Regeling vervallen per 01-10-2013

Re-integratieverordening

Geldend van 01-10-2012 t/m 30-09-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Re-integratieverordening

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Re-integratieverordening

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

    • b.

      SUWI: de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • c.

      UWV: Uitvoeringinstituut Werknemers Verzekeringen

    • d.

      het college: het college van burgemeester en wethouders;

    • e.

      voorzieningen: voorzieningen bedoeld in artikel 7, eerste lid onder a van de WWB en artikel 34, eerste lid onder a van de IOAW en IOAZ en beschreven in deze verordening;

    • f.

      doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7, eerste lid onder a van de WWB en artikel 34, eerste lid onder a van de IOAW en IOAZ door de gemeente ondersteuning kan worden geboden;

    • g.

      belanghebbende: het lid van de doelgroep dat aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;

    • h.

      uitkeringsgerechtigde: een persoon, jonger dan 65 jaar, die een uitkering heeft in het kader van de wet;

    • i.

      niet-uitkeringsgerechtigde (nugger): persoon bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a van de WWB;

    • j.

      algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid, dat algemeen maatschappelijk aanvaard is en geen gewetensbezwaren oproept;

    • k.

      ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de WWB en artikel 34 van de IOAW en IOAZ;

    • l.

      combinatietraject: een door de gemeente en het UWV gezamenlijk gefinancierd re-integratietraject;

    • m.

      persoonsgebonden re-integratiebudget: subsidie ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden gericht op arbeidsinschakeling;

    • n.

      arbeidsgehandicapte: de persoon van wie op grond van een medisch-arbeidskundige beoordeling is vastgesteld, dat hij in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid;

    • o.

      WML: Wettelijk Minimum Loon, dat van toepassing is op werknemer, exclusief de werkgeverslasten;

      2.Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod van ondersteuning en voorzieningen. Het college is hierbij gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en de wet SUWI.

  • 2. Het college biedt ondersteuning aan leden van de doelgroep.

  • 3. Niet tot de doelgroep behoort de jongere tot 27 jaar die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen en op grond daarvan uitgesloten zijn van het recht op WWB.

  • 4. In de eerste vier weken na melding om bijstand behoort de jongere tot 27 jaar niet tot de doelgroep.

  • 5. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid. Bij de beoordeling van wat doelmatig is, hanteert het college de uitgangspunten in de door de raad vastgestelde kadernota Werk en Bijstand.

HOOFDSTUK 2 RECHTEN EN PLICHTEN

Artikel 3 Verplichtingen van belanghebbende

  • 1. De belanghebbende is verplicht gebruik te maken van de voorziening die wordt aangeboden door het college.

  • 2. De belanghebbende die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de wet SUWI, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3. Indien de belanghebbende die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Handhavings- en afstemmingsverordening.

Artikel 4 Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling

  • 1. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing verlenen van de plicht algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

  • 2. De verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden geldt voor de persoon die mantelzorg verleent slechts nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de mogelijkheid die zorg te combineren met de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

  • 3. De verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden geldt voor alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar slechts nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van betrokkene.

Artikel 5 Aanspraak op ondersteuning en voorzieningen

  • 1. Belanghebbende heeft op grond van deze verordening aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie.

  • 2. Niet-uitkeringsgerechtigden komen niet in aanmerking voor voorzieningen die een bijdrage leveren in de kosten levensonderhoud, waaronder begrepen loonkostensubsidies.

  • 3. Voor niet-uitkeringsgerechtigden worden de kosten voor noodzakelijk geachte voorzieningen niet door de gemeente Amstelveen vergoed indien het inkomen van belanghebbende en diens eventuele partner hoger ligt dan 150% van het wettelijk minimum loon.

HOOFDSTUK 3 RE-INTEGRATIEVOORZIENINGEN

Artikel 6 Algemene bepalingen over voorzieningen

In nadere beleidsregels wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:

  • a.

    de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

  • b.

    de weigeringsgronden voor het aanbieden van voorzieningen;

  • c.

    het beëindigen van voorzieningen;

  • d.

    de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

  • e.

    de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies;

  • f.

    de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

  • g.

    het vragen van een eigen bijdrage;

  • h.

    overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 7 Financiering voorzieningen

  • 1. De kosten voor het aanbod van voorzieningen als bedoeld in artikel 5, eerste lid en artikel 2, eerste lid, komen ten laste van het door het Rijk voor de gemeente Amstelveen beschikbaar gestelde middelen of door de raad voor dit doel beschikbaar gestelde middelen.

