Regeling vervallen per 01-10-2009

Verordening reïntegratie Wet werk en bijstand 2009

Geldend van 05-03-2009 t/m 30-09-2009

Intitulé

Verordening reïntegratie Wet werk en bijstand 2009

Verordening

Reg.nr. 2925124

De raad van de gemeente Amersfoort;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 februari 2009, sector WSO/SZ

(nr. 2925214);

overwegende dat op grond van artikel 8 eerste lid sub a van de Wet werk en bijstand de gemeenteraad bij verordening regels dient te stellen over de wijze waarop zij haar doelgroep ondersteuning biedt bij de arbeidsinschakeling;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen:

Verordening reïntegratie Wet werk en bijstand 2009

Algemene bepalingen

Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

CWI: Centrum voor Werk en Inkomen, vestiging Amersfoort;

cliënt: persoon met een uitkering op grond van de WWB, de IOAW of de IOAZ;

Anw-er: persoon die een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en als werkzoekende zonder werk staat ingeschreven bij het CWI;

niet-uitkeringsgerechtigde: persoon zoals bedoeld in artikel 6, sub a, van de wet;

voorziening: de voorziening als bedoeld in artikel 7 eerste lid, van de wet en bij of krachtens deze verordening.

Voorzieningen

Opdracht aan het college

Het college van burgemeester en wethouders biedt aan uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, niet-uitkeringsgerechtigden, alsmede aan personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing.

Het college van burgemeester en wethouders bepaalt welke voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op diens arbeidsinschakeling.

Soorten voorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders kan aan de belanghebbende voorzieningen aanbieden in de vorm van

begeleiding;

scholing;

tijdelijk werk gericht op arbeidsinschakeling;

een subsidie aan werkgevers die met cliënt als bedoeld in deze verordening een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling dan wel participatie en activering;

een subsidie aan een cliënt bedoeld voor arbeidsinschakeling.

Het college kan nadere regels vaststellen over de vorm van de in het eerste lid genoemde voorzieningen en de wijze waarop deze voorzieningen worden verstrekt.

Beleidsplan

Het college stelt jaarlijks een beleidsplan vast en brengt deze ter kennis van de raad.

Het beleidsplan omvat in elk geval:

een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende in artikel 7, eerste lid onder a van de wet genoemde doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

een omschrijving van de verschillende voorzieningen;

de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg.

Het college zendt jaarlijks een verslag aan de raad, waarin de beleidsresultaten worden weergegeven.

Subsidie- en budgetplafonds

Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

RECHTEN EN PLICHTEN

Aanspraak op ondersteuning

Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, niet-uitkeringsgerechtigden, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling, indien zij er niet in slagen op eigen kracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, dan wel een beroep kunnen doen op een andere wettelijke voorziening gericht op arbeidsinschakeling of sociale activering.

Verplichtingen van de cliënt

Een cliënt die deelneemt aan een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de IOAZ, de IOAW en deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college van burgemeester en wethouders aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan de in het eerste lid genoemde verplichtingen, dan kan het college diens uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de IOAZ, IOAW en de Verordening maatregelen Wet werk en bijstand 2007 (vastgesteld d.d. 12 december 2006).

Indien een niet-uitkeringsgerechtigde of een Anw-er, die gebruik maakt van een voorziening niet voldoet aan de in het eerste lid genoemde verplichtingen, dan kan het college van burgemeester en wethouders de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk verhalen op deze cliënt.

Ontheffing van arbeidsplicht

Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat een cliënt tijdelijk geheel of gedeeltelijk ontheven is van de verplichting tot het verkrijgen en aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid van deze verordening.

ALGEMENE BEPALINGEN TEN AANZIEN VAN DE VOORZIENINGEN

Uitvoering van de voorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders kan voor het verstrekken van de voorzieningen als bedoeld in deze verordening, derden inschakelen.

Beëindiging

Het college van burgemeester en wethouders kan de voorziening beëindigen in het geval:

een cliënt die deelneemt aan een voorziening, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 7 van deze verordening, dan wel zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 9 van de wet, niet nakomt;

een cliënt die deelneemt aan een voorziening niet meer tot de doelgroep behoort dan wel verhuist naar een andere woonplaats;

het college van burgemeester en wethouders een andere voorziening aanbiedt;

de cliënt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt;

naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een adequate arbeidsinschakeling.

Beëindiging van de voorziening kan tevens inhouden: het opzeggen van de dienstbetrekking of het beëindigen van de subsidie, bedoeld in artikel 3 van deze verordening.

Wanneer een voorziening beëindigd is en niet het beoogde doel heeft gehad, kan het college besluiten geen nieuwe voorziening aan te bieden aan de belanghebbende.

