Regeling vervallen per 03-04-2014

BIBOB beleidslijn horeca- recreatie en seksinrichtingen

Geldend van 15-06-2005 t/m 02-04-2014

Intitulé

BIBOB beleidslijn horeca- recreatie en seksinrichtingen

BIBOB-beleidslijn Horeca-, recreatie- en seksinrichtingen

Gemeente Amersfoort

BIBOB-beleidslijn m.b.t. Horeca-, recreatie- en seksinrichtingen

Doel van de Wet BIBOB

Met de inwerking treden van deze beleidslijn wordt de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet BIBOB) door de gemeente Amersfoort toegepast op de het terrein van de horeca-, recreatie- en seksinrichtingen. De wet geeft de gemeente de mogelijkheid om te voorkomen dat onbedoeld medewerking wordt verleend aan criminele activiteiten. De gemeente verleent vergunningen en verstrekt subsidies aan burgers en bedrijven. Het kan gebeuren dat deze vergunning of subsidie wordt gebruikt voor criminele activiteiten, of voor het benutten van vermogen dat uit criminele activiteiten is verkregen.

Hetzelfde geldt voor de rol van de gemeente als contractpartij bij aanbestedingen in de sfeer van ICT, milieu en bouw. Ook hierbij kan het voorkomen dat de opdrachtnemer de opdracht gebruikt om criminele activiteiten te ontplooien, dan wel om uit criminele activiteiten verkregen geld wit te wassen. De Wet BIBOB geeft gemeenten een instrument in handen om zich tegen dit risico te beschermen. Het gemeentebestuur heeft ervoor gekozen de mogelijkheden van deze wet gefaseerd te implementeren en te starten met vergunningen op het gebied van horeca-, recreatie-, en seksinrichtingen (inclusief escortbedrijven). Ten aanzien van deze vergunningen kan dit zowel het college als de burgemeester zijn.. Ter voorkoming van misverstanden en omwille van de leesbaarheid wordt dan ook in het vervolg gesproken over het ‘bevoegd gezag’, waarmee zowel het college als de burgemeester kan worden bedoeld.

In deze beleidslijn wordt aangegeven hoe het bevoegd gezag de Wet BIBOB zal toepassen en welke consequenties dit heeft voor de aanvragers en houders van een vergunning op het gebied van horeca-, recreatie- en seksinrichtingen.

Het gaat om de volgende vergunningen:

  • ·

    De vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet (DHW) voor het uitoefenen van het horecabedrijf of het slijtersbedrijf.

  • ·

    De vergunning op grond van artikel 2.3.1.2 van de Algemene plaatselijke verordening Amersfoort 2004 (APV) voor de exploitatie van een horeca-inrichting.

  • ·

    De vergunning op grond van artikel 3.2.1 van de APV voor de exploitatie van een seksinrichting en/of escortbedrijf.

  • ·

    De vergunning op grond van artikel 2.3.3.1 van de APV voor de exploitatie van een speelgelegenheid.

Het bevoegd gezag zal bij de verlening van de vergunning, of bij het toezicht op de naleving ervan, steeds onderzoeken of de weigerings- of intrekkingsgronden uit artikel 3 van de Wet BIBOB van toepassing zijn. Op grond van dit artikel kan het bevoegd gezag een vergunning weigeren of intrekken indien:

·er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning mede gebruikt zal worden voor:

a) het benutten van voordelen uit strafbare feiten;

b) het plegen van strafbare feiten.

·er een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel verleende vergunning een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).

Onderzoek door het bevoegd gezag zelf

In het kader van de Wet BIBOB onderzoekt het bevoegd gezag of er sprake is van één van de hierboven geschetste situaties. Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • ·

    de door de aanvrager/houder van de vergunning beantwoorde BIBOB-vragen die zijn opgenomen in de (bijlage van) het standaard aanvraagformulier;

  • ·

    de door hem/haar aangeleverde documenten die moeten worden meegestuurd op grond van het aanvraagformulier;

  • ·

    eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, overgelegde documenten of informatie;

  • ·

    open bronnen onderzoek (Kamer van Koophandel, Kadaster enz.).

De BIBOB-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen. Deze kunnen overigens ook (net als de BIBOB- gronden) betrekking hebben op de integriteit van de vergunningaanvrager/-houder, zoals de eis niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn of de eisen genoemd in het Besluit eisen zedelijk gedrag, behorend bij de Drank- en Horecawet.

Als de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden niet van toepassing zijn, dan toetst het bevoegd gezag de aangevraagde/verleende vergunning aan de gronden uit artikel 3 van de Wet BIBOB. Teneinde zowel het bevoegd gezag als het landelijk Bureau BIBOB (zie hieronder) in staat te stellen dit onderzoek te verrichten, is aan de bestaande aanvraagformulieren een separaat BIBOB-vragenformulier toegevoegd. Hierin wordt onder meer gevraagd wie de leidinggevenden dan wel vermogensverschaffers van betrokkene zijn. Indien de aanvrager weigert de aanvullende BIBOB vragenlijst in te vullen, wordt dit op grond van artikel 4 van de wet aangemerkt als “ernstig gevaar” wat een mogelijke weigeringsgrond oplevert voor de gevraagde vergunning. Er wordt niet geweigerd dan nadat betrokkene in de gelegenheid is gesteld alsnog een volledige aanvraag inclusief de BIBOB vragenlijst in te dienen.

