Regeling vervallen per 01-08-2010

Verordening openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen 1989

Geldend van 15-06-2006 t/m 31-07-2010

Intitulé

Verordening openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen 1989

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. Deze Verordening verstaat onder:

    • a.

      de inspecteur: de inspecteur belast met het toezicht op de school;

    • b.

      het bevoegd gezag: het college, voor zover de raad niet anders bepaalt en, indien de raad dit wenselijk oordeelt, met inachtneming van door hem te stellen regelen;

    • c.

      de schoolleiding: de rector(en) en conrector(en);

    • d.

      de docent: de leraar en het lid van de schoolleiding bij de uitvoering van lesgevende taken;

    • e.

      het onderwijsondersteunend personeel: het onderwijsondersteunend personeel waarvan salarissen en formatie worden vastgesteld op grond van hoofdstuk 1-S van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel;

    • f.

      de ouders: de ouders, voogden of verzorgers van de leerlingen;

    • g.

      de leerling: de leerling van een openbare school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs;

    • h.

      de medezeggenschapsraad: de medezeggenschapsraad als bedoeld in artikel 4 van de Wet medezeggenschap onderwijs;

    • i.

      de personeelsraad: de personeelsraad als bedoeld in artikel 12 van de Wet medezeggenschap onderwijs (zie ook artikel 28 van dit reglement);

    • j.

      de leerlingenraad: de leerlingenraad als bedoeld in artikel 12 van de Wet medezeggenschap onderwijs;

    • k.

      de ouderraad: de ouderraad als bedoeld in artikel 12 van de Wet medezeggenschap onderwijs;

    • l.

      de docentenvergadering: de door de rector uitgeschreven vergadering van alle docenten en leden van de schoolleiding;

    • m.

      de docentenraad: de deelvergadering van de docentenvergadering, als bedoeld in artikel 38, lid 12;

    • n.

      de rapportvergadering: een deelvergadering van de docentenvergadering;

    • o.

      de vaksectie: de docenten die een vak binnen de school gemeenschappelijk verzorgen;

    • p.

      de beambtenvergadering/raa : de vergadering en raad, als bedoeld in artikel 42;

    • q.

      de algemene personeelsvergadering/raad: de vergadering en raad, als bedoeld in artikel 43;

    • r.

      een leerjaar : een onderdeel met de duur van één schooljaar van de cursusduur van een school voor voortgezet onderwijs, zoals aangegeven in de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • s.

      een afdeling : een schooltype binnen een scholengemeenschap.

  • 2. In deze Verordening wordt onder de rector en de conrector mede verstaan onderscheidenlijk de directeur en de adjunct-directeur van een school.

  • 3. Om redenen van leesbaarheid worden slechts mannelijke woordvormen gebruikt. Daar waar deze vorm wordt gehanteerd, worden zowel mannen als vrouwen bedoeld. Daarmee wordt aangesloten bij de gangbare formulering in wetten en besluiten.

HOOFDSTUK 2 DE SCHOOLLEIDING

Artikel 2

De rector is belast met de leiding van de school en is tegenover het bevoegd gezag verantwoordelijk voor de gang van zaken op school.

Artikel 3

  • 1. De rector wordt in de leiding van de school bijgestaan door een of meer conrectoren; hij stelt, na overleg met de conrectoren, een taakverdeling vast voor de leiding van de school en zendt deze ter vaststelling aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag stelt de taakverdeling eerst vast na de medezeggenschapsraad in de gelegenheid gesteld te hebben de hem toegekende bevoegdheid uit te oefenen.

  • 2. De conrector is tegenover de rector verantwoording verschuldigd voor de uitvoering van de werkzaamheden die hem bij de taakverdeling zijn toebedeeld.

  • 3. De schoolleiding vergadert in principe ten minste één keer per week waarbij de algehele gang van zaken in de school onderwerp van bespreking vormt. De rector roept deze vergadering bijeen. Van de vergadering wordt ten minste een korte besluitenlijst opgemaakt. De rector zendt de besluitenlijst naar de medezeggenschapsraad en naar de in de artikelen 38 en 42 genoemde vergaderingen en raden. Tevens wordt de besluitenlijst gepubliceerd op het mededelingenbord in de personeelskamer(s).

  • 4. Bij afwezigheid van de rector wordt zijn taak waargenomen door de plaatsvervangend rector.

HOOFDSTUK 3 HET PERSONEEL

1 De docent

Artikel 4

  • 1. De docent geeft lessen en verricht de daaruit voortvloeiende werkzaamheden alsmede de bijzondere taken, als bedoeld in artikel I-R 402 van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel.

  • 2. De docent verricht dientengevolge de taken die hem op grond van het schoolwerkplan bedoeld in artikel 46 door of namens de rector zijn opgedragen.

  • 3. De docent verricht de in het eerste en tweede lid vermelde taken tenzij hij door ziekte of andere wettige redenen verhinderd is dit te doen.

  • 4. a. Indien de docent, conrector of rector nevenwerkzaamheden verricht, is hij verplicht deze tijdig aan het bevoegd gezag te melden.

    b. Nevenwerkzaamheden die vermenging van belangen tot gevolg hebben, zijn niet toegestaan (artikel I-P 21, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel).

Artikel 5

  • 1. De werkzaamheden van de docent kunnen worden vastgelegd in een instructie voor het onderwijzend personeel. De rector zendt een ontwerpinstructie niet dan na overleg met de docentenraad ex artikel 38, lid 12, ter vaststelling aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag stelt de instructie eerst vast na instemming te hebben verkregen van het personeelsdeel van de medezeggenschapsraad.

  • 2. De docent is voor de uitvoering van zijn werkzaamheden verantwoording verschuldigd aan de rector of een door deze aangewezen lid van de schoolleiding dan wel een andere daartoe door de rector aangewezen persoon met bepaalde taken.

Artikel 6

Elke docent of conrector draagt mede zorg voor de handhaving van de orde op de school; hij doet verder alles wat redelijkerwijs van hem gevraagd kan worden ter bevordering van de goede gang van zaken op de school. Dit geldt eveneens voor de docenten aan wie taken zijn opgedragen ten behoeve van activiteiten die uitgaan van de school doch buiten de school plaatsvinden.

Artikel 7

  • 1. De docent of conrector die niet op school aanwezig kan zijn stelt de rector hiervan zo spoedig mogelijk in kennis onder opgave van redenen, een en ander nader te regelen in het huishoudelijk reglement. De rector doet hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan het bevoegd gezag.

  • 2. Verlof in verband met overleg- en advieswerkzaamheden, als bedoeld in artikel I-C 38 van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, kan slechts worden verleend door het bevoegd gezag.

  • 3. Indien een les vervalt draagt de rector er zorg voor dat de desbetreffende leerlingen hierover zo spoedig mogelijk in kennis worden gesteld.

Artikel 8

  • 1. Als de rector of een daartoe aangewezen persoon daarom vraagt brengt de docent hem mondeling en/of schriftelijk verslag uit over de vorderingen van zijn leerlingen.

  • 2. De docent brengt tenminste op daartoe in het schoolwerkplan genoemde tijdstippen een dergelijk verslag schriftelijk uit, behalve met betrekking tot de examenklassen.

  • 3. De schriftelijke verslagen worden in de rapportvergadering onder leiding van de rector of een door hem aangewezen persoon besproken door de docenten van de betrokken leerlingen.

Artikel 9

De docent informeert uit eigen beweging de rector of een daartoe aangewezen persoon (bijvoorbeeld decaan, counsellor, mentor) over de feiten en omstandigheden die de leerlingen en de school betreffen en waarvan hij meent dat de desbetreffende persoon op de hoogte moet zijn. Soortgelijke informatie geeft de rector of de daartoe aangewezene aan de docent.

Artikel 10

De docent licht de leerling en zijn ouders desgevraagd volledig in over de vorderingen en over de normering die aan de eventuele cijfergeving ten grondslag ligt; een en ander met inachtneming van hetgeen hierover in het schoolwerkplan van de school is bepaald.

Artikel 11

  • 1. De docent overlegt uit eigen beweging of op verzoek van andere belanghebbenden met de leerling, die in het vak dat de docent onderwijst, onvoldoende vorderingen maakt.

  • 2. De docent bespreekt met de leerling op welke wijze deze betere studieresultaten kan bereiken.

  • 3. Indien de studieresultaten daartoe voor de leerling aanleiding geven kan deze met de desbetreffende docent(en) overleggen over de wijze waarop hij betere studieresultaten kan bereiken.

Artikel 12

  • 1. De docent meldt de rector of, en zo ja, in hoeverre zijn onderwijs zal afwijken van wat daarover in het schoolwerkplan is vastgelegd.

  • 2. De rector vraagt ten minste de vaksectie om commentaar op de hem gemelde afwijking van het schoolwerkplan.

  • 3. De sectie reageert door middel van een sectieverslag aan de rector.

