Regeling vervallen per 21-03-2018

Verordening op de bestuurscommissies 2013

Geldend van 20-01-2018 t/m 20-03-2018

Intitulé

Verordening op de bestuurscommissies 2013

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1: de stadsdelen

  • a. De gemeente Amsterdam kent de volgende stadsdelen:

      • Centrum;

      • West;

      • Nieuw-West;

      • Zuid;

      • Oost;

      • Noord;

      • Zuidoost 

  • b. De grenzen van de stadsdelen zijn aangegeven op de bij deze verordening behorende kaartbijlage.

Artikel 2: begripsbepalingen

  • Waar in deze verordening bepalingen van de Gemeentewet of de Kieswet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt gelezen voor:

  • a. gemeente: stadsdeel;

  • b. gemeentebestuur: bestuurscommissie, met uitzondering van artikel 7 voor zover daarin wordt verwezen naar artikel 36b, sub r, van de Gemeentewet;

  • c. (gemeente)raad: algemeen bestuur;

  • d. (college van) burgemeester en wethouders: leden van het dagelijks bestuur;

  • e. burgemeester: voorzitter van het dagelijks bestuur;

  • f. gedeputeerde staten: college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2 De inrichting en samenstelling van de bestuurscommissie

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 3: de bestuurscommissie

  • 1. In elk stadsdeel is er een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 83 van de Gemeentewet.

  • 2. De bestuurscommissie bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.

Paragraaf 2 Het algemeen bestuur

Artikel 4: samenstelling algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit:

    • 13

      leden in een stadsdeel tot 100.000 inwoners;

    • 15

      leden in een stadsdeel boven de 100.000 inwoners.

  • 2. Voor de samenstelling van het algemeen bestuur worden elke vier jaar verkiezingen gehouden.

  • 3. De verkiezingen voor het algemeen bestuur vinden gelijktijdig met de gemeenteraadsverkiezingen plaats.

Artikel 5: verkiezingen algemeen bestuur

  • 1. Ten aanzien van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur zijn de bepalingen uit de Kieswet betreffende de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt de periode als bedoeld in artikel B 3, tweede lid, onder b, van de Kieswet voor de verkiezingen voor het algemeen bestuur vastgesteld op drie jaar.

  • 3. In afwijking van hetgeen in het eerste lid is bepaald, wordt bij de verdeling van restzetels het percentage als bedoeld in artikel P 8, tweede lid, van de Kieswet vastgesteld op 50% van de kiesdeler.

  • 4. In aanvulling op hetgeen in artikel G3 van de Kieswet is bepaald, kunnen niet-politieke groeperingen en stichtingen zich voor de verkiezingen laten registreren.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders stelt voor de verkiezing nadere regels vast. Voor zover dat voor een ordelijk verloop van de verkiezing noodzakelijk is, kan het college van burgemeester en wethouders daarbij afwijken van de in het eerste lid bedoelde bepalingen.

  • 6. Ten aanzien van het vervullen van een opengevallen plaats is hoofdstuk W van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.

  • 7. In aanvulling op hetgeen in het zesde lid is bepaald, is artikel W 4, eerste lid, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing als zich een vergelijkbare situatie voordoet als omschreven in dat artikel.

Artikel 6: passief kiesrecht algemeen bestuur

Om lid te kunnen zijn van het algemeen bestuur is vereist dat men ingezetene is van het stadsdeel en voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap van de gemeenteraad, zoals opgenomen in artikel 10 van de Gemeentewet. Dit met dien verstande dat de periode als bedoeld in lid 2, onder b, van dit artikel wordt vastgesteld op drie jaar. 

Artikel 7: onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties leden algemeen bestuur

  • 1. Op een lid van een algemeen bestuur zijn de artikelen 11, 12, 13 en 15, eerste en tweede lid van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Dit met uitzondering van hetgeen in artikel 13, onder l, van de Gemeentewet is bepaald.

  • 2. De gemeenteraad stelt voor de leden van het algemeen bestuur een gedragscode vast.

Artikel 8: eed of verklaring en belofte leden algemeen bestuur

  • 1. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van het algemeen bestuur tezamen met de nieuwe leden van de gemeenteraad ten overstaan van de burgemeester de verklaring en belofte of eed af. Op de verklaring en belofte of eed is artikel 14 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Dit met dien verstande dat voor ‘lid van de raad' wordt gelezen ‘lid van de bestuurscommissie'.

  • 2. Bij vervanging van een tussentijds opengevallen plaats wordt de verklaring en belofte of eed afgelegd in handen van de voorzitter van het algemeen bestuur.

Artikel 9: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging leden algemeen bestuur

  • 1. Op de beëindiging van het lidmaatschap van het algemeen bestuur zijn de bepalingen uit de eerste en tweede paragraaf van hoofdstuk X van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Ten aanzien van de tijdelijke vervanging van een lid van het algemeen bestuur is de derde paragraaf van hoofdstuk X van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat een lid van het algemeen bestuur niet tijdelijk wordt ontslagen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, maar verlof opneemt.

  • 3. Gedurende het verlof als bedoeld in het tweede lid, is het lid dat met verlof gaat, ontheven van zijn taken en bevoegdheden en kan het lid geen gebruik maken van zijn stemrecht. Het algemeen bestuur wordt gedurende het verlof met een tijdelijke vervanger aangevuld.

Artikel 10: reglement van orde algemeen bestuur

Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 11: vergaderingen algemeen bestuur

  • 1. Op de vergaderingen van het algemeen bestuur zijn de artikelen 17 tot en met 20, 24 en 26 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. In aanvulling op hetgeen in artikel 86 van de Gemeentewet is bepaald, hebben de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en burgemeester inzage in stukken waarop door het algemeen bestuur of de voorzitter geheimhouding is opgelegd. Dit voor zover de stukken betrekking hebben op bevoegdheden die door deze organen aan de bestuurscommissie zijn toegekend.

  • 3. Op de stemmingen binnen het algemeen bestuur zijn de artikelen 27 tot en met 32 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 4. In afwijking van hetgeen in artikel 32, vierde tot en met het zesde lid, van de Gemeentewet is bepaald, heeft de voorzitter een doorslaggevende stem indien de stemmen binnen de bestuurscommissie staken.

Paragraaf 3 Het dagelijks bestuur en de voorzitter

Artikel 12: samenstelling dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit een voorzitter en twee andere leden.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur en de voorzitter worden door het algemeen bestuur uit hun midden benoemd.

Artikel 12a: onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties leden dagelijks bestuur

  • 1. Op een lid van een dagelijks bestuur zijn de artikelen 11, 36b, 41b en 41c, eerste lid van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Dit met uitzondering van hetgeen in artikel 36b, onder l, van de Gemeentewet is bepaald.

  • 2. De gemeenteraad stelt voor de leden van het dagelijks bestuur een gedragscode vast.

Artikel 13: benoeming dagelijks bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur benoemt, na de periodieke verkiezing, in zijn eerste vergadering een tijdelijk voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 2. Als bij stemming geen der kandidaten de volstrekte meerderheid behaalt, wordt een tweede stemming gehouden tussen de twee kandidaten die bij de eerste stemming de meeste stemmen hebben verkregen. Als bij tweede stemming geen der kandidaten de volstrekte meerderheid behaalt, dan vervult de lijsttrekker van de in de bestuurscommissie gekozen fractie waarop de meeste stemmen zijn uitgebracht, tijdelijk deze functie.

  • 3. De twee overige leden van het dagelijks bestuur worden benoemd op de tweede maandag volgend op de datum waarop het algemeen bestuur is geïnstalleerd. Op die dag vindt ook de definitieve benoeming van de voorzitter plaats.

  • 4. Voor ieder te benoemen lid van het dagelijks bestuur geldt: als bij stemming geen der kandidaten de volstrekte meerderheid behaalt, wordt een tweede stemming gehouden tussen de twee kandidaten die bij de eerste stemming de meeste stemmen hebben verkregen.

  • 5. Ten aanzien van de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 38, 40 en 42 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 6. De benoeming ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt, geschiedt zo spoedig mogelijk.

Artikel 14: ontslag en tijdelijke vervanging leden dagelijks bestuur

  • 1. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Artikel 43, tweede lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. Daarnaast kan een lid van het dagelijks bestuur door het algemeen bestuur worden ontslagen.

  • 2. Een lid van het dagelijks bestuur kan bij zwangerschap en bevalling of ziekte verlof opnemen en gedurende die periode tijdelijk worden vervangen. De artikelen 45, 45a en 45b van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15: taken voorzitter

De voorzitter is zowel voorzitter van het algemeen bestuur als voorzitter van het dagelijks bestuur. De artikelen 32a, 53, 59a en 74 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16: verhindering of ontstentenis voorzitter en leden dagelijks bestuur

  • 1. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter van het dagelijks bestuur wordt zijn ambt waargenomen door een door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van het dagelijks bestuur.

