Regeling vervallen per 01-10-2016

Verordening procedure en vormgeving structurele participatie gemeente Amstelveen 2006

Geldend van 08-02-2006 t/m 30-09-2016

Intitulé

Verordening procedure en vormgeving structurele participatie gemeente Amstelveen 2006

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Verordening procedure en vormgeving structurele participatie gemeente Amstelveen2006

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    participatie : het in een zo vroeg mogelijk stadium betrekken van doelgroepen (burgers, instellingen, bedrijven, en dergelijke) bij beleidsvoorbereiding, -vaststelling, -uitvoering of -evaluatie;

  • b.

    structurele participatie : het in een zo vroeg mogelijk stadium betrekken van (een) participatiegroep(en) bij de ontwikkeling respectievelijk uitvoering van (een) gemeentelijk beleid(sterrein), waarbij een onderscheid kan worden gemaakt naar participatie op het niveau van een doelgroep, op een specifiek thema of op gebiedsniveau;

  • c.

    participatiegroep : een doelgroep die structureel participeert en belanghebbend is als doelgroep, op een specifiek thema of op gebiedsniveau;

  • d.

    kennisteam : het team dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de participatiegroepen en als zondanig deelneemt aan structurele participatie;

  • e.

    coördinator : een gemeentelijk functionaris die optreedt als coördinatie- en contactpersoon tussen de participatiegroepen en de gemeente en/of beleidsuitvoerende organisatie(s);

  • f.

    gemeente : gemeente Amstelveen;

  • g.

    gevraagd participeren : het betrekken van (een) participatiegroep(en) bij de ontwikkeling van (een) gemeentelijk beleid(sterrein) door de participatiegroep(en) de gelegenheid te geven deel te nemen aan een kennisteam en in dat kader gevraagd te adviseren;

  • h.

    ongevraagd adviseren : het betrekken van (een) participatiegroep(en) bij de uitvoering van (een) gemeentelijk beleid(sterrein) door de participatiegroep(en) de gelegenheid te geven daarover ongevraagd te adviseren.

Artikel 2 Doelstelling

  • 1. Structurele participatie heeft tot doel de (ervarings)deskundigheid, die in de participatiegroepen aanwezig is, zo optimaal mogelijk in te zetten bij de ontwikkeling en uitvoering van (een) gemeentelijk beleid(sterrein), zodat daarbij door de gemeente en/of beleidsuitvoerende organisatie(s) een goede afweging van belangen kan worden gemaakt. Voor de leden van participatiegroepen zelf dient uitgangspunt van hun inbreng te zijn het belang van de doelgroep, specifiek thema of gebied die/dat zij vertegenwoordigen.

  • 2. Structurele participatie heeft tot doel te bewerkstelligen dat de betreffende participatiegroepen in een zo vroeg mogelijk stadium worden betrokken bij de ontwikkeling respectievelijk uitvoering van (een) gemeentelijk beleid(sterrein).

Artikel 3 Beleidsterreinen

Er vindt periodiek overleg plaatst met alle participatiegroepen over de voor hen relevante gemeentelijke beleidsterreinen.

HOOFDSTUK 2 STRUCTUUR PARTICIPATIEGROEPEN

Artikel 4 Instelling en opheffing van participatiegroepen

Onverminderd het bepaalde in de wet, heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid tot het instellen en opheffen van (een) participatiegroep(en).

Artikel 5 Taak van de participatiegroepen

  • 1. De participatiegroepen participeren bij de ontwikkeling van (een) gemeentelijk beleid(sterrein) door gevraagd en in nauwe samenwerking met de ambtelijke organisatie van de gemeente deel te nemen aan door de gemeente geïnitieerde beleidsontwikkeling.

  • 2. De participatiegroepen participeren bij de uitvoering van een (bestaand) gemeentelijk beleid(sterrein) gevraagd en ongevraagd en in nauwe samenwerking met de ambtelijke organisatie van de gemeente en/of beleidsuitvoerende organisatie(s).

Artikel 6 Samenstelling van een participatiegroep

  • 1. Een participatiegroep bestaat uit maximaal elf leden inclusief plaatsvervangende leden. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd hiervan af te wijken in bijzondere omstandigheden.

  • 2. De leden van een participatiegroep dienen bij voorkeur ingezetenen te zijn van de gemeente.

  • 3. (Maatschappelijke) organisaties en/of instellingen kunnen in meerdere participatiegroepen zijn vertegenwoordigd.

Artikel 7 Onverenigbare functies

  • 1. Het lidmaatschap van een participatiegroep is onverenigbaar met het lidmaatschap van de gemeenteraad.

  • 2. Ambtenaren door of vanwege de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester aangesteld of daaraan ondergeschikt, kunnen geen deel uitmaken van een participatiegroep.

