Regeling vervallen per 03-01-2011

34 Vakantiekrachten

Geldend van 03-01-2011 t/m 02-01-2011

Intitulé

34 Vakantiekrachten

34 Vakantiekrachten

Artikel 34:0:0:1  Status, loon- en vakantiekrachten

De vakantiekracht is een werknemer, als bedoeld in boek 7A (Van de overeenkomsten tot het verrichten van arbeid) van het Burgerlijk Wetboek. Hij/zij verbindt zich in dienst van de gemeente tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Bovendien is sprake van een gezagsverhouding: de gemeente als werkgever bepaalt de werkzaamheden en de wijze en het moment van uitvoering ervan. Uit hoofde van het vorenstaande is er sprake van een dienstbetrekking en daarmee van een arbeidsovereenkomst. Deze behoeft niet schriftelijk te worden aangegaan. Wel zal bij een mondelinge overeenkomst de vakantiekracht een overzicht moeten worden gegeven van zijn loonaanspraken e.d.

Uit hoofde van de dienstbetrekking/arbeidsovereenkomst heeft de vakantiekracht aanspraak op loon. Het loon wordt bepaald op het loon dat voor de bedongen arbeid gebruikelijk is. In principe is dit het loon volgens een CAO of bezoldigingsregeling. Is er geen sprake van een reguliere functie, dan wordt het loon naar billijkheid bepaald. Het moet echter ten minste worden vastgesteld op het bedrag van het minimumloon dat geldt voor de leeftijd van de werknemer. Omdat er bij vakantiewerk geen sprake is van het vervullen van een reguliere functie, geldt dus de minimumloonbepaling. Het loon moet worden bepaald voor de loonperiode die bij de gemeente gebruikelijk is - 1 maand. Duurt het dienstverband korter dan 1 maand, dan wordt het vastgesteld op een bedrag, dat op de hier gebruikelijke wijze wordt herleid van het maandloon. Het loon moet worden doorbetaald over uren van verzuim, voor zover het verzuim betreft dat voor de medewerkers van de gemeente als geoorloofd verzuim wordt aangemerkt. Boven het loon wordt, op grond van de wettelijke bepalingen ter zake, de gebruikelijke vakantiebijslag van 8% uitgekeerd (aan het einde van het dienstverband). Hierbij dient rekening te worden gehouden met de bepaling inzake de minimum-vakantiebijslag.

Op grond van artikel 1638bb BW recht op vakantie. Hierbij kan voor de bepaling van het daadwerkelijk recht worden aangesloten bij de bij werkgever geldende regeling (art. 1638cc BW). Dit betekent dat voor de vakantiekrachten bij de gemeente alleen vakantierechten ontstaan, wanneer het dienstverband ten minste 1 maand heeft geduurd.

Omdat sprake is van een dienstverband, valt de vakantiekracht ook onder de pensioenregeling (bij het ABP sinds 1 september 1997). De vakantiekracht bouwt dus gedurende het dienstverband pensioenrechten op.

  • -

    Met een vakantiekracht wordt een (schriftelijke of mondelinge) arbeidsovereenkomst aangegaan. In geval van een mondelinge overeenkomst wordt een overzicht gegeven van de loonaanspraken e.d.

  • -

    Het loon wordt bepaald op het bedrag van het minimumloon, geldend voor de leeftijd van de va kantiewerker. De loonperiode is 1 maand. Bij korter durend dienstverband een afgeleide hiervan, te bepalen volgens de hier geldende regels.

  • -

    Boven het loon wordt aan het einde van het dienstverband 8% vakantiebijslag uitbetaald.Hierbij wordt de bepaling m.b.t. de minimum-vakantiebijslag in acht genomen.

  • -

    Er is aanspraak op de hier gebruikelijke vakantierechten. De bepalingen inzake de minimumduur van het dienstverband voor het ontstaan van het effectief vakantierecht wordt in acht genomen.

  • -

    De vakantiewerker wordt opgenomen in het pensioenfonds en bouwt pensioenrechten op.