  • 2. Bij verhindering of ontstentenis van alle leden van het dagelijks bestuur wordt het ambt waargenomen door een door het algemeen bestuur aan te wijzen lid van het algemeen bestuur.

Artikel 17: reglement van orde dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 18: vergaderingen dagelijks bestuur

Op de vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 54, 56, 58 tot en met 60 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 4 De commissies

Artikel 19: voorbereidende commissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan maximaal drie commissies instellen die de besluitvorming van het algemeen bestuur voorbereiden en met het dagelijks bestuur of de voorzitter kunnen overleggen.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt daarbij de taken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de commissies, daaronder begrepen de wijze waarop leden van de bestuurscommissie inzage hebben in stukken waaromtrent door de voorbereidende commissie geheimhouding is opgelegd. De inzage kan slechts worden geweigerd voor zover zij in strijd is met het openbaar belang. De artikelen 84 en 86 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Bij de samenstelling van een voorbereidende commissie zorgt het algemeen bestuur voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in het algemeen bestuur vertegenwoordigde groeperingen.

  • 4. Een lid van het algemeen bestuur dan wel een door het algemeen bestuur benoemd buitengewoon commissielid is voorzitter van een voorbereidende commissie.

  • 5. Het algemeen bestuur kan, op voordracht van een in het algemeen bestuur vertegenwoordigde groepering, in de voorbereidende commissies per groepering één buitengewoon commissielid benoemen.

  • 6. Op de buitengewone commissieleden zijn de artikelen 6, 7 en 8 van deze verordening en de artikelen V 3, V 4, eerste lid, en X 1, eerste lid, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Buitengewone commissieleden ontvangen geen vergoedingen of tegemoetkomingen ten laste van de gemeente of de bestuurscommissie.

  • 8. De artikelen 19, tweede lid, 21, tweede lid, 22 en 23 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op de vergaderingen van een voorbereidende commissie.

  • .

Artikel 20: adviescommissies

Het algemeen bestuur kan adviescommissies instellen. De artikelen 84 en 86 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 5 Vergoedingen voor de leden van de bestuurscommissie

Artikel 21: vergoedingen bestuurscommissie

De leden van de bestuurscommissie ontvangen een bij verordening door de gemeenteraad vastgestelde vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten.

Paragraaf 6: De secretaris van de bestuurscommissie

Artikel 22: secretaris van de bestuurscommissie

  • 1. Elke bestuurscommissie heeft een secretaris. De secretaris staat de voorzitter, het dagelijks bestuur, het algemeen bestuur en de door hen ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2. De secretaris wordt aangesteld door het college van burgemeester en wethouders op voordracht van de gemeentesecretaris en in overeenstemming met de bestuurscommissie. Op de secretaris is artikel 15, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders stelt nadere regels over de taken en bevoegdheden van de secretaris alsmede omtrent de vervanging van de secretaris.

Hoofdstuk 3 De taken en bevoegdheden van de bestuurscommissie

Artikel 23: karakter van de bestuurscommissie  

  • 1. De bestuurscommissie behartigt de belangen van het stadsdeel als een verlengd lokaal bestuur van de raad, het college en de burgemeester.

  • 2. De bestuurscommissie bezit geen rechtspersoonlijkheid.

Artikel 24: taken en bevoegdheden algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur oefent de taken en bevoegdheden uit die door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester aan hem zijn overgedragen of gemandateerd.

  • 2. De taken en bevoegdheden die door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester worden overgedragen of gemandateerd, worden vermeld in de bij deze verordening behorende bijlage 2 (taken) en bijlage 3 (bevoegdheden)

  • 3. De bijlagen kunnen bij raadsbesluit, collegebesluit en burgemeestersbesluit worden gewijzigd, elk voor zover het de eigen taken en bevoegdheden van de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester betreft.

  • 4. Voordat het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester tot overdracht van een of meer van zijn bevoegdheden besluit, wordt het ontwerpbesluit op grond van artikel 165, derde lid, of artikel 178, vierde lid, van de Gemeentewet aan de gemeenteraad toegezonden en wordt de gemeenteraad in de gelegenheid gesteld zijn wensen en bedenkingen kenbaar te maken. Het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester informeert de gemeenteraad over het definitieve besluit en reageert daarbij op de wensen en bedenkingen.

  • 5. Binnen de door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester gestelde kaders doet het algemeen bestuur wat het nodig oordeelt om de aan hem toegekende taken en bevoegdheden uit te oefenen.

  • 6. Ten aanzien van de uitoefening van de door het college van burgemeester en wethouders aan het algemeen bestuur overgedragen taken en bevoegdheden zijn artikel 160, eerste lid, onder b, en de artikelen 167 tot en met 169 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25: bevoegdheden dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding en uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur alsmede met de dagelijkse bestuur- en beheerstaken van de bestuurscommissie, tenzij het algemeen bestuur of de voorzitter daar bij of krachtens andere regelingen mee is belast. Artikel 24, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26: bevoegdheden voorzitter dagelijks bestuur

  • 1. De voorzitter van het dagelijks bestuur heeft de leiding over de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur.

  • 2. Op de voorzitter van het dagelijks bestuur is artikel 170, eerste lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27: bekendmaking besluiten bestuurscommissie

Op besluiten van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 139 tot en met 142, 144 en 145 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 De verhouding tot het stedelijk bestuur

Paragraaf 1 Advies en inlichtingen

Artikel 28: advies bestuurscommissies

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders betrekt de bestuurscommissies bij de voorbereiding van stedelijke kaders als deze kaders betrekking hebben op de taken en bevoegdheden van de bestuurscommissies of de bestuurscommissies een rol krijgen in de uitvoering van die kaders. Als de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders voornemens is over de kaders een besluit te nemen, in ieder geval bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wint het college van burgemeester en wethouders bij de betrokken bestuurscommissie ook advies in.

  • 2. Bij het inwinnen van advies verstrekt het college van burgemeester en wethouders de informatie die nodig is om het voorstel te kunnen beoordelen en geeft aan waarover advies moet worden uitgebracht. Het college van burgemeester en wethouders kan ten aanzien van de informatie en het voorstel geheimhouding opleggen.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders stelt voor het advies een termijn vast. Deze termijn bedraagt minimaal vier weken. In uitzonderlijke gevallen kan het college van burgemeester en wethouders gemotiveerd besluiten een kortere termijn vast te stellen.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders legt het advies van de bestuurscommissie samen met het voorstel aan de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders voor. Indien het college van burgemeester en wethouders in het voorstel afwijkt van het advies van de bestuurscommissie, motiveert het schriftelijk waarom van het advies wordt afgeweken.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders informeert de bestuurscommissie over het besluit dat door het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad is genomen en de wijze waarop het advies van de bestuurscommissie daarbij is betrokken.

Artikel 29: toelichting bestuurscommissies

  • 1. Indien in de vergaderingen van de raadscommissies van de gemeenteraad een onderwerp behandeld wordt waarbij de belangen van de bestuurscommissie betrokken zijn, kan, op verzoek van de raadscommissie of de bestuurscommissie, een lid van de bestuurscommissie de behandeling bijwonen en het standpunt van de bestuurscommissie toelichten.

  • 2. Indien in de vergaderingen van de gemeenteraad een onderwerp behandeld wordt waarover een bestuurscommissie een advies heeft uitgebracht, kan, op verzoek van de gemeenteraad of de bestuurscommissie, een lid van de bestuurscommissie de behandeling bijwonen en het uitgebrachte advies toelichten.

Artikel 30: inlichtingen stedelijk bestuur

  • 1. Indien de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester inlichtingen wenst omtrent een aangelegenheid waaromtrent de gemeenteraad dan wel het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester bevoegd is, kunnen deze inlichtingen hetzij mondeling hetzij schriftelijk aan de bestuurscommissie worden gevraagd. Tevens zijn de burgemeester, de wethouder of de gemeentesecretaris bevoegd hetzij mondeling hetzij schriftelijk inlichtingen in te winnen bij de secretaris van de bestuurscommissie.

  • 2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde inlichtingen worden verstrekt binnen vier weken na ontvangst van het verzoek. Indien dat om technische of juridische redenen niet mogelijk blijkt te zijn, wordt daarvan, onder opgaaf van redenen, mededeling gedaan.

  • 3. De gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester zijn ook bevoegd de bestuurscommissies op te dragen systematisch informatie te verstrekken.