  • 3. Een lid van een participatiegroep is bij voorkeur lid van één participatiegroep.

  • 4. Een lid van een participatiegroep mag:

    • a.

      niet als advocaat, procureur, gemachtigde of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of van het gemeentebestuur in geschillen;

    • b.

      niet als gemachtigde of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het aangaan van overeenkomsten met de gemeente;

    • c.

      niet werkzaam zijn bij een organisatie en/of instelling die (een) overeenkomst(en) zijn aangaan met de gemeente;

    • d.

      niet werkzaam zijn bij een Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten-instelling.

  • 5. Onder nader door het college van burgemeester en wethouders te stellen voorwaarden is ontheffing van het bepaalde in het vierde lid, aanhef en onder c. en d. mogelijk.

Artikel 8 Benoeming

  • 1. De leden van een participatiegroep worden benoemd door het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. De leden worden benoemd voor een periode van maximaal vier jaar. Zij kunnen éénmaal worden herbenoemd voor eenzelfde periode.

Artikel 9 Interne organisatie

Elke participatiegroep kiest uit zijn midden een voorzitter, secretaris en penningmeester.

Artikel 10 Schorsing en ontslag

Een lid van een participatiegroep, dat zich naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders aan kennelijk wangedrag of grove verwaarlozing van zijn taak heeft schuldig gemaakt, kan te allen tijde als zodanig door het college van burgemeester en wethouders worden geschorst en/of ontslagen.

HOOFDSTUK 3 WERKWIJZE

Artikel 11 Aanwijzing van een coördinator

Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de aanwijzing van een coördinator zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder e.

Artikel 12 Structurele participatie

  • 1. Een traject tot structurele participatie wordt op een zodanig tijdstip aangevangen dat de resultaten daarvan van wezenlijke invloed kunnen zijn op de ontwikkeling respectievelijk uitvoering van (een) gemeentelijk beleid(sterrein).

  • 2. Bij structurele participatie worden participatiegroepen betrokken bij de ontwikkeling respectievelijk uitvoering van (een) gemeentelijk beleid(sterrein) door de gemeente via de coördinator, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder e.

  • 3. Bij omvangrijke structurele participatie stellen de participatiegroepen met behulp van de coördinator een kennisteam samen uit de betreffende participatiegroepen. Per participatiegroep kunnen er maximaal twee leden zitting nemen in een kennisteam. Bij kleinschalige structurele participatie kan de gemeente en/of de beleidsuitvoerende organisatie(s) (al dan niet in overleg met de coördinator) rechtstreeks contact opnemen met de betreffende participatiegroep. Een kennisteam wordt bij voorkeur voorgezeten door een onafhankelijk voorzitter.

  • 4. Om als participatiegroep respectievelijk kennisteam naar behoren te kunnen functioneren, draagt de gemeente zorg voor het verstrekken van de noodzakelijke informatie aan de betreffende participatiegroep(en) respectievelijk kennisteam. Het betreft hier de relevante, gemeentelijke informatie die nodig is om het gemeentelijke beleid(sterrein) te begrijpen en beleidsontwikkelingen in dat kader te kunnen volgen.

  • 5. Gedurende een traject tot structurele participatie informeert/informeren de participatiegroep(en) respectievelijk de individuele leden van een kennisteam periodiek hun achterban(nen) over de (tussentijdse) resultaten daarvan.

Artikel 13 Subsidieverlening

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders stelt jaarlijks aan elke participatiegroep afzonderlijk een maximumsubsidiebedrag beschikbaar ten behoeve van (secretariële) ondersteuning, deskundigheidsbevordering, faciliteiten en vergoeding van daadwerkelijk gemaakte onkosten.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders stelt zo nodig jaarlijks een maximumsubsidiebedrag beschikbaar ten behoeve van de uitoefening van de functie van onafhankelijk voorzitter(s) van (een) kennisteam(s) zoals bedoeld in artikel 12, derde lid.

  • 3. Op de in het eerste en tweede lid genoemde subsidieverlening is de vigerende Algemene subsidieverordening van de gemeente Amstelveen van toepassing.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordeningen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2. De volgende verordeningen en de daarop gebaseerde nadere regels worden ingetrokken:

    • -

      de Verordening cliëntenparticipatie integraal gemeentelijk gehandicaptenbeleid Amstelveen, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 5 februari 2003 en sindsdien is gewijzigd;

    • -

      het Instellingsbesluit seniorenraad, zoals vastgesteld bij collegebesluit van 22 april 2003;

    • -

      de Verordening Cliëntenparticipatie Wet Werk en Bijstand gemeente Amstelveen 2004, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 22 september 2004 en sindsdien is gewijzigd.

