Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening Maatregelen Wet werk en bijstand 2010

Geldend van 21-10-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening Maatregelen Wet werk en bijstand 2010

Verordening maatregelen Wet werk en bijstand 2010

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

b. algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de wet;

c. bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel d, van de wet;

d. bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

e. bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de wet;

f. maatregel: het verlagen van de bijstand op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet;

g. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort.

Artikel 2 Algemene bepalingen

Het college legt een maatregel op als een belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, dan wel de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, dan wel de verplichtingen die in de beschikking tot toekenning of voortzetting van de bijstand zijn opgenomen niet, of onvoldoende nakomt en wanneer een belanghebbende zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

2. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

3. Indien een gedraging van een belanghebbende leidt tot benadeling van de gemeente, doet het College, onverminderd de mogelijkheid de bijstand te verlagen en de ten onrechte ontvangen bijstand terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

4.a. De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm.

b. In afwijking van onderdeel a kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet.

c. In afwijking van onderdeel a kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand, met dien verstande dat de verlaging niet meer kan bedragen dan de bijstand waarop belanghebbende recht zou hebben gehad indien er geen grond voor verlaging van de bijzondere bijstand zou zijn geweest.

5. In het besluit tot opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het bedrag waarmee de bijstand wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 3 Samenloop

Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, worden de bij die gedragingen behorende bedragen waarmee de bijstand wordt verlaagd, bij elkaar opgeteld.

Artikel 4 Afzien van het opleggen van een maatregel

1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

b. de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend.

2. Het college kan afzien van ten uitvoerlegging van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

3. Indien het college afziet van ten uitvoer legging van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 5 Waarschuwing

Bij een eerste maatregelwaardige gedraging kan het college besluiten een waarschuwing te geven. Deze waarschuwing telt mee bij de vaststelling van recidive.

Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak

1. De maatregel wordt opgelegd per toekenningsdatum van de uitkering of met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt.

Indien de maatregel niet kan worden opgelegd omdat de uitkering is beëindigd, dan wordt de maatregel alsnog gerealiseerd door middel van herziening van de eerder verstrekte bijstand.

Indien de maatregel niet of niet volledig kan worden opgelegd met toepassing van lid 1 of lid 2 dan wordt de maatregel opgelegd over het toekomstig recht op bijstand. Indien de bijstand is beëindigd wordt onder toekomstig recht op bijstand verstaan: indien binnen een termijn van twee jaar gerekend vanaf de datum waarop het het besluit tot beëindiging of intrekking van de bijstand is afgegeven, een nieuw recht op bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan is ontstaan.

Gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 7 Categorie-indeling van gedragingen

1. Eerste categorie:

het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

het niet, onvolledig, onjuist of niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan voor zover dat niet heeft geleid tot ten onrechte of te veel betaalde bijstand.

2. Tweede categorie:

het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

het niet of onvoldoende nakomen van de aan belanghebbende opgelegde verplichtingen zoals bedoeld in hoofdstuk 6, paragraaf 3 van de wet;

het langer dan de toegestane vakantieduur in het buitenland verblijven, waardoor arbeidskansen zijn gemist.

3. Derde categorie:

gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;

het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de wet, waaronder begrepen sociale activering;

4. Vierde categorie:

het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid dan wel een andere vorm van inkomen.

Artikel 8 Hoogte van de maatregel

1. Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel vastgesteld op:

a. € 75,00 bij een gedraging uit de eerste categorie;

b. € 150,00 bij een gedraging uit de tweede categorie;

c. € 300,00 bij een gedraging uit de derde categorie;

d.weigering van de bijstand gedurende 1 maand bij een gedraging uit de vierde categorie.

2. Het college kan jaarlijks de bedragen zoals genoemd in het eerste lid a tot en met d, aanpassen door middel van indexering. De bedragen na indexering worden afgerond op een veelvoud van € 5,00.

Artikel 9 Schending inlichtingenplicht met financieel nadeel

1. Het niet, niet tijdig of niet behoorlijk verstrekken van informatie of het verstrekken van informatie die heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand leidt tot een maatregel.

2. Onverminderd artikel 2, tweede lid wordt de maatregel vastgesteld op 10% van de teveel verstrekte netto bijstand, met een minimum van € 100,00.