Paragraaf 2 Inbreuk op de taken en bevoegdheden van de bestuurscommissies

Artikel 31: terugnemen bevoegdheden bestuurscommissies

  • 1. Indien er naar het oordeel van de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester:

    • a.

      sprake is van een grootschalig project dat een slagvaardige aanpak vraagt;

    • b.

      de bestuurscommissie zich niet houdt aan de door de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester gestelde kaders.

    • c.

      de bestuurscommissie in strijd handelt met hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, neemt de gemeenteraad, het college of de burgemeester de gedelegeerde taken en bevoegdheden terug, ieder voor zover het de door hen overgedragen taken en bevoegdheden betreft.

  • 2. In het besluit waarmee de delegatie van de taken en bevoegdheden wordt ingetrokken, wordt bepaald welke taken en bevoegdheden worden teruggenomen, voor welke periode dit geldt en welke bestuurscommissies het betreft. Indien ambtelijke capaciteit van de bestuurscommissies benodigd is, wordt aangegeven om welke ambtelijke capaciteit het gaat en hoe de kosten daarbij worden verdeeld.

  • 3. Over het terugnemen van de taken en bevoegdheden vindt vooraf overleg met de betrokken bestuurscommissies plaats.

Artikel 32: indeplaatsstelling bestuurscommissies

  • 1. Wanneer de bestuurscommissie een bij of krachtens deze of een andere regeling gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt dan wel een bij of krachtens deze of een andere regeling gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht, of anderszins een bij of krachtens deze of een andere regeling gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengt, voorziet de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester daar namens en ten laste van de bestuurscommissie in. Ieder voor zover het de door hen overgedragen taken en bevoegdheden betreft.

  • 2. Spoedeisende gevallen uitgezonderd, voert de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester het besluit tot indeplaatsstelling niet uit dan nadat een in het besluit genoemde termijn is verstreken, waarbinnen de bestuurscommissie de gelegenheid heeft alsnog te voorzien in hetgeen het besluit vordert.

  • 3. Indien het besluit tot indeplaatsstelling een bij of krachtens deze of een andere regeling gevorderd resultaat betreft dat niet tijdig tot stand zal worden gebracht, geeft de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester in het besluit tot indeplaatsstelling aan welke beslissingen, handelingen of resultaten moeten zijn uitgevoerd binnen de in het tweede lid bedoelde termijn. Voor verschillende beslissingen, handelingen of resultaten kunnen daarbij verschillende termijnen worden gesteld. Indien de bestuurscommissie niet binnen die termijn heeft voorzien in hetgeen het besluit van hem vordert, voorziet de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester in het tot stand brengen van het gevorderde resultaat.

  • 4. Van een besluit tot indeplaatsstelling, alsmede van het voornemen tot het nemen van een dergelijk besluit, wordt mededeling gedaan in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Een afschrift van het besluit en van het voornemen wordt gezonden aan de gemeenteraad. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester de beslissing om over te gaan tot indeplaatsstelling niet tevoren op schrift kan stellen, wordt alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en bekendmaking gezorgd.

Artikel 33: schorsing en vernietiging

  • 1. De besluiten van de bestuurscommissie kunnen door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, ieder voor zover het hun overgedragen bevoegdheden betreft, worden vernietigd voor zover zij in strijd zijn met het recht of met het algemeen stedelijk belang.

  • 2. Hangende het onderzoek, of er reden is tot vernietiging over te gaan, kan een besluit door het college van burgemeester en wethouders worden geschorst. Besluiten genomen op grond van door de burgemeester overgedragen bevoegdheden worden door de burgemeester geschorst.

  • 3. Binnen twee maanden na het schorsingsbesluit draagt het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester het geschorste besluit ter vernietiging voor aan het orgaan dat daartoe bevoegd is, tenzij het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester inmiddels heeft besloten de schorsing op te heffen.

  • 4. Vóór een besluit tot vernietiging wordt genomen, wordt de bestuurscommissie de gelegenheid tot overleg geboden.

  • 5. Het besluit tot vernietiging wordt met redenen omkleed. Het besluit tot vernietiging, schorsing, opheffing, verlenging van de schorsing wordt in het Gemeenteblad gepubliceerd.

Hoofdstuk 5 De financiën van de bestuurscommissie

Artikel 34: budget voor de bestuurscommissies

  • 1. De bestuurscommissie ontvangt jaarlijks een budget.

  • 2. De budgetten van de bestuurscommissies worden vastgesteld in de gemeentebegroting. 

Artikel 35: ontwerpbegroting

  • 1. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting voor het komend dienstjaar vast.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór een door het college van burgemeester en wethouders te bepalen datum de ontwerpbegroting aan het college.

  • 3. De ontwerpbegroting voldoet aan de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde voorschriften.

  • 4. De begroting van een bestuurscommissie wordt geïntegreerd in de gemeentebegroting.

Artikel 36: bijdrage aan jaarrekening

  • 1. Het algemeen bestuur levert jaarlijks de gegevens van het stadsdeel ten behoeve van de gemeentelijke jaarrekening over het afgelopen dienstjaar.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór een door het college van burgemeester en wethouders te bepalen datum de gegevens ten behoeve van de jaarrekening van de gemeente in.

  • 3. De gegevens ten behoeve van de jaarrekening voldoen aan de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde voorschriften.

  • 4. Het algemeen bestuur voorziet de geleverde gegevens van een toelichting en legt daarmee verantwoording af over het afgelopen dienstjaar.

Artikel 37: verordening ex artikel 212 Gemeentewet

In de Financiële verordening gemeente Amsterdam en de daarop gebaseerde beleidsnota's en uitvoeringsbesluiten worden de overige financiële regels voor de bestuurscommissies vastgelegd.

Hoofdstuk 6 Slot en overgangsbepaling

Artikel 38: overgangsbepaling geldende voorschriften

  • 1. De op de dag, voorafgaand aan de datum van de inwerkingtreding van de Wet tot Wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met het afschaffen van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen, geldende verordeningen, beleidsregels en overige voorschriften die door de deelgemeenten zijn vastgesteld, behouden gedurende twee jaren na die datum hun rechtskracht, voor zover het bevoegde gezag deze niet eerder vervallen verklaart.

  • 2. In afwijking van het eerste lid worden de vóór de datum van de inwerkingtreding van de wet vastgestelde structuurvisies, bestemmingsplannen, beheersverordeningen, gebiedsvisies, exploitatieplannen en besluiten waarbij gronden worden aangewezen tot gebied waarop een voorkeursrecht rust, geacht te zijn vastgesteld door het bevoegde gezag en behouden zij hun rechtskracht zolang het bevoegde gezag niet anders bepaalt.

  • 3. Het college is bevoegd stadsdeelregelingen aan te wijzen waarvoor de datum waarop deze komen te vervallen wordt gesteld op 1 oktober 2016.

Artikel 39: overgang beslissingsbevoegdheden en administratiefrechtelijke procedures

  • 1. Vanaf de datum waarop de taken en bevoegdheden krachtens de artikelen 24, 25 en 26 overgaan, worden de voor de uitoefening van die bevoegdheden te volgen bestuursrechtelijke procedures voortgezet door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter van het dagelijks bestuur. 

  • 2. Voor zover er sprake is van het voeren van administratiefrechtelijke procedures over besluiten met betrekking tot het verlenen, wijzigen, weigeren, vaststellen en intrekken van subsidies, is het vorige lid alleen van toepassing indien het voor de subsidiëringstaak beschikbare budget aan de bestuurscommissie is overgedragen.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan, tot een jaar na installatie van het algemeen bestuur, ten aanzien van een of meer administratiefrechtelijke procedures bepalen dat deze zullen worden voortgezet door een ander orgaan dan op grond van het eerste of tweede lid het geval zou zijn.

  • 4. De burgemeester kan, tot een jaar na installatie van het algemeen bestuur, ten aanzien van een of meer administratiefrechtelijke procedures bepalen dat deze zullen worden voortgezet door een ander orgaan dan op grond van het eerste of tweede lid het geval is.

Artikel 40: citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de bestuurscommissies 2013.

Toelichting

1 Algemene toelichting

Binnen de gemeente Amsterdam vormen de stadsdelen een onmisbare schakel tussen het gemeentebestuur en de burgers en ondernemers in de stad. De stadsdelen kunnen enerzijds de stedelijk vastgestelde kaders naar de situatie binnen het stadsdeel vertalen en zo oplossingen bieden voor de verschillen die er tussen de maatschappelijke opgaven in de stad zijn. Anderzijds kunnen de stadsdelen bij het opstellen van stedelijk beleid en regelgeving belangen en standpunten voor dat specifieke deel van de stad inbrengen en ervoor zorgen dat het beleid en de regelgeving aansluit op de wensen en behoeften die er bij de burgers en ondernemers zijn.