Artikel 15 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, wordt daarover besloten door het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening procedure en vormgeving structurele participatie gemeente Amstelveen 2006.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 februari 2006.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE VERORDENING PROCEDURE EN VORMGEVING STRUCTURELE PARTICIPATIE GEMEENTE AMSTELVEEN 2006

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In artikel 1, aanhef en onder g. en h. wordt een onderscheid gemaakt tussen gevraagd participeren en ongevraagd adviseren. Gevraagd participeren houdt in: het betrekken van (een) participatiegroep(en) bij de ontwikkeling van (een) gemeentelijk beleid(sterrein) door de participatiegroep(en) de gelegenheid te geven deel te nemen aan een kennisteam en in dat kader gevraagd te adviseren. Ongevraagd adviseren houdt in: het betrekken van (een) participatiegroep(en) bij de uitvoering van (een) gemeentelijk beleid(sterrein) door de participatiegroep(en) de gelegenheid te geven daarover ongevraagd te adviseren.

Artikel 2 Doelstelling

Geen nadere toelichting.

Artikel 3 Beleidsterreinen

De participatiegroepen worden betrokken bij de gemeentelijke beleidsterreinen voor zover die hun doelgroep, hun specifiek thema of hun gebiedsniveau raken en daarvoor gevolgen hebben. Dat houdt in dat participatiegroepen niet bij alle gemeentelijke beleidsterreinen worden betrokken, maar alleen bij die terreinen waarbij de betreffende participatiegroep belanghebbend is vanuit het perspectief van de doelgroep, het specifieke karakter van het thema of het gebiedsperspectief. Hierbij zijn echter nadrukkelijk begrepen en is rekening gehouden met de wettelijke verplichtingen zoals die door de wetgever worden opgelegd op grond van de in de considerans genoemde wetsartikelen.

HOOFDSTUK 2 STRUCTUUR PARTICIPATIEGROEPEN

Artikel 4 Instelling van participatiegroepen

Bij de instelling van participatiegroepen kan in het bijzonder worden gedacht aan participatiegroepen per:

  • 1.

    doelgroep : ouderen, jongeren, gehandicapten en chronisch zieken en bijstandsgerechtigden;

  • 2.

    specifiek thema : openbaar groen en kwaliteit van de woon- en leefomgeving;

  • 3.

    gebied : territoriale commissie(s) en wijk- en buurtplatform(s).

Artikel 5 Taak van de participatiegroepen

De taak van de participatiegroepen beperkt zich nadrukkelijk tot betrokkenheid bij (een) gemeentelijk beleid(sterrein). Dat betekent dat participatiegroepen als zodanig niet kunnen participeren respectievelijk adviseren over onderwerpen die buiten de gemeentelijke taakuitoefening vallen en ook niet kunnen participeren bij respectievelijk adviseren aan organisaties, die niet belast zijn met de ontwikkeling en/of uitvoering van (een) gemeentelijk beleid(sterrein). Wat betreft het bepaalde in artikel 5, tweede lid wordt met name gedacht aan een onderdeel van de gemeente dat is belast met uitvoerende taken of een (al dan niet maatschappelijk) uitvoerende organisatie en/of instelling. Participatiegroepen sluiten zoveel mogelijk aan bij bestaande (cliënt)participatie-vormen binnen die organisatie en/of instelling.

Artikel 6 Samenstelling

Het is belangrijk dat er in een participatiegroep sprake is van een evenwichtige verdeling en samenstelling van vertegenwoordigers van maatschappelijke belangengroepen en -organisaties. Daarom dient er per participatiegroep te worden overlegd tussen de maatschappelijke belangengroepen en –organisaties onderling over de verdeling van het aantal beschikbare plaatsen voor leden en plaatsvervangende leden en de samenstelling van een participatiegroep. De leden van een participatiegroep kunnen bestaan uit vertegenwoordigers van maatschappelijke belangengroepen en –organisaties, maar ook uit zogenaamde niet-gebonden leden.

Artikel 7 Onverenigbare functies

De bedoeling van dit artikel is het voorkomen van belangenverstrengeling. Ontheffing van het bepaalde in het derde lid, aanhef en onder c. en d. is mogelijk als vaststaat dat het lidmaatschap van een participatiegroep volledig los staat van het werknemerschap bij de betreffende organisatie. Deze ontheffing mag nooit worden verondersteld, maar moet altijd worden gevraagd en gegeven door het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 8 Benoeming

Geen nadere toelichting.

Artikel 9 Interne organisatie

Geen nadere toelichting.

Artikel 10 Schorsing en ontslag

Geen nadere toelichting.

HOOFDSTUK 3 WERKWIJZE

Artikel 11 Aanwijzing van een coördinator

Geen nadere toelichting.

