunningen voor speelautomaten. Daarnaast wordt Bibob toegepast bij bijzondere situaties (zie verder onder artikel 4).

Ve r gunn i ng en ten be h oeve v a n h o r eca-i n r i ch tin g en

De horecabedrijven vallen uiteen in alcoholverstrekkende en niet alcoholverstrekkende horeca. Met alcoholverstrekkende horeca worden bedrijven bedoeld, waarin bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse (café's en restaurants). Ten behoeve van deze bedrijven is een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet vereist.

Niet alcoholverstrekkende horeca omvat de horecabedrijven, waarin geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse (cafetaria's, afhaalzaken, maar ook coffeeshops).

P a r a c o m m e r c i ële i n r i ch tin g en en s lij t e r ije n .

De aanvragen voor vergunningen voor paracommerciële instellingen op grond van artikel 4 van de Drank- en Horecawet, zoals verenigingen en stichtingen met een maatschappelijke, sportieve en educatieve doelstelling, en slijterijen zijn uitgezonderd van de Bibob toets. Er is geen informatie bekend dat deze branches met behulp van de horecavergunning criminele activiteiten ondernemen. Zij behoren niet tot de risicogroep.

Als echter uit informatie van derden (politie, OM, Belastingdienst of (andere partners van) het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum) blijkt dat een Bibob procedure wordt geadviseerd, wordt voor deze categorieën wel een Bibob procedure gestart via artikel 4 van de beleidslijn.

Co f feesh op s

Binnen de niet alcoholverstrekkende horecabedrijven hebben de coffeeshops een bijzondere positie. Het gaat hier immers om het gedogen van strafbaar handelen. De handel in softdrugs is een strafbaar feit en wordt slechts onder bepaalde – door het Openbaar Ministerie opgestelde - voorwaarden toegestaan.

De laatste jaren is regelmatig gebleken dat sommige coffeeshops relaties hebben met de groothandel in soft- of harddrugs. Of de shop daarbij als dekmantel of als contactadres functioneert, is niet altijd duidelijk. In de coffeeshopwereld is het heel gebruikelijk dat eenmanszaken en vof's omgevormd worden tot naamloze en besloten vennootschappen, die vervolgens weer onder moedermaatschappijen hangen. Bij het uitpluizen van deze bedrijven, blijkt regelmatig dat een

aantal personen achter deze rechtspersonen zitten. Soms is het achterhalen van de bedrijfsstructuur zo ingewikkeld, dat hulp hierbij nodig is. Een advies van Bureau Bibob kan daarbij duidelijkheid bieden.

Om een coffeeshop te kunnen exploiteren in Amersfoort is een horeca-exploitatievergunning op

grond van artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Amersfoort vereist. Door deze vergunning verplicht te stellen, is het mogelijk de Wet Bibob direct toe te passen en te voorkomen dat een gedoogbesluit wordt verleend aan een ondernemer die (financiële) banden onderhoudt met criminele organisaties.

Na t t e- en d r o g e ho r eca

De beleidslijn wordt toegepast op cafés en restaurants (de natte horeca), coffeeshops, cafetaria's en afhaalzaken (de droge horeca), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3, eerste lid, onder a en c van de beleidslijn.

Bestaande bedrijven worden tussentijds getoetst indien de vergunninghouder een wijzigingsvergunning aanvraagt of indien zich een intrekkingsgrond (tweede lid) of een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 van de beleidslijn voordoet.

S ek s i n r i ch tin g en en e scor t b edrijven

Met het begrip seksinrichtingen wordt bedoeld de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of

een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

Om een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren in Amersfoort is een exploitatievergunning op

grond van artikel 3:4 en 3:5 van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort vereist.

De prostitutiesector is sinds 2000 gelegaliseerd. Toen is het prostitutieverbod uit het Wetboek van strafrecht geschrapt. De exploitanten komen in veel gevallen uit de voormalige illegale wereld. Hoewel daarmee niet gezegd is dat men zich niet aan de regels zal gaan houden, is toezicht hierop niet overbodig.

De prostitutiewereld staat ook door de afschaffing van het bordeelverbod onder druk. Verschuiving

in het aanbod en verschuiving in de illegaliteit is het gevolg. Vrouwenhandel en het tewerkstellen van illegale vreemdelingen in de sekssector zijn landelijk veel voorkomende problemen.

