Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent individuele studietoeslag (Verordening individuele studietoeslag Participatiewet)

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amersfoort houdende regels omtrent individuele studietoeslag (Verordening individuele studietoeslag Participatiewet)

De raad van de gemeente Amersfoort;

heeft het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 november 2019, afdeling Samen Leven/Werk, Inkomen en Zorg (nr. 1200740) gelezen;

vindt het nodig dat er regels komen voor het verstrekken van een individuele studietoeslag;

heeft artikel 8, eerste lid aanhef en onderdeel c, en derde lid van de Participatiewet, alsmede artikel 147 van de Gemeentewet gelezen;

besluit vast te stellen:

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder de wet: de Participatiewet

Artikel 2 Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de wet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

HOOFDSTUK II INDIVIDUELE STUDIETOESLAG

Artikel 3 Doelgroep studietoeslag

  • 1. Een belanghebbende die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan een verzoek, zoals bedoeld in artikel 2, om een individuele studietoeslag indienen. Om hiervoor in aanmerking te komen is het vereist dat belanghebbende op de datum van de aanvraag aan de volgende voorwaarden voldoet; de belanghebbende:

    • a.

      is 18 jaar of ouder;

    • b.

      heeft recht op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • c.

      heeft geen vermogen dat meer is dan het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, tweede lid sub b en lid 3 van de wet, en

    • d.

      is een persoon van wie is vastgesteld dat hij wegens een arbeidshandicap of langdurige medische beperkingen of belemmeringen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;

    • e.

      is in Amersfoort woonachtig en ingeschreven;

    • f.

      heeft geen inkomsten uit of in verband met arbeid.

Artikel 4 De hoogte en duur van de toeslag

  • 1. De individuele studietoeslag bedraagt € 300 per maand.

  • 2. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, zolang de belanghebbende recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, gedurende maximaal vier jaar.

  • 3. Het recht op de toeslag wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld.

Artikel 5 Frequentie van betaling

Uitbetaling van de toeslag vindt maandelijks plaats.

HOOFDSTUK III NADERE BEPALINGEN

Artikel 6 Nadere uitvoeringsregels

Het college kan bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen in het belang van een zorgvuldige uitvoering van deze verordening.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening heet Verordening individuele studietoeslag Participatiewet.

Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2. De op 21 maart 2017 vastgestelde Verordening individuele studietoeslag Participatiewet wordt gelijktijdig ingetrokken.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2019

de griffier,

de voorzitter,

Algemene Toelichting

De Invoeringswet Participatiewet heeft een studieregeling in de Participatiewet geïntroduceerd: de individuele studietoeslag. De toeslag wordt aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5 onderdeel d Participatiewet). Het betreft een nieuwe vorm van aanvullende inkomensondersteuning voor bepaalde groepen studerenden. Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college (dit volgt uit artikel 36b, eerste lid, Participatiewet) en is bedoeld voor studenten met een arbeidsbeperking.

De gemeenteraad moet in een verordening regels vaststellen over het verlenen van een individuele studietoeslag (artikel 8, eerste lid, onderdeel c, Participatiewet). Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag. De verwachting is dat de gemeentelijke beleidsvrijheid om de hoogte van de studietoeslag te bepalen per 2021 verdwijnt en dit bij wet voor iedere gemeente gelijk wordt gesteld.

Verbeteren positie arbeidsmarkt arbeidsgehandicapten

De gedachte achter de individuele studietoeslag is dat het vooral voor mensen met een arbeidshandicap van belang is de positie op de arbeidsmarkt te verbeteren middels het behalen van een diploma. Werkgevers zijn volgens de wetgever vaak huiverig om mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen. De wetgever verwacht dat de drempel om een contract aan te bieden lager is als een werkgever ziet dat iemand met succes een studie heeft afgerond. Met het verstrekken van een individuele studietoeslag krijgen mensen met een arbeidshandicap een extra steun in de rug. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is volgens de wetgever een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en wat in zijn mars heeft. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan. Doel van de studietoeslag is om studenten met een beperking een bron van inkomsten te geven ter vervanging van inkomsten uit een bijbaan.

In beleidsregels kan het college nadere regels stellen aan wie een individuele studietoeslag kan worden verstrekt. In de beleidsregels kunnen ook groepen worden uitgesloten van het recht op individuele studietoeslag.

De voorwaarden dat een belanghebbende recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, moet niet zodanig worden geïnterpreteerd dat belanghebbende ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het is voldoende dat hij recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. Of recht hierop bestaat is afhankelijk van de gekozen opleiding, de leeftijd en het inkomen van een belanghebbende.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele

inkomenstoeslag (artikel 36b, tweede lid, Participatiewet). Een individuele studietoeslag wordt op aanvraag verleend (artikel 36b, eerste lid, Participatiewet). Artikel 43 Participatiewet is daarbij niet van toepassing (artikel 36b, tweede lid, Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als belanghebbende met de toeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, Participatiewet). Ook artikel 52 Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

Artikel 1Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Artikel 2 Indienen verzoek

Door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een verzoek om een individuele studietoeslag schriftelijk worden ingediend. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om een individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 3 Doelgroep studietoeslag

Een belanghebbende die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan

een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Het college kan op een dergelijke aanvraag – gelet op de individuele omstandigheden van een belanghebbende - individuele studietoeslag verlenen.

Hiervoor is vereist dat belanghebbende op de datum van de aanvraag 18 jaar of ouder is en recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. De belanghebbende mag daarnaast niet meer vermogen hebben dan het wettelijke vrij te laten vermogen (artikel 35, tweede lid, van de wet). Verder moet het gaan om een persoon van wie is vastgesteld dat hij wegens medische beperkingen/ belemmeringen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Daartoe vragen we een onafhankelijk medisch advies op. Als de betrokkene is opgenomen in het doelgroepenregister staat al vast dat hij/zij wegens medische beperkingen/ belemmeringen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Ook wordt gesteld dat de belanghebbende woonachtig en ingeschreven moet zijn in Amersfoort. En als laatste criterium wordt bedongen dat er geen sprake is van inkomsten uit of in verband met arbeid.

Artikel 4 De hoogte en duur van de toeslag

In dit artikel is de hoogte van de toeslag opgenomen. De toeslag bedraagt met ingang van 1 januari 2020 € 300 per maand.

Artikel 5 Frequentie van betaling

De studietoeslag wordt als periodieke bijzondere bijstand maandelijks verstrekt. Daarmee wordt de studietoeslag door de Fiscus gezien als inkomen en is deze belast. Dit is te voorkomen door de toeslag één maal per jaar uit te betalen. Dit strookt echter niet met het doel van de studietoeslag. Daarom wordt de toeslag netto aan de belanghebbende uitgekeerd en betaalt de gemeente de belasting over de toeslag.