Regeling vervallen per 01-01-2016

Nadere regels verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2015

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2015

Intitulé

Nadere regels verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2015

Nadere regels verordening maatschappelijke ondersteuning Amersfoort 2015

Burgemeester en Wethouders van Amersfoort;

gelet op de artikelen 2, 6, vierde en vijfde lid, artikel 7, tweede en vierde lid, en artikel 10 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amersfoort 2015,

BESLUIT:

de volgende nadere regels vast te stellen:

Nadere regels verordening maatschappelijke ondersteuning Amersfoort 2015

Hoofdstuk 1: Procedure aanvraag maatschappelijke ondersteuning via de gemeente

Artikel 1. Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld bij: - het wijkteam in de wijk waar de cliënt woonachtig is; - de door de gemeente aan te wijzen instellingen voor opvang indien het gaat om een hulpvraag op het gebied van opvang.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding digitaal of schriftelijk, tenzij betrokkene heeft medegedeeld dit niet te wensen.

Artikel 2. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de WMO, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 3. Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kostenloze cliëntenondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntenondersteuning.

    Artikel 4. Gesprek

    • 1.

      Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig: a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt; b. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning; c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang; d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang; e. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt; f. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie,; g. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang; h. de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken; i. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en j. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

    • 2.

      Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

    • 3.

      Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

    • 4.

      Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

    Artikel 5. Ondersteuningsplan

    • 1.

      Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek in een ondersteuningsplan.

    • 2.

      Het college verstrekt het ondersteuningsplan aan de cliënt.

    • 3.

      De cliënt tekent het ondersteuningsplan voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 5 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

    • 4.

      Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

      Artikel 6. Aanvraag

    • 1.

      Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

    • 2.

      Als de cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger het ondersteuningsplan zoals genoemd in artikel 5 ondertekent en het voorziet van zijn naam, burgerservicenummer (BSN), geboortedatum en een dagtekening, kan het ondersteuningsplan fungeren als een aanvraag voor een maatwerkvoorziening.

    Hoofdstuk 2: Aanvullende regels vervoer en woonvoorzieningen

    Artikel 7. Vervoer

    1. Het gebruik van het collectief (openbaar) vervoer heeft het primaat als het de cliënt naar het oordeel van het college in voldoende mate in staat stelt tot participatie. 2. Indien gebruik wordt gemaakt van de regiotaxipas kan maximaal 600 zones per jaar worden gereisd. 3. Een persoon die naar het oordeel van het college bij het vervoer met het collectief (openbaar) vervoer is aangewezen op persoonlijke begeleiding, kan gratis een begeleider laten meereizen. 4. Een vervoersvoorziening wordt geweigerd indien de cliënt: a. in het bezit is van een auto die hij gebruikt; en b. bij het gebruik van de auto geen problemen ondervindt; en c. de auto voorziet in de lokale vervoersbehoefte.

    Artikel 8. Woonvoorzieningen

    1. Bij de beoordeling van de vraag of een woonvoorziening van bouwkundige of woontechnische aard noodzakelijk is geldt het primaat van verhuizing naar een passende of een goedkoper aanpasbare woning in Amersfoort of in de nabijheid van Amersfoort liggende gemeenten. 2. Indien een verhuizing in de situatie genoemd in het eerste lid naar het oordeel van het college in redelijkheid niet van de cliënt kan worden gevergd, geldt het primaat van de losse woonunit. 3. Indien een verhuizing of een losse woonunit genoemd in het eerste en tweede lid naar het oordeel van het college in redelijkheid niet van de cliënt kan worden gevergd kan een woningvoorziening van bouwkundige aard of woontechnische aard worden verstrekt.

    Hoofdstuk 3: Regels voor het persoongebonden budget

    Artikel 9. Wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) wordt vastgesteld

    • 1.

      De hoogte van een pgb: a. wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden; b. is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

    • 2.

