Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amstelveen

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amstelveen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • b.

      Compensatieplicht: de plicht van het college aan personen met een (lichamelijke) beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem en aan mantelzorgers voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan;

    • c.

      Beperkingen: cognitieve of fysieke moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

    • d.

      Aanmelding: de mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan een gesprek kan plaatsvinden;

    • e.

      Gesprek: Eerste contact na aanmelding waarin met de belanghebbende de gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen, de te bereiken resultaten en te kiezen oplossingen.

    • f.

      Aanvraag: het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor compensatie om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening, zoals bedoeld in artikel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

    • g.

      Belanghebbende: een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen;

    • h.

      Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet;

    • i.

      Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

    • j.

      Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven en waarbij men zich enige beperkingen getroost;

    • k.

      Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving;

    • l.

      Algemene voorziening: een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure;

    • m.

      Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten;

    • n.

      Collectieve voorziening: een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, in casu het collectief vraagafhankelijk vervoer;

    • o.

      Voorliggende voorziening: een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft;

    • p.

      Wettelijke voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden;

    • q.

      Individuele voorziening: een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 van de Wmo wordt verstrekt;

    • r.

      Goedkoopst compenserend: als meerdere voorzieningen of oplossingen inzetbaar zijn die allen leiden tot het gewenste resultaat, wordt gekozen voor de goedkoopste voorziening of oplossing.

    • s.

      Hulp bij het huishouden: een individuele voorziening zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 onder q.

    • t.

      Voorziening in natura: een voorziening, ingezet om het resultaat te bereiken, verstrekt in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening;

    • u.

      Persoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het gewenste resultaat, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wmo en waarop de in deze verordening en de beleidsregels wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amstelveen te stellen regels van toepassing zijn, alternatief voor voorziening in natura;

    • v.

      Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

    • w.

      Hoofdverblijf: de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt;

    • x.

      Gebruikelijke zorg:de belanghebbende komt niet in aanmerking voor een voorziening ten aanzien van het voeren van een huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn de werkzaamheden te verrichten.

  • 2. Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening in dezelfde betekenis gebruikt als in de wet en de Awb.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

Een individuele voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

  • a.

    De noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is; en

  • b.

    De te verstrekken individuele voorziening als de goedkoopst adequate voorziening aan te merken is; en

  • c.

    Deze in overwegende mate op het individu is gericht.

Artikel 3 Weigeringsgronden

Geen voorziening wordt toegekend:

  • a.

    Indien de voorziening algemeen gebruikelijk is;

  • b.

    Indien de aanvrager niet woonachtig is of niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Amstelveen;

  • c.

    Voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • d.

    Voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

  • e.

    Voor zover de aanvraag betrekking heeft op vergoeding van de kosten die de belanghebbende voorafgaand aan aanvragen of beschikking heeft gemaakt én niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en tot slot als goedkoopst compenserend aan te merken viel;

  • f.

    Voor zover een voorziening waarop de aanvraag betrekking heeft eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, of dat het de aanvrager verwijtbaar is dat de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan, tenzij de voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen, of tenzij belanghebbende tegemoet komt in de veroorzaakte kosten;

  • h.

    Indien op grond van de verstrekte gegevens het recht op een voorziening niet kan worden vastgesteld.

  • i.

    Voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of enige privaatrechtelijke overeenkomst of verbintenis, aanspraak op de voorziening bestaat.

HOOFDSTUK 2 PROCEDURE BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES EN BESLUITVORMING

Artikel 4 Beslistermijn

De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden bedraagt maximaal 8 weken vanaf het moment van de aanvraag.

Artikel 5 Advisering

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten, mantelzorgers of eventueel anderen binnen de sociale omgeving:

    • a.

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    • b.

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien hij dat noodzakelijk acht.

  • 3. De belanghebbende is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 6 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

HOOFDSTUK 3 RESULTAATGERICHTE COMPENSATIE

Artikel 7 De te bereiken resultaten

De via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • 1.

    een huishouden voeren;

  • 2.

    zich te verplaatsen in en om de woning;

  • 3.

    zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;

  • 4.

    medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

HOOFDSTUK 4 HOE TE KOMEN TOT DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Artikel 8 Aanmelding en gesprek

  • 1. Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet kan een aanmelding aan vooraf gaan indien:

    • a.

      De aanmelding afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag of aanmelding in het kader van de wet heeft gedaan;

    • b.

      De aanmelding afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek naar aanleiding van een aanmelding heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;

  • 2. Indien belanghebbende aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen vervalt het gestelde in het eerste lid.

  • 3. Als de belanghebbende een mantelzorger is wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen de belanghebbende ondervindt bij en als gevolg van de uitvoering van de mantelzorg.

Artikel 9 Het verslag

Een gesprek naar aanleiding van een aanmelding kan worden afgesloten met een verslag. Opmerkingen van belanghebbende over dit verslag kunnen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd. Uitsluitend een door belanghebbende ondertekend verslag kan als aanvraagformulier dienen als bedoeld in artikel 10 lid 4.

HOOFDSTUK 5 DE AANVRAAG VAN EEN INDIVIDUELE VOORZIENING

Artikel 10 De aanvraag

  • 1. De aanvraag van een individuele voorziening kan schriftelijk of elektronisch en met ondertekening plaatsvinden.

  • 2. Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

  • 3. Indien een aanvraag mondeling (via de telefoon of op een andere manier) plaatsvindt wordt dit zo spoedig mogelijk schriftelijk door de gemeente bevestigd. Bij deze bevestiging kan een aanvraagformulier worden meegezonden.

