Verordening herplaatsingsbeleid gemeente Amstelveen

Geldend van 01-05-2004 t/m heden

Intitulé

Verordening herplaatsingsbeleid gemeente Amstelveen

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Medewerker: De ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR;

  • 2.

    Werkgever: De gemeente Amstelveen vertegenwoordigd door het college van burgemeester en wethouders;

  • 3.

    Organisatieverandering: Een inkrimping of wijziging van de taken van werkgever of een wijziging van de laatst vastgestelde organisatiestructuur van werkgever, die niet van tijdelijke aard is en die personele gevolgen met zich meebrengt;

  • 4.

    Privatisering: Organisatieverandering die het gevolg is van de verzelfstandiging van een deel van de organisatie tot een nieuwe (privaatrechtelijke) rechtspersoon of de overdracht van een deel van de organisatie aan een derde (privaatrechtelijke) partij;

  • 5.

    Publiekrechtelijke: Organisatieverandering die het gevolg is van Taakoverheveling de overheveling van een organisatieonderdeel

    naar een ander publiekrechtelijk orgaan;

  • 6.

    Personele gevolgen: Gevolgen voor de functie of de rechtspositie van de betrokken medewerker(s);

  • 7.

    Functie: Het geheel van werkzaamheden, dat de medewerker als afgeleide van zijn standaardfunctiebeschrijving verricht;

  • 8.

    Passende functie: Een functie van gelijkwaardig werk- en denkniveau, die de medewerker redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid en zijn omstandigheden kan worden opgedragen. Een passende functie is doorgaans van hetzelfde niveau als de oude functie, maar kan ook van een hoger schaalniveau zijn dan wel maximaal 2 schalen naar beneden afwijken van het schaalniveau van de oude functie;

  • 9.

    Geschikte functie: Een functie die niet valt onder het begrip “passend”, maar die de medewerker bereid is (eventueel in afwachting van een passende functie) te vervullen;

  • 10.

    Passende arbeid: Alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de ambtenaar is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd;

  • 11.

    Gangbare arbeid: Alle algemeen geaccepteerde arbeid, waartoe betrokkene in staat is gezien zijn krachten en bekwaamheden als bedoeld in artikel 18, 5e lid van de WAO;

  • 12.

    Salaris: Het bedrag van de schaal, dat aan de medewerker is toegekend op basis van de bezoldigingsregeling als bedoeld in artikel 3:1 lid 1 van de ARA, indien voor de betrekking een vast bedrag geldt, dit bedrag;

  • 13.

    Bezoldiging: Het salaris, inclusief de aan de medewerker toegekende emolumenten en toelagen, waaronder het bedrag van de functioneringstoelage en de waarnemingstoelage, niet zijnde onkostenvergoedingen;

  • 14.

    Taakgebonden toelage: De toelagen opgenomen in de bezoldigingsregeling van werkgever, waarmee het salaris wordt vermeerderd voor zover de toelage betrekking heeft op een bijzondere taak;

  • 15.

    Functionele toelage: De toelage die de medewerker in verband met het vervullen van zijn functie ontvangt, zoals een toelage voor onregelmatige diensten;

  • 16.

    Persoonsgebonden toelage: De toelage die de medewerker om persoonlijke redenen ontvangt, zoals een persoonlijke toelage of een arbeidsmarkttoelage;

  • 17.

    Sociaal plan: Nadere of afwijkende afspraken met betrekking tot de personele gevolgen van een organisatieverandering;

  • 18.

    Herplaatsingkandidaat: De medewerker die als zodanig door het college schriftelijk is aangewezen;

  • 19.

    Overbruggingstoelage: Een toelage die wordt toegekend aan medewerkers die wegens disfunctioneren worden herplaatst in een functie met een lagere salarisschaal. De hoogte van de toelage is in beginsel het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris. De toelage wordt in twee jaar afgebouwd en komt daarna te vervallen.

Artikel 2 Doel

Het doel van deze verordening is om herplaatsingen van medewerkers zorgvuldig, effectief en sociaal verantwoord te laten verlopen.

Artikel 3 Werkingssfeer

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de herplaatsingen die het gevolg zijn van organisatieveranderingen, privatisering en publieke taakoverheveling daaronder begrepen alsmede op herplaatsingen die het gevolg zijn van ziekte en arbeidsongeschiktheid, dan wel onbekwaamheid of ongeschiktheid van de betreffende medewerker.