      De hoogte van een pgb voor:

    • a.

      dienstverlening waaronder huishoudelijke hulp, individuele begeleiding en dagbesteding door: 1. Professionals in dienst van een instelling wordt per uur of per resultaat bepaald op basis van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel. 2 . Professionals, werkzaam als zelfstandigen, wordt per uur of per resultaat bepaald op basis van 75% van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel. 3. Niet-professionals wordt bepaald op basis van 50 % van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel óf op basis van een vaste onkostenvergoeding van maximaal € 150,- per maand tot een maximum van € 1500,- per jaar.

    • b.

      kortdurend verblijf- en respijtzorg: 1°. met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht, of 2°. met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen; wordt per dagdeel of per resultaat voor kortdurend verblijf- en respijtzorg bepaald op basis van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel;

    • c.

      overige maatwerkvoorzieningen

    • 1.

      Het college stelt het pgb voor overige maatwerkvoorzieningen vast op maximaal de kostprijs van de door het college ingekochte maatwerkvoorziening in natura, waarbij het college er zorg voor draagt dat de cliënt met het pgb in staat is kwalitatief goede ondersteuning in te kopen.

    • 2.

      Het college kan het pgb in ieder geval lager vaststellen dan het bedrag zoals bedoeld in het vorige lid, als in dat bedrag salariskosten zijn begrepen en de cliënt gebruik maakt van ondersteuning in het informele circuit.

    • d.

      Het college stelt het tarief voor de onderdelen genoemd onder a en b vast in het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning/Jeugdwet Amersfoort.

    Hoofdstuk 4: Regels voor eigen bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen enbijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

    Artikel 10. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

    • 1.

      a. Personen met een inkomen op of lager dan 120% van de bijstandnorm betalen geen eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen.

    • b.

      Het bedrag dat een éénpersoonshuishouden - niet pensioengerechtigd - dient te betalen bedraagt € 5,00 per vier weken. Dit bedrag wordt verhoogd overeenkomstig de situatie genoemd in artikel 3.1, eerste lid onder a, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

    • c.

      Het bedrag dat een éénpersoonshuishouden – pensioengerechtigd - dient te betalen

    bedraagt € 5,00 per vier weken. Dit bedrag wordt verhoogd overeenkomstig de situatie genoemd in artikel 3.1, eerste lid onder b, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. .

    • d.

      Het bedrag per vier weken dat een méérpersoonshuishouden indien een van beiden niet pensioengerechtigd is dient te betalen bedraagt € 7,00 per vier weken. Dit bedrag wordt verhoogd overeenkomstig de situatie genoemd in artikel 3.1, eerste lid onder c, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

    • e.

      Het bedrag per vier weken dat een méérpersoonshuishouden indien beide personen pensioengerechtigd zijn dient te betalen bedraagt € 7,00 per vier weken. Dit bedrag wordt verhoogd overeenkomstig de situatie genoemd in artikel 3.1, eerste lid onder d, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

    • 2.

      Het college stelt in een separate nadere regeling de hoogte van de eigen bijdrage voor beschermd wonen en opvang vast.

    • 3.

      Voor het gebruik van een algemene voorziening kan een bijdrage in de kosten worden gevraagd door de aanbieder.

    Hoofdstuk 5: Tegemoetkoming meerkosten.

    Artikel 11

    . Tegemoetkoming meerkosten

    1.Op aanvraag kan een tegemoetkoming worden verstrekt aan personen met een beperking of chronische of psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben en die een inkomen hebben lager dan 120% van de bijstandsnorm, ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie. De tegemoetkoming kan worden verstrekt voor: - verhuiskosten; - huurderving; - woningsanering; - sportvoorzieningen. 2. Artikel 4, tweede lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2015 is van overeenkomstige toepassing op de aanvraag als bedoeld in lid 1. 3. Het college stelt de maximale hoogte van de financiële tegemoetkoming vast in het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning Amersfoort. Hoofdstuk 6: Overige bepalingen

    Artikel 12. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

    Het college stelt in 2015 de werkwijze voor de inspraak voor ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten en hun vertegenwoordigers vast.