2 Het onderwijsondersteunend personeel

Artikel 13

  • 1. Het onderwijsondersteunend personeel verricht de taken zoals in hoofdlijnen neergelegd in hoofdstuk 1-S van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, die worden opgedragen door of namens de rector. Het onderwijsondersteunend personeel is voor de uitvoering van die taken verantwoording verschuldigd aan de rector of een door deze aangewezen persoon van de schoolleiding dan wel een andere daartoe door de rector aangewezen persoon met bepaalde taken.

  • 2. Het onderwijsondersteunend personeel verricht de in het eerste lid vermelde taken tenzij het door ziekte of andere wettige redenen verhinderd is dit te doen.

Artikel 14

Het onderwijsondersteunend personeel draagt mede zorg voor de handhaving van de orde op de school; de leden van het onderwijsondersteunend personeel doen verder alles wat redelijkerwijs van hen gevraagd kan worden ter bevordering van de goede gang van zaken op de school.

Artikel 15

  • 1. Het lid van het onderwijsondersteunend personeel dat niet op school aanwezig kan zijn, stelt de rector hiervan zo spoedig mogelijk in kennis onder opgave van redenen, een en ander nader te regelen in het huishoudelijk reglement. De rector doet hiervan zo spoedig mogelijk mededeling aan het bevoegd gezag.

  • 2. Verlof in verband met overleg- en advieswerkzaamheden, als bedoeld in artikel I-C 38 van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, kan slechts worden verleend door het bevoegd gezag.

HOOFDSTUK 4 DE LEERLING

Artikel 16

  • 1. De leerling volgt de lessen volgens het voor hem geldende rooster.

  • 2. De rechten en verplichtingen van de leerling kunnen worden vastgelegd in een leerlingenstatuut.

Artikel 17

  • 1. De rector zorgt ervoor dat de leerling regelmatig wordt ingelicht over de beoordeling van zijn studieresultaten en over de gronden, waarop deze beoordeling berust.

  • 2. Hij zorgt ervoor dat de leerling voldoende gelegenheid heeft raad te vragen en inlichtingen te ontvangen over zijn studieresultaten.

  • 3. Hij zorgt er ook voor dat, indien de studieresultaten van de leerling aanleiding geven tot het treffen van onderwijskundige maatregelen, deze vooraf met de leerling besproken worden.

Artikel 18

  • 1. Indien de vorderingen die een leerling in een bepaald vak maakt daartoe aanleiding geven, stelt een daartoe door de rector aangewezen persoon, na overleg te hebben gepleegd met de docent die de leerling onderwijst, de leerling en de ouders hiervan uit eigen beweging in kennis.

  • 2. Hij bespreekt met de ouders de maatregelen die mogelijk tot betere studieresultaten zouden kunnen leiden.

  • 3. De leerling wordt betrokken bij het overleg bedoeld in het tweede lid.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde aangewezen persoon licht de docent volledig in over de resultaten van het onderhoud bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 19

  • 1. Indien een leerling in een aantal vakken onvoldoende vorderingen maakt, dan wel in het algemeen aanleiding geeft tot opmerkingen, licht een daartoe door de rector aangewezen persoon - tenzij de rector zich die taak heeft voorbehouden - in overleg met de docenten van wie de leerling les krijgt, de ouders hierover in.

  • 2. Hij bespreekt met de leerling en zijn ouders de maatregelen die noodzakelijk geacht worden om de leerling tot betere studieresultaten te brengen.

  • 3. Hij licht de docenten van wie de leerling les krijgt, volledig in over de resultaten van het onderhoud bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 20

  • 1. De leerling wordt geregeld ingelicht over de beoordeling van zijn studievorderingen en de wijze waarop deze zich ontwikkelen. Dit vindt in ieder geval plaats wanneer zich omstandigheden voordoen die tot herziening van het oordeel aanleiding kunnen geven.

  • 2. Wanneer de herziening van het oordeel leidt tot wijziging van de benadering van een leerling, worden plannen tijdig vooraf met hem, en indien de wijzigingen van ingrijpende aard zijn zo mogelijk in tegenwoordigheid van de ouders besproken.

Artikel 21

  • 1. De leerling kan, mits daardoor de voortgang van het onderwijs niet wordt belemmerd, aan zijn docenten inlichtingen vragen over de beoordeling van zijn studievorderingen en de normering die daaraan ten grondslag ligt en zijn verdere mogelijkheden.

  • 2. Indien hem inlichtingen worden geweigerd of hij meent dat inlichtingen worden achtergehouden, dan wel dat de hem gegeven beoordeling niet in overeenstemming is met de daartoe afgesproken procedure kan de leerling of kunnen zijn ouders aan de rector verzoeken een onderzoek in te stellen. Aan dat verzoek wordt zo spoedig mogelijk gevolg gegeven en van de resultaten daarvan worden de leerling en/of zijn ouders, alsmede de desbetreffende docent(en) onverwijld in kennis gesteld.

Artikel 22

De leerling behoort de door hem ingeleverde proefwerken en andere schriftelijke stukken binnen twee weken van de docent ter inzage te krijgen.

Artikel 23

  • 1. De leerling houdt zich op de terreinen en in de gebouwen van de school en bij activiteiten die onder de verantwoordelijkheid van de school vallen, aan de voorschriften die binnen de schoolorganisatie gelden.

  • 2. Handelingen in strijd met deze voorschriften kunnen worden bestraft.

  • 3. Als een docent de straf oplegt, kunnen de leerling en, indien deze minderjarig is, ook zijn ouders in beroep gaan bij de rector of conrector; als de conrector de straf oplegt, kunnen de leerling en, indien deze minderjarig is, ook zijn ouders in beroep gaan bij de rector. Van de beslissing op dit beroep kunnen zowel de docent, conrector als de leerling en, indien deze minderjarig is, ook zijn ouders in beroep gaan bij het bevoegd gezag. Hangende het beroep geldt de beslissing van de rector.

  • 4. Als de rector de straf oplegt, kunnen de leerling en, indien deze minderjarig is, ook zijn ouders in beroep gaan bij het bevoegd gezag. Hangende het beroep geldt de beslissing van de rector.

Artikel 24

  • 1. De rector kan met opgave van redenen een leerling voor een periode van ten hoogste één week de toegang tot bepaalde of alle lessen ontzeggen.

  • 2. De rector deelt zijn beslissing met opgave van redenen binnen 24 uur mede aan het bevoegd gezag, de docenten, de leerling en, indien deze minderjarig is, ook aan de ouders van de leerling, onder vermelding van de mogelijkheid tot beroep. De rector bevestigt deze mededeling zo spoedig mogelijk nadien schriftelijk.

  • 3. Bij schorsing voor een periode langer dan een dag, stelt de rector mede de inspecteur schriftelijk en met opgave van redenen van dit feit in kennis.

  • 4. Zowel de leerling en, indien deze minderjarig is, ook de ouders van de leerling als de docenten kunnen tegen de beslissing van de rector binnen één week in beroep gaan bij het bevoegd gezag.

  • 5. Hangende het beroep geldt de beslissing van de rector.

Artikel 25

  • 1. De rector kan, gehoord de docentenvergadering, het bevoegd gezag voorstellen te besluiten tot definitieve verwijdering van de leerling, die bij herhaling de voorschriften van de school overtreedt of die zich schuldig maakt aan ernstig wangedrag. Een voorstel tot definitieve verwijdering aan de rector kan uitgaan van ten minste 2/3 van het aantal leden van het onderwijzend en/of onderwijsondersteunend personeel.

  • 2. Een leerling kan niet in de loop van een schooljaar worden verwijderd op grond van onvoldoende vordering, tenzij hij niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld bij een beslissing als bedoeld in artikel 72, lid 2, onder b.

  • 3. Het bevoegd gezag kan slechts besluiten tot definitieve verwijdering nadat de leerling en, indien deze minderjarig is, ook de ouders van de leerling in de gelegenheid zijn gesteld hierover te worden gehoord. Definitieve verwijdering van een (partieel-) leerplichtige leerling geschiedt slechts na overleg met de inspecteur. Hangende dit overleg kan de desbetreffende leerling worden geschorst.

  • 4. Een besluit tot definitieve verwijdering wordt schriftelijk en met opgave van redenen aan de leerling en, indien deze minderjarig is, ook aan de ouders van de leerling medegedeeld. Daarbij wordt gewezen op de mogelijkheid te verzoeken om herziening van het besluit. Het bevoegd gezag stelt eveneens de inspecteur schriftelijk en met opgave van redenen van een definitieve verwijdering in kennis.

  • 5. Binnen 30 dagen na dagtekening van de mededeling betreffende de definitieve verwijdering kan door de leerling en, indien deze minderjarig is, ook door de ouders van de leerling schriftelijk worden verzocht om herziening van het besluit.

  • 6. Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek, neemt de commissie van beroep in algemene onderwijszaken als bedoeld in artikel 57 een beslissing op het verzoek om herziening, na overleg met de inspecteur en desgewenst andere deskundigen. Daarbij geldt de eis dat eerst de leerling en wanneer deze minderjarig is, ook de ouders van de leerling in de gelegenheid zijn gesteld te worden gehoord en kennis hebben kunnen nemen van de op het besluit betrekking hebbende adviezen of rapporten.