De wet Bibob wordt toegepast op seksinrichtingen, indien sprake is van vestiging van een nieuw

bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3, lid 1, onder d, van de beleidsregels. Bestaande inrichtingen worden tussentijds getoetst indien de vergunninghouder een wijzigingsvergunning aanvraagt of indien zich een intrekkingsgrond (tweede lid) of een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 van de beleidsregels voordoet.

Ve r gunn i ng en v o or speel a u tomaten ha llen en aan w e z i gh ei d sve r gunn i n g s p eel au t omaten

De integrale toepassing van het instrumentarium op de vergunningen voor speelautomatenhallen wordt in artikel 3 van de beleidslijn tevens onder de werking van de wet gebracht alsmede de situaties waarin een horeca-exploitant een vergunning aangevraagd wordt om een speelautomaat in zijn of haar horecabedrijf te mogen plaatsen, de zogeheten aanwezigheidsvergunning.

Omdat deze aanwezigheidsvergunning veelal in combinatie met de horeca-exploitatievergunning en Drank- en horecawetvergunning aangevraagd wordt, is het uit praktisch en zorgvuldigheidsoogpunt wenselijk om deze categorie ook onder de werking van de wet Bibob te brengen.

Ve r gunn i ng en eve n e m ent e n

De afgelopen jaren is er veel commotie geweest in Nederland met betrekking tot vechtsportevenementen. In een aantal gevallen zijn deze evenementen flink uit de hand gelopen. Deze ervaringen zijn aanleiding geweest om de gemeentelijke evenementenvergunningen in het kader van de Wet Bibob te toetsen indien het een aanvraag voor een vechtsportevenement betreft zoals free fight (het vrije gevecht), vale tudo (Brazilaans Mixed Martial Arts), cage fight (kooigevecht), kickboksen en Nuay Thai (Thaiboksen) in al hun varianten.

I n t r e k ken v e r gunn i ng en

De burgemeester hanteert de volgende procedure voor de toetsing van reeds verleende vergunningen (intrekken vergunning):

  • 1.

    In de gevallen waarin de officier van justitie de gemeente ‘tipt’ om een advies aan het landelijk bureau Bibob te vragen is sprake van een zwaarwegend feit en wordt een verzoek om advies aan het bureau Bibob gericht. Alvorens hiertoe over te gaan zal met het bureau Bibob overleg plaatsvinden omtrent de wenselijkheid van een uitgebreide toets door de gemeente en de gewenste aanvullende gegevens;

  • 2.

    In gevallen waarin de mutatiefrequentie voor een bepaald pand of in een bepaald gebied hoog is,

of indien informatie van derden daartoe aanleiding geeft, wordt een uitgebreide toets uitgevoerd. De

vergunninghouder zal dan worden verzocht aanvullende gegevens te verstrekken en (alsnog) het uitgebreide vragenformulier in te vullen.

Indien de vergunninghouder weigert medewerking te verlenen bij het overleggen van de gevraagde

gegevens c.q. het vragenformulier weigert in te vullen zal hij nadrukkelijk worden uitgenodigd alsnog de benodigde gegevens te overleggen en het vragenformulier in te vullen. Als dan blijkt dat onvoldoende medewerking wordt verleend kan dit grond zijn voor de intrekking van de vergunning krachtens artikel 3 van de Wet Bibob.

Artikel 4

De toevoeging "indien sprake is van...", zoals genoemd in artikel 3, zorgt ervoor dat de aanvragen op dit terrein in eerste instantie niet in de volle breedte aan Bibob worden getoetst. De Drank- en Horecawet en de APV schrijven namelijk voor dat in veel meer, dan in de genoemde, gevallen nieuwe vergunningen moeten worden aangevraagd (dit is bijvoorbeeld al zo wanneer een horecabedrijf van leidinggevende verandert). Aangezien het te ver voert om de wet op al deze aanvragen toe te

passen, is de laatste zinsnede toegevoegd. Dit betekent echter niet dat in een concrete situatie,

waarbij om een andere dan de bovengenoemde reden een beschikking wordt aangevraagd, er geen Bibob toets zou kunnen plaatsvinden terwijl dit wel gewenst is. Indien aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking zou kunnen worden gebruikt ter facilitering van criminele activiteiten, moet getoetst kunnen worden aan Bibob. Artikel 4 biedt de mogelijkheid om in bijzondere situaties toch aan Bibob te toetsen met betrekking tot de in artikel 3 genoemde categorieën. Het gaat hierbij om alle soorten van aanvragen die voor de genoemde categorieën worden ingediend. In artikel 3 wordt bijvoorbeeld de aanvraag voor het wijzigen van een leidinggevende of het veranderen van een inrichting niet genoemd. Deze aanvragen kunnen middels artikel 4 wel getoetst worden aan Bibob als daarvoor aanleiding bestaat.