  • 2. Vanuit het Participatiebudget zoals beschikbaar gesteld door de raad worden alleen re-integratievoorzieningen gefinancierd, waaronder loonkostensubsidies en voorzieningen om belemmeringen met betrekking tot re-integratie weg te nemen.

Artikel 8 Budget- en subsidieplafonds voor voorzieningen

  • 1. In nadere beleidsregels kan het college een of meer budget- of subsidieplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld budget- of subsidieplafond vormt een weigeringgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Artikel 9 Preventieve inzet middelen uit het Participatiebudget

  • 1. Personen die een uitkering genieten in het kader van de Werkloosheidswet behoren tot de doelgroep die aanspraak kan maken op een uit het Participatiebudget gefinancierde re-integratievoorziening.

  • 2. Werkloosheidsuitkering gerechtigden kunnen aanspraak maken op middelen uit het Participatiebudget indien:

    • a.

      de resterende Werkloosheidsuitkering 4 maanden of korter bedraagt, en

    • b.

      hij/zij op basis van een WWB-toets naar alle waarschijnlijkheid op termijn in aanmerking komt voor een WWB-uitkering.

  • 3. De middelen uit het Participatiebudget, zoals genoemd in het eerste lid worden alleen verstrekt ten behoeve van een combinatietraject.

  • 4. De in artikel 6 genoemde algemene bepalingen over voorzieningen zijn van toepassing.

Artikel 10 Persoonsgebonden re-integratiebudget

  • 1. Het college kan aan belanghebbende een subsidie verstrekken in de vorm van een op arbeidsinschakeling gericht persoonsgebonden re-integratiebudget.

  • 2. Het college stelt ten aanzien van deze subsidie nadere beleidsregels vast.

Artikel 11 Loonkostensubsidie gericht op re-integratie

  • 1. Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan een werkgever die een uitkeringsgerechtigde een dienstbetrekking aanbiedt.

  • 2. Het college stelt ten aanzien van deze subsidie nadere beleidsregels vast met betrekking tot:

    • a.

      de duur van de subsidie;

    • b.

      de hoogte van de subsidie; en

    • c.

      de verplichtingen verbonden aan de subsidie.

  • 3. De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van arbeidsplaatsen plaatsvindt.

Artikel 12 Stimuleringspremie A

  • 1. De uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een re-integratietraject kan in bepaalde omstandigheden gedurende het traject richting arbeidsinschakeling één keer per kalenderjaar in aanmerking komen voor een stimuleringspremie.

  • 2. Er wordt geen stimuleringspremie verstrekt aan de jongere tot 27 jaar.

  • 3. Het college stelt ten aanzien van de verstrekking nadere beleidsregels vast met betrekking tot:

    • a.

      wie in aanmerking komt voor de premie;

    • b.

      het bedrag van de premie dan wel de wijze waarop dit wordt bepaald;

    • c.

      de voorwaarden waaronder een premie wordt verstrekt;

    • d.

      de weigeringgronden voor een premie;

    • e.

      de verplichtingen voor de premieontvanger.

Artikel 13 Stimuleringspremie B

  • 1. De uitkeringsgerechtigde, die ten minste 36 maanden aaneengesloten een uitkering ingevolge de wet, de Ioaw of Ioaz genoot, kan eenmalig een premie worden toegekend bij uitstroom naar betaald werk zonder inzet van re-integratievoorzieningen.

  • 2. Het college kan, met betrekking tot de aaneengesloten uitkeringsduur een uitzondering maken voor uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouders en arbeidsgehandicapten.

  • 3. Het college stelt ten aanzien van de verstrekking nadere beleidsregels vast met betrekking tot:

  • a. wie in aanmerking komt voor de premie;

  • b. het bedrag van de premie dan wel de wijze waarop dit wordt bepaald;

  • c. de voorwaarden waaronder een premie wordt verstrekt;

  • d. de weigeringgronden voor een premie;

  • e. de verplichtingen voor de premieontvanger.

Artikel 14 Kostenvergoeding

  • 1. De uitkeringsgerechtigde die in het kader van arbeidsinschakeling of als opstap naar arbeidsinschakeling onbeloonde arbeid of vrijwilligerswerk verricht kan in aanmerking komen voor een onkostenvergoeding.

  • 2. Er wordt geen onkostenvergoeding verstrekt aan de jongere tot 27 jaar.