  • 7. Gedurende de behandeling van het verzoek om herziening van een besluit tot definitieve verwijdering kan het bevoegd gezag de betrokken leerling de toegang tot de school ontzeggen.

HOOFDSTUK 5 DE SCHOOLORGANISATIE

1 De medezeggenschapsraad

Artikel 26

  • 1. Aan elke school is een medezeggenschapsraad verbonden.

  • 2. De algemene en bijzondere bevoegdheden alsmede de taken van de medezeggenschapsraad en de leden van de raad zijn vastgelegd in de Wet medezeggenschap onderwijs en in het medezeggenschapsreglement van de school.

Artikel 27

  • 1. De medezeggenschapsraad is bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden de school betreffende. Hij is bevoegd over deze aangelegenheden aan het bevoegd gezag voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken (artikel 5, tweede lid, van de Wet medezeggenschap onderwijs), een en ander met inachtneming van het medezeggenschapsreglement van de school.

  • 2. Hij beschikt met het oog daarop krachtens de Wet medezeggenschap onderwijs over een aantal algemene bevoegdheden.

  • 3. Het medezeggenschapsreglement bepaalt welke bijzondere bevoegdheden daarnaast aan de raad of een deel ervan worden toegekend met betrekking tot de aangelegenheden vermeld in artikel 7 van de Wet medezeggenschap onderwijs.

2 De personeelsraad(raden)

Artikel 28

Het personeel kan een gezamenlijke personeelsraad instellen dan wel afzonderlijke raden voor het onderwijzend en het onderwijsondersteunend personeel.

Artikel 29

De personeelsraad of -raden zijn bevoegd desgevraagd of eigener beweging advies uit te brengen aan de medezeggenschapsraad, met name over die aangelegenheden die de geleding personeel in het bijzonder aangaan.

Artikel 30

  • 1. De personeelsraad stelt binnen het kader van deze Verordening een huishoudelijk reglement vast.

  • 2. De rector ziet erop toe dat het huishoudelijk reglement van de personeelsraad niet in strijd is met het huishoudelijk reglement van de school.

  • 3. De rector biedt onder meer, onder door hem te stellen voorwaarden, de personeelsraad de gelegenheid tot het houden van vergaderingen in het schoolgebouw.

3 De leerlingenraad

Artikel 31

De leerlingen kunnen een leerlingenraad instellen.

Artikel 32

De leerlingenraad is bevoegd desgevraagd of eigener beweging advies uit te brengen aan de medezeggenschapsraad en/of de rector, met name over die aangelegenheden die de geleding leerling in het bijzonder aangaan.

Artikel 33

  • 1. De leerlingenraad stelt binnen het kader van deze Verordening een huishoudelijk reglement vast.

  • 2. De rector ziet erop toe dat het huishoudelijk reglement van de leerlingenraad niet in strijd is met het huishoudelijk reglement van de school.

Artikel 34

  • 1. De rector bevordert het functioneren van de leerlingenraad.

  • 2. Hij biedt onder meer, onder door hem te stellen voorwaarden, de leerlingenraad de gelegenheid tot het houden van vergaderingen in het schoolgebouw.

4 De ouderraad

Artikel 35

Aan elke school is een ouderraad verbonden, behalve aan de gemeentelijke Avondscholengemeenschap voor m.a.v.o./h.a.v.o./atheneum. Het bepaalde in de artikelen 36 en 37 is derhalve niet van toepassing op de gemeentelijke Avondscholengemeenschap voor m.a.v.o./h.a.v.o./atheneum.

Artikel 36

De ouderraad is bevoegd desgevraagd of eigener beweging advies uit te brengen aan de medezeggenschapsraad en/of de rector, met name over die aangelegenheden die de geleding ouders in het bijzonder aangaan.

Artikel 37

  • 1. De ouderraad stelt binnen het kader van deze Verordening een huishoudelijk reglement vast.

  • 2. De rector ziet erop toe dat het huishoudelijk reglement van de ouderraad niet in strijd is met het huishoudelijk reglement van de school.

  • 3. De rector biedt onder meer, onder door hem te stellen voorwaarden, de ouderraad de gelegenheid tot het houden van vergaderingen in het schoolgebouw.

5 De docentenvergadering

Artikel 38

  • 1. Er is een docentenvergadering.

  • 2. De rector is voorzitter en evenals de conrectoren en docenten lid van de docentenvergadering. De vergadering kiest uit haar midden een secretaris.

  • 3. De voorzitter roept onder opgave van de agenda de docentenvergadering bijeen zo dikwijls hij dit nodig oordeelt, doch ten minste driemaal per jaar.

  • 4. Tevens roept hij de docentenvergadering binnen veertien dagen bijeen, nadat ten minste een vijfde van het aantal docenten dan wel de in het twaalfde lid van dit artikel bedoelde docentenraad daartoe onder opgave van de te behandelen onderwerpen schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven.

  • 5. De docent is gehouden de op grond van het derde en vierde lid bijeengeroepen vergaderingen bij te wonen. Indien hij verhinderd is dient hij dit, zo mogelijk schriftelijk, onder opgaaf van redenen de rector te melden.

  • 6. Een vergadering kan slechts plaatsvinden indien ten minste de helft van het aantal leden is opgekomen.

  • 7. De besluiten van de docentenvergadering worden genomen bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen (meer dan de helft), tenzij deze Verordening anders bepaalt. Alle aanwezigen dienen hun stem uit te brengen. Blanco stemmen zijn ongeldig.

  • 8. De voorzitter beslist bij staking van stemmen.

  • 9. Bij geschillen over de toepassing van dit artikel beslist het bevoegd gezag.

  • 10. Van het besluit van het bevoegd gezag kunnen belanghebbenden in beroep komen bij de commissie van beroep in algemene onderwijszaken als bedoeld in artikel 57 binnen dertig dagen nadat het te hunner kennis te gebracht; hangende dit beroep wordt naar de beslissing van het bevoegd gezag gehandeld.

  • 11. De docentenvergadering kan deelvergaderingen instellen. De rector of een door hem aangewezen persoon is voorzitter van de deelvergadering, behalve van de docentenraad. De deelvergadering kiest uit haar midden een secretaris. Het derde tot en met het tiende lid zijn overeenkomstig van toepassing.

  • 12. Een docentenraad is een deelvergadering als bedoeld in het vorige lid. De docentenraad kiest uit zijn midden een voorzitter, De docentenvergadering stelt een huishoudelijk reglement vast voor de docentenraad en regelt daarin tenminste de samenstelling en de verkiezingsprocedure voor de docentenraad.

Artikel 39

  • 1. Afhankelijk van de daartoe vastgelegde taakverdeling beslist de docentenvergadering dan wel deelvergadering over de toelating van de leerling tot het volgende leerjaar, nader geregeld in het Leerplan rijksscholen voor v.w.o., h.a.v.o./m.a.v.o./l.b.o. dan wel in het leerplan voor de gemeentelijke Avondscholengemeenschap voor m.a.v.o./h.a.v.o./atheneum.

  • 2. De docentenvergadering dan wel de deelvergadering adviseert daarbij over de te vervolgen schoolloopbaan van de leerling. De leerling wordt in kennis gebracht van het uitgebrachte advies.

  • 3. Voor wat betreft de overige aangelegenheden kan de rector indien hij zulks wenselijk acht de docentenvergadering dan wel de deelvergadering consulteren. Artikel 38, zevende en achtste lid, zijn in deze gevallen niet van toepassing.

Artikel 40

  • 1. De rector zorgt voor de uitvoering van de besluiten van de docentenvergadering dan wel de deelvergaderingen en van de beslissingen bedoeld in artikel 38, negende en tiende lid.

  • 2. Een besluit van de docentenvergadering dan wel de deelvergaderingen dat naar het oordeel van de rector strijdig is met de belangen van de school, brengt hij niet ten uitvoer.

  • 3. Hij stelt de docentenvergadering dan wel de deelvergaderingen onverwijld van zijn beslissing op de hoogte, met de motivering, welke aangeeft waarom het besluit niet wordt uitgevoerd.

  • 4. Indien de docentenvergadering dan wel de deelvergaderingen en de rector ten aanzien van een besluit, na toepassing van de voorgaande leden, niet tot een eensgezind standpunt komen, voert de rector het besluit niet uit. Hij doet hiervan, alsmede van de gevolgde gang van zaken, binnen drie dagen schriftelijk en gemotiveerd mededeling aan het bevoegd gezag en aan de docentenvergadering dan wel de deelvergaderingen.

  • 5. De docentenvergadering dan wel de deelvergaderingen kan of kunnen binnen één week na ontvangst van de schriftelijke mededeling als in het vorige lid bedoeld het besluit van de rector schriftelijk voorleggen aan het bevoegd gezag ter beoordeling en beslissing.