  • 4. Als er een ondertekend verslag van een gesprek naar aanleiding van een aanmelding aanwezig is, dit ondertekende verslag als aanvraagformulier beschouwd.

  • 5. Het college kan als voorwaarde voor het indienen van een aanvraag het overleggen van de volgende gegevens en/of bewijzen verlangen:

    • a.

      legitimatiebewijs;

    • b.

      inkomstengegevens;

    • c.

      overige gegevens, die van belang zijn in het kader van het onderzoeken van de aanvraag.

HOOFDSTUK 6 BEOORDELEN VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Artikel 11 Het maken van een afweging

  • 1. Bij het beoordelen of compensatie kan gaan plaatsvinden gaat het college allereerst uit van de zelfredzaamheid en de eigen verantwoordelijkheid en de inzet van de eigen sociale omgeving van de belanghebbende. Hierbij wordt ook beoordeeld of de inzet van de compensatie te verwachten of te voorspellen was.

  • 2. Bij het beoordelen of compensatie kan gaan plaatsvinden gaat het college uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

  • 3. Alle voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen, die beschikbaar en bruikbaar zijn, worden eerst beoordeeld.

HOOFDSTUK 7 RESULTAAT 1: EEN HUISHOUDEN VOEREN

Artikel 12 Gebruikelijke zorg

  • 1. Indien de belanghebbende ten aanzien van het voeren van een huishouden een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

  • 2. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 13 Een huishouden voeren

  • 1. Te bereiken resultaten ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaan onder andere uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is, kunnen voorzien in de dagelijks benodigde levensbehoeften zoals maaltijden en toilet- en schoonmaakartikelen, het doen van de dagelijkse was, de zorg voor kinderen die tot het gezin behoren en het organiseren van de administratie. Er kan voor de belanghebbende een individuele voorziening getroffen worden ten aanzien van deze onderdelen.

  • 2. Indien de belanghebbende gebruik kan maken van een voorliggende voorziening zoals een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening of het eigen vervoer die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat als bedoeld in lid 1 en lid 2 wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

  • 3. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een voorliggende voorziening zoals aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat als bedoeld in lid 1 en lid 2 worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4. Voor zover de in lid 3 en 4 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

HOOFDSTUK 8 RESULTAAT 2: ZICH VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING

Artikel 14 Zich verplaatsen in en om de woning

  • 1. Te bereiken resultaten ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning en wonen in een geschikt huis bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, de keuken, het slaapvertrek, sanitaire ruimten, het terras of het balkon te kunnen bereiken.

  • 2. Met het oog op de genoemde resultaten in lid 1 kan voor de belanghebbende een individuele voorziening getroffen worden ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid, doorgankelijkheid en bruikbaarheid van de woning en voor dagelijks gebruik.

  • 3. Voor zover het anders indelen van de eigen woning en/of het herschikken van de in lid 1 genoemde ruimten kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

  • 4. Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning, wat kan leiden tot het te bereiken resultaat als bedoeld in lid 1 en lid 2, zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

  • 5. Als het college tot verhuizen besluit, moet hij wel bemiddelen naar een langdurig adequate woning, binnen een medisch verantwoorde termijn.

  • 6. Een geschikte woning wordt eenmalig aangeboden.

  • 7. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van voorliggende voorzieningen die in de individuele situatie kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

  • 8. Voor zover de in lid 4, 5, 6 en 7 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

  • 9. Een verhuiskostenvergoeding kan wel verstrekt worden, tenzij verhuizen als algemeen gebruikelijk beschouwd wordt.

HOOFDSTUK 9 RESULTAAT 3: ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 15 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1. Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het doen van dagelijkse boodschappen en het deelnemen aan het leven van alledag, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

  • 2. Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan voor de belanghebbende een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon- en leefomgeving.

  • 3. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

  • 4. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van aanwezig en bruikbaar collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur dat in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 5. Voor zover de in lid 3 en 4 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

HOOFDSTUK 10 RESULTAAT 4: MEDEMENSEN ONTMOETEN EN OP BASIS DAARVAN SOCIALE CONTACTEN AANGAAN

Artikel 16 Deelnemen aan maatschappelijke activiteiten

  • 1. Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen, het bezoeken van familie, kennissen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten, bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van deze bezoeken en het kunnen deelnemen aan deze activiteiten.

  • 2. Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen, het bezoeken van familie, kennissen en deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten kan voor belanghebbenden een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de betreffende bestemmingen.

  • 3. Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van één of meer aanwezige en bruikbare voorliggende voorzieningen zoals activiteiten van en binnen vrijwilligers- en welzijnsorganisaties, van de huisgenoten in het kader van gebruikelijke zorg als bedoeld in artikel 1, lid 1 onder w en/of van aanwezig en bruikbaar collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

HOOFDSTUK 11 VERSTREKKING IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET EN ALS FINANCIELE TEGEMOETKOMING EN EIGEN BIJDRAGEN

Artikel 17 Mogelijke verstrekkingswijzen

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget.

Artikel 18 Verstrekking in natura

  • 1.

    Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst of huurovereenkomst gemeente Amstelveen van toepassing.

  • 2.

    Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in een beschikking vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening is;

    • b.

      hoe de voorziening in natura verstrekt wordt en

    • c.

      of er sprake is van een bruikleenovereenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

  • 3.

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in een beschikking opgenomen.

Artikel 19 Verstrekking als financiële tegemoetkoming

  • 1. Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning in een beschikking opgenomen.