    Artikel 13. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

    Het college stelt jaarlijks een blijk van waardering beschikbaar voor Amersfoortse mantelzorgers van cliënten die in de gemeente Amersfoort wonen. Daarnaast worden mantelzorgers als specifieke groep ondersteund bij hun taak als deze, tijdelijk, te zwaar is en pakken dat samen met mantelzorgers en mantelzorgorganisaties op.

    Artikel 14. Hardheidsclausule

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van hetgeen in deze nadere regels is bepaald, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

    Vastgesteld in de vergadering van

    De secretaris, De burgemeester,

    Toelichting nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015

    De artikelen 6 en 7 betreffen een continuering van het oude Wmo beleid en hoeven derhalve niet te

    Hoofdstuk 1: Procedure aanvraag maatschappelijke ondersteuning via de gemeente

    Artikelsgewijs

    Melding hulpvraag

    Artikel 1.

    Een inwoner met een hulpvraag kan zich bij het wijkteam melden voor informatie, advies en ondersteuning. Voor een hulpvraag op het gebied van opvang kan de inwoner zich melden bij een door de gemeente aan te wijzen instelling voor opvang. Wanneer de inwoner niet kan worden geholpen in de eerste ondersteuningsvraag en een breed gesprek nodig is, ontvangt de inwoner een bevestiging van de melding, en digitale informatie waarin wordt uitgelegd wat het brede gesprek inhoudt.

    Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan

    Artikel 2 lid 1

    Na bevestiging van hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek. Op voorhand bepalen de nadere regels niet precies wanneer deze afspraak wordt gemaakt. Afhankelijk van de hulpvraag kan het namelijk zijn dat het wijkteam eerst gegevens wil verzamelen voor een goede voorbereiding op het gesprek. Daarvoor kan overigens ook medewerking van de cliënt nodig zijn. In geval van mantelzorg wordt de mantelzorger in principe altijd uitgenodigd voor het gesprek. Het is namelijk van belang te weten of de mantelzorger ondersteuning behoeft in verband met het verlenen van mantelzorg.

    Artikel 2 lid 2

    Bij wet is geregeld dat de cliënt gehouden is zich desgevraagd te legitimeren. Voor de mantelzorger en de vertegenwoordiger van de cliënt is dat niet het geval. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid is de bevoegdheid daartoe bij nadere regels bepaald

    Artikel 2 lid 3

    Wanneer de gegevens bekend zijn bij het wijkteam, dan is het niet nodig om het gehele vooronderzoek opnieuw te houden. Het wijkteamlid kan in overleg met de cliënt overleggen om het vooronderzoek niet te houden. De gegevens die al bekend zijn, daar kan het wijkteam, in overleg met de cliënt gebruiken voor het gesprek.

    Artikel 2 lid 4

    De cliënt heeft de mogelijkheid een persoonlijk plan in te dienen. Voorafgaande aan het gesprek wijst het wijkteamlid de cliënt op deze mogelijkheid. Dat is van belang omdat de cliënt gedurende zeven dagen na het melden van de hulpvraag de gelegenheid heeft om dat plan aan het wijkteamlid te overhandigen.

    Cliëntondersteuning

    Artikel 3

    Het eerste lid van artikel 3 is een uitwerking van de wettelijke verplichting van het college in artikel 2.2.4, eerste lid onder a, en tweede lid van de wet. De wet adresseert het college rechtstreeks en vraagt niet om hierover bij verordening of nadere regels een regeling op te stellen. De bepaling is toch opgenomen om een compleet overzicht van de rechten en plichten van cliënten te geven. Hierbij is benadrukt dat cliëntondersteuning op grond van de wet voor de cliënt kosteloos is. In het tweede lid is overeenkomstig artikel 2.3.2, derde lid, van de wet bepaald dat het college de betrokkene na de melding van de hulpvraag inlicht over de mogelijkheid van gratis cliëntondersteuning.