SLOTBEPALINGEN

Voorwaarden (loonkosten)subsidie-inzet bij voorzieningen

Bij voorzieningen als bedoeld in artikel 3 die in de vorm van een subsidie worden verstrekt, worden getoetst aan de voorwaarden die voortvloeien uit Verordening nr 2204/2002 betreffende toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op werkgelegenheidssteun en Verordening nr 69/2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de minimis-steun.

Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen van de bepalingen in deze verordening afwijken, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Citeertitel

Deze verordening heet de Verordening reïntegratie Wet werk en bijstand 2009.

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Intrekken vorige verordening en overgangsbepaling

De Verordening reïntegratie Wet werk en bijstand 2007, vastgesteld op 26 juni 2007, wordt op de in artikel 14 genoemde dag ingetrokken.

Voorzieningen verstrekt op grond van de Verordening reïntegratie Wet werk en bijstand 2007 worden voortgezet met toepassing van deze verordening.

Vastgesteld in de openbare vergadering van .

de griffier,

de voorzitter,

PUBLICATIEDATUM:

Toelichting Verordening reïntegratie Wet werk en bijstand 2009

Algemeen

Deze verordening regelt de ondersteuning die het gemeentebestuur biedt bij de arbeidsinschakeling van uitkeringsgerechtigden en andere niet-uitkeringsgerechtigden zonder betaalde baan. Uit artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB) vloeit voort dat het college verantwoordelijk is voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. In artikel 8 wordt de gemeenteraad opgedragen om over deze plicht bij verordening nadere regels vast te stellen.

In deze verordening is aangegeven welke voorzieningen kunnen worden geboden. Bovendien is geregeld dat het college jaarlijks een beleidsplan vaststelt waarin wordt aangegeven hoe de beschikbare voorzieningen over de verschillende in de WWB genoemde doelgroepen wordt verdeeld. Ten slotte regelt de verordening de rechten en plichten die ontstaan bij de verstrekking van een voorziening.

Wijzigingen ten opzichte van de vorige verordening

Deze verordening volgt de Verordening reïntegratie Wet werk en bijstand 2007 op. Hoewel deze verordening tamelijk recent is herzien, leverde de juridische controle enkele aandachtspunten op die aanpassing noodzakelijk maakten. De volgende onderdelen zijn aangepast:

  • ·

    Bij de begripsomschrijving is precies aangesloten bij de terminologie in de Wet werk en bijstand. In de eerdere verordening werd hier en daar afgeweken. Dit kan in de praktijk verwarring teweegbrengen en kan bovendien leiden tot onrechtmatige besluitvorming.

  • ·

    Het begrip voorliggende voorziening is geschrapt, nu uit artikel 6 reeds voortvloeit dat geen recht bestaat op ondersteuning indien een cliënt op eigen kracht er niet in slaagt om arbeidsinschakeling te realiseren. De voorwaarde ‘op eigen kracht’ moet zo worden uitgelegd dat alle normale inspanningen die de cliënt ten dienste staan moeten zijn uitgeput voordat aanspraak kan worden gedaan op ondersteuning vanwege het gemeentebestuur.

  • ·

    De verschillende vormen van voorzieningen zijn uitgewerkt (artikel 3).

  • ·

    Bij de beschrijving van rechten en plichten is aansluiting gezocht bij de reeds bestaande rechten en plichten op grond van de Wet werk en bijstand. Waar op grond van die wet reeds een plicht tot arbeidsinschakeling bestaat (artikel 9 Wwb), is het niet noodzakelijk om deze in deze verordening te herhalen.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

Uit artikel 10 van de WWB vloeit voort dat de reïntegratie-inspanningen van het gemeentebestuur betrekking heeft op verschillende doelgroepen. Deze doelgroepen vallen uiteen in uitkeringsgerechtigden, die een uitkering ontvangen op grond van de WWB, de IOAZ of de IOAW, dan wel op grond van de Anw. Daarnaast is er de groep ‘niet-uitkeringsgerechtigden’ die op grond van de WWB recht heeft op ondersteuning bij arbeidsinschakeling. In dit artikel worden de verschillende doelgroepen benoemd en wordt aangegeven wat onder een voorziening wordt verstaan.

Artikel 2 Opdracht aan het college

De wet bepaalt dat het college verantwoordelijk is voor de ondersteuning van haar doelgroep bij de arbeidsinschakeling. In lid 1 is een verwijzing opgenomen naar artikel 40, eerste lid van de wet, in welk artikel is bepaald, dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor inwoners van de gemeente. Een voorziening wordt alleen aangeboden als zonder die voorziening het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Bovendien moet de voorziening de kortste weg naar duurzame uitstroom zijn. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het aanbieden van een of meerdere voorzieningen ligt bij het college, dat immers ook verantwoordelijk is voor de effectieve en doelgerichte inzet van middelen.