    Het bevoegd gezag beslist binnen veertien dagen na ontvangst van het bezwaar van de docentenvergadering dan wel de deelvergaderingen en brengt zijn gemotiveerde beslissing ter kennis van rector en docentenvergadering dan wel de deelvergaderingen.

  • 6. Van het besluit van het bevoegd gezag, bedoeld in lid 5, kunnen belanghebbenden in beroep komen bij de commissie van beroep in algemene onderwijszaken als bedoeld in artikel 57, binnen 30 dagen nadat het te hunner kennis is gebracht; hangende dit beroep wordt naar de beslissing van het bevoegd gezag gehandeld.

Artikel 41

  • 1. Er zijn vaksecties.

  • 2. De rector wijst, nadat daartoe door de vaksectie binnen een door hem te bepalen termijn een voordracht is gedaan, een sectievoorzitter aan. De sectievoorzitter draagt zorg voor de coördinatie van de werkzaamheden in de vaksectie. Hij verzorgt namens de vaksectie de communicatie met de schoolleiding.

  • 3. De taken en bevoegdheden van de vaksectie zijn vastgelegd in het schoolwerkplan van de school.

  • 4. Besluiten worden genomen krachtens het hierover bepaalde in het huishoudelijk reglement van de school.

  • 5. De leden van de vaksectie zijn gehouden genomen besluiten uit te voeren.

  • 6. Van iedere vergadering van de vaksectie wordt een besluitenlijst gemaakt die naar de rector gezonden wordt.

6 De beambtenvergadering

Artikel 42

  • 1. Het onderwijsondersteunend personeel, in vergadering bijeen, vormt de beambtenvergadering. De vergadering beslist of uit en door haar een beambtenraad wordt gekozen.

  • 2. De beambtenvergadering stelt voor zich een huishoudelijk reglement vast, alsmede, indien tot het instellen van een beambtenraad is besloten, voor de beambtenraad. In het huishoudelijk reglement van de beambtenraad wordt tenminste geregeld de samenstelling en de verkiezingsprocedure voor de beambtenraad.

  • 3. De beambtenvergadering en de beambtenraad kiezen elk uit hun midden een voorzitter en een secretaris. De voorzitter van de beambtenvergadering kan tevens voorzitter van de beambtenraad zijn en de secretaris van de beambtenvergadering kan tevens secretaris van de beambtenraad zijn.

  • 4. De beambtenvergadering en de beambtenraad hebben tot taak de behartiging van de belangen van het in het eerste lid genoemde personeel en van het belang van de school. Zij zijn bevoegd de rector gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen over de gang van zaken op school.

Artikel 43

  • 1. De docentenvergadering ex artikel 38 en de beambtenvergadering ex artikel 42 kunnen worden samengevoegd tot een algemene personeelsvergadering, indien beide vergaderingen dat wensen.

  • 2. De artikelen 38 en 42 zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 6 ALGEMENE TAKEN EN PROCEDURES

1 Het huishoudelijk reglement van de school

Artikel 44

  • 1. De rector stelt het huishoudelijk reglement in concept op, waarin voorschriften zijn opgenomen die de goede uitvoering van de Verordening openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen 1988 bevorderen en zendt het ter vaststelling naar het bevoegd gezag.

  • 2. Het bevoegd gezag stelt het huishoudelijk reglement voorlopig vast, na te hebben getoetst of het voldoet aan de voorschriften van deze Verordening, aan overige wettelijke voorschriften, alsmede aan circulaires en brieven.

  • 3. Het voorlopig vastgestelde huishoudelijk reglement wordt aan de medezeggenschapsraad voorgelegd. Nadat de medezeggenschapsraad hieraan zijn instemming heeft verleend stelt het bevoegd gezag het huishoudelijk reglement definitief vast.

  • 4. Indien de instemming, als bedoeld in het vorige lid, niet wordt verleend, is artikel 10, derde lid, van de Wet medezeggenschap onderwijs van toepassing.

  • 5. De rector en de medezeggenschapsraad kunnen het bevoegd gezag voorstellen doen ter wijziging of aanvulling van het huishoudelijk reglement. Het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Het huishoudelijk reglement wordt aan het begin van het schooljaar aan alle betrokkenen bekendgemaakt.

2 Rookverbod

Artikel 45

  • 1. In de onderwijsruimten mag niet worden gerookt.

  • 2. Het huishoudelijk reglement van de school geeft regels over het roken buiten de lessen.

  • 3. Een integraal rookverbod voor het personeel is niet toegestaan.

3 Het schoolwerkplan

Artikel 46

  • 1. De rector stelt jaarlijks in concept het schoolwerkplan voor het nieuwe schooljaar op, en zendt het ter vaststelling naar het bevoegd gezag.

  • 2. Het schoolwerkplan beschrijft in hoofdlijnen hoe de school in het betrokken schooljaar te werk zal gaan om de onderwijsdoelstellingen te realiseren die in algemene zin genoemd worden in artikel 42 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • 3. Het bevoegd gezag stelt het schoolwerkplan zo mogelijk binnen één maand na ontvangst voorlopig vast.

  • 4. Het voorlopig vastgestelde schoolwerkplan wordt aan de medezeggenschapsraad voorgelegd. Nadat de medezeggenschapsraad zijn instemming heeft verleend aan die delen van het plan waarvoor hij instemmingsbevoegdheid heeft, stelt het bevoegd gezag het schoolwerkplan definitief vast. Het tijdstip van definitieve vaststelling ligt tijdig voor de aanvang van het nieuwe schooljaar.

  • 5. Indien de instemming, als bedoeld in het vorige lid, niet wordt verleend, volgt overleg ter zake tussen het bevoegd gezag en de medezeggenschapsraad. Daarna stelt het bevoegd gezag zijn eindstandpunt vast.

  • 6. Indien de medezeggenschapsraad zich niet kan verenigen met het eindstandpunt, bedoeld in het vorige lid, is artikel 10, derde lid, van de Wet medezeggenschap onderwijs van toepassing.

Artikel 47

  • 1. Het schoolwerkplan voldoet aan de voorschriften uit deze verordening en aan de volgende voorschriften, voor zover van toepassing, tenzij de minister toestemming heeft gegeven daarvan af te wijken:

    • a.

      de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • b.

      het Besluit dagscholen v.w.o./h.a.v.o./m.a.v.o.;

    • c.

      het Eindexamenbesluit dagscholen v.w.o./h.a.v.o./m.a.v.o.;

    • d.

      de Programma’s eindexamen v.w.o./h.a.v.o./m.a.v.o.;

    • e.

      het Besluit avondscholen v.w.o./h.a.v.o./m.a.v.o./m.e.a.o.;

    • f.

      het Eindexamenbesluit avondscholen v.w.o./h.a.v.o./m.a.v.o.;

    • g.

      het Leerplan rijksscholen voor v.w.o./h.a.v.o./m.a.v.o./l.b.o., dan wel het leerplan voor de Gemeentelijke avondscholengemeenschap voor m.a.v.o./h.a.v.o./atheneum;

    • h.

      de verdere door de minister als bekostiger gegeven voorschriften of aanwijzingen.

  • 2. Als het schoolwerkplan afwijkt van één of meer van de in het eerste lid genoemde voorschriften, wordt in het plan aangegeven op grond waarvan die afwijking is toegestaan.

Artikel 48

  • 1. Het schoolwerkplan bevat tenminste:

    • a.

      een overzicht van de scholen en/of afdelingen die deel uitmaken van de school;

    • b.

      de algemene onderwijsdoelstellingen per school of afdeling;

    • c.

      een overzicht van de vakkenpakketten die per school of afdeling gekozen kunnen worden;

    • d.

      de lessentabel per school of afdeling;

    • e.

      de onderwijsdoelstellingen per vak per school of afdeling en per leerjaar;

    • f.

      informatie over de toelating tot het eerste leerjaar:

      • -

        de samenstelling van de toelatingscommissie;

      • -

        de toelatingsvoorwaarden;

      • -

        de samenwerking met andere scholen;

      • -

        de introductie na toelating;

    • g.

      informatie over de toelating tot de andere leerjaren, per school of afdeling en eventueel ook per vak:

      • -

        de toelatingsvoorwaarden;

      • -

        het tijdstip waarop de docentenvergadering over de toelating beslist;

      • -

        het advies aan en overleg met de leerlingen en hun ouders over de keuze van een school of afdeling en een vakkenpakket;

      • -

        de samenwerking met andere scholen;

      • -

        de introductie van nieuwe leerlingen;

    • h.

      informatie per school of afdeling en per leerjaar over:

      • -

        de onderwijsmethoden (didactische werkvormen);

      • -

        de onderwijsleermiddelen, waaronder de lijst van boeken en benodigdheden die in beginsel niet kosteloos aan de leerlingen worden verstrekt met een voorlopige prijsopgave;

      • -

        buitenschoolse activiteiten (excursies, werkweken en dergelijke), indien de leerlingen daaraan in beginsel niet kosteloos kunnen deelnemen eveneens met een voorlopige prijsopgave;

    • i.

      extra informatie over gemeenschappelijke leerjaren:

      • -

        een overzicht van de gemeenschappelijke leerjaren;

      • -

        de criteria op grond waarvan de leerlingen per leerjaar in klassen worden ingedeeld;

    • j.

      de regeling van het schoolonderzoek;

    • k.

      informatie over het advies aan en het overleg met de leerlingen en hun ouders over de keuze van een vervolgopleiding of een beroep;

    • l.

      bijzonderheden over eventuele:

      • -

        vakkenintegratie;

      • -

        activiteiten gericht op bepaalde groepen leerlingen;

      • -

        speciale contacten met andere scholen of instanties;

      • -

        deelneming aan vernieuwingsprojecten;

      • -

        toekomstplannen en de stappen die ondernomen worden om die plannen te zijner tijd te kunnen realiseren;

    • m.

      de taakomschrijving van de personen of groepen die een bijzondere taak hebben bij de uitvoering of wijziging van het schoolwerkplan, zoals klassendocenten of mentoren, schooldecanen, coördinatoren en vaksecties en een overzicht van de taakeenheden die in verband daarmee eventueel ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Daarnaast bevat het plan een systematische inhoudsopgave en eventueel ook een alfabetisch register. De inhoudsopgave en/of het register verwijzen naar de zojuist genoemde onderdelen van het plan.