  • 2. Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in een beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is;

    • b.

      op basis van welke voorwaarden de financiële tegemoetkoming wordt verstrekt en

    • c.

      wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is.

  • 3. Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in een beschikking opgenomen.

Artikel 20 Verstrekking als Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Op het Persoonsgebonden budget zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als de inzet ervan adequaat is. PGB kan, indien nodig, besteed worden aan de inzet van een gediplomeerde kracht.

    • c.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld door het college wordt vastgelegd in de Beleidsregels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amstelveen,

    • d.

      Het college legt in de Beleidsregels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amstelveen vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt.

  • 2.

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welk te bereiken resultaat het Persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden.

    • b.

      wat de omvang van het Persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen.

  • 3.

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in een beschikking opgenomen.

  • 4.

    Na ontvangst van de nota en eventuele keuring door de bouwkundige van de gemeente wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager.4

Artikel 21 Verantwoording Persoonsgebonden budget

  • 1. Het college gaat na of het verstrekte Persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 2. Met betrekking tot een individuele voorziening vermeldt het college bij beschikking een nauwkeurig omschreven programma van eisen om volstrekt duidelijk te laten zijn wat met het persoonsgebonden budget dient te worden aangeschaft en aan welke vereisten de aan te schaffen voorziening dient te voldoen.

  • 3. PGB houders dienen zich aan de gebruikersvoorwaarden van een individuele voorziening te houden, overeenkomstig de bruikleenvoorwaarden bij voorzieningen in natura.

  • 4. Een individuele voorziening gekocht met een PGB wordt in bruikleen verstrekt en blijft eigendom van de gemeente. De investering van de klant in de voorziening wordt bij inname niet verrekend.

  • 5. De PGB houder dient binnen twee maanden het PGB bedrag aan te wenden voor de aanschaf van de geïndiceerde individuele voorziening.

  • 6. De PGB houder dient een kopie van het aanschafbewijs en/of aankoopnota in te dienen maximaal vier maanden na de datum van de beschikking. Ook dient een bouwkundige controle plaats te vinden.

  • 7. Met betrekking tot Hulp bij het huishouden dient de PGB houder een zorgovereenkomst en nota’s te overhandigen.

  • 8. Is het persoonsgebonden budget anders besteed dan waarvoor het is verstrekt, dan zal het college het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 9. De controle op het gebruik van het PGB voor Hulp bij het huishouden vindt door middel van een representatieve steekproef plaats. De controle op de besteding van het PGB bij overige individuele voorzieningen vindt bij iedere verstrekking plaats.

Artikel 22 Eigen bijdrage

  • 1. Bij het verstrekken van een voorziening is een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen ten aanzien van de resultaten als bedoeld in artikel 7.

  • 2. Het college legt in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Amstelveen de hoogte van deze eigen bijdrage vast.

HOOFDSTUK 12 SLOTBEPALINGEN

Artikel 23 Intrekking van een voorziening

  • 1. Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      Niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van nieuwe gegevens gebleken is dat de reeds overlegde gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 24 Terugvordering

  • 1. Ingeval het recht op een voorziening is ingetrokken kan een, op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget, worden teruggevorderd.

  • 2. In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

  • 3. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggehaald indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Artikel 25 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 26 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en de op deze verordening berustende Beleidsregels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amstelveen en financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Amstelveen geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450)

Artikel 27 Evaluatie

Het door het raad gevoerde beleid wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na vier jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van het beleid in de praktijk.

Artikel 28 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

  • 2. Op het tijdstip genoemd in het eerste lid wordt de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2008 gemeente Amstelveen, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 25 juni 2008, ingetrokken.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amstelveen.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2011.

ALGEMENE TOELICHTING

Aanleiding

De verordening Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wordt ten eerste gewijzigd om één doel van het gemeentelijk beleid en de wettelijke verplichting, namelijk het compenseren van beperkingen vorm te geven in de verordening. Ten tweede hebben gemeenten, burgers, VNG en verschillende landelijke participatieraden in de afgelopen periode nadere invulling gegeven aan de compensatieplicht volgens de bedoeling van de wet, het zogenaamde kantelingsproces. Deze verordening is de uitkomst van gemeentelijke en maatschappelijke ontwikkelingen (kantelingsproces).

Wmo

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is op 1 januari 2007 van kracht geworden. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) geeft gemeenten de opdracht om ervoor te zorgen dat mensen mee kunnen doen in de samenleving. Eén van de doelen van het Amstelveense Wmo-beleid voor de komende jaren is het compenseren van lichamelijke en psychische beperkingen.

Dit doel, de verplichting om beperkingen te compenseren zodat mensen kunnen deelnemen aan de samenleving is ook een wettelijke verplichting en wordt vormgegeven in deze verordening. Door de gemeente betaalde ondersteuning in de vorm van professionele hulp of individuele voorzieningen dient als vangnet als andere opties ontoereikend zijn. Om te komen tot de juiste ondersteuning wordt maatwerk geleverd: de persoonskenmerken van de cliënt staat centraal. Het is de kunst om de maatschappelijke ondersteuning te organiseren, uitgaande van wat de cliënt nodig heeft en daarbij in de eerste plaats zelf kan doen. Uiteraard wordt hierbij een efficiënte en klantvriendelijke werkwijze gevolgd.