    Gesprek Artikel 4 lid 1 sub a t/m j

    Na bevestiging van hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek. Indien mogelijk zal het gesprek zoveel mogelijk bij de cliënt thuis plaatsvinden. Bij het gesprek kunnen ook andere personen dan de cliënt aanwezig zijn. Denk bijvoorbeeld aan personen uit diens sociale netwerk. In het gesprek wordt in samenspraak met de cliënt bekeken welk resultaat hij wil bereiken ten aanzien van zijn zelfredzaamheid en participatie en welke oplossingen daarvoor mogelijk zouden kunnen zijn. Daarbij staat zijn belang voorop. Het spreekt voor zich dat aanwezigheid van een persoon of personen uit het sociale netwerk van een cliënt een meerwaarde hebben. Denk ook aan de oplossingen die zij geheel of gedeeltelijk zouden kunnen bieden waarmee de zelfredzaamheid van de cliënt wordt versterkt of zal verbeteren. In geval van mantelzorg wordt de mantelzorger in principe altijd uitgenodigd voor het gesprek. Het is namelijk van belang te weten of de mantelzorger ondersteuning behoeft in verband met het verlenen van mantelzorg.

    Het gesprek is het uitgangspunt tijdens het uitgebreide onderzoek naar de situatie van de inwoner. Daarbij is aandacht voor:

    • -

      de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de aanvrager;

    • -

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp te voorzien in zijn behoefte;

    • -

      de mogelijkheid om op eigen kracht of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn situatie;

    • -

      de behoefte aan ondersteuning van de mantelzorger(s) van de cliënt;

    • -

      wanneer het een vraag behoeft omtrent de mogelijkheid om gebruik te maken van algemene voorzieningen;

    • -

      de mogelijkheid om gebruik te maken van een pgb;

    • -

      welke eigen bijdrage voor de inwoner van toepassing is.

    Artikel 4 lid 3

    Het wijkteamlid informeert de cliënt over de procedure omtrent het gesprek en informeert de cliënt over zijn rechten en plichten. Het kan zijn dat een wijkteamlid op basis van de gegevens uit het brede gesprek nader onderzoek doet om te bepalen of belanghebbende een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo nodig heeft. Het aanvragen van advies door de expertisepool- kan onderdeel uitmaken van het onderzoek. Het is van belang dat de cliënt toestemming geeft voor het uitwisselen van zijn persoonsgegevens.

    Artikel 4 lid 4

    In bepaalde gevallen kan het wijkteamlid, in overleg met de cliënt, besluiten om het gesprek over te slaan. Deze gevallen worden in beginsel alleen maar in situaties gebruikt, waar cliënt bekend is bij de gemeente, een chronisch ziektebeeld heeft en recentelijk een gesprek heeft gehad met het wijkteamlid.

    Artikel 5 Ondersteuningsplan

    Artikel 5

    Het onderzoek wordt schriftelijk vastgelegd in een ondersteuningsplan. Daarin staan de in samenspraak met de cliënt, en indien aanwezig de mantelzorger en andere personen uit het sociale netwerk, tot stand gekomen oplossingen (een arrangement).

    Het spreekt voor zich dat het persoonlijk plan en de ondersteuningsbehoefte van de mantelzorger onderdeel uitmaken van het ondersteuningsplan. Daarmee is overigens niet gezegd dat het college gehouden is om, indien een aanvraag wordt ingediend, (volledig) tegemoet te komen aan de wensen zoals die in dat plan zijn beschreven. Dat zal het wijkteamlid in voorkomende gevallen wel nader moeten motiveren.

    Het ondersteuningsplan vormt de belangrijkste basis voor de beslissing op de aanvraag. Nadat de cliënt het ondersteuningsplan heeft ontvangen is het zijn verantwoordelijkheid, of die van de mantelzorger, zelf te beslissen of een aanvraag wordt ingediend. Als de cliënt niet eens is met het opgestelde plan, dan is er altijd een mogelijkheid voor de cliënt om aan te geven waarom hij niet akkoord is.