  • 2. Medewerkers met een tijdelijke aanstelling dan wel arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 2:4 en 2:5 van de ARA kunnen als de grond van de tijdelijkheid van de aanstelling dan wel arbeidsovereenkomst is gelegen in de tijdelijkheid van het werk, slechts rechten ontlenen aan de bepalingen van deze verordening voor de duur van hun tijdelijke aanstelling, dan wel dienstverband.

  • 3. Het college is bevoegd tot het nemen van besluiten over wijziging van de aanstelling, overplaatsing en ontslag van medewerkers, tenzij bij of krachtens wet anders is bepaald.

Artikel 4 Sociaal plan

  • 1. De werkgever stelt een sociaal plan op, wanneer de organisatieverandering zodanig ingrijpende personele gevolgen met zich meebrengt dat hierover aanvullende of gewijzigde afspraken moeten worden gemaakt. Hierbij worden de bepalingen uit het “spoorboekje reorganisaties” zoals eind 2003 besproken in het Georganiseerd Overleg in acht genomen.

  • 2. Over het in het vorige lid van dit artikel bedoelde sociaal plan dient in het betreffende medezeggenschapsorgaan overleg te hebben plaatsgevonden, voordat definitieve besluiten worden genomen ten aanzien van medewerkers.

  • 3. Het sociaal plan regelt de overplaatsingsprocedure (inclusief de ontslag- en aanstellingsprocedure van het over te plaatsen personeel) en bevat rechtspositionele bepalingen.

Artikel 5 Besluit tot herplaatsing in andere functie

  • 1. Werkgever neemt het besluit tot herplaatsing van de betrokken medewerker, nadat medewerker en werkgever (vertegenwoordigd door de direct leidinggevende) in een gesprek overeen gekomen zijn dat sprake is van een herplaatsing.

  • 2. Indien medewerker en werkgever niet tot overeenkomst komen in het gesprek zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, vindt een gesprek plaats met de naast hogere leidinggevende erbij. Indien dit niet tot overeenkomst leidt, kan de werkgever besluiten dat de werknemer een herplaatsingskandidaat is.

  • 3. De medewerker wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld van het besluit tot herplaatsing.

  • 4. Een medewerker is herplaatsingskandidaat op het moment dat hij als zodanig door de werkgever schriftelijk is aangemerkt.

  • 5. Tot het in vorige lid bedoelde kan besloten worden als een medewerker herplaatst moet worden vanwege één van de gronden zoals genoemd in artikel 3 lid 1 van deze verordening of als hiertoe anderszins overeengekomen is.

  • 6. Indien intern geen passende of geschikte functie voor de medewerker voorhanden is, wordt de betreffende medewerker hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld. In de motivering van het besluit wordt ingegaan op de eventuele bedenkingen van de medewerker alsmede de andere relevante in het betreffende gesprek aan de orde gekomen zijnde aspecten.

  • 7. De medewerker kan bezwaar en beroep aantekenen tegen de besluiten, zoals bedoeld in het tweede tot en met het zesde lid van dit artikel, conform de Algemene wet bestuursrecht.

Herplaatsing bij interne organisatieveranderingen

Artikel 6 Werkingssfeer

De artikelen 7 t/m 12 zijn primair gericht op interne organisatieveranderingen, niet zijnde privatiseringen en publiekrechtelijke taakoverhevelingen.

Artikel 7 Inspanningsverplichting

  • 1. Werkgever en medewerker spannen zich beiden tot het uiterste in om alles wat redelijkerwijs in hun vermogen ligt, te doen om de medewerker, wiens functie vervalt, in een andere passende functie te herplaatsen.

  • 2. Indien herplaatsing in een passende functie na zorgvuldige afweging, niet mogelijk is, wordt onderzocht of de medewerker een functie kan worden aangeboden, die deze geschikt acht.

  • 3. Om de herplaatsing te bewerkstelligen stellen de direct leidinggevende en de werknemer gezamenlijk een trajectplan op. Dit trajectplan wordt in overleg met de betreffende medewerker en de direct leidinggevende zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen drie maanden na het besluit tot herplaatsing als bedoeld in artikel 6 van deze verordening opgesteld. In dit trajectplan wordt tenminste geregeld:

    • a)

      wederzijdse inspanningsverplichting;

    • b)

      eventuele termijnen van outplacement;

    • c)

      sollicitatieactiviteiten;

    • d)

      scholingsactiviteiten;

    • e)

      het te volgen traject;

    • f)

      tijdstip tussentijdse evaluaties (uiterlijk binnen 6 maanden);

    • g)

      bemiddelingsduur (conform artikel 10 van deze verordening);

    • h)

      de rol van het loopbaancentrum zoals besproken in de nota herplaatsingsbeleid 2003;

    • i)

      voorkeursfuncties van de betreffende medewerker.

