Regeling vervallen per 01-07-2015

Beleidsregels woonruimteverdeling 2014

Geldend van 05-11-2014 t/m 30-06-2015

Intitulé

Beleidsregels woonruimteverdeling 2014

Beleidsregels

Burgemeester en wethouders van Amersfoort;

Overwegende dat het gewenst is regels te stellen voor het verdelen van woonruimte in de sociale huursector in de gemeente Amersfoort om de verdeling transparant te maken en regels te stellen voor de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad in de gemeente Amersfoort;

Gelet op artikel 1.3, vierde lid, Algemene wet bestuursrecht en de Huisvestingsverordening;

b e s l u i t e n

vast te stellen:

BELEIDSREGELS WOONRUIMTEVERDELING GEMEENTE AMERSFOORT 2014

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    het verdelen van woonruimte in de sociale huursector: het volgens de Huisvestingsverordening aanbieden van woonruimte;

  • b.

    inschrijfduur: de periode dat een woningzoekende ingeschreven is bij Woonkompas;

  • c.

    verordening: de geldende Huisvestingsverordening in de gemeente Amersfoort;

  • d.

    adviesorgaan: een onafhankelijk medisch adviesorgaan in geval van medische indicatie en de urgentiecommissie in geval van sociale indicatie;

  • e.

    verklaring verhuisnoodzaak: het besluit om een indicatie voor verhuizing af te geven op basis van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

  • f.

    etagewoning: woning die onderdeel uitmaakt van een groter wooncomplex;

  • g.

    nieuwbouwhuurwoning: een woning die nieuw gebouwd is waarvan de woningzoekende de eerste huurder van de woning wordt.

  • h.

    adequate woning: een woning als bedoeld in de Wmo verordening. Dat blijkt uit het feit dat de woning voldoet aan het programma van eisen of uit de eisen die zijn opgenomen in de verklaring verhuisnoodzaak die is afgegeven door het college van Burgemeester en wethouders;

  • i.

    complex zoekprofiel: het zoekprofiel van kandidaten met een verklaring verhuisnoodzaak waarvoor adequate woonruimte niet ruim voorhanden is in de verwachte vrijkomende huurwoningvoorraad.

  • j.

    gebruiksoppervlakte: de gebruiksoppervlakte volgens de definitie van het Bouwbesluit.

  • k.

    kamerverhuurpand: gebouw of een deel van een gebouw met twee of meer kamerverhuureenheden, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit, dat als hoofdverblijf apart kan worden bewoond door niet in een gezinsverband levende personen. Gemeenschappelijke voorzieningen kunnen worden gedeeld. Er is sprake van onzelfstandige woonruimte. Begeleid wonen valt niet onder deze woonvorm.

  • l.

    omzetten: het treffen van voorzieningen in een gebouw of deel van een gebouw waardoor twee of meer kamerverhuureenheden ontstaan, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit, dat als hoofdverblijf apart kan worden bewoond door niet in gezinsverband levende personen.

  • m.

    zindelijke staat: hygiënisch, onbeschadigd en schoon.

  • n.

    administratief splitsen van woningen: het kadastraal splitsen van een gebouw dat al bestaat uit zelfstandige wooneenheden (zowel bouwkundig als passend in de bestemming van het geldende bestemmingsplan) in appartementsrechten.

  • o.

    splitsen van woningen: het treffen van voorzieningen in bestaande (al dan niet gedeeltelijk/geheel te vernieuwen) woningen, zodanig dat binnen de bestaande (of te vernieuwen/te vergroten) bouwmassa meerdere zelfstandige woningen/wooneenheden ontstaan. De zelfstandigheid blijkt uit de aanwezigheid per woning van een eigen toegang (eventueel voor- en achterdeur), keuken, badkamer, woon- en/of slaapkamer(s). In de bouwmassa is/zijn één of meerdere geheel gesloten woningscheidende wand(-en) aanwezig.

Hoofdstuk 2. Verdeling van woonruimte

Artikel 2 Maatschappelijke binding

  • 1. Maatschappelijke binding is de binding van een persoon aan het gebied en is daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in het gebied te vestigen.