Daaraan is een aantal voorwaarden verbonden. Op grond van artikel 4, eerste lid, onder a, moet het

vermoeden duidelijk naar voren komen uit de verkregen informatie van o.a. de aanvrager zelf, uit interne informatie b.v. van de handhavers of uit dossiers van betrokkene en uit informatie van de politie en andere externe partijen waarmee een convenant is afgesloten in het kader van informatieuitwisseling. Als uit de indicatorenlijst een duidelijk vermoeden naar voren komt, wordt een aanvrager direct geconfronteerd met een vragenformulier.

Als een tip van het OM wordt ingediend omtrent in artikel 3 genoemde categorieën, wordt direct een

Bibob onderzoek gestart. Naar aanleiding daarvan ontvangt de betrokkene direct een Bibob formulier. Het gaat immers om een vermoeden dat de beschikking gebruikt gaat worden of wordt voor de facilitering van criminele activiteiten. Op dat moment is al informatie beschikbaar waaruit dit blijkt. Hierbij gaat het ook om alle soorten van aanvragen met betrekking tot de in artikel 3

genoemde categorieën.

Verder heeft het college, op grond van artikel 4, lid 1, onder c, de mogelijkheid andere categorieën of bepaalde gebieden aan te wijzen. Deze aanwijzing moet gebeuren aan de hand van een onderbouwd dossier en middels een algemene bekendmaking.

Artikel 5 Vragenformulier

A lg em e en v r ag en f o r mul i er

Op basis van het bestaande instrumentarium kan de gemeente de aanvraag kritisch onderzoeken. Door gebruik te maken van de zgn. open bronnen kan de nodige informatie worden vergaard. Aan de

hand van een – bij ministeriële regeling vastgesteld - vragenformulier wordt de aanvrager verzocht om diverse gegevens aan te leveren.

A l g em e n e t o et s i ng s p r o c e d u r e

Gelet op het voorgaande wordt de volgende procedure gehanteerd bij aanvragen zoals genoemd in de artikelen 3 en 4.

1.Bij alle aanvragen worden de aangeleverde gegevens (bescheiden, inclusief vragenlijst) en het ingevulde vragenformulier bestudeerd en geanalyseerd. Indien dit een nuttige aanvulling is wordt om een mondelinge toelichting van de aanvrager verzocht in bijzijn van eventueel andere betrokkenen

en – indien dit toegevoegde waarde heeft – de wijkagent.

  • 2.

    Indien de aanvrager weigert medewerking te verlenen bij het overleggen van de gevraagde gegevens zal hij nadrukkelijk worden uitgenodigd alsnog de benodigde gegevens te overleggen. Als dan blijkt dat onvoldoende medewerking wordt verleend kan dit grond zijn voor de weigering van de vergunning op grond van de Wet Bibob of wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten (let wel: richtlijn voor het weigeren van de vergunning op grond van de Wet Bibob is, als de vereiste gegevens die volgens deze wet aangeleverd moeten worden ontbreken. Bij het ontbreken van gegevens die vereist zijn op grond van een andere wet, bijvoorbeeld een verklaring van sociale hygiëne op grond van de Drank- en Horecawet, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten (artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht).

  • 3.

    Als er na de bestudering van de aanvraag (en het evt. aanvullende gesprek) nog vragen blijven bestaan, wordt advies gevraagd bij het landelijk bureau Bibob;

  • 4.

    In de gevallen waarin de officier van justitie de gemeente adviseert1 een advies aan het landelijk

bureau Bibob te vragen is sprake van een zwaarwegend feit en wordt een verzoek om advies aan het bureau Bibob gericht.

Als hulpmiddel voor bovenstaande procedure kan gebruik worden gemaakt van de interne beleidsindicatorenlijst (bijlage 1). De indicatoren zijn onderverdeeld in de categorieën bedrijfsstructuur, de financiering, de omstandigheden in de persoon van de aanvrager en algemeen geldende en beleidsindicatoren.

Als de aanvrager weigert het vragenformulier volledig in te vullen of weigert aanvullende gegevens te verschaffen, kan dit op basis van artikel 4, lid 1, juncto artikel 30, van de Wet Bibob door het Bureau Bibob aangemerkt worden als ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, lid 1, van de wet Bibob. Op grond hiervan kan de gemeente besluiten de vergunning te weigeren.