  • 3. Indien één of meerdere van de in het eerste lid genoemde onderdelen van het plan kennelijk niet van toepassing is c.q. zijn voor de school, kan worden volstaan met een, kort gemotiveerde, vermelding van dat feit in het plan.

Artikel 49

  • 1. Elk schooljaar kunnen de in hoofdstuk 5 vermelde vergaderingen en raden, met uitzondering van de personeelsraad (-raden) ex de artikelen 28, 29 en 30 tot 1 januari de rector voorstellen het schoolwerkplan voor het volgende schooljaar op bepaalde punten te wijzigen.

  • 2. De rector maakt jaarlijks zo mogelijk voor 15 februari, doch in ieder geval op een zodanig tijdstip dat het bevoegd gezag kan voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk II-D van het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel, aan de in lid 1 genoemde vergaderingen en raden bekend of, en zo ja, op welke punten hij het bevoegd gezag wil voorstellen het schoolwerkplan voor het volgende jaar te wijzigen.

Artikel 50

  • 1. Het bevoegd gezag zendt het vastgestelde schoolwerkplan aan de rector en de inspecteur. De rector zendt het plan aan de in artikel 49 genoemde vergaderingen en raden. Indien het schoolwerkplan en dat van het voorafgaande jaar losbladig is, kan worden volstaan met het zenden van de nieuwe of gewijzigde pagina’s. Daarbij wordt dan op de pagina’s zelf aangegeven met ingang van welk schooljaar ze van kracht worden.

  • 2. Tevens wordt aangegeven op welke hoofdpunten het schoolwerkplan afwijkt van het plan voor het daaraan voorafgaande jaar.

  • 3. De rector attendeert de in het eerste lid bedoelde vergaderingen en raden op de inhoud van artikel 49.

Artikel 51

De rector legt het schoolwerkplan voor een ieder ter inzage.

Artikel 52

De rector verdeelt de taken die uit het schoolwerkplan voortvloeien, met inachtneming van het bepaalde in de relevante rechtspositieregelingen en de Wet medezeggenschap onderwijs.

4 Het leerlingenregister

Artikel 53

  • 1. Op elke school is een register van de op 1 september van het schooljaar ingeschreven leerlingen aanwezig, Daarin wordt tenminste aangetekend:

    • a.

      de naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum van de leerlingen, alsmede hun woonplaats en adres en de datum van inschrijving;

    • b.

      de naam en het adres van de ouders van de leerling, indien deze minderjarig is;

    • c.

      het tijdstip waarop de leerlingen de school hebben verlaten met vermelding van de reden waarom het schoolbezoek is geëindigd;

    • d.

      de rapportcijfers en de examenresultaten;

    • e.

      het adres van de leerling bij het verlaten van de school en zo mogelijk vervolgadressen.

  • 2. Het register van leerlingen kan te allen tijde door de docenten worden geraadpleegd.

  • 3. Tot waarborg van de bescherming van de privacy stelt de rector, gehoord de docentenvergadering, een ontwerpreglement op. Dit geeft onder meer regels betreffende drie categorieën van informatie:

    • a.

      informatie tussen rector/conrector/decaan/mentor/counsellor en leerling die niet schriftelijk wordt vastgelegd;

    • b.

      informatie tussen de onder a genoemden die schriftelijk wordt vastgelegd doch slechts toegankelijk is voor de betrokkenen zelf;

    • c.

      informatie tussen de onder a genoemden die schriftelijk is vastgelegd en algemeen toegankelijk is.

      De rector zendt het ontwerpreglement ter vaststelling aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag stelt het reglement eerst vast na de medezeggenschapsraad te hebben gehoord.

  • 4. Het in het derde lid bedoelde reglement geeft tevens regels met betrekking tot de mogelijkheid voor betrokkenen tot correctie van de opgenomen gegevens.

5 Het programmaboekje

Artikel 54

  • 1. Jaarlijks stelt de rector het programmaboekje van de school vast.

  • 2. Het programmaboekje omvat tenminste:

    • a.

      de naam en het adres van de inspecteur;

    • b.

      de namen en adressen van het bevoegd gezag, de rector, de conrector(en) en de docenten van de school, met vermelding van de vakken waarin zij onderwijs geven;

    • c.

      de namen en adressen van het aan de school verbonden onderwijsondersteunend personeel, indien de betreffende personeelsleden dat wensen;

    • d.

      de namen en adressen van de leden van de ouderraad;

    • e.

      de namen en adressen van de leden van de medezeggenschapsraad alsmede de plaats waar het medezeggenschapsreglement ter inzage ligt;

    • f.

      de lessentabel;

    • g.

      inlichtingen van financiële en schoolorganisatorische aard die voor de ouders en leerlingen van belang zijn;

    • h.

      een uittreksel uit het huishoudelijk reglement van de school;

    • i.

      een verwijzing naar het bestaan van deze Verordening met vermelding van de plaats waar deze ter inzage ligt;

    • j.

      de plaats waar het schoolwerkplan ter inzage ligt alsmede de naam van degene die als contactpersoon van de schoolwerkplancommissie functioneert;

    • k.

      het spreekuur van de rector, conrector(en) en docenten met speciale opdrachten;

    • l.

      een opgave van de datum van de aanvang van de lessen en de data van de schoolvakanties.

  • 3. Tijdig voor de aanvang van het nieuwe schooljaar publiceert de rector de lijst van boeken en leermiddelen.

Artikel 55

  • 1. Het programmaboekje wordt tijdig uitgereikt aan de docenten, de leden van de ouderraad, het onderwijsondersteunend personeel, de leerlingen en de leden van de medezeggenschapsraad.

  • 2. De rector zendt jaarlijks, direct na het verschijnen ervan, het programmaboekje in drievoud aan het bevoegd gezag en in enkelvoud aan de inspecteur.

6 Het jaarverslag

Artikel 56

  • 1. De rector stelt jaarlijks een verslag op over het afgelopen schooljaar en zendt dit voor 1 december aan het bevoegd gezag (in drievoud), de inspecteur, de docenten, de leden van het onderwijsondersteunend personeel, de leden van de medezeggenschapsraad, de ouderraad en de leerlingenraad.

  • 2. Het verslag bevat informatie die van belang is voor de evaluatie van:

    • a.

      het materiële beleid;

    • b.

      het personeelsbeleid; en

    • c.

      het onderwijskundige beleid van de school.

  • 3. Het verslag beschrijft onder meer de schoolloopbaan van de cohorten leerlingen die instroomden in het eerste leerjaar, in 4 h.a.v.o. en in 5 v.w.o. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de schoolloopbaan van jongens en die van meisjes. Ook gegevens over de schoolloopbaan van andere groepen worden zo nodig apart vermeld. Per cohort wordt naast de door- en uitstroom per groep ook de vakkeuze per groep vermeld per leerjaar en per schoolsoort en ten aanzien van degenen die uitstromen, zo mogelijk het type vervolgonderwijs. De jaarlijkse teldatum is 1 september c.q. 1 oktober van het schooljaar dat volgt op het jaar waarover verslag wordt uitgebracht.

  • 4. Indien het onderwijs in het betrokken schooljaar afweek van wat daarover in het schoolwerkplan werd vastgelegd, worden deze afwijkingen in het verslag vermeld.

HOOFDSTUK 7 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 57

  • 1. Het bevoegd gezag benoemt een commissie van beroep in algemene onderwijszaken.

  • 2. Deze commissie fungeert als beroepsinstantie in de gevallen, genoemd in artikel 25, lid 5, artikel 38, lid 10 en artikel 40, lid 6, alsmede als beroepsinstantie in het geval een (eind)examenkandidaat zich niet kan verenigen met de tegen hem genomen maatregelen in verband met onregelmatigheden bij het (eind)examen. Daarnaast kan elke belanghebbende bij de commissie in beroep komen, indien hij meent dat deze Verordening of een van de huishoudelijke reglementen van de school niet of onjuist is toegepast.