  • 2. Een maatschappelijke binding zoals bedoeld in artikel 2.4.2 van de verordening wordt in ieder geval aangenomen ten aanzien van:

    • a.

      een persoon die ten minste 1 jaar onafgebroken ingezetene is in één van de gemeenten van de provincie Utrecht of de gemeente Nijkerk of;

    • b.

      een persoon die gedurende de voorafgaande twintig jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van de Provincie Utrecht of de gemeente Nijkerk.

  • 3. Onder ingezetene wordt verstaan: degene die in de Gemeentelijke Basisadministratie van één van de gemeenten in de Provincie Utrecht of in de gemeente Nijkerk is opgenomen, en feitelijk in die gemeente hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte.

Artikel 3 Economische binding

  • 1. Economische binding is de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in dat gebied te vestigen.

  • 2. Onder een economische binding zoals bedoeld in artikel 2.4.2 van de verordening wordt verstaan:

    • a.

      Iemand heeft een contract van minimaal een halve werkweek (18 uur) met een duur van minstens een jaar bij een bedrijf in het gebied of vanuit een bedrijf tewerkgesteld in het gebied of

    • b.

      Iemand volgt een dagopleiding van minimaal 19 uur per week aan een in het gebied gevestigde instelling van onderwijs of

    • c.

      Een zelfstandig ondernemer die in het bestaan voorziet en kan aantonen dat het bedrijf in de provincie Utrecht of de gemeente Nijkerk is gevestigd.

Artikel 4 Vrije vestiging

  • 1. Gelet op het bepaalde in artikel 13 van de Wet wordt geen onderscheid naar maatschappelijke of economische binding gemaakt ten aanzien van woningzoekenden waarvan redelijkerwijs niet of niet meer verwacht kan worden dat zij door het duurzaam verrichten van arbeid in hun bestaan voorzien zoals gepensioneerden, ernstig invaliden en langdurig werklozen.

  • 2. Hieronder worden de volgende situaties verstaan:

    • -

      gepensioneerd: iemand die AOW, of VUT/vroegpensioen ontvangt;

    • -

      ernstig invaliden: iemand die voor minimaal 50% een uitkering WAO, WIA, Wajong ontvangt;

    • -

      langdurig werklozen: iemand die langer dan 52 weken WW en/of bijstand (WWB) ontvangt.

Artikel 5 Specifieke doelgroepen

Onder specifieke doelgroepen zoals bedoeld in artikel 2.5.2 van de verordening worden doelgroepen met specifieke kenmerken en een specifieke woningbehoefte bedoeld, zoals bijvoorbeeld jongeren, ouderen en gehandicapten.

Er zijn twee soorten labeling: een exclusieve labeling voor een doelgroep of het geven van een relatieve voorrang. Dit laatste betekent dat iedereen kan reageren op de woning, maar dat een kandidaat uit de “labelingsdoelgroep” voorgaat wanneer die zich meldt.

Wanneer er geen kandidaten uit de labelingsgroep zich melden, kan de woning ook aan andere doelgroepen toegewezen worden.

Voor de volgende woningtypes kan labeling worden afgesproken voor de genoemde doelgroepen:

Woningtype

Doelgroepomschrijving

Vorm

Seniorenserviceflats (incl. huismeester en recreatiezaal)

55-plussers

Exclusief

Onzelfstandige woonruimte (kamers)

studenten tussen de 17 en 27 jaar die studeren aan een erkende opleiding en zijn ingeschreven bij SSH

Voorrang

MIVA woningen

kandidaten die op grond van de WMO een aangepaste woning behoeven

Voorrang

(On)zelfstandige woonruimte gesubsidieerd door de subsidie jongeren- en studentenhuisvesting

Jongeren en/ of studenten

Voorrang

Aanleunwoningen

CIZ-geïndiceerden

Voorrang

(On)zelfstandige Zorgwoningen

Woningzoekenden met een zorgindicatie

Afhankelijk van de situatie: voorrang of exclusief

Woongroepen

Kandidaten wachtlijst

Exclusief

Atelierwoningen

Personen met ambachtelijk/kunstzinnig beroep

Exclusief

5- of meerkamerwoningen

Huishoudens van 6 of meer personen

Voorrang

Complexen met leefbaarheidsprobleem

Toewijzing na intakegesprek (zelfselectie)

Exclusief

Complexen die niet toegankelijk zijn voor urgentiekandidaten

Geen urgentiekandidaten

Exclusief

Huurwoningen die vallen onder de staatssteunregeling             

Woningzoekenden met een inkomen tot een bepaalde grens (in het kader van de staatssteunregeling)

Exclusief

Artikel 6 Urgentieregeling

  • 1. Urgentiekandidaten gaan voor op reguliere woningzoekenden mits zij aan de eventuele aanvullende voorwaarden in de woningadvertentie voldoen.