Artikel 6 Onderzoek (eigen huiswerk)

Bij de uitvoering van het onderzoek zal in eerste instantie gebruik gemaakt worden van de informatie die bij de gemeente bekend/aangeleverd is. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van bronnen die

voor de gemeente beschikbaar zijn.

1 Artikel 26 Wet BIBOB bepaalt dat de officier van justitie die beschikt over gegevens die er op wijzen dat een betrokkene in relatie staat

tot strafbare feiten die reeds zijn gepleegd of nog gepleegd zullen worden, de burgemeester kan wijzen op de wenselijkheid het Bureau om een advies te vragen.

Voor het raadplegen van zogeheten (voor onder meer de gemeente) gesloten bronnen is de gemeente aangewezen op diverse partners die verenigd zijn in het Regionaal Informatie en Expertise Centrum.

Artikel 7 Ultimum remedium

Een Bibob onderzoek kan diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Daarom moet de afweging om over te gaan tot zo’n onderzoek weloverwogen en met in achtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Het Bibob instrumentarium moet als ultimum remedium gebruikt worden. Eerst moeten (alle) andere (juridische) mogelijkheden worden nagegaan om een beschikking te kunnen weigeren of in te trekken voordat Bibob ter hand wordt genomen.

Artikel 8 Informatieplicht

Voordat advies wordt gevraagd aan bureau Bibob moet eerst het zgn. eigen huiswerk zijn gedaan. De adviesaanvraag kan onderbouwd worden met bijvoorbeeld informatie van derden, politierapportages, rapportages van de Belastingdienst, informatie van (de partners van) het Regionaal Informatie en Expertise Centrum of een tip van de Officier van Justitie.

Indien de burgemeester van oordeel is dat een verzoek om advisering aan het Bureau gerechtvaardigd is, dient hij de aanvrager op grond van artikel 32 van de Wet Bibob te informeren. De aanvrager heeft hierop nog zeven dagen de mogelijkheid om zijn aanvraag in te trekken. Als de aanvrager deze termijn ongebruikt laat verstrijken, wordt advies gevraagd aan bureau Bibob.

De informatieplicht is in de beleidslijn opgenomen en voorzien van de plicht om betrokkene te informeren over de opschorting van de beslistermijn die het gevolg is van een adviesaanvraag. Indien daadwerkelijk wordt overgegaan tot het aanvragen van een advies, dient deze aanvraag te worden voorzien van een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene. Het Bureau neemt een verzoek om advies niet in behandeling indien betrokkene daarover niet vooraf is geïnformeerd.

Artikel 9 Evaluatie

Uitvoering van deze beleidslijn wordt elke vier jaar geëvalueerd.

Onderwerpen voor de evaluatie kunnen zijn: knelpunten, benodigde capaciteit en budget, juridische ontwikkelingen, samenwerking tussen partners, samenwerking met bureau Bibob, ervaringen binnen de branches en de beoordeling van de vraag of de wet nog op andere (deel)terreinen moet worden toegepast.

Artikel 10 Inwerkingtreding

De Bibob-beleidslijn is op 3 april 2014 in werking getreden. In principe wordt de uitvoering van het beleid elke 4 jaar geëvalueerd. Als de uitkomst van de evaluatie leidt tot aanpassing van de beleidslijn moet deze opnieuw worden vastgesteld en bekendgemaakt. Na bekendmaking van de nieuwe beleidslijn strekt deze ter vervanging van de oude.

Artikel 11 Citeertitel

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 12 Bekendmaking en ter inzage leggen.

Deze bepaling spreekt voor zich.

BIJLAGE 1: indicatorenlijst openbare inrichtingen

A.

Debedrijfsstructuur

1

Onduidelijke, ondoorzichtige organisatiestructuur

Dit kan bijvoorbeeld blijken uit:

-Onnodig veel rechtspersonen en/of een complexe structuur van rechtspersonen

-Gebruik van stichting bij commerciële onderneming

-Betrokkenheid van buitenlandse rechtspersonen

-Veel wisselingen in rechtsvorm, functionarissen en/of aandeelhouders

- …

2

Niet duidelijk wie de zeggenschap over de onderneming heeft en/of wie de uiteindelijke begunstigde is

3

Weigerachtige houding bij inzicht geven in organisatiestructuur

4

Onduidelijk ondernemingsplan

5

Personen die feitelijk zeggenschap hebben en/of leiding geven binnen de onderneming, maar niet op de

vergunning of aanvraag vermeld zijn.