Het wordt dan ook van belang geacht dat er, nadat de mogelijkheid om deelgemeenten in te stellen in de Gemeentewet is geschrapt, een stadsdeelstelsel is en dat de ervaringen die de afgelopen decennia met het bestuurlijk stelsel zijn opgedaan worden gebruikt om een nieuw stelsel neer te zetten. Een stelsel waarin de stad en de stadsdelen binnen de aan hen gegeven kaders optimaal hun taken kunnen uitvoeren en hun bevoegdheden kunnen uitoefenen. Deze verordening heeft als doel daar vorm en inhoud aan te geven.

Dit gebeurt in de eerste plaats door voor elk stadsdeel een bestuurscommissie in de zin van artikel 83 van de Gemeentewet in te stellen en de formele inrichting daarvan te regelen. Daarnaast door in grote lijnen te bepalen welke taken en bevoegdheden door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders aan de bestuurscommissies worden gedelegeerd en aldus te bepalen wat de reikwijdte van de bevoegdheden van de bestuurscommissies is. Daarmee wordt invulling gegeven aan het besluit van de gemeenteraad inzake de hoofdlijnen van het bestuurlijk stelsel van 28 november 2012. In aanvullende verordeningen wordt invulling gegeven aan het budget dat daar voor de bestuurscommissies bij hoort en de financiële verhouding die er daarbij met de stad is.

Tot slot is in deze verordening in overgangsrecht voorzien. De Wet tot wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met het afschaffen van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen (verder: Wet afschaffing deelgemeenten) treedt met de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 in werking. Daarmee komen de deelgemeenten van rechtswege te vervallen en komen alle aan hen toegekende bevoegdheden weer bij de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders te liggen. In de verordening wordt daar een voorziening voor getroffen. De verordening treedt tegelijk met de Wet afschaffing deelgemeenten in werking.

2 Toelichting per artikel

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1: de stadsdelen

Het eerste lid geeft aan hoeveel en welke stadsdelen er binnen de gemeente Amsterdam zijn.  De grenzen van de stadsdelen zijn vastgesteld zoals die op deze kaart zijn aangegeven.

Ook binnen het nieuwe stelsel wordt van stadsdelen gesproken. Met de inwerkingtreding van de Wet afschaffing deelgemeenten is er nog de vrijheid de stad in verschillende gebieden in te delen. Alleen de mogelijkheid om voor die gebieden deelgemeenten in te stellen vervalt.

Artikel 2: begripsbepalingen

Op verschillende plaatsen in de verordening zijn de bepalingen uit de Gemeentewet en de Kieswet van overeenkomstige toepassing verklaard. Met deze bepaling wordt duidelijk gemaakt hoe die bepalingen moeten worden gelezen.

Hoofdstuk 2 De inrichting en samenstelling van de bestuurscommissie

De Gemeentewet biedt de mogelijkheid om verschillende commissies in te stellen. Op grond van artikel 83 van de Gemeentewet kunnen daarbij bestuurscommissies worden ingesteld. Dat zijn commissies die bevoegdheden kunnen uitoefenen die door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester aan hen zijn overgedragen. Een bestuurscommissie vormt nadrukkelijk geen zelfstandige bestuurslaag en bezit dus geen rechtspersoonlijkheid. Ook niet in civielrechtelijke en strafrechtelijke zin.

Op grond van de Gemeentewet moet een bestuurcommissie worden ingesteld door het orgaan dat de bevoegdheden aan de bestuurscommissie overdraagt. Het orgaan moet daarbij de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de commissie regelen en vaststellen op welke wijze verantwoording wordt afgelegd. Verder moet geregeld worden op welke wijze het orgaan dat de bestuurscommissie heeft ingesteld inzage heeft in de stukken waaromtrent door de bestuurscommissie geheimhouding is opgelegd. In dit hoofdstuk wordt daar uitvoering aan gegeven.

Artikel 3: de bestuurscommissie

Met het eerste lid van artikel 3 wordt er door de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders per stadsdeel een bestuurscommissie ingesteld. In het algemeen wordt er bij bestuurscommissies een onderscheid gemaakt tussen functionele en territoriale bestuurscommissies. In de praktijk worden bestuurscommissies vooral door de grote gemeenten ingesteld. Functionele bestuurscommissies behartigen een specifiek belang en worden meestal gebruikt om beleid en uitvoering van elkaar te scheiden. Zo worden bijvoorbeeld functionele bestuurscommissies ingesteld om het openbaar onderwijs in een gemeente te besturen of bibliotheken, musea of sportvoorzieningen te beheren.

Territoriale bestuurscommissies worden ingesteld om de belangen van een specifiek gebied te behartigen. Daar is in het geval van de stadsdelen sprake van. De bestuurscommissies worden ingesteld om de belangen van dat specifieke deel van de gemeente te behartigen. Daarbij moet worden opgemerkt dat het niet om de behartiging van alle belangen van het stadsdeel kan gaan. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het samenstel van de overgedragen taken en bevoegdheden niet zodanig mag zijn dat aan de bestuurcommissie een aanzienlijk deel van de belangen van het desbetreffende deel van de gemeente is opgedragen. Anders is er volgens de wetsgeschiedenis alsnog sprake van een deelgemeente en een deelgemeentebestuur.

In het tweede lid van artikel 3 is bepaald dat de bestuurscommissies bestaan uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het voorschrift in artikel 83 van de Gemeentewet dat de instellende organen de inrichting van de bestuurscommissie moeten regelen.

Artikel 4: samenstelling algemeen bestuur

In het eerste lid is bepaald dat het algemeen bestuur van een bestuurscommissie uit 13 of 15 leden bestaat. Dit afhankelijk van het aantal inwoners dat een stadsdeel heeft. Bij het van kracht worden van deze verordening betekent dit dat het algemeen bestuur in de stadsdelen Centrum, Noord en Zuidoost uit 13 leden bestaat en dat het algemeen bestuur in de stadsdelen Oost, Zuid, West en Nieuw-West uit 15 leden bestaat.

Er is voor gekozen om voor de samenstelling van het algemeen bestuur verkiezingen te houden. Deze verkiezingen vinden elke vier jaar, tegelijkertijd met de verkiezingen voor de gemeenteraad, plaats.

Artikel 5: verkiezingen algemeen bestuur

In het eerste lid is geregeld dat op de verkiezingen voor het algemeen bestuur van de bestuurscommissie de bepalingen van de Kieswet inzake de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van overeenkomstige toepassing zijn. Dit betekent niet alleen dat de verkiezingen op dezelfde wijze worden georganiseerd als de verkiezingen die voor de gemeenteraad worden gehouden, maar ook dat het kiesstelsel gelijk is aan het stelsel dat voor de stadsdeelraden werd gehanteerd toen de stadsdelen nog deelgemeenten waren. De kiezer is in grote lijnen dus reeds met het stelsel bekend.

Dit betekent bovendien dat bij de verkiezingen een lijstenstelsel wordt gehanteerd. De kandidaten worden dus in lijsten gerangschikt zoals bij elke verkiezing in Nederland inmiddels gebruik is. De lijsten vertegenwoordigen een programma. Er wordt een stem uitgebracht op een lijst met een programma en niet op een bepaald persoon zoals bij een personenstelsel het geval is. Voordeel hiervan is dat de kiezer niet met alle kandidaten bekend hoeft te zijn. Tegelijkertijd kan er wel een voorkeursstem worden uitgebracht. Indien de kiezer dat wil, kan de persoon van de kandidaat dus nog wel een rol spelen.

In het tweede lid wordt een belangrijke uitzondering op de Kieswet gemaakt. Daar wordt de kring van kiesgerechtigden in die zin uitgebreid dat een ingezetene, die afkomstig is uit een land dat geen lid is van de Europese Unie en rechtmatig in Nederland verblijft, al mag stemmen indien hij gedurende een onafgebroken periode van drie jaar in Nederland woont.

In de Kieswet wordt uitgegaan van een periode van vijf jaar. Opmerking verdient wel dat deze eis van ingezetenschap alleen geldt voor hen die geen onderdaan van een EU-lidstaat zijn. Voor ingezetenen die uit EU-lidstaten afkomstig zijn gelden geen eisen, die hebben onmiddellijk stemrecht.

Daarnaast is in het derde lid in afwijking van de Kieswet geregeld dat lijsten met een stemcijfer van 50% of meer ook in aanmerking kunnen komen voor een restzetel. Dit zodat partijen bij de restzetelverdeling al een zetel kunnen verwerven als zij 50% van de kiesdeler hebben gehaald en niet pas bij 75% zoals de Kieswet voorschrijft. Bij de verdeling van de restzetels wordt op grond van de Kieswet overigens het stelsel van de grootste overschotten gehanteerd. Bij het systeem van de grootste overschotten wordt gekeken naar het aantal stemmen dat over is van het totale aantal stemmen na verdeling van de volle zetels. De partij met het grootste overschot krijgt bij dit systeem de eerste restzetel, de partij met het op één na grootste overschot de tweede, tot alle zetels verdeeld zijn. Deze methode werkt in het algemeen vooral in het voordeel van kleinere partijen.