  • 4. Voor zowel de werkgever als de werknemer is het mogelijk zich te laten bijstaan door een adviseur met betrekking tot het opstellen van het in het vorige lid van dit artikel bedoelde trajectplan. De betreffende medewerker wordt voorafgaand aan het (de) betreffende gesprek(ken) op de hoogte gesteld van voorgaande.

  • 5. Het in lid 3 van dit artikel bedoelde trajectplan wordt door zowel de medewerker als de leidinggevende geaccordeerd. Indien deze partijen niet tot overeenstemming kunnen komen, vervult de naast hogere leidinggevende een bemiddelingsrol. Indien dan nog steeds geen overeenstemming bereikt kan worden, kan de medewerker bezwaar en beroep aantekenen conform de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8 Termijn herplaatsing

  • 1. De werkgever stelt een termijn vast voor de herplaatsingsprocedure, Deze termijn bedraagt niet langer dan één jaar na het opstellen van het in artikel 8 lid 3 van deze verordening bedoelde trajectplan.

  • 2. De in het vorige lid van dit artikel bedoelde termijn kan bij uitzondering worden verlengd als tijdens het eerste bemiddelingsjaar een proefplaatsing heeft plaatsgevonden, tijdelijk andere werkzaamheden zijn verricht of op korte termijn herplaatsing in een andere functie is te verwachten.

  • 3. Indien de medewerker wordt belast met de afbouw van het organisatieonderdeel, waardoor hij zijn betrekking gedurende een bepaalde periode ongewijzigd moet blijven vervullen, kan de bemiddelingstermijn met dezelfde tijdsduur worden verlengd.

Artikel 9 Voorkeursvolgorde bij herplaatsing

  • 1. Bij het nemen van een besluit tot herplaatsing neemt werkgever zo veel als redelijker wijs verlangd kan worden de volgende voorkeursvolgorde in acht:

    • 1.

      de medewerker wordt herplaatst in een passende functie binnen de organisatie;

    • 2.

      de medewerker wordt herplaatst in een geschikte functie binnen de organisatie;

    • 3.

      de medewerker wordt herplaatst in een functie buiten de organisatie (outplacement).

  • 2. Bij het nemen van een besluit als bedoeld in het vorige lid, wordt met de volgende aspecten rekening gehouden:

    a) de geschiktheid van de medewerker voor een functie, zoals die blijkt uit opleidings- en ervaringsgegevens, beoordelingsgesprekken en andere gesprekken in verband met de ontwikkeling van de medewerker en eventuele geschiktheidstesten;

    b) de voorkeur van de medewerker voor bepaalde functies;

    c)het type dienstverband van de medewerker.

  • 3. De medewerker is verplicht om medewerking te verlenen aan het verzamelen van gegevens als genoemd in het tweede lid sub a van dit artikel. De kosten van eventuele testen zijn voor rekening van de werkgever.

  • 4. De herplaatsingskandidaat heeft bij een sollicitatie op een vacature uit het loopbaancentrum voorrang op andere kandidaten.

  • 5. In afwijking van de volgorde zoals omschreven in lid 1 van dit artikel kan besloten worden in een eerder stadium aan te vangen met een interne of externe oriëntatie naar een andere functie binnen of buiten de eigen organisatie.

Artikel 10 Geen passende of geschikte functie binnen de organisatie

  • 1. Indien de werkgever er niet in slaagt om de medewerker een passende dan wel geschikte functie aan te bieden binnen de organisatie, zullen de werkgever en de medewerker zich inspannen om gezamenlijk een structurele oplossing te vinden.

  • 2. Indien de werkgever en de herplaatsingskandidaat na zorgvuldig onderzoek geen structurele oplossing kan vinden, wordt de medewerker eervol ontslag wegens reorganisatie verleend, als bedoeld in artikel 8:4 van de ARA.

Artikel 11 Verplichting medewerker

  • 1. De medewerker is verplicht, onverminderd het recht op bezwaar en beroep, een passende functie die hem met inachtneming van de herplaatsingsprocedure is toegewezen, te aanvaarden.

  • 2. De medewerker is verplicht om indien binnen de organisatie geen passende of geschikte functie beschikbaar is, mee te werken aan een traject om buiten de organisatie een functie te vinden en te aanvaarden.