6

Aanvrager is vermoedelijk niet de feitelijke exploitant (stroman-constructie)

7

Relatief weinig leidinggevenden t.o.v. het aantal openingsuren

8

Aanvrager/exploitant is vaak niet aanwezig

9

Boekhouder of fiscalist van de vergunninghouder of -aanvrager heeft klanten met dubieuze reputatie

10

Betrokkenheid van Limited's, Trust's, Antiliaanse SPF's of NV's, Belgische NV, GmbH's en/of Liechtensteinse

Familienstiftungen of Familienanstalten

B.

Financieel

11

Boekhouding aanvankelijk niet op orde

12

Weigerachtige houding bij het verstrekken van de boekhouding

13

Ondeugdelijke boekhouding

14

Ongebruikelijk hoge of lage goodwill en/of overnamesom

15

Ongebruikelijk hoge of lage huur

16

Onduidelijke financiering van de panden, bijvoorbeeld zeer lage hypotheek t.o.v. de aankoopwaarde

17

Onverklaarbaar vreemd vermogen

Dit kan bijvoorbeeld blijken uit:

-Uitkering in combinatie met een dure auto

-Financiering met contant aangehouden 'spaargeld' (herkomst onbekend)

- …

18

Ongebruikelijke financieringsstructuur

Dit kan bijvoorbeeld blijken uit:

-Door natuurlijke persoon verstrekte hypotheek

-Financiering uit het buitenland

-Financiering door buitenlandse rechtspersoon

-Financiering door Limited's, Trust's, Antiliaanse SPF's of NV's, Belgische NV, GmbH's en/of Liechtensteinse

Familienstiftungen of Familienanstalten

-Leningscontracten zonder rente en/of zonder aflossingstermijn

- …

19

Voortzetten verliesgevende onderneming

20

Voortzetten van financiering van verliesgevende onderneming door investeerder of financier

21

Schijnbaar weinig klandizie en toch hoge omzetten

C.

Deaanvrager

22

De aanvrager gebruikt binnen de gemeente het "lobbycircuit"

23

A-typische personen vragen vergunning aan

Dit kan bijvoorbeeld blijken uit:

-Geen ervaring in de branche

-Geen kwalificaties en/of vakkennis

-Ongebruikelijke leeftijd om een eigen onderneming te starten

- …

24

Aanvrager wordt vergezeld door een adviseur, jurist, vriend, chauffeur of familielid, die een leidende rol

lijkt te hebben.

25

Aanvrager weet niets over de te beginnen zaak, heeft geen onderzoek gedaan naar de eerdere bedrijfsvoering, uit stukken blijkt dat het plan financieel niet is op te brengen enz.

26

De aanvrager spreekt geen Nederlands

27

Weigerachtige houding of problemen om Bibob-vragenformulier in te vullen

28

Formulieren onvolledig ingevuld

29

Verdacht woonadres, zoals een Leger des Heilsadres, gevangenis, postbus, adres waar ongebruikelijk veel

mensen staan ingeschreven

D.

Aanwijzingenvan(betrokkenheidbij)criminaliteit

30

Melding van schietpartijen, vechtpartijen, harddrugs, prostitutie, illegale personen, drugsdealers

31

Vermoedelijk gedwongen overname van inrichting, bijvoorbeeld door afpersing of wurgcontract

32

Aanwijzingen van (betrokkenheid bij) criminaliteit door:

-De vergunninghouder of -aanvrager

-Een financier

-Een leidinggevende

-Een verhuurder

-Een zakenpartner

-De vorige vergunninghouder of -aanvrager

-De locatie

- …

Wat bijvoorbeeld kan blijken uit:

-Signalen van handhavingsambtenaren

-Signalen van de horecacoördinator

-Signalen van de politie

-Een tip van het O.M.

-Het pand is heropend na sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet

-Eerdere vergunningsweigeringen of -intrekkingen

- …

E.

Overig

33

Ongebruikelijke plaats om exploitatie te starten

34

Kwetsbare wijk, opeenstapeling van 'probleeminrichtingen

35

Aanvraag in een vastgesteld geografisch aandachtsgebied

36

(Poging tot) bedreiging en/of mishandeling van behandelend ambtenaar

37

(Poging tot) omkoping behandelend ambtenaar

38

Valsheid in geschrifte bij aanvraag, zoals valse diploma's, id-papieren, huurcontracten, etc.

F.

Coffeeshopspecifiek

39

Eerder geconstateerde overtredingen van de AHOJG-criteria

40

Eerdere sluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet

41

Opmerkelijke handelsvoorraad op de balans