Regeling vervallen per 10-11-2011

Beleidsregel gehandicaptenparkeerplaats 2005

Geldend van 20-01-2005 t/m 09-11-2011

Beleidsregel

Burgemeester en wethouders van gemeente Amersfoort; gelezen de nota d.d. 20 december 2004.

overwegende dat het gewenst is:

een beleidsregel vast te stellen om te komen tot aanleg van gehandicaptenparkeerplaatsen;

gelet op de artikelen 15 en 18 van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer , artikel 26 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen:

Beleidsregel Gehandicaptenparkeerplaats 2005

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Gehandicaptenparkeerplaats:

Een parkeerplaats die is aangeduid met het bord E6 en gereserveerd is voor degene die krachtens artikel 12 BABW de desbetreffende parkeerplaats heeft toegewezen gekregen.

b.Aanvrager:

Degene die verzoekt om voor hem een gedeelte van de openbare weg als gehandicaptenparkeerplaats in te richten.

c.Parkeerplaats op eigen terrein (POET):

  • Een parkeerplaats waarover de aanvrager kan beschikken op grond van eigendom, erfpacht, huur, ingebruikgeving of anderszins, of

  • Een parkeerplaats waarover de aanvrager kan beschikken in een garage of op een perceel, omdat deze volgens een raadsbesluit, een bouwvergunning, een erfpachts- of splitsingsakte of een huur- of koopovereenkomst voor de woning van de aanvrager bestemd is, of

  • Een voormalige parkeerplaats op eigen terrein die door of vanwege de aanvrager een andere bestemming dan die van parkeerplaats heeft gekregen.

  • d. Onderzoeksmomenten:

Tijdstip gedurende drie aaneengesloten dagen (donderdag tot en met zaterdag) waarop de bezetting van bestaande openbare parkeerplaatsen wordt geteld.

e.Parkeerdruk:

Verhouding tussen het aantal op de openbare weg geparkeerde motorvoertuigen binnen een bepaald gebied en het totaal aantal parkeerplaatsen op de openbare weg binnen dat gebied.

Artikel 2 Geneeskundige criteria

  • 1

    Voor een gehandicaptenparkeerplaats kunnen personen in aanmerking komen die motorvoertuigen op meer dan twee wielen besturen en die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 20 meter aan een stuk te voet te overbruggen.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid van dit artikel kunnen personen, die motorvoertuigen op meer dan twee wielen besturen en ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking van

langdurige aard hebben, in aanmerking komen voor een gehandicaptenparkeerplaats indien de afstand van de woning van de aanvrager tot de dichtstbijzijnde parkeergelegenheid groter is dan 20 meter en niet binnen de maximale afstand ligt die de aanvrager zelfstandig kan overbruggen, met dien verstande dat de aanvrager geen grotere afstand dan 100 meter zelfstandig kan overbruggen.

Artikel 3 Parkeerplaats op eigen terrein

1.In afwijking van het genoemde in artikel 2 kunnen Burgemeester en Wethouders een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats afwijzen, indien de aanvrager kan beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein.

Artikel 4 Verkeerskundige criteria

  • 1 Aanvragers, als bedoeld in het tweede lid van artikel 2 van deze beleidsregel, kunnen in aanmerking komen voor een gehandicaptenparkeerplaats indien de parkeerdruk op de bestaande parkeerplaatsen die zijn gelegen binnen de maximale zelfstandige loopafstand van de aanvrager, gemeten vanaf de woning van de aanvrager, tijdens één van de onderzoeksmomenten 100% bedraagt of indien de gemiddelde parkeerdruk tijdens de onderzoeksmomenten meer dan 80% bedraagt.

  • 2 Als gehandicaptenparkeerplaats wordt aangewezen een bestaand parkeervak, een gedeelte van een parkeerstrook of een plaats op de rijbaan, gelegen zo dicht mogelijk bij de woning van de aanvrager en binnen de maximale zelfstandige loopafstand van de aanvrager.

  • 3 Indien een gedeelte van een parkeerstrook of een plaats op de rijbaan wordt aangewezen als gehandicaptenparkeerplaats, dient daartoe vooraf te worden overlegd met een gemeentelijke verkeerskundige.

Artikel 5 Geneeskundig onderzoek

  • 1 Burgemeester en Wethouders wijzen een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats niet toe voordat een geneeskundig onderzoek met betrekking tot de handicap van de aanvrager heeft plaatsgevonden.

  • 2 Het geneeskundig onderzoek vindt plaats door een door Burgemeester en Wethouders in te schakelen onafhankelijk medisch adviesorgaan.