  • 2. De urgentieverlening "dringend gewenst" zoals bedoeld in artikel 2.6.1 lid 2 onder a. van de verordening wordt in elk geval verleend aan woningzoekenden die behoren tot door burgemeester en wethouders aangewezen doelgroepen van beleid als bedoeld in artikel 2.6.3. lid 1 onder b, c en g.

  • 3. De urgentieverlening "gewenst in zekere mate" zoals bedoeld in artikel 2.6.1. lid 2 onder b. van de verordening wordt in elk geval verleend aan woningzoekenden die behoren tot door burgemeester en wethouders aangewezen doelgroepen van beleid als bedoeld in artikel 2.6.3 lid 1 onder a, d, e, f en bij urgentie op grond van artikel 2.6.3 lid 3 onder 1.

  • 4. In alle andere gevallen kan er zowel urgentie worden verleend voor drie maanden als voor zes maanden, afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De mate van urgentie wordt bij de verlening van urgentie vermeld.

Artikel 7 Beperking urgentieverklaring tot bepaalde woningtypen

  • 1.

    De urgentieverklaring is, gelet op artikel 2.6.1. tweede lid van de verordening, beperkt tot etagewoningen met uitzondering van de woningen genoemd in het derde lid.

  • 2.

    Onder etagewoningen worden verstaan: portiekflats, galerijflats, maisonnettes, bovenwoningen, benedenwoningen, seniorenflats, 1-kamerwoningen

  • 3.

    Urgentiekandidaten kunnen op basis van hun urgentieverklaring niet in aanmerking komen voor:

    • a.

      Complexen die als zodanig aangewezen zijn. Deze complexen staan op een lijst die jaarlijks door corporaties in overleg met de gemeente- wordt vastgesteld;

  • b.

    Nieuwbouwhuurwoningen,

    • 4.

      Uitsluiting van een woning voor urgentiekandidaten genoemd in het derde lid onder a of b wordt vooraf in de woningadvertentie vermeld.

    • 5.

      In afwijking van het eerste lid kan, gelet op artikel 2.6.4 eerste lid van de verordening, de urgentieverklaring gelden voor een ander woningtype dan etagewoningen, indien dit andere woningtype wordt geïndiceerd.

    • 6.

      In afwijking van het eerste lid geldt de urgentieverklaring van stadsvernieuwingsurgenten en huishoudens bestaande uit 6 personen of meer voor alle woningtypes.

Artikel 8 Afwijken van de reguliere wachttijd

  • 1. Bij de beoordeling of een afwijking van de reguliere wachttijd noodzakelijk is worden de volgende elementen meegewogen:

    • -

      Zelfredzaamheid: de mogelijkheden en kansen die de woningzoekenden hebben om zelf in hun huisvesting te voorzien. Ter bepaling hiervan wordt jaarlijks een richtlijn vastgesteld door corporaties in overleg met de gemeente.

    • -

      Verwijtbaarheid: de woningzoekende treft geen blaam voor de ontstane situatie.

  • 2. Bij de beoordeling of er naar het oordeel van burgemeester en wethouders een andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen worden ook het inkomen en het vermogen van de woningzoekende betrokken.

    Artikel 9 Urgentie ten gevolge van echtscheiding

    Op grond van artikel 2.6.3 lid 3 sub 1 kan urgentie worden verleend in een situatie van echtscheiding.

    1.Een van de voorwaarden voor het verkrijgen van urgentie op grond van echtscheiding is dat er uit het huwelijk één of meer kinderen voortkomen. Ook minderjarige kinderen die uit een eerder huwelijk of eerdere samenleving voortkomen worden meegerekend.

    Een minderjarig kind heeft het hoofdverblijf bij de woningzoekende ouder als uit het ouderschapsplan blijkt dat het kind gemiddeld, bezien over een kalenderjaar, minimaal drie dagen in de week bij die ouder woont.

    • 2.