3. Het bedrag van de maatregel wordt afgerond op een veelvoud van € 5,00.

Artikel 10 Zeer ernstige misdragingen

1. Indien naar de mening van het college sprake is van het zich zeer ernstig misdragen door een belanghebbende die bijstand ontvangt of daartoe een aanvraag indient, wordt de bijstand verlaagd met inachtneming van de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

2. De maatregel wordt vastgesteld op:

a. € 75,00 bij verbaal geweld en discriminatie;

b. € 300,00 bij intimidatie;

c. een verlaging van 100% van de bijstand gedurende 1 maand bij zaakgericht of mensgericht fysiek geweld;

d. een verlaging van 100% van de bijstand gedurende 1 maand bij een combinatie van agressievormen.

3.In aanvulling op het eerste lid kan door of namens het college aangifte worden gedaan bij de politie dan wel de toegang tot het stadhuis worden ontzegd.

Artikel 11 Recidive

1.De hoogte van de maatregelen als bedoeld in artikel 8 lid 1onder a, b en c, 9 lid 2 en 11 lid 2 wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na het besluit tot het opleggen van een maatregel in verband met een verwijtbare gedraging, opnieuw schuldig maakt aan een gedraging waaraan een vergelijkbare of zwaardere maatregel is verbonden.

2.Wanneer binnen een jaar na het besluit tot een verlaging van 100% van de bijstand gedurende 1 maand als gevolg van een verwijtbare gedraging sprake is van herhaling van een gedraging die een verlaging van 100% van de bijstand gedurende 1 maand tot gevolg had, wordt de periode van verlaging van 100% verdubbeld.

3.Met een besluit waarmee een maatregel wordt opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om af te zien van ten uitvoerlegging op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 4 lid 2.

4.Met het besluit waarmee een maatregel wordt opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om een waarschuwing te geven, zoals bedoeld in artikel 5.

HOOFDSTUK II A TEKORTSCHIETEND BESEF VAN VERANTWOORDELIJKHEID

Artikel 12 Onverantwoorde besteding van vermogen

1.Bij het op onverantwoorde wijze van besteding van het vermogen wordt, onverminderd artikel 2, tweede lid, de maatregel vastgesteld op 25% van de toepasselijke bijstandsnorm voor de duur dat betrokkene bij een verantwoorde besteding van het vermogen in zijn onderhoud had kunnen voorzien. Onder verantwoorde besteding van het vermogen wordt verstaan 1,5 keer de toepasselijke bijstandsnorm per maand.

2.Het bedrag van de maatregel wordt afgerond op een veelvoud van € 5,00.

Artikel 13 Bijstand niet gebruikt voor het doel waarvoor het verstrekt is

Onverminderd artikel 2, tweede lid wordt, wanneer bijzondere bijstand is verstrekt voor specifieke

bijzondere noodzakelijke kosten en de verstrekte bijstand niet is gebruikt voor het doel waarvoor het is

toegekend, een maatregel opgelegd ter hoogte van de aangevraagde en verstrekte bijzondere bijstand.

Artikel 14 Door eigen toedoen geen gebruik kunnen maken van een voorliggende voorziening

Als door eigen toedoen geen gebruik wordt of kan worden gemaakt van een voorliggende voorziening wordt, onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd:

a. ter hoogte van het bedrag van de voorliggende voorziening waarop belanghebbende recht zou hebben gehad indien hij daar een beroep op had gedaan en waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd en toegekend.

b. ter hoogte van de in artikel 8 lid 1 onder d genoemde maatregel, indien ten gevolge van de onderhavige gedraging algemene bijstand wordt aangevraagd en toegekend.

Handhavingsbeleid

Artikel 15 Handhavingsbeleid

De gemeenteraad, c.q. het college draagt in het kader van de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand en het financiële beheer, zorg voor het opstellen van het Fraudebeleidskader inclusief de aanpak van fraudepreventie en -bestrijding en het beleid terug- en invordering.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen van de bepalingen in deze verordening afwijken, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening maatregelen Wet werk en bijstand 2007.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 september 2010.

de griffier, de voorzitter,

PUBLICATIEDATUM: 13 oktober 2010