  • 3 Het medisch adviesorgaan adviseert over de criteria zoals verwoord in artikel 2 van deze beleidsregel.

Artikel 6 Verkeerskundig onderzoek

  • 1 Indien uit het geneeskundig onderzoek een advies volgt, waaruit blijkt dat er ten aanzien van de aanvraag sprake is van een situatie als genoemd in het tweede lid van artikel 2 van deze beleidsregel, wordt een verkeerskundig onderzoek uitgevoerd.

  • 2 Burgemeester en Wethouders wijzen een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats niet toe voordat een verkeerskundig onderzoek met betrekking tot de verkeerstechnische situatie en de parkeerdruk heeft plaatsgevonden.

  • 3 Het verkeerskundig onderzoek vindt plaats door een door Burgemeester en Wethouders in te schakelen orgaan.

  • 4 Het orgaan adviseert over de criteria zoals verwoord in artikel 4 van deze beleidsregel.

Artikel 7 Aanleg gehandicaptenparkeerplaats

  • 1 Een gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd door middel van plaatsing van het bord E6 van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met een onderbord waarop het kenteken staat vermeld van het motorvoertuig van de aanvrager.

  • 2 Indien een gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd op een gedeelte van een parkeerstrook of op de rijbaan, dient in aanvulling op de bebording, als genoemd in het eerste lid van dit artikel, witte belijning op het wegdek te worden aangebracht ter markering van de parkeerplaats.

Artikel 8 Wijziging gehandicaptenparkeerplaats

  • 1. Indien een aanvrager het motorvoertuig met het kenteken dat op het onderbord bij de aan hem toegewezen gehandicaptenparkeerplaats is aangebracht, niet langer bestuurt, maar een motorvoertuig met een ander kenteken, dient de aanvrager, indien hij van de gehandicaptenparkeerplaats gebruik wil blijven maken, een wijziging van het kenteken aan te vragen.

  • 2. De wijziging van een kenteken vormt geen aanleiding voor een hernieuwd geneeskundig of hernieuwd verkeerskundig onderzoek als bedoeld in artikels 5 en 6 van deze beleidsregel.

  • 3. De gehandicaptenparkeerplaats wordt gewijzigd door middel van het verwijderen van het onderbord met het kenteken van het oude motorvoertuig van de aanvrager en het aanbrengen van een onderbord met het kenteken van het nieuwe motorvoertuig van de aanvrager.

  • 4. Een deel van de kosten voor het verwijderen en aanbrengen van de in het voorgaande lid genoemde onderborden komt voor rekening van de aanvrager.

Artikel 9 Verhuizing gehandicaptenparkeerplaats

  • 1 Indien een aanvrager van een gehandicaptenparkeerplaats niet langer woonachtig is op hetzelfde adres als ten tijde van de aanvraag voor de hem toegewezen gehandicaptenparkeerplaats, dient de aanvrager, indien hij van een gehandicaptenparkeerplaats gebruik wil blijven maken, een verhuizing van de gehandicaptenparkeerplaats aan te vragen.

  • 2 De verhuizing van een gehandicaptenparkeerplaats vormt geen aanleiding voor een hernieuwd geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 5 van deze beleidsregel.

  • 3 De verhuizing van een gehandicaptenparkeerplaats vormt aanleiding voor een hernieuwd verkeerskundig onderzoek als bedoeld in artikel 6 van deze beleidsregel.

  • 4 De gehandicaptenparkeerplaats wordt verhuisd door middel van het verwijderen van het bord E6 van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met het onderbord waarop het kenteken staat vermeld van het motorvoertuig van de aanvrager op de oude locatie van de gehandicaptenparkeerplaats en de aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats op de nieuwe locaties op de wijze als beschreven in artikel 7 van deze beleidsregel.

  • 5 Een deel van de kosten voor het verwijderen en aanbrengen van de in het voorgaande lid genoemde borden en onderborden komt voor rekening van de aanvrager.

Artikel 10 Kosten

  • 1 Een deel van de kosten van de behandeling van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats komt voor rekening van de aanvrager.

  • 2 Een deel van de kosten van de aanleg van de toegekende gehandicaptenparkeerplaats komt voor rekening van de aanvrager.

  • 3 De hoogte van de in de voorgaande leden van dit artikel, het vierde lid van artikel 8, het vijfde lid van artikel 9, het tweede lid van artikel 11 en het derde lid van artikel 12 van deze beleidsregel genoemde, voor rekening van de aanvrager komende kosten worden opgenomen in de gemeentelijke legesverordening.