Uit het oogpunt van efficiency zullen niet alle dossiers aan een even grondige gemeentelijke analyse worden onderworpen. De Wet BIBOB zal strategisch worden toegepast, waarbij de strategie door het bevoegd gezag wordt bepaald. De adviezen van de vaksector en de BIBOB-coördinator van de afdeling Juridische Zaken zullen hierbij worden betrokken.

Ten aanzien van reeds verstrekte vergunningen zal het bevoegd gezag, indien het vermoedt dat één van de situaties als vermeld in artikel 3 van de Wet BIBOB zich voordoet, betrokkene verzoeken om invulling van het BIBOB-vragenformulier. Een weigering om hieraan te voldoen wordt beschouwd als een ernstig gevaar als bedoeld in deze wet, op grond waarvan de vergunning kan worden ingetrokken. Als het bevoegd gezag op basis van het eigen onderzoek genoeg aanwijzingen heeft dat een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB zich voordoet, zal het de vergunning weigeren of intrekken. Bij een mindere mate van gevaar kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden.

Aanvraag om advies bij het landelijk Bureau BIBOB

Indien:

  • 1.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming,

  • 2.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van het bedrijf,

  • 3.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

  • 4.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een BIBOB-advies aan te vragen,

kan het bevoegd gezag een advies vragen bij het landelijk Bureau BIBOB.

Een toetsing aan de Wet BIBOB met behulp van een advies, geldt in beginsel als een uiterste middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de feiten.

De adviesaanvraag bij het landelijk Bureau BIBOB is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. In de paragraaf met betrekking tot de procedure wordt dit verder toegelicht.

Het onderzoek door het landelijk Bureau BIBOB

Indien het landelijk Bureau BIBOB een adviesaanvraag ontvangt, stelt het een onderzoek in brengt het advies uit over de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB. Het landelijk Bureau BIBOB valt onder het Ministerie van Justitie en heeft inzage in een aantal gesloten gegevensbronnen en kan daarom een diepgaander onderzoek doen dan het bevoegd gezag.

Welke (rechts)personen worden in het onderzoek betrokken

De betrokkene, in dit geval de aanvrager of houder van de vergunning, wordt aan een BIBOB-onderzoek onderworpen. In dat kader wordt tevens onderzocht of de betrokkene misschien in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet BIBOB. Dit betekent dat ook andere personen kunnen worden betrokken bij het onderzoek. In artikel 3 van de Wet BIBOB is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten, als die feiten door een ander zijn gepleegd en deze persoon

  • 1.

    direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene, dan wel

  • 2.

    zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over betrokkene, dan wel

  • 3.

    vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, dan wel

  • 4.

    in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.

Al deze (rechts)personen kunnen worden betrokken in het BIBOB-onderzoek.

Procedure

Het bevoegd gezag doet het verzoek tot een BIBOB-advies bij het landelijk Bureau BIBOB. De houder / aanvrager van de vergunning wordt over een dergelijke adviesaanvraag geïnformeerd. Het landelijk Bureau BIBOB moet in beginsel binnen vier weken adviseren aan het bevoegd gezag. Deze termijn kan met nog eens vier weken worden verlengd. De beslistermijn voor het bevoegd gezag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het landelijk Bureau BIBOB, doch niet langer dan acht weken.

Het advies van het landelijk Bureau BIBOB wordt gebruikt ter onderbouwing van het besluit tot verlening, weigering of intrekking van de vergunning. Het bevoegd gezag mag slechts de gegevens uit het advies gebruiken die noodzakelijk zijn voor de onderbouwing van de verlening, weigering of intrekking van de vergunning.

Het bevoegd gezag stelt, indien het voornemens is een negatieve beslissing te nemen op grond van een BIBOB-advies, de betrokkene in de gelegenheid zijn of haar zienswijze naar voren te brengen. Betrokkene kan dan het BIBOB-advies inzien. Derden die genoemd zijn in het voorgenomen besluit worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb ook zij worden ook in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze over het voorgenomen besluit naar voren te brengen, indien te verwachten is dat zij hiertegen bedenkingen hebben. Derden hebben overigens niet het recht om het BIBOB-advies in te zien.

Tegen het uiteindelijke besluit van het bevoegd gezag staat bezwaar en beroep open. Op eenieder die de beschikking krijgt over gegevens uit het advies, die betrekking hebben op anderen dan hemzelf, rust een geheimhoudingsplicht, behoudens voor zover de Wet BIBOB mededelingen toelaat.

Drie soorten adviezen

Het landelijk Bureau BIBOB kan drie soorten adviezen afgeven:

  • ·

    Er is geen sprake van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.

  • ·

    Er is sprake van een ernstige mate van gevaar.

  • ·

    Er is sprake van een mindere mate van gevaar.

Het bevoegd gezag zal in ieder concreet geval beoordelen of het BIBOB-advies aanleiding geeft om de vergunning te verlenen, te weigeren of in te trekken. Indien het advies hiertoe aanleiding geeft kan het bevoegd gezag ook volstaan met het verbinden van extra voorwaarden aan de vergunning.

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris, de burgemeester,

De burgemeester van Amersfoort,

A.Van Vliet-Kuiper