De kanteling

De Wmo is een brede wet die zegt: Iedereen moet kunnen meedoen. In de Wmo is de compensatieplicht opgenomen, die de verantwoordelijkheid van de gemeente regelt om mensen met een beperking en ouderen te ondersteunen. Het proces van gemeenten en burgers om tot een invulling van de compensatieplicht te komen, volgens de bedoeling van deze wet, heet de kanteling. De compensatieplicht houdt in dat in elke individuele situatie de meest adequate oplossing wordt getroffen. Zo wordt bereikt dat de gewenste zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie mogelijk is.

In samenwerking tussen VNG enerzijds en CG-Raad en gezamenlijke Ouderenbonden anderzijds is op basis van het kantelingsproces - een proces om de Wmo te doen kantelen naar een wijze van uitvoeren die recht doet aan de bedoeling van de wetgever, met name ten aanzien van het nieuwe begrip “compensatieplicht” – een nieuwe modelverordening ontwikkeld. Ook is rekening gehouden met de jurisprudentie, met name die van de Centrale Raad van Beroep.

De opbouw van de modelverordening is als basis gebruikt voor deze verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Amstelveen.

Opbouw van de verordening

Het resultaat is een geheel andere verordening dan de voorafgaande verordening en die van de Wvg. In deze verordening ligt het zwaartepunt op de te behalen resultaten in plaats van op voorzieningen en op een gesprek naar aanleiding van een aanmelding naast of in plaats van een gerichte aanvraag voor een voorziening. In dit gesprek wordt samen met de persoon die compensatie behoeft een zo volledig mogelijke inventarisatie gemaakt van zijn persoonskenmerken, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, zijn wensen en de problemen die om een oplossing vragen. Leidend hierbij is het te bereiken resultaat. Op basis hiervan kan bekeken worden welke mogelijkheden er zijn om dit resultaat te bereiken met oplossingen die al voorhanden zijn, zoals eigen mogelijkheden, (wettelijk) voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of collectieve voorzieningen. Daarna wordt duidelijk op welke punten nog individuele voorzieningen nodig zijn.

Na de begripsomschrijvingen ligt de focus op de te bereiken resultaten. Daarin zal per onderdeel van de Wmo, zoals geschetst in artikel 4 lid 1 van de wet (een huishouden voeren, zich verplaatsen in en om de woning, zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan) uitgewerkt worden wat daarbij als resultaat bereikt moet worden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Lid 1, Ad b compensatieplicht

De omschrijving van het cruciale begrip “compensatieplicht” is ontleend aan de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 december 2008. In deze uitspraak wordt voor het eerst een fundamenteel standpunt gegeven over de Wmo.

De compensatieplicht houdt een plicht in voor het college. Die plicht geldt in ieder geval ten aanzien van personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem, waaronder ook ouderen kunnen vallen. Daarbij moet het gaan om ondervonden beperkingen op het gebied van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie. Doel is betrokkenen in staat te stellen de resultaten te bereiken zoals genoemd in artikel 4 van de Wmo.

Bij wat het college ook besluit geldt: het moet gaan om maatwerk. Uitgegaan moet worden van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Dat legt een beperking op aan de mogelijkheid om bijvoorbeeld primaten, oftewel een algemene regel, te hanteren. Dat is toegestaan, mits in het individuele geval steeds wordt nagegaan of die algemene maatregel wel leidt tot maatwerk.

Lid 1, Ad d en e aanmelding en gesprek

Naar aanleiding van een aanmelding wordt een gesprek gevoerd. Dit gesprek is niet het onderzoek naar een te verstrekken voorziening, maar het onderzoek naar de situatie van betrokkene,

wat betrokkene nog zelf kan, wat de te bereiken resultaten zijn in de ogen van betrokkene, wat de behoeften daarbij zijn, welke oplossingen er in de maatschappij beschikbaar zijn via algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke, voorliggende voorzieningen en collectieve, zodat een basis ontstaat voor het zoeken naar oplossingen voor de problemen. Ook wordt gekeken naar het sociale netwerk en de oplossingen die een belanghebbende eventueel zelf kan regelen. Met die oplossingen wordt het te bereiken resultaat gerealiseerd, voor zover die resultaten niet in die gesprekken al te behalen zijn. Dit traject kan uiteindelijk leiden tot een aanvraag voor een individuele voorziening.

Het gesprek is evenwel geen vrijblijvende zaak: dit gesprek is mede de basis voor de eventuele aanvraag voor een individuele voorziening. Van het gesprek worden aantekeningen gemaakt die zonodig uitgewerkt worden tot een verslag, dat bij de aanvraag gevoegd kan worden om te voorkomen dat zaken dubbel gedaan moeten worden.

Lid 1, Ad f aanvraag

Een gesprek naar aanleiding van een aanmelding kan achterwege kan blijven als de situatie van betrokkene helder is en betrokkene goed bekend is bij de gemeente. Op dat moment kan direct een aanvraag worden gedaan. Hiervan kan sprake zijn bij bijvoorbeeld vervanging van voorzieningen wegens het bereiken van de afschrijvingstermijn, of als een goed bekende aanvrager een nieuwe aanvraag doet.

Lid 1, Ad g en h belanghebbende en mantelzorger

Doordat in de wet gesproken wordt over mantelzorgers en vrijwilligers als doelgroep voor de compensatieplicht, kan het begrip ‘belanghebbende’ ruimer zijn dan alleen betrokkene zelf. Daarom is het begrip belanghebbende opgenomen. Onder belanghebbende kan dus ook verstaan worden de mantelzorger(s) van betrokkene.