Voor wat betreft de voorschriften die voor deze verkiezingen gelden is van belang dat niet alleen politieke partijen aan de verkiezingen kunnen meedoen, maar ook andere groeperingen zoals bewonersverenigingen en buurtcomités. In aanvulling op de bepaling in de Kieswet dat een politieke groepering die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is zich voor de verkiezingen kan laten registreren, in het vierde lid bepaald dat ook niet-politieke groeperingen en stichtingen zich voor de verkiezingen voor de bestuurscommissies kunnen laten registreren. Zij kunnen dan eveneens onder een bepaalde naam aan de verkiezingen meedoen. De regeling betekent overigens niet dat groeperingen die geen vereniging of stichting zijn niet aan de verkiezingen kunnen meedoen. Zij kunnen zich alleen niet registreren en kunnen dus niet onder een bepaalde naam aan de verkiezingen deelnemen. Zij kunnen echter wel een blanco lijst vormen.

Op grond van het vijfde lid kan het college van burgemeester en wethouders nadere regels voor de verkiezingen vaststellen. Dit betreft technische voorschriften zoals bepalingen over het nummeren van kandidatenlijsten, een bepaling dat groeperingen die al voor de gemeenteraadsverkiezingen zijn geregistreerd zich niet apart voor de verkiezingen voor de bestuurscommissies hoeven te registreren en voorschriften die ertoe strekken dat de bestuurscommissies zelf verantwoordelijk blijven voor de registratie, kandidaatstelling en verwerking van de verkiezingsuitslagen.

Het zesde lid van artikel 5 behoeft geen toelichting.

Artikel W 4, eerste lid, van de Kieswet bepaalt dat, als er in een gemeenteraad met minder dan dertien leden bij de opvolging van een lid geen kandidaat meer voor benoeming in aanmerking komt op de lijst waartoe degene die moet worden opgevolgd behoort, dan met toepassing van artikel P 10 van de Kieswet wordt beslist aan welke van de andere lijsten de plaats zal worden toegekend. Deze plaats valt toe aan de lijst die op grond van het aantal uitgebrachte stemmen als eerste in aanmerking komt voor de nog niet toegedeelde restzetel.

In de verordening is bewust gekozen voor een oneven aantal zetels in de bestuurscommissie om te voorkomen dat bij besluitvorming in het algemeen bestuur de stemmen kunnen staken en een patstelling ontstaat.

Als deze situatie zich voordoet, biedt het van toepassing verklaren van dit artikel uit de Kieswet hiervoor een uitweg.

Artikel 6: passief kiesrecht algemeen bestuur

Om als lid van het algemeen bestuur van een bestuurscommissie te kunnen worden gekozen moet op grond van deze bepaling worden voldaan aan de vereisten voor het lidmaatschap van de gemeenteraad. Deze zijn opgenomen in artikel 10 van de Gemeentewet. In aanvulling daarop is gesteld dat de kandidaat ingezetene van het desbetreffende stadsdeel is.

Er wordt op de toepasselijkheid van artikel 10 van de Gemeentewet wel één uitzondering gemaakt. Dit betreft de eis die in artikel 10, tweede lid, onder b van de Gemeentewet opgenomen is. Daar is geregeld dat een ingezetene, die afkomstig is uit een land dat geen lid is van de Europese Unie, gedurende de eerste vijf jaar van zijn ingezetenschap geen passief kiesrecht heeft. Voor de bestuurscommissie wordt deze periode verkort tot drie jaar. Na drie jaar is een ingezetene van buiten de Europese Unie zich dus al voor de bestuurscommissies verkiesbaar. Opmerking verdient wel dat deze eis alleen geldt voor hen die geen onderdaan van een EU-lidstaat zijn. Voor de ingezetenen die uit EU-lidstaten afkomstig zijn is geen periode van onafgebroken verblijf vereist. Zij bezitten onmiddellijk passief kiesrecht.

Artikel 7: onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties

In de Gemeentewet is voor leden van de gemeenteraad een lijst met onverenigbare betrekkingen opgenomen. Zij kunnen bijvoorbeeld geen minister, lid van de Raad van State, gedeputeerde of lid van de rekenkamer zijn (artikel 13 van de Gemeentewet). Verder is bepaald dat zij hun nevenfuncties openbaar moeten maken en is een aantal verboden handelingen opgenomen (artikel 12 en 15, eerste en tweede lid van de Gemeentewet).

In het eerste lid is voor de leden van het algemeen bestuur ook een regeling inzake de vereisten voor het lidmaatschap, nevenfuncties en incompatibiliteiten opgenomen. Dit om (de schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen. Verder wordt toegevoegd dat artikel 11 van de Gemeentewet van toepassing is. Dit om te voorkomen dat een lid waarvan het lidmaatschap sinds de verkiezingen vervallen is verklaard, op grond van de Kieswet wordt benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats.

Voor de onverenigbare betrekkingen van belang dat in de Gemeentewet staat dat in een door de gemeenteraad ingestelde bestuurscommissie geen leden van het college van burgemeester en wethouders zitting kunnen hebben en in een door het college van burgemeester en wethouders ingestelde bestuurscommissie geen leden van de gemeenteraad (artikel 83, tweede lid, van de Gemeentewet). In dit geval worden de bestuurscommissies zowel door de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders ingesteld. Er kunnen in de bestuurscommissies dus geen leden van het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad zitting hebben. Gelet op het monistische karakter van de bestuurscommissies is voor wat betreft de onverenigbare betrekkingen wel een uitzondering gemaakt voor artikel 13, sub l, van de Gemeentewet (wethouder en raadslid). Deze bepaling wordt uitgezonderd om te voorkomen dat een lid van het algemeen bestuur geen lid van het dagelijks bestuur kan zijn.

In het tweede lid is vervolgens bepaald dat de gemeenteraad de gedragscode voor de leden van het algemeen bestuur vaststelt. Dit omdat uitgangspunt binnen het nieuwe bestuurlijk stelsel is dat er alleen sprake is van differentiatie voor zover dat vanuit de specifieke maatschappelijke opgave in het gebied nodig is. Dat is voor wat betreft de gedragscode niet het geval. Het is juist wenselijk dat voor alle bestuurscommissies dezelfde voorschriften gelden.

Artikel 8: eed of verklaring en belofte leden algemeen bestuur

De leden van het algemeen bestuur dienen een eed of verklaring en belofte af te leggen. Vanuit de gedachte dat er sprake is van één Amsterdam en dat de bestuurscommissies ook onderdeel uitmaken van het bestuur van de gemeente, leggen de leden van het algemeen bestuur hun eed of verklaring en belofte op grond van het eerste lid tegelijkertijd met de leden van de nieuwe gemeenteraad en ten overstaan van de burgemeester af. Alleen bij een tussentijdse benoeming wordt de eed of verklaring en belofte in handen van de voorzitter van de bestuurscommissie afgelegd (tweede lid). Voor de inhoud van de eed of verklaring en belofte wordt verwezen naar artikel 14 van de Gemeentewet.

Artikel 9: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging leden algemeen bestuur

Voor de beëindiging van het lidmaatschap van het algemeen bestuur gelden dezelfde voorschriften als er voor de beëindiging van het lidmaatschap van de gemeenteraad gelden. Op dat punt wordt verwezen naar bepalingen in de Kieswet. Om ervoor te zorgen dat de belemmeringen voor vrouwen worden weggenomen om ten aanzien van het algemeen bestuur hun passief kiesrecht uit te oefenen en de leden van het algemeen bestuur bij ziekte in de gelegenheid te stellen prioriteit te geven aan hun gezondheid is daarnaast, in lijn met hetgeen voor raadsleden geregeld is, voorzien in tijdelijke vervanging bij zwangerschap en bevalling of ziekte.

Geregeld is dat een lid van het algemeen bestuur niet tijdelijk wordt ontslagen, maar dat er sprake is van verlof. Gedurende het verlof wordt het lid van het algemeen bestuur van zijn functie ontheven en kan er in zijn plaats een vervanger worden benoemd. Het lid van het algemeen bestuur dat met verlof gaat, maakt gedurende het verlof vanzelfsprekend geen gebruik van zijn stemrecht.

Artikel 10: reglement van orde algemeen bestuur

In lijn met hetgeen in artikel 16 van de Gemeentewet is bepaald, is in dit artikel geregeld dat het algemeen bestuur een reglement van orde voor zijn vergaderingen en overige werkzaamheden vaststelt. Onder andere werkzaamheden wordt bijvoorbeeld het bekendmaken van besluiten verstaan waarin niet op andere wijze is voorzien.