      Voor gevallen van “samenleving” worden de criteria, voor zover mogelijk, analoog toegepast indien:

    • a.

      aantoonbaar is dat er sprake is geweest van samenleving voor de minimale duur van 1 jaar.

    • b.

      aantoonbaar is dat de samenleving is beëindigd.

    • c.

      aantoonbaar is dat het minderjarige kind/ de minderjarige kinderen het hoofdverblijf heeft/hebben bij de ouder die de urgentie aanvraagt.

    In deze situatie moet naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende zijn aangetoond dat de samenleving minstens een jaar heeft geduurd, de samenleving is beëindigd én dat het minderjarige kind/ de minderjarige kinderen het hoofdverblijf heeft/hebben bij de ouder die de urgentie aanvraagt. Dit kan bij afwezigheid van een ouderschapsplan worden aangetoond met een notariële akte of een ander door een onafhankelijke partij opgesteld en door beide partijen ondertekend document.

    De beëindiging van de samenleving kan bijvoorbeeld worden aangetoond met een notariële akte, ondersteund door ander bewijs waaruit de beëindiging blijkt. Hierbij kan gedacht worden aan een uittreksel uit de GBA, bankafschriften, gegevens van de belastingdienst en andere officiële instanties en bewijs van beëindiging van gezamenlijke rekeningen en andere overeenkomsten.

Artikel 10 Urgentie ten gevolge van een levensbedreigende situatie

Op grond van artikel 2.6.3 lid 3 sub 2 van de Huisvestingsverordening kan urgentie worden verleend in een levensbedreigende situatie als:

  • a.

    met politierapporten kan worden aangetoond dat er sprake is geweest van zeer ernstige, direct tegen het leven gerichte mishandeling, terwijl er gegronde vrees is voor herhaling. Hierbij dient een relatie te bestaan tussen de problematiek en de huidige woonsituatie. Daarnaast moet een andere woning binnen dezelfde gemeente kunnen bijdragen aan een oplossing van de huidige levensbedreigende woonsituatie.

  • b.

    Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan andere woonruimte in geval van dakloosheid door plotselinge overmacht. Onder dakloosheid door plotselinge overmacht wordt verstaan: dakloosheid als gevolg van het onbewoonbaar raken van de woning door een calamiteit waardoor de woning ernstig beschadigd is.

Artikel 11 Splitsing inschrijving

  • 1. Bij de splitsing van een inschrijving krijgen beide woningzoekenden de voorheen gezamenlijke datum van inschrijving toegekend.

  • 2. Bij de splitsing van een inschrijving waarbij één van de beide woningzoekenden op een latere datum op de inschrijving van de aanvrager werd bijgeschreven, krijgt deze de datum van bijschrijving als inschrijfdatum toegekend.

Artikel 12 Woningverdeling aangepaste woningen

  • 1. Aangepaste woningen worden zoveel mogelijk aangeboden aan kandidaten die op grond van de Wmo een verklaring verhuisnoodzaak hebben.

  • 2. Kandidaten met een verklaring verhuisnoodzaak waarvoor naar verwachting binnen 6 maanden na afgifte van deze indicatie geen enkele adequate woning vrijkomt, worden bemiddeld.

  • 3. Kandidaten met een verklaring verhuisnoodzaak, ingeschreven in de Gemeentelijke BasisAdministratie van Amersfoort met een complex zoekprofiel worden bemiddeld, als zij gedurende de geldigheid van de urgentieverklaring

  • a. niet op een woning gereageerd hebben en

  • b. zij niet op 3 adequate woningen geattendeerd zijn.

  • 4. Bij bemiddeling van kandidaten met een verklaring verhuisnoodzaak kan artikel 7 lid 3 sub a en b van de beleidsregels buiten werking worden gesteld.

Artikel 13 Voordracht

  • 1. Een gegronde reden voor weigering van verhuur van de woonruimte aan de voorgedragen woningzoekende zoals bedoeld in artikel 2.7.3 lid 4 van de verordening kan voorkomen als er sprake is van:

  • a. Eerder wangedrag (indien het een woningzoekende (en/of leden van zijn of haar huishouden) betreft die in een vorige of huidige woonsituatie in tenminste de afgelopen 5 jaar zeer ernstig inbreuk op het woongenot van omwonenden heeft gemaakt, waarbij ernstig rekening moet worden gehouden met herhaling en/of sprake is of is geweest van huurschuld).