Lid 1, Ad k psychosociaal

Het begrip psychosociaal probleem is vanuit de AWBZ in de Wmo opgenomen, maar inmiddels als “grondslag” uit de AWBZ geschrapt. Dit is gebeurd omdat gebleken is dat deze grondslag in de AWBZ financieel moeilijk te beheersen was. In de Wmo heeft – volgens de parlementaire behandeling - dit begrip een heel specifieke betekenis. Deze betekenis wordt hier als begripsomschrijving gehanteerd en is overgenomen uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Het betreft met name verlies van zelfstandigheid of deelname aan het maatschappelijk verkeer, de kerndoelstelling van de Wmo.

Lid 1, Ad l algemene voorziening

Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn: de dagrecreatie voor ouderen, sociale alarmering, de boodschappenplusbus, de maaltijdvoorziening, klussendienst, kinderopvang in al zijn verschijningsvormen. Een algemene voorziening is per definitie geen individuele voorziening en de Wmo-regels rond eigen bijdragen gelden niet.

Lid 1, Ad m algemeen gebruikelijke voorziening

Volgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een voorziening, met name producten, algemeen gebruikelijk als het gaat om een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, zodat de voorziening ook op grote schaal door iedereen kan worden gebruikt, die gewoon in een normale winkel en niet in een vakhandel gericht op revalidatie te koop is en die qua prijs niet (aanzienlijk) duurder is dan vergelijkbare producten.

De Centrale Raad heeft aangegeven dat als het gaat om vervanging van een zaak die (nog lang) niet afgeschreven is en als het gaat om een persoon die een inkomen heeft dat door onvermijdbare kosten op grond van de beperking onder de relevante bijstandsnorm komt, wellicht een uitzondering op dit principe gemaakt moet worden.

Lid 1, Ad o voorliggende voorziening

Voorliggende voorzieningen kunnen zijn algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of collectieve voorzieningen. Bij deze voorzieningen is de functie bepalend: zij gaan voor individuele voorzieningen.

Lid 1, Ad w hoofdverblijf

Het begrip is omschreven naar het aantal nachten dat men doorbrengt op een locatie. Bij twijfel kan de plaats waar per jaar de meeste nachten worden doorgebracht, beschouwd worden als de plaats waar iemand zijn hoofdverblijf heeft. Dit kan een rol spelen als iemand meerdere plaatsen heeft waar een groot deel van het jaar wordt doorgebracht, zoals personen die het jaar deels in het buitenland doorbrengen, personen die deels in een AWBZ-instelling verblijven en deels elders, enz. Bij twijfel kan de gemeentelijke basisadministratie gebruikt worden als informatiebron.

Artikel 2

Onder a wordt bepaald dat het noodzakelijk is dat een voorziening langdurig noodzakelijk is. Er bestaat echter een duidelijke uitzondering: hulp bij het huishouden na een ziekte of ziekenhuisopname. Als deze kortdurende hulp bij het huishouden binnen een gemeente niet geleverd kan worden als voorliggende voorziening, waardoor geen individuele voorziening meer nodig zal zijn, zal deze hulp als individuele voorziening verstrekt moeten worden.

Wat langdurig noodzakelijk is hangt geheel af van de situatie, maar ook een te bereiken resultaat voor een belanghebbende die terminaal is dient gerekend te worden tot langdurig noodzakelijk. De voorziening zal immers voor de belanghebbende het gehele verdere leven noodzakelijk zijn.

Onder b wordt bepaald dat de voorziening als de goedkoopst compenserende voorziening aangemerkt moet kunnen worden. Het gaat daarbij in de eerste plaats om een voorziening die compenserend is voor de ondervonden problemen, zodat het te bereiken doel daadwerkelijk bereikt kan worden. Maar wanneer dan meerdere voorzieningen compenserend blijken te zijn mag volstaan worden met de goedkoopste voorziening.

Artikel 3, lid e

Er wordt geen voorziening toegekend als niet meer is na te gaan of de voorziening noodzakelijk was en of wel sprake was van een goedkoopst compenserende voorziening. Is de voorziening te duur geweest dan kan de gemeente volstaan met het vergoeden van een lager bedrag conform de goedkoopst compenserende voorziening.

HOOFDSTUK 3 PROCEDURE BEPALINGEN ROND ONDERZOEK, ADVIES EN BESLUITVORMING

Artikel 4

De Algemene wet bestuursrecht regelt dat, als bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, een besluit genomen dient te worden binnen een termijn van 8 weken. De Wmo bepaalt niets over beslistermijnen. Het college heeft de mogelijkheid om afwijkende termijnen vast te stellen. Dit geldt met name voor bouwkundige woonvoorzieningen.

Indien de beschikking niet binnen acht weken kan worden afgegeven dan stelt de gemeente de aanvrager daarvan ex artikel 4:14 van de Awb in kennis en noemt daarbij een redelijk termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 5, lid 1

Is de aanvrager niet bereid tot medewerking, dan zal het college moeten beoordelen of zonder deze medewerking een zorgvuldig besluit te nemen is. Is dat niet mogelijk dan zal het college de aanvraag buiten behandeling kunnen stellen. Is wel een zorgvuldig besluit mogelijk dan zal dat besluit genomen moeten worden.

HOOFDSTUK 4 HOE TE KOMEN TOT DE TE BEREIKEN RESULTATEN.

Artikel 8, Lid 1 en 2

In dit hoofdstuk en artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen een aanmelding, een gesprek en een aanvraag.

Aanmelding: Kan in een drietal situaties, namelijk

  • ·

    wanneer iemand zich voor het eerst meldt voor een individuele voorziening;

  • ·

    wanneer iemand zich niet voor het eerst meldt, maar wanneer er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een nieuw gesprek rechtvaardigen;

  • ·

    indien ofwel belanghebbende ofwel de gemeente dat gewenst vindt, dient een aanvraag voorafgegaan te worden door een aanmelding.