Artikel 3 Soorten voorzieningen

Dit artikel bevat een uitwerking van de soorten voorzieningen die op grond van deze verordening kunnen worden verstrekt. Enerzijds zijn er voorzieningen die in natura worden geboden (begeleiding, scholing, tijdelijk werk gericht op arbeidsinschakeling). Anderzijds zijn er voorzieningen in de vorm van loonkostensubsidies of rechtstreekse subsidies aan de cliënt, indien deze daarmee zelf zijn arbeidsinschakeling kan bewerkstelligen. Het college kan over deze verschillende voorzieningen nadere regels vaststellen.

Artikel 4 Beleidsplan en beleidsregels

Dit artikel regelt de plicht van het college om jaarlijks een beleidsplan op te stellen. In dit beleidsplan moet worden aangegeven hoe de verschillende voorzieningen over de verschillende doelgroepen wordt verdeeld.

Artikel 5 Subsidie- en budgetplafonds

Op grond van dit artikel kan het college van burgemeester en wethouders jaarlijks een subsidie- of budget vast te stellen. Een subsidie- of budgetplafond kan een weigeringsgrond vormen voor een voorziening. In dat geval dient het college na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven beschikbaar zijn.

Artikel 6 Aanspraak op ondersteuning

Dit artikel herhaalt de aanspraak op ondersteuning als bedoeld in artikel 10 van de WWB. Toegevoegd is echter dat het recht op ondersteuning in de vorm van een voorziening alleen bestaat indien de cliënt er niet in slaagt om op eigen kracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen.

Artikel 7 Verplichtingen van de cliënt

De wet koppelt nadrukkelijk het recht op het ontvangen van een bijstandsuitkering aan de plicht om hier zo snel mogelijk weer onafhankelijk van te worden. Een cliënt dient zich dus naar vermogen optimaal in te spannen om het gebruik van bijstand te minimaliseren. Hieruit vloeit ook voort dat hij zich dient te houden aan de verplichtingen die op hem rusten voortvloeiend uit de wet, de verordening en de verplichtingen die door het college van burgemeester en wethouders aan de voorziening zijn verbonden. Deze verplichtingen kunnen in de praktijk zijn neergelegd in een reïntegratiecontract.

Uit artikel 2 vloeit voort dat op het niet naleven van een verplichting voor de uitkeringsgerechtigde mogelijk een maatregel kan volgen zoals neergelegd in de Verordening maatregelen Wet werk en bijstand 2007. De maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering.

Voor personen zonder uitkering kan het college de uitkering niet verlagen. De sanctie op het niet naleven van de verplichtingen die uit deze verordening en de toegekende voorziening voortvloeien, bestaat in dat geval op het gedeeltelijk verhalen van de kosten die gepaard gaan met het verstrekken van de voorziening. Het college is bevoegd deze kosten te verhalen op de cliënt. Hierbij dient, evenals bij het opleggen van een maatregel aan een uitkeringsgerechtigde, rekening te worden gehouden met de omstandigheden van het geval (evenredigheidstoets).

Artikel 8 Ontheffing van de arbeidsplicht

Uitgangspunt is dat iedereen dient te worden ingeschakeld in het arbeidsproces. Deze plicht vloeit voort uit artikel 9 van de WWB. Alleen in het geval van dringende redenen kan het college besluiten om tijdelijk, geheel of gedeeltelijk ontheffing te verlenen van de arbeidsplicht. De ontheffing kan ook verband houden met de verplichtingen die voortvloeien uit de toegekende voorziening in de zin van deze verordening

Artikel 9 Uitvoering van de voorzieningen

Voor een aantal voorzieningen zal het college gebruik maken van de diensten van derden. Met name begeleiding vindt in de praktijk plaats door reïntegratiebureaus. In het contact tussen reïntegratiebureau en cliënt kunnen rechten en plichten worden geconcretiseerd.

Artikel 10 Beëindiging

Dit artikel regelt de verschillende situaties waarin een voorziening tussentijds kan worden beëindigd.

Artikel 11 Voorwaarden (loonkosten)subsidie-inzet bij voorzieningen

Voor subsidiëring van arbeidplaatsen geldt de Europese regelgeving. De in dit artikel genoemde verordeningen geven nadere regels over de verstrekking van staatssteun in het geval van loonkostensubsidies. De verwijzing naar de Verordening werkgelegenheidssteun (2204/2002) en de Verordening de minimis-steun (69/2001) kan voorkomen dat de gemeente een samenvatting van de subsidieregeling dient op te sturen naar de Europese Commissie (EC) en/of de Commissie jaarlijks dient te informeren over de toepassing van de Verordening Werkgelegenheidssteun.