Artikel 11: vergaderingen algemeen bestuur

Op grond van het eerste lid zijn op de vergaderingen van het algemeen bestuur de bepalingen inzake de vergaderingen van de gemeenteraad van overeenkomstige toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat dezelfde voorschriften gelden voor de oproeping van de leden (artikel 19 van de Gemeentewet), het quorum (artikel 20 van de Gemeentewet),  en het vergaderen met gesloten deuren (artikel 24 van de Gemeentewet) In aanvulling op hetgeen in artikel 86 van de Gemeentewet is bepaald, is in het tweede lid opgenomen dat de opgelegde geheimhouding niet geldt voor de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. Zij hebben, ook als er geheimhouding is opgelegd, wel recht op inzage in de stukken. Dit vanzelfsprekend voor zover de stukken zien op bevoegdheden die door hen aan de bestuurscommissie zijn toegekend. Het inzagerecht van de gemeenteraad is dus beperkt tot de stukken die zien op bevoegdheden die door de gemeenteraad aan de bestuurscommissie zijn toegekend. Het recht strekt zich niet uit over de stukken die zien op bevoegdheden van het college of de burgemeester.

Voor de stemmingen binnen het algemeen bestuur gelden eveneens dezelfde bepalingen als die voor de stemmingen in de gemeenteraad gelden. Dit met dien verstande dat in afwijking van artikel 32 van de Gemeentewet is bepaald dat als de stemmen binnen het algemeen bestuur staken, de voorzitter een doorslaggevende stem heeft.

Artikel 12: samenstelling dagelijks bestuur

In het eerste lid is bepaald dat het dagelijks bestuur uit drie leden bestaat: één voorzitter en twee andere leden. In het tweede lid wordt daaraan toegevoegd dat de leden van het dagelijks bestuur door het algemeen bestuur uit hun midden worden benoemd. Dit betekent dat er binnen de bestuurscommissies sprake is van monisme. De leden van het dagelijks bestuur maken ook onderdeel uit van het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur zijn dus geen nevengeschikte organen met een eigenstandige positie zoals dat bij de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders wel het geval is.

Tussen het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur bestaat een hiërarchische verhouding, het dagelijks bestuur is aan het algemeen bestuur ondergeschikt. Aan het dagelijks bestuur worden dus geen eigen taken en bevoegdheden overgedragen. Zij voeren de taken uit en oefenen de bevoegdheden uit die door het algemeen bestuur aan hen zijn gemandateerd. Uitgangspunt is dat het mandaat dat daarbij door de verschillende algemene besturen aan het dagelijks bestuur wordt verleend in grote lijnen gelijk is, maar het blijft mogelijk om hier tot op zekere hoogte eigen afwegingen in te maken.

Artikel 12a: onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en nevenfuncties leden dagelijks bestuur

In de Gemeentewet is voor leden van de gemeenteraad een lijst met onverenigbare betrekkingen opgenomen. Zij kunnen bijvoorbeeld geen minister, lid van de Raad van State, gedeputeerde of lid van de rekenkamer zijn. Verder is bepaald dat zij hun nevenfuncties openbaar moeten maken en is een aantal verboden handelingen opgenomen.

In de Gemeentewet staat dat voor het wethouderschap dezelfde vereisten gelden als voor het lidmaatschap van de gemeenteraad (artikel 36a van de Gemeentewet). Verder gelden voor hen dezelfde onverenigbare betrekkingen (artikel 36b van de Gemeentewet) en verboden handelingen (artikel 41c van de Gemeentewet) als voor raadsleden. Voor wat betreft de nevenfuncties is bepaald dat een wethouder geen nevenfuncties mag vervullen die met het oog op een goede vervulling van het wethouderschap ongewenst zijn, dat nevenfuncties en neveninkomsten openbaar moeten worden gemaakt en dat het voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie aan de gemeenteraad moet worden gemeld (artikel 41b van de Gemeentewet).

In het eerste lid van dit artikel is voor de leden van het dagelijks bestuur ook een regeling inzake de vereisten voor het lidmaatschap, nevenfuncties en incompatibiliteiten opgenomen. Dit om (de schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen. Verder wordt toegevoegd dat artikel 11 van de Gemeentewet van toepassing is. Dit om te voorkomen dat een lid waarvan het lidmaatschap sinds de verkiezingen vervallen is verklaard, op grond van de Kieswet wordt benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats.

Daarnaast is voor de onverenigbare betrekkingen van belang dat in de Gemeentewet staat dat in een door de gemeenteraad ingestelde bestuurscommissie geen leden van het college van burgemeester en wethouders zitting kunnen hebben en in een door het college van burgemeester en wethouders ingestelde bestuurscommissie geen leden van de gemeenteraad (artikel 83, tweede lid, van de Gemeentewet). In dit geval worden de bestuurscommissies zowel door de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders ingesteld. Er kunnen in de bestuurscommissies dus geen leden van het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad zitting hebben. Gelet op het monistische karakter van de bestuurscommissies is voor wat betreft de onverenigbare betrekkingen wel een uitzondering gemaakt voor artikel 36b, sub l, van de Gemeentewet (wethouder en raadslid). Deze bepaling wordt uitgezonderd om te voorkomen dat een lid van het algemeen bestuur geen lid van het dagelijks bestuur kan zijn.

In het tweede lid is vervolgens bepaald dat de gemeenteraad de gedragscode voor de leden van het dagelijks bestuur vaststelt. Dit omdat uitgangspunt binnen het nieuwe bestuurlijk stelsel is dat er alleen sprake is van differentiatie voor zover dat vanuit de specifieke maatschappelijke opgave in het gebied nodig is. Dat is voor wat betreft de gedragscode niet het geval. Het is juist wenselijk dat voor alle bestuurscommissies dezelfde voorschriften gelden.

Artikel 13: benoeming dagelijks bestuur

In het eerste lid wordt bepaald dat het algemeen bestuur in zijn eerste vergadering na de verkiezingen een tijdelijk voorzitter van het dagelijks bestuur benoemt. Als er meerdere kandidaten zijn en geen van hen na stemming de volstrekte meerderheid behaalt, dan voorziet het tweede lid erin dat er een tweede stemming komt tussen de twee kandidaten die in de eerste stemronde de meeste stemmen hebben gekregen. Als deze tweede stemming ook geen volstrekte meerderheid voor een kandidaat oplevert, dan vervult de lijsttrekker van de groepering waarop bij de verkiezingen de meeste stemmen zijn uitgebracht, tijdelijk de functie van voorzitter. De definitieve benoeming van de voorzitter vindt plaats tezamen met het benoemen van de twee overige leden van het dagelijks bestuur. In de verordening is bepaald dat deze benoemingen plaatsvinden op de tweede maandag volgend op de dag waarop het algemeen bestuur is geïnstalleerd.

Over de benoeming van de leden wordt gestemd (vierde lid). Deze stemming verloopt op dezelfde wijze als hiervoor beschreven is. Voor het overige is voor de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur in grote lijnen aangesloten bij de procedure die voor de benoeming van wethouders geldt (vijfde en zesde lid).

Artikel 14: ontslag en tijdelijke vervanging leden dagelijks bestuur

Voor wat betreft het ontslag van de leden van het dagelijks bestuur is geregeld dat een lid van het dagelijks bestuur te allen tijde zelf ontslag kan nemen (eerste lid) en dat een lid van het dagelijks bestuur door het algemeen bestuur kan worden ontslagen. Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat er binnen de bestuurscommissies sprake is van monisme. Een lid van het dagelijks bestuur dat ontslag neemt of wordt ontslagen blijft dus in beginsel wel lid van het algemeen bestuur.

Daarnaast kan een lid van het dagelijks bestuur op grond van het tweede lid bij zwangerschap en bevalling of ziekte verlof opnemen en gedurende die periode door een ander lid worden vervangen. Dit om belemmeringen voor vrouwen bij het aanvaarden van een functie binnen het dagelijks bestuur weg te nemen en de leden van het dagelijks bestuur bij ziekte in de gelegenheid te stellen prioriteit te geven aan hun gezondheid. Voor de inhoud van de regeling wordt aangesloten bij wat er in de Gemeentewet voor de tijdelijke vervanging van wethouders geregeld is.

Artikel 15: taken voorzitter

In dit artikel is vastgelegd wat de taken van de voorzitter van het dagelijks bestuur zijn. Daarbij is aangesloten bij de bepalingen die in dat verband in de Gemeentewet zijn opgenomen. Bijvoorbeeld over de opneming en ondertekening van stukken (artikelen 32a, 59a en 77 van de Gemeentewet) en de oproeping voor de vergadering (artikel 53 van de Gemeentewet). Daarnaast is expliciet bepaald dat de voorzitter van het dagelijks bestuur ook de voorzitter van het algemeen bestuur is. De Gemeentewet biedt de gemeenteraad nog wel de mogelijkheid om een andere voorzitter te kiezen, maar gezien de monistische verhoudingen binnen de bestuurscommissie wordt daar hier geen aanleiding toe gezien.