  • 3. Wanneer de medewerker na herhaald en zorgvuldig overleg weigert een passende functie te aanvaarden of verwijtbaar niet meewerkt aan het vinden van een oplossing, kan werkgever overgaan tot ontslag. Werkgever kan dit verwijtbaar gedrag bij de Uitvoeringsinstantie Werknemers Verzekeringen (UWV) melden.

Artikel 12 Functie buiten de organisatie (extern)

  • 1. Indien voor de medewerker geen passende of geschikte functie aanwezig is binnen de organisatie, verleent de werkgever de medewerker eervol ontslag wanneer deze een betrekking bij een externe organisatie accepteert.

  • 2. In afwijking van het in lid 1 van dit artikel gestelde kan het betrekken van een externe functie ook geschieden op detacheringsbasis. Een dergelijke constructie kan slechts plaatsvinden voor de duur van maximaal één jaar waarbij een structurele externe dienstbetrekking op te overziene termijn waarschijnlijk wordt geacht.

Gevolgen herplaatsing

Artikel 13 Opleidingsvergoedingen

  • 1. Bij herplaatsing wordt het POP-contract van de herplaatste medewerker herzien op basis van de nieuwe situatie.

  • 2. De medewerker die wordt herplaatst in een andere functie binnen de organisatie en die in overleg met zijn nieuwe leidinggevende besluit te stoppen met zijn opleiding, wordt ontheven van eventuele terugbetalingsverplichtingen van deze opleidingskosten.

Artikel 14 Omscholing/bijscholing

Indien dit voor het vervullen van de nieuwe functie noodzakelijk is, wordt de medewerker in de gelegenheid gesteld tot het volgen van omscholing/bijscholing. Hierbij wordt gehandeld conform de bepalingen van artikel 17 van de ARA.

Artikel 15 Ontheffing terugbetalingsverplichting bij aanvaarden externe functie

De medewerker die overeenkomstig artikel 11 lid 2 van deze verordening eervol ontslag (wegens reorganisatie) wordt verleend, wordt ontheven van eventuele terugbetalingsverplichtingen, bepalingen met betrekking tot de verhuiskostenvergoeding en het betaald ouderschapsverlof.

Herplaatsing bij privatisering en publiekrechtelijke taakoverheveling

Artikel 16 Werkingssfeer

De artikelen 17 tot en met 19 zijn uitsluitend van toepassing op privatiseringen en publiekrechtelijke taakoverhevelingen. Indien overeengekomen kan afgesproken worden het stramien van herplaatsing bij interne organisatieverandering te volgen in het geval van herplaatsing vanwege privatisering en publiekrechtelijke taakoverheveling.

Artikel 17 Inspanning voor werkgelegenheidsbehoud

  • 1. Werkgever spant zich tot het uiterste in om alles wat redelijkerwijs in zijn vermogen ligt, te doen om de werkgelegenheid van de bij de privatisering of overheveling van taken betrokken medewerker te behouden.

  • 2. De werkgever treedt met de betrokken privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie in overleg over de overname van de medewerkers van het desbetreffende organisatieonderdeel. Gemaakte afspraken worden schriftelijk vastgelegd.

Artikel 18 Voorkeur medewerker

Voordat werkgever een besluit neemt over de overgang van een medewerker naar de betrokken privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie, krijgt de medewerker de gelegenheid om kenbaar te maken welke passende functies, die op dat moment vacant zijn of op korte termijn vacant worden in de (nieuwe) organisatie, zijn voorkeur verdienen. De medewerker zal als interne kandidaat in de selectieprocedure worden betrokken.

Artikel 19 Geen passende of geschikte functie

  • 1. Indien de werkgever er niet in slaagt om de medewerker bij de nieuwe werkgever te herplaatsen dan wel een passende functie aan te bieden binnen de organisatie, zullen de werkgever en de medewerker zich inspannen om gezamenlijk een structurele oplossing te vinden.

  • 2. De kosten van eventuele outplacementbegeleiding zijn voor rekening van de werkgever. De kosten van bijscholing en omscholing worden bepaald conform artikel 17 van de ARA.

  • 3. Indien de werkgever na zorgvuldig onderzoek geen structurele oplossing kan vinden, wordt de medewerker eervol ontslag wegens reorganisatie verleend, als bedoeld in artikel 8:4 van de ARA.

Herplaatsing op grond van ziekte en/of onbekwaamheid

Artikel 20 Werkingssfeer

De artikelen 21 tot en met 22 zijn uitsluitend van toepassing bij herplaatsingen op grond van ziekte en arbeidsongeschiktheid, dan wel ongeschiktheid/onbekwaamheidvoor de functie anders dan op grond van ziekten en gebreken. Indien overeengekomen kan afgesproken worden het stramien van herplaatsing bij interne organisatieverandering te volgen in het geval van ziekte en/of onbekwaamheid.