  • 3. In gevallen waarin deze Verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, beslist het bevoegd gezag, de schoolleiding gehoord.

  • 4. Het bevoegd gezag kan nadere regels geven ter uitvoering van het bepaalde in deze Verordening.

Artikel 58

Deze Verordening wordt aangehaald als “Verordening openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen 1989”.

Artikel 59

De in de bijlage bij deze Verordening opgenomen artikelen 61 tot en met 77 zijn van toepassing tot het moment, dat de in het eerste lid van artikel 39 genoemde leerplannen ter zake zijn aangepast.

Artikel 60

  • 1. Deze Verordening treedt in werking op 1 augustus 1989.

  • 2. Per deze datum vervalt de op 16 mei 1979 vastgestelde verordening: Verordening openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen 1979”.

Ondertekening

Aldus vastgestelde in de vergadering van de raad van de gemeente Amstelveen op 19 juli 1989.

Bijlage

Artikel 61

Bij de toelating van leerlingen tot de school wordt onderscheid gemaakt in toelating tot het eerste leerjaar en toelating tot andere leerjaren.

Artikel 62

Toelating van leerlingen tot het eerste leerjaar van de school vindt, behoudens het bepaalde in artikel 4, lid 3, van het Besluit dagscholen v.w.o./h.a.v.o./m.a.v.o., slechts plaats na een toelatingsonderzoek, tenzij de door het bevoegd gezag ingestelde toelatingscommissie op grond van het bepaalde in artikel 10 van het Besluit dagscholen v.w.o./h.a.v.o./m.a.v.o., besluit een leerling zonder verder onderzoek tot het eerste leerjaar toe te laten.

Artikel 63

  • 1.

    Voor het toelatingsonderzoek voor het eerste leerjaar wordt een keuze gemaakt uit de toetsingsmiddelen die in het tweede lid van artikel 4 van het Besluit dagscholen v.w.o./h.a.v.o./m.a.v.o. worden genoemd.

  • 2.

    Over de keuze van de toetsingsmiddelen overlegt de rector met de inspecteur en voor zover mogelijk met de leiders van de naburige scholen.

  • 3.

    De rector dient voor 1 december bij het bevoegd gezag een voorstel in, waarbij hij aangeeft welke toetsingsmiddelen zullen worden gebruikt bij een algemeen toelatingsonderzoek en welke bij het toelatingsonderzoek niet kunnen worden toegepast.

  • 4.

    Het bevoegd gezag stelt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 januari, vast welke toetsingsmiddelen zullen worden gebruikt en deelt dit mee aan de rector en de inspecteur.

Artikel 64

De rector maakt voor 1 februari bekend waar en wanneer het toelatingsonderzoek voor het eerste leerjaar zal plaatsvinden en welke toetsingsmiddelen daarbij zullen worden gebruikt. Hij maakt daarbij tevens bekend waar en wanneer de aanmelding voor het toetsingsonderzoek zal plaatsvinden.

Artikel 65

  • 1.

    Tot de andere leerjaren worden de leerlingen slechts toegelaten na een toelatingsonderzoek, tenzij de toelating plaatsvindt op grond van het bepaalde in artikel 12 van het Besluit dagscholen v.w.o./h.a.v.o./m.a.v.o, of tenzij de door het bevoegd gezag ingestelde toelatingscommissie op grond van het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van dat besluit, beslist dat een toelatingsonderzoek achterwege wordt gelaten.

  • 2.

    De toelatingscommissie bepaalt van geval tot geval hoe en door wie het toelatingsonderzoek zal worden gehouden.

Artikel 66

  • 1.

    Het bevoegd gezag stelt eens per vijf schooljaren voor 1 februari in:

    • a.

      een toelatingscommissie voor de toelating van leerlingen tot het eerste leerjaar; van deze commissie kunnen naast docenten van de school, directeuren en groepsleraren van scholen voor basisonderwijs deel uitmaken; en

    • b.

      een toelatingscommissie, voor de toelating van leerlingen tot andere leerjaren, waarvan alleen docenten van de school deel uitmaken.

  • 2.

    De aanwijzing van de leden van de toelatingscommissie geschiedt door het bevoegd gezag op voordracht van de rector. De rector is ambtshalve lid en tevens voorzitter van de toelatingscommissie.

Artikel 67

  • 1.

    De toelatingscommissies, bedoeld in artikel 66, beslissen over de toelating van leerlingen, tenzij de toelating op grond van artikel 12 van het Besluit dagscholen v.w.o./h.a.v.o./m.a.v.o. plaatsvindt.

  • 2.

    De toelatingscommissie draagt zorg voor de voorbereiding en het goede verloop van het toelatingsonderzoek en voor de bekendmaking van de uitslag van het onderzoek aan de belanghebbenden.

  • 3.

    De toelating van leerlingen tot het eerste leerjaar vindt steeds onvoorwaardelijk plaats.

Artikel 68

  • 1.

    De toelatingscommissie voor het eerste leerjaar zendt binnen zes maanden na het jaarlijkse toelatingsonderzoek een verslag betreffende de toegepaste toelatingsmiddelen en van de daarmee opgedane ervaring aan de inspecteur en aan het bevoegd gezag.

  • 2.

    De toelatingscommissie voor het eerste leerjaar stelt de directeur van de school waarvan leerlingen aan het toelatingsonderzoek hebben deelgenomen, in kennis van de beslissing over de toelating.

  • 3.

    Na de eerste algemene beoordeling van de leerlingen van het eerste leerjaar stelt de rector de directeur van de school, waarvan leerlingen afkomstig zijn, op de hoogte van hun studieresultaten. Nadien worden deze inlichtingen verstrekt op verzoek.

Artikel 69

Over de keuze van de soort van het door de leerling te volgen onderwijs en de te volgen vakken overleggen de rector of de door hem daartoe aangewezen docenten met de leerling en zijn ouders, voogden of verzorgers. Uitgangspunt hierbij is dat niet gekozen mag worden op grond van sekse of etnische oorsprong.

Artikel 70

De rector stelt in overleg met de docentenvergadering vast op welke tijdstippen moet worden beslist over de voortzetting van het door de leerling te volgen onderwijs.

Artikel 71

  • 1.

    Tijdig voor de in artikel 70 bedoelde tijdstippen lichten de rector en de door hem aangewezen docenten de leerling en zijn ouders, voogden of verzorgers in over de te verwachten studieresultaten. Zij adviseren hen bij de keuze van de soort van onderwijs en de te volgen vakken.

  • 2.

    De rector en de door hem aangewezen docenten lichten de docentenvergadering in over het resultaat van hun gesprekken met de ouders, voogden of verzorgers.

Artikel 72

  • 1.

    Op de tijdstippen bedoeld in artikel 70, beslist de docentenvergadering over de toelating van de leerling tot het volgende leerjaar. De docentenvergadering kan deze beslissing uitstellen tot na een herkansing van de leerling, die plaatsvindt op één van de eerste schooldagen van het nieuwe schooljaar.

  • 2.

    Zij beslist eerst over de toelating van de leerling tot het volgend leerjaar van de school of afdeling die hij volgt. De beslissing luidt:

    • a.

      onvoorwaardelijke toelating;

    • b.

      voorwaardelijke toelating; of

    • c.

      afwijzing.

  • 3.

    Indien de docentenvergadering een beslissing neemt als bedoeld in het tweede lid onder b of c, beslist zij vervolgens of de leerling, al dan niet voorwaardelijk, wordt toegelaten tot een andere school of afdeling. Bij toelating beslist zij tevens tot welk leerjaar de leerling wordt toegelaten; daarbij neemt zij de artikelen 73 en 74 in acht.

  • 4.

    Indien de docentenvergadering een beslissing neemt als bedoeld in het tweede lid onder c of indien aan de voorwaarden gesteld bij een beslissing als bedoeld in het tweede lid onder b, niet wordt voldaan, heeft de leerling het recht het leerjaar dat hij doorlopen heeft, te herhalen behoudens het bepaalde in artikel 73.

  • 5.

    De leerling kan met een taak tot het volgende leerjaar worden toegelaten. Een taak omvat een bepaalde hoeveelheid leerstof, die de leerling in ten hoogste tien vakantiedagen moet kunnen verwerken. De taak wordt ingeleverd en gecontroleerd voor de eerste schooldag van het nieuwe schooljaar, tenzij de docentenvergadering anders bepaalt. Bij niet-tijdig inleveren van of niet voldoen aan een taak kan de leerling de toegang tot de betreffende lessen worden ontzegd door de docentenvergadering.

Artikel 73

  • 1.

    De docentenvergadering staat niet toe, dat een leerling het onderwijs in eenzelfde leerjaar van een school of afdeling gedurende meer dan twee schooljaren volgt.

  • 2.