    Artikel 6 Aanvraag

    Artikel 6

    Als de cliënt het plan ondertekent en het plan is voorzien van zijn naam, burgerservicenummer (BSN), geboortedatum en een dagtekening, kan het plan fungeren als aanvraag voor een maatwerkvoorziening als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.

    Een aanvraag kan alleen door de gemeente in behandeling worden genomen wanneer een aanvraagformulier of ondersteuningsplan voorzien van naam, BSN, geboortedatum en ondertekening door belanghebbende (of gemachtigde) bij de gemeente is ingeleverd. De datum waarop de aanvraag juist en volledig is, geldt als aanvraagdatum.

    Hoofdstuk 2: Aanvullende regels vervoer en woonvoorzieningen Deze artikelen vormen een continuering van het oude Wmo beleid.

    Hoofdstuk 3: Regels voor het persoongebonden budget

    Een PGB kan een geschikt instrument zijn voor de inwoner om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Het is een maatwerkvoorziening die bij uitstek geschikt is voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren. De gemeente streeft ernaar dat een PGB niet noodzakelijk is, omdat alle gewenste voorzieningen (met uitzondering van woningaanpassingen) op lokaal niveau aanwezig zijn, maar beseft hierbij dat dit niet in alle gevallen mogelijk is. De gemeente vindt het van belang dat mensen eigen regie over hun leven kunnen voeren en dat zij, indien zij dit wensen, hiervoor een PGB inzetten.

    Artikel 9 lid 1

    Een maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB wordt alleen verstrekt indien de aanvrager dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld plan vraagt. De gemeente beoordeelt of dit plan voldoet. Door het opstellen van een persoonlijk plan wordt de cliënt gestimuleerd na te denken over zijn zorgvraag, deze uit te werken en te concretiseren, en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg te evalueren.

    Artikel 9 lid 2 sub a

    De hoogte van een pgb wordt vastgesteld aan de hand van door het college vastgestelde tarieven voor de verschillende soorten dienstverlening Deze tarieven worden door het college jaarlijks vastgesteld in het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning Amersfoort en zijn een gemiddelde van de met de aanbieders overeengekomen tarieven per onderdeel in het betreffende jaar. Het toegekende pgb kan nooit hoger zijn dan het vastgestelde tarief. Indien de cliënt toch duurdere voorzieningen wil gaan inkopen, dan dient de cliënt de meerkosten voor eigen rekening te nemen.

    Bij de vaststelling van de tarieven voor dienstverlening wordt een onderscheid gemaakt tussen zorgverlening door professionals in dienst van een instelling, professionals niet in dienst van een instelling en niet professionals (zoals werkstudenten, sociaal netwerk). Het PGB voor dienstverlening door professionals in dienst van een instelling bedraagt 100% van het door het college vast te stellen tarief. Voor dienstverlening door professionals niet in dienst van een instelling (zoals ZZP-ers) wordt uitgegaan van 75% van het vastgestelde tarief omdat deze professionals lagere overheadkosten hebben. Voor de categorie niet professionals hanteert het college een bedrag van 50% van het vastgestelde tarief.

    De gemeente keert een “bruto” PGB uit aan het SVB, hierop is geen eigen bijdrage in mindering gebracht.

    In het gemotiveerde plan van de cliënt kan hij de wens uitspreken om zijn sociale netwerk of mantelzorgers in te willen zetten. In navolging van de regering is de gemeente van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan zorg in natura. Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld).

    Artikel 9 lid 2 sub c

    Het PGB-bedrag kan voor ook voor maatwerk voorzieningen, anders dan voor dienstverlening worden ingezet. Hierbij kan men denken aan maatwerkvoorzieningen voor bijvoorbeeld woningaanpassingen. De kosten van de individuele afgestemde aanpassingen worden op grond van de offerte van de hulpmiddelenleverancier vastgesteld. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven. In de beschikking wordt een bedrag opgenomen voor verzekering en onderhoud en reparaties. Deze kosten worden vergoed op declaratiebasis tot een -in de beschikking vastgesteld- maximum bedrag per jaar. De hoogte van het PGB-bedrag en de voorwaarden voor de verantwoording zijn opgenomen in de beschikking.