  • b. In uitzonderlijke gevallen (bijv. bij een te voorziene huisuitzetting) meldt de verhuurder bij de gemeente dat hij voornemens is een huurcontract te weigeren en op welke grond. Alvorens de verhuurder overgaat tot het weigeren van de woonruimte aan de voorgedragen woningzoekende, voert de corporatie een gesprek met de woningzoekende waarin hij/zij geïnformeerd wordt over de ‘voorziene gevolgen’ voor de woningzoekende bij het aangaan van het huurcontract. Na dit gesprek en na melding bij de gemeente wordt de weigering schriftelijk en met redenen omkleed ter kennis van betrokkenen gebracht. Wanneer de woningzoekende het niet eens is met de beslissing kan hij/zij dit aanhangig maken bij de klachtencommissie van de verhuurder en/of bij de kantonrechter.

Hoofdstuk 3. Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

Artikel 14 Omzettingsvergunning

Toetsingscriteria voor het omzetten van een pand in een kamerverhuurpand

  • 1.

    Het pand waarvoor vergunning wordt gevraagd heeft een woonbestemming op grond van het bestemmingsplan of de eigenaar van het pand beschikt over een vergunning om af te wijken van het bestemmingsplan voor het gebruik als kamerverhuurpand.

  • 2.

    Parkeren

  • a.

    Kamerverhuur tot en met drie kamers is mogelijk zonder consequenties voor parkeren; er wordt dan geen aanvullende parkeereis gesteld.

  • b.

    Kamerverhuur vanaf vier kamers is alleen mogelijk via een gemeentelijke parkeertoets (op kosten van de aanvrager). De gemeente zal bepalen of het parkeren door de kamerverhuur opgevangen kan worden op privaat terrein of in de openbare ruimte. De aanvullende parkeernorm per extra bewoner is 0,6 parkeerplaats bovenop de voor de woning geldende norm. Dit is conform de normen van het CROW. In de openbare ruimte mag de parkeerdruk door de kamerverhuur ’s avonds en ’s nachts niet boven de 90% komen. Hiervoor wordt doorgaans een parkeeronderzoek uitgevoerd (op kosten van de aanvrager). In de parkeervergunningzones is deze eis op woningen die verder dan 150 m loopafstand zijn gelegen van de vergunningzonegrens niet van toepassing, omdat er per zelfstandig adres in de A-zone (binnenstad) slechts één parkeervergunning aangevraagd kan worden en er dus geen kans op extra parkeerdruk bestaat. In de overige zones zijn wel meer vergunningen per adres mogelijk, maar pas nadat alle eerste vergunningen zijn uitgegeven en als er dan nog ruimte is voor tweede vergunningen.

  • 3.

    Intrekking van de omzettingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen de omzettingsvergunning intrekken:

  • a.

    indien blijkt, dat zij de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave hebben verleend;

  • b.

    indien blijkt dat de houder niet heeft voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 9 lid 1 t/m 5 van deze beleidsregels.

  • c.

    indien vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat handhaving van de vergunning zou leiden tot een verstoring van de openbare orde, veiligheid of gezondheid, dan wel een verstoring van een geordend woon- en leefmilieu van het gebouw waarop de vergunning betrekking heeft;

  • d.

    indien het aantal onzelfstandige woonruimten en/of het aantal bewoners afwijkt van het in de aanvraag en vergunning vermelde aantal.

  • e.

    de vergunninghouder het gebruik van het gebouw waarvoor de omzettingsvergunning is verleend beëindigt.

  • f.

    Burgemeester en wethouders gaan niet tot intrekking van de vergunning over, voordat degene tegen wie het besluit tot intrekking wordt genomen daarvan in kennis is gesteld en in de gelegenheid is gesteld zijn of haar zienswijze tegen het voorgenomen besluit kenbaar te maken.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 15 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Woonruimteverdeling 2014.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Op het tijdstip als genoemd in het eerste lid worden de Beleidsregels Woonruimteverdeling, zoals vastgesteld op 30-08-2011 en, 5 november 2013 ingetrokken.

Vastgesteld in de vergadering van 28 oktober 2014,

De secretaris, De burgemeester,

PUBLICATIEDATUM: 5 november 2014