    De docentenvergadering staat niet toe, dat een leerling het onderwijs in eenzelfde leerjaar in twee of meer scholen of afdelingen tezamen gedurende meer dan drie schooljaren volgt.

  • 3.

    De docentenvergadering staat niet toe dat een leerling het onderwijs in twee opeenvolgende leerjaren van een school of afdeling gedurende meer dan drie schooljaren volgt.

  • 4.

    Onder “eenzelfde leerjaar” of “twee opeenvolgende leerjaren” als bedoeld in de vorige leden worden mede verstaan het leerjaar of de leerjaren waarin de leerling op een gelijksoortige andere school of afdeling het onderwijs heeft gevolgd.

  • 5.

    Bij de toepassing van het derde lid worden gemeenschappelijke leerjaren geacht te behoren tot de school of afdeling die de leerling in aansluiting daarop volgt.

Artikel 74

  • 1.

    De docentenvergadering kan van het bepaalde in artikel 73 afwijken indien daarvoor naar haar oordeel een zeer gewichtige reden bestaat. Een dergelijk besluit vereist een meerderheid van ten minste tweederde van het aantal geldig uitgebrachte stemmen.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 73, derde lid, heeft de leerling die afgewezen is bij zijn examen het recht het examenjaar te herhalen.

Artikel 75

Indien een leerling op grond van het bepaalde in de artikelen 72 en 73 de school moet verlaten, adviseert de docentenvergadering hem en zijn ouders, voogden of verzorgers over de keuze van een vervolgopleiding of een beroep.

Artikel 76

Bij een stemming, als bedoeld in de artikelen 72, 73 en 74 zijn de docenten van wie de leerling les krijgt, verplicht hun stem uit te brengen. Blanco stemmen is hun niet toegestaan.

Artikel 77

  • 1.

    Het bevoegd gezag beslist over de toelating van leerlingen tot de Gemeentelijke avondscholengemeenschap voor m.a.v.o./h.a.v.o./atheneum, met inachtneming van het ter zake bepaalde in het Besluit avondscholen v.w.o./h.a.v.o./m.a.v.o./m.e.a.o.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan die beslissing delegeren aan de directeur van de school dan wel aan een door het bevoegd gezag in te stellen toelatingscommissie, waarvan in ieder geval de directeur en twee docenten deel uitmaken.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE VERORDENING OPENBAAR VOORTGEZET ONDERWIJS AMSTELVEEN 1989

In het hierna volgende zullen de artikelen van de nieuwe Verordening (de Verordening openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen 1989) afzonderlijk of per groep worden toegelicht. Wanneer wordt gerefereerd aan “de werkgroep”, wordt gedoeld op de “werkgroep wijziging verordening openbaar voortgezet onderwijs Amstelveen”, waarin schoolleidingen en medezeggenschapsraden van de Amstelveense openbare scholen voor voortgezet onderwijs waren vertegenwoordigd, en waarin tevens enige ambtenaren zitting hadden.

Deze werkgroep heeft het college geadviseerd inzake onderwerpelijke verordening.

Artikel 1 Algemene bepalingen

In dit artikel zijn uiteraard de nieuwe instituten (medezeggenschapsraad met deelraden) opgenomen.

Artikelen 2 en 3 De schoolleiding

Bij de vaststelling van de taakverdeling voor de schoolleiding wordt nu de medezeggenschapsraad betrokken. Het bepaalde in oud artikel 8 (verdeling aantal diensturen) is vervallen daar dit begrip als zodanig niet meer bestaat.

Artikelen 4 t/m 12 De docent

Nieuw is het bepaalde in artikel 4, lid 4, inzake de nevenwerkzaamheden van de docent, conrector of rector, en het bepaalde in artikel 5 (mogelijke instructie voor het onderwijzend personeel). Over het bepaalde in artikel 4 is door de werkgroep uitvoerig van gedachten gewisseld. Daar na enige studie bleek dat dit een gebruikelijke bepaling is, werd besloten haar te handhaven. Bij vaststelling van een instructie voor het onderwijzend personeel is instemming van het personeelsdeel van de medezeggenschapsraad vereist. Het bepaalde in artikel 12 (melding afwijking van schoolwerkplan) hangt samen met de verplichting van de rector om in het jaarverslag van de school evt. afwijkingen van het schoolwerkplan bij de uitvoering daarvan te vermelden - zie artikel 56,lid 4.

Artikelen 13, 14 en 15 Het onderwijsondersteunend personeel

Oud artikel 69 bepaalt dat een instructie voor het onderwijsondersteunend personeel kan worden vastgesteld. Deze bepaling is niet in de nieuwe Verordening opgenomen, daar in een dergelijke instructie reeds is voorzien middels het bepaalde in onderwerpelijke artikelen.

Artikelen 16 t/m 25 De leerling

Een van de taken van de werkgroep luidde: “het vanuit het collegeprogram bezien hoe de rechten en verplichtingen van de leerlingen van de openbare scholen voor voortgezet onderwijs in de Verordening kunnen worden geïncorporeerd”. Dit is op 2 manieren gebeurd.

  • 1.

    Het bepaalde in de artikelen 16 t/m 25 is duidelijk door bovengenoemde doelstelling geïnspireerd. De artikelen 16 t/m 22 zijn deels nieuw, deels (aanzienlijk) uitgebreider dan de oude artikelen 61, 62 en 79. In de artikelen 23, 24 en 25 zijn de maatregelen ter handhaving van de op school geldende regels neergelegd. Het begrip “straf” in artikel 23 is niet nader gedefinieerd; daar staat tegenover dat de beroepsgang duidelijk omschreven is. Bovendien blijkt uit de artikelen 24 en 25 dat de straf ex artikel 23 in ieder geval niet een tijdelijke of definitieve ontzegging van de toegang tot de school kan zijn. De beroepstermijnen bij tijdelijke of definitieve ontzegging van de toegang tot de school zijn verruimd (resp. van 2 dagen naar 1 week en van 1 week tot 30 dagen).

  • 2.

    In artikel 16, lid 2, is uitdrukkelijk vermeld dat de rechten en verplichtingen van de leerling kunnen worden vastgelegd in een leerlingenstatuut. Een leerlingenstatuut is een richtlijn, waarin de rechten en verplichtingen van een ieder, die rechtstreeks aan een school verbonden is, staan omschreven om zodoende de rechtspositie van leerlingen te verduidelijken en te verbeteren en daardoor het leefklimaat op school te verbeteren (uit: het advies van de Raad voor het Jeugdbeleid d.d. 1984, getiteld “Naar een leerlingenstatuut”). Met het oog op bovengenoemde doelstelling is besloten tot opname van genoemd artikellid in de nieuwe Verordening, ondanks het feit, dat het bepaalde in de resp. reglementen voor de medezeggenschapsraden van de Amstelveense openbare scholen voor voortgezet onderwijs, in combinatie met het bepaalde in de nieuwe Verordening, al een zekere garantie biedt voor de mogelijkheid tot het instellen van een leerlingenstatuut. Immers, in artikel 23/24 van de resp. reglementen voor genoemde medezeggenschapsraden is bepaald dat, t.a.v. een voorgenomen besluit van het bevoegd gezag tot vaststelling of wijziging van een mogelijk leerlingenstatuut, de medezeggenschapsraad ofwel adviesrecht heeft, ofwel instemmingsrecht, ofwel instemmingsrecht van het ouders- en/of leerlingendeel van de raad. Wanneer het bevoegd gezag niet eigener beweging tot een dergelijk besluit komt, kan de medezeggenschapsraad dit voorstellen o.g.v. artikel 21 van het reglement voor de medezeggenschapsraad en o.g.v. artikel 27 van de nieuwe Verordening. Op grond van artikel 32 van de nieuwe Verordening kan de leerlingenraad een dergelijk voorstel onder de aandacht brengen van de medezeggenschapsraad.

Artikelen 26 t/m 43 De schoolorganisatie

In deze artikelen zijn de belangrijkste wijzigingen t.o.v. de oude Verordening neergelegd. Immers, in de oude, uit 1979 daterende, Verordening is uiteraard geen rekening gehouden met het bepaalde ingevolge de op 1-2-1982 in werking getreden Wet medezeggenschap onderwijs (W.M.0.). Nieuw zijn derhalve de artikelen inzake de medezeggenschapsraad en de geledingenraden.

De artikelen 26 en 27, betreffende de medezeggenschapsraad, zijn geheel conform de W.M.0. Een medezeggenschapsraad is geen intern schoolorgaan, zoals bijvoorbeeld de docentenvergadering, doch richt zich op het bevoegd gezag van de school, richt zich derhalve op het beleid met betrekking tot de school. Zo zijn ook de geledingenraden in principe geen interne schoolorganen, doch richten zich als adviesorgaan op de medezeggenschapsraad. Derhalve bestaan er ingevolge de nieuwe Verordening 2 personeels raden: een personeelsraad als geledingenraad van de medezeggenschapsraad (artikel 29), en een docentenraad als deelvergadering van de docentenvergadering (artikel 38, lid. 12), resp. een beambtenraad als deelvergadering van de beambtenvergadering (artikel 42). Echter, v.w.b. de leerlingenraad en de ouderraad is, om praktische redenen, gekozen voor een combinatievariant: enerzijds fungeren deze raden als geledingenraad (adviesbevoegdheid richting medezeggenschapsraad), anderzijds als intern schoolorgaan (adviesbevoegdheid richting rector) - zie de artikelen 32 en 36.