    De kosten van het PGB mogen niet hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening. De situatie waarin het door de inwoner beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent niet bij voorbaat dat het PGB om die reden geheel geweigerd kan worden. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het PGB slechts weigeren voor dat gedeelte dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen doordat de gemeente vanwege inkoopvoordelen maatwerkvoorzieningen al snel goedkoper zal kunnen leveren dan wanneer iemand zelf ondersteuning inkoopt met een PGB.

    Hoofdstuk 4: Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

    Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

    Artikel 10

    De cliënt betaalt een eigen bijdrage wanneer een maatwerkvoorziening wordt versterkt, tenzij het gaat om personen met een inkomen op of lager dan 120% van de bijstandnorm. Deze personen hoeven geen eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening te betalen. De eigen bijdrage betreft een bedrag van € 5,-- per vier weken voor eenpersoonshuishoudens en een bedrag van € 7,-- per vier weken voor meerpersoonshuishoudens. Afhankelijk van het inkomen wordt dit bedrag verhoogd conform de systematiek van de verhoging van de vaste eigen bijdrage van artikel 3.1 van het (concept) Uitvoeringsbesluit WMO 2015 van het Rijk. Dit artikel bepaalt:

    Artikel 3.1

    • 1.

      Indien de gemeenteraad uitvoering heeft gegeven aan de artikelen 2.1.4, eerste lid, onderdeel b, en 2.1.5, eerste lid, van de wet, mag de verschuldigde bijdrage in de kosten dan wel het totaal van de verschuldigde bijdragen in de kosten niet meer bedragen dan:

    • a.

      voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt € 19 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 23.295 het bedrag van € 19 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 23.295;

    • b.

      voor de ongehuwde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt € 19 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 16.456 het bedrag van € 19 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 16.456;

    • c.

      voor de gehuwde personen indien een van beide de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 29.174 het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 29.174; d. voor de gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 22.957 het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 22.957.

    Het college kiest er hiermee voor om niet de maximale eigen bijdrage van het Uitvoeringsbesluit zelf over te nemen, maar wel de systematiek waarmee de eigen bijdrage kan worden verhoogd. De inning geschiedt 4-wekelijks door het CAK.

    Hoofdstuk 5. Tegemoetkoming meerkosten

    In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over een tegemoetkoming in de meerkosten te verlenen aan de genoemde doelgroep.

    Artikel 11

    Gesproken wordt over de persoon met een beperking of chronisch psychisch of psychosociaal probleem die in verband daarmee aantoonbare of aannemelijke meerkosten kan hebben. De tegemoetkoming dient ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie. Om het huidige beleid van de gemeente Amersfoort te continueren bepaalt dit artikel dat de mogelijkheid bestaat een tegemoetkoming te ontvangen voor verhuiskosten, huurderving, woningsaneringen en sportvoorzieningen. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een tegemoetkoming worden de criteria omtrent voorzienbaarheid en vermijdbaarheid zoals opgenomen in artikel 4 lid 2 van de Verordening Maatschappelijk Ondersteuning gemeente Amersfoort 2015 gehanteerd.

    Het college stelt de hoogte van tegemoetkoming vast in het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning Amersfoort. De tegemoetkoming wordt verstrekt als een subsidie waarvoor een beschikking wordt afgegeven en kan een alternatief zijn voor een maatwerkvoorziening.

    Hoofdstuk 6. Overige bepalingen

    Jaarlijkse waardering mantelzorgers

    Artikel 13

    Het college draagt jaarlijks zorg voor een blijk van waardering voor mantelzorgers indien mantelzorg wordt verleend aan een cliënt en mantelzorger die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Amersfoort. Daarbij moet het college oog hebben voor mantelzorgers van cliënten die mogelijk alleen gebruik maken van algemene voorzieningen.