  • 3. Het college stelt ten aanzien van de verstrekking nadere beleidsregels vast met betrekking tot:

  • a. wie in aanmerking komt voor de onkostenvergoeding;

  • b. de hoogte van de onkostenvergoeding dan wel de wijze waarop dit wordt bepaald;

  • c. de voorwaarden waaronder een onkostenvergoeding wordt verstrekt;

  • d. de weigeringsgronden voor een onkostenvergoeding, en

  • e. de verplichtingen voor de ontvanger van de onkostenvergoeding.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de verordening, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden.

Artikel 16 Onvoorziene situaties

  • 1. In gevallen waarin de bepalingen van deze verordening niet voorzien, wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

  • 2. In alle gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, neemt het college een besluit.

Artikel 17 Bevoegdheid

De raad mandateert het college om ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vast te stellen of aan te passen.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2012 en werkt terug tot 1 januari 2012.

  • 2.

    Op het tijdstip genoemd in het eerste lid wordt de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Amstelveen, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 14 december 2011, ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als de “Re-integratieverordening”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 september 2012.

ALGEMENE TOELICHTING

Inleiding

Via de wet krijgt het college de opdracht voor de re-integratie van bijstandsgerechtigden, nuggers en ANW-ers. De wet draagt aan de raad op een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van haar re-integratietaak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij re-integratie geregeld.

De basis voor de verordening is neergelegd in de artikel 8, eerste lid onder a en tweede lid en artikel 10 eerste en tweede lid van de WWB.

Artikel 8 lid 1 onder a WWB en artikel 35 lid 1 onder a van de IOAW en IOAZ

De raad stelt bij verordening regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a en artikel 34 eerste lid onderdeel a van de IOAW en IOAZ.

Artikel 8 lid 2 WWB en artikel 35 lid 2 van de IOAW en IOAZ

De regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, hebben in ieder geval betrekking op de evenwichtige aandacht voor de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, genoemde groepen, alsmede voor de verschillende doelgroepen daarbinnen, en de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken en op personen met een IOAW of IOAZ uitkering.

Artikel 10 lid 1 en 2 WWB en artikel 36 van de IOAW en IOAZ

Artikel 10 WWB:

  • 1.

    Personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een nabestaanden- of half-wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden hebben, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen die vanwege een voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet tot een van de groepen, bedoeld in het eerste lid, behoren.

Artikel 36 IOAW en IOAZ:

Belanghebbenden die een uitkering ontvangen hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

Naast deze wettelijke basis valt uit de memorie van toelichting af te leiden welke zaken in of via de verordening geregeld moeten of kunnen worden:

  • -

    de aanspraak van de doelgroepen op ondersteuning door de gemeente;

  • -

    het beleid ten aanzien van de diverse doelgroepen en subdoelgroepen;

  • -

    het beleid ten aanzien van de combinatie van werk en zorgtaken;

  • -

    de beschikbaarheid van financiële middelen.

Relatie met andere verordeningen

De WWB geeft de raad ook opdracht om verordening vast te stellen op een terrein dat een relatie heeft met de re-integratieverordening: afstemming.

Handhavings- en afstemmingsverordening

De re-integratieverordening en de handhavings- en afstemmingsverordening zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit zou ervoor pleiten de beide verordeningen te integreren. Echter, de gemeente kan ook aan de verstrekking van bijstand verplichtingen verbinden, die geen directe relatie hebben met re-integratie. Er is derhalve gekozen voor twee aparte verordeningen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de wet.

Artikel 2 Opdracht college

In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven, voortvloeiend uit artikel 7 lid 1 van de WWB en artikel 34 lid 1 van de IOAW en IOAZ.

Het tweede lid is de vertaling van de opdracht uit de wet dat de gemeente aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. Daarbij is ook aangegeven dat de uitgangspunten zoals door de raad vastgesteld in de kadernota Werk en Bijstand richtinggevend/kaderstellend is. In nadere beleidsregels komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt door het college.

Het derde lid geeft aan dat het college geen ondersteuning kan aanbieden aan een persoon jonger dan 27 jaar indien deze jongere (nog) uit ’s rijks schatkist bekostigd onderwijs volgt of daarvoor in aanmerking komt en daardoor is uitgesloten van het recht op een WWB-uitkering.

Het vierde lid geeft aan dat een persoon jonger dan 27 jaar de eerste vier welken na melding geen ondersteuning wordt geboden. Uit de memorie van toelichting en de wet Participatiebudget blijkt dat deze jongere de eerste vier weken na melding de eigen verantwoordelijkheid moet nemen en in deze vier weken alles in het werk moet stellen om zelf algemeen geaccepteerde arbeid te verwerven.

Het vijfde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.

Artikel 3 Verplichtingen van belanghebbende

In de wet is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op uitkering.