Artikel 21 Reïntegratie/trajectplan

  • 1. Zodra de status herplaatsingkandidaat is verkregen stellen werkgever en medewerker een trajectplan op conform de bepalingen van artikel 7 lid 3 van deze verordening en/of de randvoorwaarden zoals gesteld in de Wet Verbetering Poortwachter. Als vertegenwoordiger van de werkgever treedt in principe de leidinggevende van de herplaatsingkandidaat op.

  • 2. Het reïntegratie- of trajectplan bevat een beschrijving van alle activiteiten die werknemer en werkgever in goed overleg zullen ondernemen, ten einde te bevorderen dat de medewerker uiterlijk binnen een jaar een andere passende of geschikte functie kan aanvaarden, dan wel passende of gangbare arbeid.

  • 3. Het reïntegratie- of trajectplan wordt door werkgever en werknemer voor akkoord getekend, dan wel door de werkgever vastgesteld als overeenstemming tussen werkgever en werknemer - na deugdelijk onderzoek - niet haalbaar blijkt.

Artikel 22 Voorkeursvolgorde

Bij het herplaatsen wordt de volgende voorkeursvolgorde gehanteerd:

  • 1)

    de medewerker wordt overgeplaatst naar een passende functie binnen de gemeentelijke organisatie;

  • 2)

    de medewerker wordt overgeplaatst naar een geschikte functie binnen de gemeentelijke organisatie;

  • 3)

    de medewerker wordt bemiddeld naar een functie bij een andere organisatie.

Consequenties herplaatsing

Artikel 23 Gevolgen van de herplaatsing voor de bezoldiging

  • a)

    Voor medewerkers die wegens ziekte of gebrek hun functie niet langer kunnen vervullen is een en ander geregeld in hoofdstuk 7 van de Amstelveense Arbeidsvoorwaardenregeling (met name artikel 7:16);

  • b)

    Voor medewerkers die op eigen verzoek herplaatst worden geldt dat zij worden ingedeeld in de schaal die bij hun nieuwe functie hoort;

  • c)

    Medewerkers die herplaatst worden wegens niet goed functioneren in de huidige functie ontvangen een overbruggingstoelage. Het eerste halfjaar na herplaatsing ontvangt de medewerker een aanvulling op het salaris tot 100% van het laatst verdiende salaris. Het tweede halfjaar na herplaatsing ontvangt de medewerker nog 75% van deze aanvulling, het derde halfjaar na herplaatsing ontvangt de medewerker nog 50% van de aanvulling en het vierde halfjaar 25%. Daarna komt de toelage geheel te vervallen;

  • d)

    Medewerkers die herplaatst worden wegens een interne reorganisatie wordt een garantietoelage toegekend conform artikel 3:1:1:16, lid 1 van de ARA. De hoogte van de toelage is het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris. Deze toelage wordt bevroren. Dit betekent dat de toelage niet verhoogd wordt in verband met CAO afspraken. Bij de overgang naar een hogere salarisschaal wordt de salarisverhoging in mindering gebracht op de garantietoelage;

  • e)

    Voor de medewerker, die vanwege een interne organisatieverandering wordt herplaatst in een andere functie binnen de organisatie, vervallen alle persoonsgebonden en functiegebonden toelagen tenzij het sociaal plan, de rechtspositie of lokale regelingen anders bepalen. De taakgebonden toelagen worden conform de vigerende regelingen slechts gehandhaafd als de nieuwe functie hiertoe aanleiding geeft.

Slotbepalingen

Artikel 24 Onvoorziene gevallen

  • 1. In gevallen waarin de toepassing van deze verordening zou leiden tot een onbillijke situatie voor een medewerker, kan het college van Burgemeester en Wethouders van Amstelveen in een voor de medewerker gunstige zin afwijken.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet of niet in redelijkheid voorziet, kan het college van Burgemeester en Wethouders van Amstelveen een bijzondere voorziening treffen.

Artikel 25 Informeren directieteam

Halfjaarlijks wordt het directieteam geïnformeerd over de plaatsgevonden, lopende en mislukte herplaatsingen. De Ondernemingsraad ontvangt deze rapportage ter kennisgeving.

Artikel 26 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening herplaatsingsbeleid gemeente Amstelveen 2004”.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 mei 2004 en verloopt op 1 mei 2006. Zonder tegenbericht een maand voor de vervaldatum wordt ze steeds met een jaar verlengd.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 18 mei 2004.