Door de inwerkingtreding van de W.M.0. is het geheel van taken en bevoegdheden van de docentenvergadering (zie artikel 38) gewijzigd. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in de procedure m.b.t. de vaststelling van het schoolwerkplan (zie hierna ad artikel 46). In artikel 38 is het bepaalde in lid 9 en lid 10 nieuw (mogelijkheid van beroep op het bevoegd gezag c.q. de commissie van beroep in algemene onderwijszaken, i.g.v. geschillen over de toepassing van artikel 38). In het eerste lid van artikel 39 wordt melding gemaakt van nadere regelingen, inzake de toelating van leerlingen tot een volgend leerjaar, in het Leerplan rijksscholen voor v.w.o./ h.a.v.o./ m.a.v.o./ l.b.o. c.q. het Leerplan voor de Gemeentelijke avondscholengemeenschap voor m.a.v.o. /h.a.v.o. /atheneum. Daar deze bepalingen nog niet in genoemde Leerplannen zijn opgenomen (hetgeen wel gepland is), voorziet de nieuwe Verordening in een overgangsregeling (zie artikel 59 juncto de artikelen 61 t/m 77). In artikel 40, inzake de uitvoering van besluiten van de docentenvergadering, c.q. van besluiten van een deelvergadering, is de mogelijkheid van beroep op de commissie van beroep in algemene onderwijszaken (lid 6) opgenomen.

Artikel 41 betreft de vaksecties, die thans slechts uit docenten (en dus niet meer mede uit beambten - zie artikel 1, sub o) bestaan. Artikel 43 tenslotte is in de nieuwe Verordening opgenomen daar scholengemeenschap Snellius geen aparte docentenvergadering en beambtenvergadering kent, doch een gecombineerde vergadering, genaamd algemene personeelsvergadering.

Artikel 44 Het huishoudelijk reglement van de school

Bij vaststelling of wijziging van het huishoudelijk reglement is thans de instemming van de medezeggenschapsraad vereist.

Artikel 45 Rookverbod

Dit artikel geeft een verbod om in de onderwijsruimten te roken. Over het roken buiten de lessen moet in het huishoudelijk reglement van de school een regeling worden opgenomen. In de oude Verordening was geen bepaling inzake het (verbod om te) roken opgenomen.

Artikelen 46 t/m 52 Het schoolwerkplan

Zoals hierboven (ad artikel 38) al is gesteld komt bijvoorbeeld in de procedure m.b.t. de vaststelling van het schoolwerkplan tot uiting dat door de inwerkingtreding van de W.M.0. het geheel van taken en bevoegdheden van de docentenvergadering gewijzigd is. In de oude Verordening werd het schoolwerkplan in concept opgesteld door de schoolleiding en, na advies van de docentenvergadering, voorlopig vastgesteld door de schoolleiding, en vervolgens definitief vastgesteld door het bevoegd gezag. In de nieuwe Verordening (artikel 46) wordt het schoolwerkplan in concept opgesteld door de rector, vervolgens voorlopig vastgesteld door het bevoegd gezag en, nadat de medezeggenschapsraad zijn instemming heeft verleend aan die delen van het plan waarvoor hij instemmingsbevoegdheid heeft, definitief vastgesteld door het bevoegd gezag.

Artikel 48 beschrijft de inhoud van het schoolwerkplan; ten aanzien van het bepaalde in het eerste lid, sub c (“overzicht van de vakkenpakketten”) dient te worden opgemerkt dat de werkgroep hier uitdrukkelijk een beknopt overzicht voor ogen had.

Voorts is in lid 3 bepaald dat, indien een of meerdere onderdelen van de inhoud van het schoolwerkplan kennelijk niet van toepassing is/zijn voor de school, volstaan kan worden met een vermelding van dat feit in het plan. Via artikel 49, lid 1, kunnen de hierboven genoemde vergaderingen en raden, met uitzondering van de personeelsraad ex artikel 28 (die immers als “pure” geledingenraad slechts adviesbevoegdheid richting medezeggenschapsraad heeft) de rector voorstellen het schoolwerkplan voor het volgende schooljaar op bepaalde punten te wijzigen. Aandacht dient nog te worden besteed aan de navolgende zinsnede uit het tweede lid van artikel 49: “doch in ieder geval op een zodanig tijdstip dat het bevoegd gezag kan voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk II-D van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel”. Genoemd hoofdstuk II-D betreft de beëindiging van het dienstverband.

Indien het dienstverband van een personeelslid zal worden beëindigd, dienen bepaalde termijnen in acht te worden genomen; met dit vereiste houdt bovenstaande zinsnede verband.

Artikel 53 Het leerlingenregister

De bepalingen tot waarborg van de bescherming van de privacy zijn uitgebreider dan in de oude Verordening.

Artikel 56 Het jaarverslag

In het jaarverslag wordt o.a. beschreven of, en zo ja in hoeverre, het onderwijs in het betrokken schooljaar afweek van wat daarover in het schoolwerkplan werd vastgelegd (lid 4).

Artikelen 57 t/m 60 Overgangs- en slotbepalingen

Hierboven (ad artikel 39) is reeds de ratio van artikel 59 uiteengezet.

Bijlage artikelen 61 t/m 77 Toelating van de leerling tot de volgende leerjaren

Ingevolge artikel 63 stelt thans het bevoegd gezag op voordracht van de rector vast welke toetsingsmiddelen voor het toelatingsonderzoek zullen worden gebruikt. In de nieuwe Verordening is de toelatingsnormencommissie ex oud artikel 74, lid 2, vervallen. Artikel 64, inzake de bekendmaking van plaats en datum van het toelatingsonderzoek door de rector, is nieuw. In artikel 66 wordt nog vermeld dat de aanwijzing van de leden van de toelatingscommissies geschiedt door het bevoegd gezag, op voordracht van de rector. Artikel 67 is een uitwerking van het bepaalde in artikel 66, en als zodanig niet in de oude Verordening opgenomen.

Artikel 71, betreffende het informeren zijdens de school van (de ouders van) de leerling over de te verwachten studieresultaten is nieuw. In artikel 73 zijn bepalingen opgenomen inzake het maximaal aantal schooljaren, dat een leerling in een bepaalde klas van een bepaald schooltype kan doorbrengen. Deze bepalingen zijn uitgebreider dan het vergelijkbare oude artikel 85. Daar artikel 73 wellicht enigszins gecompliceerd oogt, volgt hier een voorbeeld per lid.

Voorbeeld lid 1

Als een leerling uit atheneum 3 niet toegelaten wordt tot atheneum 4 mag hij atheneum 3 herhalen. Als hij aan het eind van dat herhalingsjaar opnieuw niet wordt toegelaten tot atheneum 4 mag hij het derde leerjaar atheneum niet voor de tweede keer herhalen. De docentenvergadering kan hem wel toestaan het derde (of vierde) leerjaar h.a.v.o. te volgen.

Voorbeeld lid 2

Als de leerling uit het eerste voorbeeld - nadat hij 2 schooljaren in atheneum 3 heeft doorgebracht - wordt toegelaten tot h.a.v.o.3, mag hij het derde leerjaar h.a.v.o. niet meer herhalen. Hij zou eventueel wel tot m.a.v.o. 4 kunnen worden toegelaten. Met andere woorden: de limiet in horizontale richting is drie schooljaren.

Voorbeeld lid 3

Als een leerling het tweede leerjaar atheneum herhaalt en daarna wordt toegelaten tot atheneum 3, mag hij dat derde leerjaar niet (ook nog eens) herhalen. Met andere woorden:de limiet in verticale richting is drie schooljaren in twee opeenvolgende leerjaren.

Toelichting lid 4

Het vierde lid van artikel 73 bepaalt dat het eerste, tweede en derde lid van dit artikel ook wordt toegepast t.a.v. op een Amstelveense openbare school voor voortgezet onderwijs toegelaten leerlingen, die afkomstig zijn van een andere school voor voortgezet onderwijs. Bij niet-opneming van dit lid zouden bedoelde leerlingen bevoordeeld kunnen worden boven de leerlingen die vanaf het eerste leerjaar onderwijs hebben gevolgd op de Amstelveense school.

Voorbeeld lid 5

Als een leerling de brugklas herhaalt, en daarna wordt toegelaten tot het tweede leerjaar h.a.v.o., mag hij dat tweede leerjaar niet (ook nog eens) herhalen. De docentenvergadering kan toestaan dat de leerling het tweede leerjaar van de m.a.v.o. gaat volgen.

Artikel 77

Tenslotte houdt verband met de eigen positie van een avondscholengemeenschap.