Gesprek: Naar aanleiding van een aanmelding kan een gesprek worden gevoerd.

Tijdens het gesprek wordt – geheel uitgaande van degene die aangeeft behoefte te hebben aan compensatie, verder belanghebbende genoemd – een complete inventarisatie gemaakt.

Aanvraag: Een gesprek naar aanleiding van een aanmelding kan achterwege blijven als de situatie van betrokkene helder is en betrokkene goed bekend is bij de gemeente. Op dat moment kan direct een aanvraag worden gedaan. Hiervan kan sprake zijn bij bijvoorbeeld vervanging van voorzieningen wegens het bereiken van de afschrijvingstermijn, of als een goed bekende aanvrager een nieuwe aanvraag doet.

Globaal kan gesteld worden dat een aanvraag pas gedaan kan worden als op basis van een gesprek naar aanleiding van een aanmelding een uitgebreide inventarisatie heeft plaatsgevonden en alle mogelijke niet-individuele voorzieningen al zijn beoordeeld om tot de te bereiken resultaten te komen.

Artikel 9

Men dient zich te realiseren dat het gesprek gevoerd wordt vanuit de belanghebbende en zijn behoeften en persoonskenmerken. Van het verslag kan dan ook niet verwacht worden dat het een objectieve weergave van de situatie van betrokkene weergeeft: het zal duidelijk subjectieve aspecten bevatten. Deze subjectieve aspecten zullen als zodanig herkenbaar moeten zijn.

HOOFDSTUK 6 BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Artikel 11, Lid 1, 2 en 3

Het principe van het gesprek naar aanleiding van een aanmelding en de daaropvolgende aanvraag is zodanig dat niet een bepaalde voorziening in de procedure centraal moet staan maar het te bereiken resultaat en hoe dat mogelijk is. Focussen op een bepaalde voorziening kan de aandacht daarvan zodanig afleiden dat de verkeerde voorziening wordt toegekend.

"Uitgaan van" betekent dat het college die persoonskenmerken en behoeften als vertrekpunt van het onderzoek en de afweging neemt. Bij het onderzoek zal gekeken worden naar wat nodig is, wat mogelijk is en hoe maatwerk ten aanzien van de te bereiken resultaten mogelijk is. Er wordt zowel bij een aanmelding als een aanvraag eerst beoordeeld welke voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen een oplossing zouden kunnen bieden om het te bereiken resultaat daadwerkelijk te bereiken.

HOOFDSTUK 7 RESULTAAT 1: EEN HUISHOUDEN VOEREN

Artikel 12, Lid 1

Als er geen huisgenoten zijn of als de huisgenoten met enige regelmaat langdurig afwezig zijn zal er plicht tot compensatie bestaan. Compensatieplicht bestaat er uiteraard ook als de huisgenoot zelf ook niet in staat is het huishoudelijk werk te verrichten. Hiertoe zal onderzoek gedaan moeten worden om dit vast te stellen. Ook dreigende overbelasting of bestaande overbelasting van huisgenoten, waaronder begrepen de kinderen, kan compensatieplicht betekenen.

Artikel 13, Lid 1

Een schoon huis:

De definitie van een schoon huis is ontleend aan gangbare ideeën die bestaan in de maatschappij. Er zijn beperkingen ten aanzien van de omvang van de woning, zoals het aantal kamers, de oppervlakte van de kamers, waarbij uitgangspunt is de omvang van een nieuwe woning binnen de sociale woningbouw. Dit uitgangspunt is niet star: er zijn altijd mogelijkheden bij te stellen naar boven of naar beneden (maatwerk).

De dagelijkse was:

Dit onderdeel is beperkt tot het verzorgen van kleding die iemand in zijn bezit heeft. Een wasmachine en droger worden gezien als voorliggende voorzieningen bij het doen van de dagelijkse was. Ten aanzien van het strijken van de was worden alleen de noodzakelijke stukken gestreken. Begeleiding bij het kopen van kleding valt niet onder afdwingbare compensatie, maar als daar behoefte aan bestaat, kan de gemeente wel bemiddelen bij het regelen dat er geschikte en passende kleding wordt gekocht, bijvoorbeeld met inschakeling van vrijwilligers of via de kledingbank.

Artikel 13, Lid 2

Een schoon huis

Er kunnen individuele voorzieningen beschikbaar gesteld worden om het huis schoon te houden. Dat gaat via licht en zwaar huishoudelijk werk, d.w.z. om het droog en nat schoon en stofvrij maken en houden van de woning. Daarbij valt bijvoorbeeld het reinigen van de ramen aan de buitenkant niet onder de compensatieplicht, omdat daarvoor een algemeen gebruikelijke voorziening bestaat: de glazenwasser.

De dagelijkse boodschappen

Compensatie houdt niet per definitie in dat de aanvrager zelf de boodschappen moet kunnen doen. Het resultaat kan bereikt worden met een boodschappenservice, waarbij wel opgelet wordt dat de supermarkt qua prijsniveau past bij het bestedingspatroon van de aanvrager. Het gaat niet alleen om de ingrediënten maar ook om de maaltijden zelf. Compensatie betekent dat de aanvrager beschikt over de verschillende maaltijden door de dag heen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met medische geïndiceerde diëten en kan rekening worden gehouden met de wensen van de aanvrager.