Artikel 11 Geldigheidstermijn gehandicaptenparkeerplaats

  • 1 Wanneer een verzoek voor aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats wordt toegewezen, vindt vijf jaar na het besluit tot toewijzing daarvan een hernieuwd geneeskundig onderzoek en, indien noodzakelijk, een hernieuwd verkeerskundig onderzoek plaats. De resultaten van deze onderzoeken kunnen uitwijzen dat het besluit tot aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats wordt ingetrokken.

  • 2 Een deel van de kosten voor het hernieuwde geneeskundig onderzoek en het hernieuwde verkeerskundig onderzoek komt voor rekening van de aanvrager.

Artikel 12 Intrekken gehandicaptenparkeerplaats

  • 1

    Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om, op grond van gewijzigde omstandigheden of op verzoek van de aanvrager, een toegewezen verzoek voor aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats in te trekken.

  • 2

    Wanneer een toegewezen verzoek voor aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats wordt ingetrokken, wordt het bord E6 van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met het onderbord waarop het kenteken staat vermeld van het motorvoertuig van de aanvrager, verwijderd.

  • 3

    Een deel van de kosten voor verwijdering van het in het tweede lid genoemde bord en onderbord komt

voor rekening van de aanvrager.

Artikel 13 Hardheidsclausule

1.In die gevallen waarin toepassing van deze beleidsregel tot een bijzondere hardheid leidt, kan ten gunste van de aanvrager afgeweken worden van deze beleidsregel.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1

    Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2

    De Beleidsregel gehandicaptenparkeerplaats van 17 december 2002, komt met ingang van de onder het eerste lid genoemde datum te vervallen, met dien verstande dat alle voor deze datum aangelegde gehandicaptenparkeerplaatsen met ingang van deze datum worden geacht krachtens deze beleidsregel te zijn toegekend.

  • 3

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel gehandicaptenparkeerplaats 2005”.

Vastgesteld in de vergadering van 4 januari 2005.

De secretaris, De burgemeester,

PUBLICATIEDATUM: 12 januari 2005

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Onder de gebruikelijke loophulpmiddelen wordt bijvoorbeeld verstaan een rollator, stok, prothese.

Artikel 3

Om te onderzoeken of de aanvrager de beschikking heeft over parkeergelegenheid op eigen terrein kan het POET-overzicht geraadpleegd worden.

Artikel 4

Als ondergrens van de gemiddelde bezettingsgraad waarbij een gehandicaptenparkeerplaats kan worden toegekend is 81% aangehouden. Bij een dergelijke bezettingsgraad zijn gemiddeld 4 van iedere 5 parkeerplaatsen bezet. Normaliter betekent dit dat binnen de maximale zelfstandige loopafstand van een aanvrager tenminste 1 parkeerplaats beschikbaar is om te parkeren. Ten aanzien van de onderzoeksmomenten is gekozen voor een drietal aaneengesloten dagen, donderdag tot en met zaterdag. In de regel zijn dit namelijk de dagen waarop de gemiddelde parkeerdruk het hoogst is. Als een gehandicaptenparkeerplaats op een gedeelte van een parkeerstrook of op de rijbaan aangelegd zou moeten worden, moet de wijkverkeerskundige bepalen of dit vanuit verkeerstechnisch en verkeersveiligheidsoogpunt mogelijk en wenselijk is. Daarbij wordt ook de woonomgeving in beschouwing genomen.

Artikel 5

Een geneeskundig onderzoek wordt verricht door het RIO Eemland.

Artikel 6

Een verkeerskundig onderzoek wordt verricht door ParkeerService.

Artikel 7

De aanleg van een toegewezen gehandicaptenparkeerplaats wordt uitgevoerd door ParkeerService.

Artikel 12

Gewijzigde omstandigheden kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • in de straat waar degene woont voor wie de gehandicaptenparkeerplaats is aangelegd, wordt vergunningparkeren ingevoerd zodat het mogelijk is dat de gehandicaptenparkeerplaats niet meer nodig is, of:

  • degene voor wie de gehandicaptenparkeerplaats is aangelegd, verhuist naar elders en vraagt geen verhuizing van de gehandicaptenparkeerplaats aan, of:

  • degene voor wie de gehandicaptenparkeerplaats is aangelegd, komt te overlijden.

Artikel 13

Op grond van artikel 4:84 van de Algemene Wet Bestuursrecht handelt een bestuursorgaan in beginsel overeenkomstig de beleidsregel. Tegelijkertijd schrijft dit artikel een uitzondering voor voor het geval dat handelen conform de beleidsregel voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Omwille van transparantie is er voor gekozen om deze bevoegdheid expliciet als hardheidsclausule in de beleidsregel op te nemen.