Artikel 16: verhindering of ontstentenis voorzitter en leden dagelijks bestuur

Dit artikel voorziet in de vervanging van de voorzitter bij verhindering of ontstentenis.. Indien de voorzitter afwezig is en zijn functie moet worden waargenomen, dan wordt dit in beginsel door een van de andere leden van het dagelijks bestuur gedaan. Als die ook verhinderd zijn, neemt een door het algemeen bestuur aangewezen lid van het algemeen bestuur waar.

Artikel 17: reglement van orde dagelijks bestuur

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar hetgeen ten aanzien van artikel 10 van de verordening is opgemerkt. Dit met dien verstande dat deze bepaling in lijn is met artikel 52 van de Gemeentewet en dat onder andere werkzaamheden in dit geval bijvoorbeeld de schriftelijke afdoening van zaken via parafering en circulatie kan worden verstaan.

Artikel 18: vergaderingen dagelijks bestuur

Op grond van deze bepaling zijn op de vergaderingen van het dagelijks bestuur de bepalingen inzake de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders van overeenkomstige toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat de vergaderingen besloten zijn (artikel 54 van de Gemeentewet) en dat het vergaderquorum gelijk is (artikel 56 van de Gemeentewet). Voor de stemmingen binnen het dagelijks bestuur gelden eveneens dezelfde bepalingen als die op de stemmingen binnen het college van burgemeester en wethouders van toepassing zijn.

In het tweede lid is, in aanvulling op wat er in artikel 86 van de Gemeentewet is bepaald, geregeld dat de opgelegde geheimhouding niet geldt voor de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. Zij hebben, ook als er geheimhouding is opgelegd, wel recht op inzage in de stukken. Dit vanzelfsprekend voor zover de stukken zien op bevoegdheden die door hen aan de bestuurscommissie zijn toegekend. Het inzagerecht van het college van burgemeester en wethouders is dus beperkt tot de stukken die zien op bevoegdheden die door het college aan de bestuurscommissie zijn toegekend. Het recht strekt zich niet uit over de stukken die zien op bevoegdheden van de gemeenteraad of de burgemeester.

Artikel 19: voorbereidende commissies

De Gemeentewet kent een open commissiestelsel. Het is in beginsel aan de organen binnen de gemeente zelf om te bepalen welke commissies zij instellen. Ook de bestuurscommissies kunnen een commissiestructuur in het leven roepen. Er kunnen door een bestuurscommissie alleen geen raadscommissies of eigen bestuurscommissies worden ingesteld.

Om enerzijds onnodige bestuurlijke drukte te voorkomen en de structuur overzichtelijk te houden en anderzijds zorgvuldige besluitvorming binnen het algemeen bestuur te faciliteren, is in artikel 20 geregeld dat het algemeen bestuur maximaal drie commissies kan instellen die de besluitvorming in het algemeen bestuur voorbereiden. Te denken valt aan een commissie fysiek, sociaal en algemeen. Aangezien er bij de bestuurscommissies sprake is van verlengd lokaal bestuur, is het instellen van een eigen rekeningencommissie niet meer aan de orde.

Bepaald is dat het algemeen bestuur zelf de taken en bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de commissie regelt daaronder begrepen de wijze waarop leden van de bestuurscommissie inzage hebben in stukken waaromtrent door de voorbereidende commissie geheimhouding is opgelegd. De inzage kan slechts worden geweigerd voor zover zij in strijd is met het openbaar belang. (tweede lid).In het derde lid is geregeld dat het algemeen bestuur bij de samenstelling van de voorbereidende commissies moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in het algemeen bestuur vertegenwoordigde groeperingen.

Het derde en het vierde lid behoeven geen nadere toelichting.

Het vijfde lid voorziet in de benoeming door het algemeen bestuur van eventuele buitengewone commissieleden voor de voorbereidende commissies. Dit om de werkdruk voor de leden van de bestuurscommissies te beperken. Een buitengewoon commissielid hoeft niet op de kieslijst van de desbetreffende fractie te hebben gestaan maar moet wel voldoen aan dezelfde criteria als een volwaardig lid van het algemeen bestuur (zesde lid). Dit betekent dat er een onderzoek plaatsvindt naar de geloofsbrieven en dat het lidmaatschap ophoudt op het moment dat onherroepelijk is komen vast te staan dat het lid de vereisten voor het lidmaatschap niet bezit of dat het lid een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult. Ook gelden voor buitengewone commissieleden dezelfde onverenigbare betrekkingen en dienen zij dezelfde eed af te leggen als de leden van het algemeen bestuur. Buitengewone commissieleden ontvangen voor hun werkzaamheden geen vaste vergoeding of tegemoetkomingen ten laste van de bestuurscommissie en de gemeente (zevende lid). De fractie kan wel besluiten dat er aan een buitengewoon commissielid een vergoeding wordt betaald uit het fractiebudget.

Artikel 20: adviescommissies

De huidige deelraden en dagelijks besturen van de stadsdelen beschikken over het algemeen over verschillende adviesorganen. Denk aan een ouderenraad, een jeugdraad, maar ook aan een sportadviesraad of een welstandscommissie. Om deze organen binnen het nieuwe stelsel een plek te kunnen geven, is in het eerste lid bepaald dat het algemeen bestuur adviescommissies kan instellen. Daarbij moet worden opgemerkt dat ook bijvoorbeeld wijkraden of bewonerscomités als adviescommissie kunnen worden aangewezen. Het is immers denkbaar dat het algemeen bestuur niet alleen over specifieke belangen maar ook over de belangen van een specifieke wijk of buurt wil worden geadviseerd.

Artikel 21: vergoedingen bestuurscommissie

De huidige deelraadsleden zijn in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden gelijkgesteld aan raadsleden. Ze ontvangen een vaste maandelijkse vergoeding en een onkostenvergoeding. De dagelijks bestuurders van de huidige deelgemeenten zijn gelijkgesteld aan wethouders en ontvangen een bezoldiging en een onkostenvergoeding op grond van het rechtspositiebesluit wethouders. Daarnaast kunnen de dagelijks bestuurders aanspraak maken op pensioen en wachtgeld op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

De leden van de bestuurscommissies zijn niet gelijkgesteld aan raadsleden of wethouders en vallen niet onder de Appa. Zij zijn commissieleden in de zin van het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en ontvangen in beginsel uitsluitend een vergoeding per vergadering. De hoogte van deze vergoeding moet bij verordening worden vastgesteld. Als de bijzondere deskundigheid van het commissielid of de zwaarte van de taak daartoe aanleiding geeft, kan in bepaalde gevallen in een vaste vergoeding worden voorzien, maar dan dient daar bij verordening een regeling voor te worden getroffen. Dit artikel biedt de basis voor een dergelijke verordening. In die verordening zal vorm en inhoud aan de rechtspositie van de leden van het algemeen en het dagelijks bestuur worden gegeven.

Artikel 22: secretaris bestuurscommissie

In het eerste lid is bepaald dat elke bestuurscommissie over een secretaris beschikt. Deze wordt door het college van burgemeester en wethouders aangesteld. Aangezien de secretaris van de bestuurscommissie ambtelijk ondergeschikt is aan de gemeentesecretaris, maar wel tot taak heeft de bestuurscommissie bij te staan, is bepaald dat de aanstelling op voordracht van de gemeentesecretaris en in overeenstemming met de bestuurscommissie plaatsvindt.

Verder is bepaald dat de secretaris de voorzitter, het dagelijks bestuur, het algemeen bestuur en de door hen ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde staat. In die zin heeft de secretaris een vergelijkbare functie als een stadsdeelsecretaris en is naar analogie in het tweede lid bepaald dat het eerste en het tweede lid van artikel 15 van de Gemeentewet inzake de verboden handelingen van overeenkomstige toepassing zijn (zie artikel 101 van de Gemeentewet). Tot slot is in het derde lid bepaald dat het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de taken en bevoegdheden van de secretaris nadere regels kan stellen.

Hoofdstuk 3 De taken en bevoegdheden van de bestuurscommissie

In dit hoofdstuk is in algemene zin bepaald welke taken en bevoegdheden de bestuurscommissies hebben. Daarnaast is expliciet bepaald wat het karakter van een bestuurscommissie is en welke positie zij in het gemeentelijk bestel innemen.