Het is niet de bedoeling dat de gemeente de boodschappen voor de belanghebbende financiert. De belanghebbende moet in staat gesteld worden de boodschappen in huis te krijgen.

Als mobiliteit het probleem is, kan gedacht worden aan een vervoersvoorziening om dat probleem op te lossen. Als er hulp bij het huishouden aanwezig is, zou dit de oplossing kunnen bieden.

Bij afwezigheid van dergelijke diensten, of indien de kosten van de dienst, zowel wat betreft producten als wat betreft extra bezorgkosten, dat rechtvaardigen, kan gekozen worden voor het inzetten van hulp om de boodschappen te doen. Daarbij zal goedkoopst compenserend de leidraad zijn, ook hier is het te bereiken resultaat van belang en is de manier waarop daaraan ondergeschikt.

Om te bepalen of een boodschappenservice of maaltijdvoorziening bruikbaar is, zal gekeken moeten worden naar gezinssamenstelling, kosten en concrete beschikbaarheid.

De zorg voor kinderen

Gebruikelijke zorg voor kinderen kan onder de compensatieplicht behoren als een ouder met beperkingen dat zelf niet kan. Compensatie is dan bedoeld als ondersteuning en niet als volledige overname. In die situatie zullen andere oplossingen gezocht moeten worden, zoals kinderopvang.

Een voorziening kan ingezet worden - tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – ter vervanging van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

Organiseren van huishouden en de administratie

Een voorziening kan ingezet worden - tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – als bijvoorbeeld sprake is van psychosociale problematiek.

HOOFDSTUK 8 RESULTAAT 2: ZICH VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING

Artikel 14, Lid 1

De woning staat bij alle verplaatsingen centraal. Bij deze verplaatsingen horen de verplaatsing naar een centrale hal in een flat, waar veelal de brievenbussen zijn, of het gebruik van een balkon of de tuin. Wat de tuin betreft moet het mogelijk zijn in die tuin te komen, de inrichting van de tuin is een eigen verantwoordelijkheid.

Als er een berging is, moet ook de berging bereikt kunnen worden, als belanghebbende deze daadwerkelijk voor noodzakelijke doeleinden gebruikt. In principe zullen zolders, veelal bereikbaar zonder vaste trap, met bijvoorbeeld een vlizotrap, niet onder de compensatieplicht vallen.

Als het gaat om het wonen in een geschikte woning hebben we het over de woonvoorzieningen, zowel bouwkundig als niet-bouwkundig. Uitgangspunt is daarbij dat men zelf al beschikt of zal beschikken over een woning. Het is niet zo dat een gemeente voor een woning moet zorgen: dat is een eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. De gemeente kan wel ondersteunen of bemiddelen bij het zoeken naar een (geschikte) woning. Daarbij is uitgangspunt dat iedereen altijd zoekt naar een voor hem op dat moment meest geschikte beschikbare woning, uiteraard passend bij het bestedingspatroon, gezinssamenstelling en beperkingen.

Ook nu gaat het weer om woningen op het niveau sociale woningbouw. Er kan altijd afgeweken worden naar boven of beneden, maar omvangrijke woningen en zeer grote ruimten zullen niet als uitgangspunt voor compensatie gelden.

Het kan mogelijk zijn de woning aan te passen, maar ook kan het mogelijk zijn dat er een andere woning beschikbaar is die geschikt is, of een woning die gemakkelijker geschikt te maken is. Uitgangspunt daarbij zijn de behoeften van de aanvrager en de noodzaak tot een doelmatige besteding van gemeenschapsgelden.

Artikel 14, Lid 2

Aan noodzaak voor een rolstoel voor dagelijks gebruik gaat vaak een periode vooraf waarin gebruik wordt gemaakt van andere hulpmiddelen, (ooit) verstrekt op basis van de Zorgverzekeringswet, AWBZ of zelf aangeschaft.

De zogenaamde rolstoel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder: deze rolstoel wordt immers niet gebruikt voor verplaatsen in, om en nabij de woning, maar wordt vooral gebruikt als men zich elders moet verplaatsen en dat zonder een rolstoel niet kan, zoals tijdens een uitstapje. Voor dit soort rolstoelen kan gebruik gemaakt worden van speciaal hiervoor beschikbare uitleendepots of van rolstoelen die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in pretparken, dierentuinen en dergelijke. Uitgangspunt is dat een rolstoel alleen verstrekt wordt indien die noodzakelijk is voor het verplaatsen in, om en nabij de woning.

Artikel 14, Lid 3

Ten aanzien van de vraag of er aangepast dient te worden spelen afwegingen over afschrijving van de voorziening en over de vraag of de voorziening later hergebruikt kan worden een belangrijke rol. Gestreefd wordt aanpassingen die bestaan uit een aanbouw alleen dan te realiseren als vastgelegd kan worden dat deze aanpassing tijdens de gehele looptijd beschikbaar kan blijven voor een persoon met een beperking. Dit zal over het algemeen uitsluitend te realiseren zijn bij huurwoningen van sociaal verhuurders. Bij een koopwoning wordt eventueel de overwaarde bij verkoop gedeeltelijk aan gemeente terugbetaald.

Artikel 14, Lid 4

Verhuizing naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning kan een snelle(re) oplossing bieden dan het aanpassen van een woning. Bovendien kan een woning zich niet lenen voor aanpassing. Bij het zoeken naar alternatieven wordt in de afweging bepaald hoe de behoeften van de aanvrager zich verhouden tot de belangen (met name financiële) van de gemeente.