Het tweede lid maakt expliciet dat het college bevoegd is om aanvullende verplichtingen te verbinden aan de uitkering.

Het derde lid biedt de verbinding met de Handhavings- en afstemmingsverordening. Deze verordening regelt de bevoegdheid van het college om de hoogte van de uitkering of de verplichtingen af te stemmen op de mate waarin de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze afstemming bestaat uit het verlagen van de bijstand of het opleggen van nadere verplichtingen.

Artikel 4 Ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling

In de WWB is reeds aangegeven dat het college bevoegd is belanghebbende in individuele gevallen tijdelijk te ontheffen van een van de re-integratieverplichtingen. Volledigheidshalve is deze bepaling in de verordening herhaald.

Het tweede lid geeft het college de mogelijkheid een persoon die mantezorg verleent een vrijstelling te verlenen van het het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid. Het college heeft dit verder uitgewerkt in de Beleidsregels re-integratie Wet werk en bijstand gemeente Amstelveen.

Het derde lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. Het college dient zich, bij de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar, ervan te overtuigen van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, voldoende scholing en de belastbaarheid van de alleenstaande ouder.

Artikel 5 Aanspraak op ondersteuning en voorzieningen

De wet stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de wet zelf geregeld. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid). Hierin wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de klant en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar de criteria geformuleerd in deze verordening en de beleidsregels Re-integratie Wet werk en bijstand gemeente Amstelveen.

Omdat voor de doelgroep niet-uitkeringsrechtigden geen sprake kan zijn van een bespaarde uitkering, wordt vanuit het re-integratiebudget geen voorzieningen verstrekt die bijdragen in kosten levensonderhoud, zoals een loonkostensubsidie. Daarnaast komen niet-uitkeringsgerechtigden met een partner met inkomen hoger dan 150% van het wettelijk minimumloon (WML) niet in aanmerking voor vergoeding van inzet van voorzieningen. Dit neemt niet weg dat zij aanspraak kunnen maken op begeleiding en advisering door het UWV en de gemeente. De kosten die eventueel ontstaan bij de uitvoering van het benodigde traject, voor bijvoorbeeld een scholing, komen voor eigen rekening van de belanghebbende.

Artikel 6 Algemene bepalingen over voorzieningen

Dit artikel strekt ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet uitdrukkelijk in de verordening zijn opgenomen.

Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat. Dit lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten.

De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep nug-gers. Immers, van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage, eventueel gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, kan dan op zijn plaats zijn.

Artikel 7 Financiering voorzieningen

Met het re-integratiebudget dat beschikbaar wordt gesteld door de raad worden alleen re-integratie voorzieningen gefinancierd, waaronder loonkostensubsidies en voorzieningen om belemmeringen met betrekking tot re-integratie weg te nemen.

Artikel 9 Preventieve inzet middelen uit het Participatiebudget

Het doel van de preventieve inzet van middelen uit het Participatiebudget is de toestroom tot de WWB te beperken. De grootste groep WWB aanvragers is de groep die de maximale duur van een WW-uitkering heeft bereikt. Er wordt, in samenwerking met het UWV, naar gestreefd deze groep aan het werk te helpen voordat zij instroomt in de WWB.

Voordat een klant in aanmerking komt voor een dergelijk gecombineerd traject, wordt globaal getoetst of de desbetreffende persoon mogelijkerwijs in aanmerking komt voor een WWB uitkering. Daadwerkelijk toetsing op het recht op een WWB uitkering geschiedt bij de aanvraag.

Gezien het preventief karakter kan het voorkomen dat middelen worden ingezet ten behoeve van klanten die geen aanspraak (zullen) maken op een WWB uitkering. Om dit mogelijk te maken wordt de doelgroep waaraan middelen uit het Participatiebudget kunnen worden besteed verbreed. Hiernaast zal een overeenkomst worden opgesteld tussen de gemeente Amstelveen en het UWV waarin nadere afspraken worden vastgelegd. Hierbij gaat het om de financiële kaders en afspraken met betrekking tot de begeleiding van klanten.

Dit artikel maakt mogelijk dat de ketensamenwerking wordt geïntensiveerd. Een gezamenlijke aanpak in de keten is erop gericht om een betere dienstverlening aan de klant en een verlaging van het aantal werklozen in de gemeente te verwezenlijken.

Artikel 10 Persoonsgebonden re-integratiebudget

Binnen steeds meer regelingen wordt de mogelijkheid geboden voor een persoonsgebonden budget. In het kader van re-integratie werkt het UWV al langer met een persoonsgebonden budget. Gelet op de ketensamenwerking ligt het daarom voor de hand om ook aan WWB- uitkeringsgerechtigden deze mogelijkheid te bieden.