Artikel 12 Structurele participatie

Overeenkomstig deze bepaling worden participatiegroepen bij structurele participatie betrokken bij de ontwikkeling respectievelijk uitvoering van (een) gemeentelijk beleid(sterrein) door de gemeente via de coördinator. Deze functionaris treedt op als coördinator tussen en contactpersoon voor de participatiegroepen (en hun leden) en de gemeente en/of beleidsuitvoerende organisatie(s). Bij kleinschalige participatieprojecten kan de gemeente (al dan niet in overleg met deze coördinator) rechtstreeks contact opnemen met de betreffende participatiegroep. Bij omvangrijke participatieprojecten stellen de participatiegroepen met behulp van de coördinator een kennisteam samen uit de betreffende participatiegroepen. De coördinator is in dienst van de gemeente en wordt door het college van burgemeester en wethouders aangewezen. Hij of zij verleent zijn of haar diensten aan de participatiegroepen respectievelijk kennisteams als ook aan de gemeente. Hij of zij heeft alleen een administratief-organisatorische, ondersteunende functie en geen inhoudelijke taak. De functie van coördinator is onverenigbaar met het lidmaatschap van een participatiegroep. Het behoort tot de taak van de coördinator om - in overleg met de gemeente - te zorgen dat de organisaties, die vertegenwoordigers (willen) leveren voor een participatiegroep, tijdig met een voordracht komen. De coördinator is het aanspreekpunt voor de gemeentelijke organisatie tot het moment dat er een kennisteam is ingesteld. Vanaf dat moment is er over het betreffende, gemeentelijke beleid(sterrein) rechtstreeks contact tussen de betreffende beleidsmedewerker en de leden van het betreffende kennisteam. Per participatiegroep kunnen er maximaal twee leden zitting nemen in een kennisteam. De participatiegroepen bepalen zelf wie zij voor een bepaald kennisteam willen afvaardigen en melden dat bij de coördinator, die de gegevens doorgeeft aan de gemeente organisatie. De coördinator heeft dus geen bevoegdheid om zelf leden voor een kennisteam aan te wijzen, maar ondersteunt slechts de participatiegroepen bij het vinden van een goed en evenwichtig samengesteld kennisteam. Een kennisteam wordt bij voorkeur voorgezeten door een onafhankelijk voorzitter. Hij of zij treedt slechts op als technisch voorzitter. Hij of zij is afkomstig van een externe, maatschappelijke organisatie of instelling. De verslaglegging van de vergaderingen van een kennisteam wordt gedaan door de betreffende beleidsmedewerker. De leden van (een) kennisteam(s) dragen zelf zorg voor ruggespraak met de participatiegroep die hun heeft afgevaardigd. Een kennisteam krijgt in de laatste fase van het participatietraject de gelegenheid hun inbreng op papier te zetten en aan te leveren. Dit stuk wordt voorzien van een ambtelijke reactie en toegevoegd aan het definitieve voorstel aan het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad. Op deze manier is tijdens het besluitvormingsproces voor iedereen duidelijk wat de input van het kennisteam is geweest en wat de gemeente daarmee wil doen. De gemeente kan in overeenkomsten die worden aangegaan met en/of subsidiebeschikkingen die worden verleend aan de verschillende, maatschappelijke organisaties en/of instellingen en bedrijven met betrekking tot de uitvoering van (een) gemeentelijk(e) beleid(sterrein(en), zogenaamde contractuitvoerders, een bepaling opnemen dat de betreffende organisatie en/of instelling of bedrijf bij de betreffende beleidsuitvoering uitgaat van structurele participatie en daarmee de betreffende participatiegroep(en) in de gelegenheid stelt (stellen) in het betreffende gemeentelijke beleidsterrein te participeren.

Artikel 13 Subsidieverlening

Aan elke participatiegroep afzonderlijk wordt een maximum subsidiebedrag beschikbaar gesteld ten behoeve van (secretariële) ondersteuning, deskundigheidsbevordering, faciliteiten en vergoeding van daadwerkelijk gemaakte onkosten. Het gebruik en de toedeling van deze financiële middelen wordt overgelaten aan de verantwoordelijkheid van de participatiegroepen zelf. Daarnaast stelt de gemeente zo mogelijk een maximumsubsidiebedrag beschikbaar voor het inkopen van de onafhankelijk voorzitter(s) van (een) kennisteam(s).

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordeningen

Bij de inwerkingtreding van deze verordening komen alle nadere regels, zoals die zijn vastgesteld op grond van de in artikel 13, tweede lid genoemde verordeningen, te vervallen. Voor wat betreft de Vrouwen Advies Commissie en de Groenraad is geen - door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester - vastgestelde wettelijke grondslag gevonden.

Artikel 15 Onvoorziene gevallen

Geen nadere toelichting.

Artikel 16 Citeertitel

Geen nadere toelichting.