HOOFDSTUK 9 RESULTAAT 3: ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 15, Lid 1

Het te bereiken resultaat is dat de aanvrager zich met een vervoermiddel binnen zijn

eigen woonplaats kan verplaatsen.Die verplaatsingen moeten passen in het kader van het leven van alledag. Dat zijn alle verplaatsingen die niet uitsluitend te maken hebben met verplaatsingen in het kader van een betaalde baan of puur recreatief. Heeft men voor dat soort verplaatsingen een aparte voorziening nodig, die verder gaat dan de normale voorziening voor het verplaatsen in het kader van het leven van alledag, dan zal deze voorziening niet onder de compensatieplicht vallen maar vergoed dienen te worden vanuit de voorzieningen ten behoeve van werken: zoals de Wia, verstrekt via UWV.

Artikel 15, Lid 2

Uitgesloten zijn verplaatsingen die met een speciaal middel gemaakt moeten worden in verband met betaalde arbeid. Verder zijn ook vakanties en ander recreatief verblijf buiten de woonplaats uitgesloten.

Daarvoor wordt door het Ministerie van VWS Valys beschikbaar gesteld. Valys is bedoeld voor sociaal-recreatieve uitstapjes van meer dan vijf openbaar vervoer zones vanaf het woonadres en aanvullend op de door de Wmo te compenseren voorzieningen en valt buiten de verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders.

Wel gaat het om verplaatsingen nodig voor het doen van boodschappen (zodat ook op deze wijze het resultaat van het kunnen beschikken over de eerste levensbehoeften wordt bereikt), nodig om op bezoek te gaan, nodig om naar artsen, paramedici, specialisten te gaan en voor ziekenhuisonderzoek, voor zover het zogenaamde zittend ziekenvervoer daar geen oplossing voor biedt.

Dit medisch vervoer betreft vooral situaties waarbij dat vervoer zo frequent is dat het beschikbaar gestelde vervoer bijna geheel aan dit medisch vervoer gebruikt zou worden.

De omvang van de te bieden compensatie zal over het algemeen liggen tussen 1500 en 2000 kilometer per jaar. Van belang is allereerst vast te stellen of de vervoersbehoefte realistisch is, gezien de medische, maar ook gezien de financiële situatie van de aanvrager.

HOOFDSTUK 10 RESULTAAT 4: MEDEMENSEN ONTMOETEN EN OP BASIS DAARVAN SOCIALE VERBANDEN AANGAAN

Artikel 16, Lid 1

Het te bereiken resultaat bestaat uit het kunnen afleggen van bezoeken en het deelnemen aan activiteiten. Daarbij kan gedacht worden aan familiebezoek, aan het bezoeken van bijeenkomsten of het bezoeken van kerkdiensten, het deelnemen aan het verenigingsleven, maar ook het volgen van cursussen om de vrije tijd op een aangename wijze te kunnen invullen, mits deze activiteiten binnen de gemeente plaatsvinden. Voorwaarden hiervoor zijn bijvoorbeeld het zich kunnen verplaatsen naar deze bestemmingen. Daarvoor zal artikel 16 over het algemeen een voldoende oplossing kunnen bieden.

Artikel 16, Lid 2

Als vervoer voldoende in staat stelt aan activiteiten deel te nemen kan via artikel 16 het vervoersprobleem opgelost worden.

HOOFDSTUK 11. VERSTREKKEN IN NATURA, ALS PERSOONSGEBONDEN BUDGET, ALS FINANCIELE TEGEMOETKOMING EN EIGEN BIJDRAGEN

Artikel 19

De financiële tegemoetkomingen kunnen niet ontbreken (hoewel er in feite geen verschil bestaat tussen een persoonsgebonden budget en een financiële tegemoetkoming) omdat artikel 7 lid 2 Wmo spreekt over een “financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan de woonruimte”.

Artikel 19, Lid 3

Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming bestaat de mogelijkheid een eigen aandeel te vragen. De berekening van het eigen aandeel kan, in tegenstelling tot de eigen bijdrage – geregeld door het CAK - ,door het college plaatsvinden. Als een college zelf het eigen aandeel berekent dient er zorg voor te worden gedragen dat de regels rond de cumulatie van eigen bijdragen in acht worden genomen. Met name als al een eigen bijdrage AWBZ wordt betaald zal herberekening (en wel wat de eigen bijdrage AWBZ betreft door het CAK) plaats moeten vinden, aangezien een eigen aandeel op basis van de Wmo voor gaat op een eigen bijdrage in het kader van de AWBZ.

Artikel 20, Lid 1 Ad d

Overwegende bezwaren kunnen er zijn als vast staat dat belanghebbende niet in staat is de gelden te beheren. Ook kan dit een situatie zijn waarin het gaat om zeer kortdurende hulp bij het huishouden en het verstrekken van een persoonsgebonden budget niet praktisch uitvoerbaar is. Ook het collectief vraagafhankelijk vervoer kan, als vrijheid tot keuze van een persoonsgebonden budget zou leiden tot leegloop, een argument zijn geen keuzevrijheid te bieden. Dit moet onderbouwd kunnen worden en uitzonderingen moeten mogelijk zijn.

HOOFDSTUK 13 SLOTBEPALINGEN

Artikel 26

Bepaalde bedragen zullen jaarlijks aangepast worden zonder dat het college hier iets voor hoeft te doen. Te denken valt daarbij aan de bedragen voor de eigen bijdrage en het eigen aandeel. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal deze bedragen jaarlijks aanpassen. Het college is op basis van dit artikel ook bevoegd eigen bijdragen aan te passen.