Artikel 11 Loonkostensubsidie gericht op re-integratie

De loonkostensubsidie is een tijdelijk instrument (6 of 12 maanden) om een werkgever te compenseren voor een lagere productiviteit en de kosten van begeleiding.

De loonkostensubsidies binnen de WWB zijn vormvrij. Wel dient rekening gehouden te worden met de regelgeving van de Europese Gemeenschap over verboden staatssteun.

Er is geen sprake van staatssteun indien:

er sprake is van een generieke subsidieregeling die in zijn uitwerking non-discriminatoir is voor alle ondernemingen, in alle sectoren van de economie in heel Nederland; of

de subsidieontvanger geen economische activiteit uitvoert.

Binnen de beleidsregels worden aan de werkgever geen nadere eisen gesteld met betrekking tot sector of vestigingsplaats.

Artikel 12

Stimuleringspremie A

De WWB regelt in art. 31 lid 2 sub j dat jaarlijks een premie kan worden vrijgelaten. De in deze verordening benoemde premies, waaronder de onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk mogen bij elkaar opgeteld, in een kalenderjaar nooit meer bedragen dan het bedrag genoemd in artikel 31 lid 2 sub j. Tot dit bedrag zijn de premies onbelast en tellen dan ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen.

Aan een jongere tot 27 jaar wordt geen Stimuleringspremie verstrekt aangezien de bepaling dat een premie wordt vrijgelaten niet van toepassing is op een jongere tot 27 jaar.

Het wel verstrekken van een premie zou betekenen dat het college aan de ene kant een vergoeding verstrekt en hetzelfde college dit op grond van de wet moet zien als inkomen en korten op de uitkering.

Belanghebbende met een bijstandsuitkering die deelneemt aan een re-integratietraject kan in bepaalde omstandigheden gedurende het traject éénmaal per kalenderjaar in aanmerking komen voor een stimuleringspremie. In beleidsregels worden de doelgroepen beschreven en de hoogte van de stimuleringspremie geregeld.

Artikel 13 Stimuleringspremie B

De WWB regelt in art. 31 lid 2 sub j dat jaarlijks een premie kan worden verstrekt. De in deze verordening benoemde premies, waaronder de onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk mogen bij elkaar opgeteld, in een kalenderjaar nooit meer bedragen dan het bedrag genoemd in artikel 31 lid 2 sub j. Tot dit bedrag zijn de premies onbelast en tellen dan ook niet mee bij de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen.

In beleidsregels worden de doelgroepen beschreven en de hoogte van de uitstroompremie geregeld. De premie kan slechts éénmaal per persoon worden toegekend en indien iemand minimaal 36 maanden aaneengesloten uitkeringsafhankelijk is. Het college kan, met betrekking tot de aaneengesloten uitkeringsduur een uitzondering maken voor de doelgroep alleenstaande ouders en gehandicapten maken.

Aangezien de Stimuleringspremie B betrekking heeft op uitstroom uit de bijstand wordt, in tegenstelling van de Stimuleringspremie A, deze premie wel verstrekt aan jongeren tot 17 jaar.

Artikel 14 Kostenvergoeding

Op grond van artikel 31 lid 2 sub k WWB kan een kostenvergoeding worden vrijgelaten voor het verrichten van onbeloonde arbeid of vrijwilligerswerk. Indien de organisatie waar onbeloonde arbeid of vrijwilligerswerk wordt verricht geen onkostenvergoeding verstrekt kan het college een onkostenvergoeding verlenen voor het verrichten van onbeloonde arbeid of vrijwilligerswerk. In de beleidsregels worden de doelgroepen en de hoogte van de onkostenvergoeding geregeld.

In de regeling WWB wordt voor de hoogte van de vrijlating van een kostenvergoeding onderscheidt gemaakt tussen onbeloonde arbeid of vrijwilligerswerk als voorziening gericht op arbeidsinschakeling of een andere vorm van vrijwilligerswerk. Voor het verstrekken van de onkostenvergoeding zal hetzelfde onderscheidt worden gemaakt.

Aan een jongere tot 27 jaar wordt geen kostenvergoeding verstrekt aangezien de bepaling dat een kostenvergoeding wordt vrijgelaten niet van toepassing is op een jongere tot 27 jaar.

Het wel verstrekken van een kostenvergoeding zou betekenen dat het college aan de ene kant een vergoeding verstrekt en hetzelfde college dit op grond van de wet moet zien als inkomen en korten op de uitkering.