Artikel 23: karakter van de bestuurscommissie

  • In de toelichting bij de Wet afschaffing deelgemeenten is gesteld dat de deelgemeenten steeds meer trekken van een zelfstandige bestuurslaag zijn gaan vertonen. De wetgever heeft dit onwenselijk geacht en om die reden de bevoegdheid voor gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen geschrapt. De mogelijkheid om bestuurscommissies in te stellen is niet gewijzigd. Er is echter wel expliciet bepaald dat aan een bestuurscommissie niet de behartiging van een aanzienlijk deel van de belangen van de gemeente kan worden overdragen. Bovendien kan er op grond van de Gemeentewet op het niveau van de bestuurscommissies geen systeem van checks and balances zijn. Er wordt uiteindelijk namelijk altijd verantwoording afgelegd aan het orgaan dat de commissie heeft ingesteld.

  • Dit maakt dat een bestuurscommissie expliciet een vorm van verlengd bestuur is. Het is ook geen algemeen vertegenwoordigend lichaam meer waar op basis van de Grondwet verkiezingen voor moeten worden gehouden. Er kan wel voor worden gekozen om voor de bestuurscommissies verkiezingen te houden, maar een bestuurscommissie ontleent zijn democratische legitimatie uiteindelijk altijd aan de organen die de commissie hebben ingesteld. Om die reden zijn in de Gemeentewet beperkingen gesteld aan de bevoegdheden die aan de bestuurscommissie kunnen worden overgedragen.

  • De mogelijkheid om bestuurscommissies in te stellen is in 1966 in de Gemeentewet ingevoerd. Destijds was er echter meer ruimte om aan bestuurscommissies taken en bevoegdheden over te dragen dan nu het geval is. Dit komt doordat, toen in 1994 de mogelijkheid voor gemeenten is opgenomen om deelgemeenten in te stellen, de mogelijkheden om bevoegdheden aan een bestuurscommissie over te dragen nadrukkelijk zijn beperkt. Er werd met de invoering van de deelgemeenten in 1994 dus een splitsing gemaakt tussen bestuurscommissies met een zwaar takenpakket (de deelgemeenten) en bestuurscommissies met een aanmerkelijk lichter takenpakket.

  • Met de invoering van het dualisme in 2002 is dit nog nadrukkelijker tot uitdrukking gebracht. Er is nu expliciet per orgaan (gemeenteraad, college van burgemeester en wethouders en burgemeester) benoemd welke bevoegdheden niet aan een bestuurscommissie kunnen worden gedelegeerd. Daarbij is aangegeven dat een bevoegdheid niet kan worden overgedragen indien de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

  • Voor wat betreft de bevoegdheden van de gemeenteraad is gesteld dat dit in elk geval betekent dat de volgende bevoegdheden niet kunnen worden overgedragen:

  • (1) de instelling van een rekenkamer of het bij verordening stellen van regels voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie;

  • (2) de instelling van een raadsonderzoek;

  • (3) de vaststelling of wijziging van de begroting;

  • (4) de vaststelling van de jaarrekening;

  • (5) het stellen van straf op overtreding van de gemeentelijke verordeningen;

  • (6) de vaststelling van de verordeningen die zien op het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie alsmede de controle daarop;

  • (7) de heffing van andere belastingen dan de parkeerbelasting, de precariobelasting, de rioolheffing, de rechten voor het gebruik en genot van gemeentelijke voorzieningen, de rechten waarvan de heffing geschiedt krachtens andere wetten dan de Gemeentewet en de heffing huishoudelijk afval.

  • (8) de bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen, door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven, kan de gemeenteraad slechts overdragen voor zover het betreft de vaststelling van nadere regels met betrekking tot bepaalde door hem in zijn verordeningen aangewezen onderwerpen.

  • Deze lijst met uitgezonderde bevoegdheden brengt tot uitdrukking dat aan een bestuurcommissie geen kaderstellende bevoegdheden kunnen worden toegekend. Die bevoegdheden worden in de Gemeentewet expliciet aan de gemeenteraad voorbehouden. Dit is een democratisch gelegitimeerd orgaan en de bevoegdheden van de bestuurscommissie kunnen daar alleen van zijn afgeleid. Om die reden kunnen door een bestuurscommissie geen algemeen verbindende voorschriften worden vastgesteld die tegenover burgers en ondernemers met strafbepaling en bestuursdwang worden gehandhaafd, behalve voor zover de gemeenteraad daar voor de invulling van de verordeningen ruimte voor heeft gegeven middels de bevoegdheid om nadere regels vast te stellen.

  • Om dit in de verordening tot uitdrukking te brengen is in het eerste lid expliciet bepaald dat een bestuurscommissie een vorm van verlengd bestuur is. In het tweede lid wordt daar vervolgens aan toegevoegd dat een bestuurscommissie geen rechtspersoonlijkheid bezit.

Artikel 24: taken en bevoegdheden algemeen bestuur

In dit artikel is in algemene zin verwoord wat de taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur zijn. Gesteld is dat het algemeen bestuur alle taken uitvoert en bevoegdheden uitoefent die door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester aan hem zijn opgedragen. Voor de concrete invulling van de aan het algemeen bestuur overgedragen taken en bevoegdheden wordt verwezen naar twee bijlagen. Daar staan de taken (bijlage 2) en bevoegdheden (bijlage 3) in die door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester aan de bestuurscommissies worden opgedragen, gedelegeerd dan wel gemandateerd. Deze bijlagen kunnen worden gewijzigd door middel van een besluit van het orgaan dat de taak of bevoegdheid heeft opgedragen, gedelegeerd dan wel gemandateerd. De takenlijst en het bevoegdhedenregister vullen elkaar aan: bevoegdheden hangen samen met taken. De vakinhoudelijke taken en bevoegdheden worden voorafgegaan door algemene taken en bevoegdheden die bij alle beleidsterreinen een rol kunnen spelen.

In het vierde lid wordt ingegaan op de verplichting die het college van burgemeester van wethouders en de burgemeester op grond van de Gemeentewet hebben om een ontwerpbesluit tot overdracht van een of meer van zijn bevoegdheden aan de gemeenteraad voor te leggen. Op grond van de Gemeentewet dient de gemeenteraad daarbij in de gelegenheid te worden gesteld zijn wensen en bedenkingen kenbaar te maken. Indien het college van burgemeester en wethouders in het definitieve besluit van de wensen en bedenkingen van de gemeenteraad afwijkt, wordt de gemeenteraad hiervan op de hoogte gesteld en wordt aangegeven waarom afgeweken is. De geschetste procedure wordt alleen gevolgd als sprake is van inhoudelijke wijzigingen; het college en de burgemeester dragen zorg voor technische wijzigingen.

Op grond van het vijfde lid kan het algemeen bestuur binnen de door de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders gestelde kaders alles doen wat hij nodig oordeelt om deze taken en bevoegdheden uit te oefenen. Ten aanzien van de bevoegdheden die door het college van burgemeester en wethouders zijn gedelegeerd, is in het zesde lid geregeld dat enkele bepalingen uit de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing zijn. Dit betreft onder andere de mogelijkheid een lid van het college van burgemeester en wethouders te machtigen om besluiten te nemen (artikel 168 van de Gemeentewet)

Artikel 25: bevoegdheden dagelijks bestuur

Deze bepaling betreft in algemene zin de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur. Geregeld is dat het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding en uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur en de dagelijkse bestuur- en beheerstaken van de bestuurscommissie (eerste lid).

Zoals gezegd is het echter uiteindelijk aan het algemeen bestuur om het daadwerkelijke takenpakket van het dagelijks bestuur te bepalen. De taken en bevoegdheden worden door de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders aan de bestuurscommissies gedelegeerd en vervolgens is het aan het algemeen bestuur om te bepalen voor welke taken en bevoegdheden een mandaat aan het dagelijks bestuur wordt verleend. In grote lijnen zal dit mandaat voor alle dagelijkse besturen hetzelfde zijn, maar er blijft ruimte voor het algemeen bestuur om daar op basis van de situatie binnen het stadsdeel afwegingen in te maken. Voor wat betreft de invulling van het mandaat moet worden benadrukt dat er binnen de bestuurscommissie een monistische verhouding is. De leden van het dagelijks bestuur zijn tevens lid van het algemeen bestuur en nemen dus aan de beraadslaging in het algemeen bestuur deel.

Artikel 26: bevoegdheden voorzitter dagelijks bestuur

De bevoegdheden van de voorzitter van het dagelijks bestuur zijn opgenomen in artikel 28. Geregeld is dat de voorzitter de leiding heeft over de vergaderingen, zowel die van het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur (eerste lid). Daarnaast dient de voorzitter toezicht uit te oefenen, dit onder andere op de tijdige voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het gemeentelijk beleid en de daaruit voortvloeiende besluiten (artikel 170, eerste lid, onder a van de Gemeentewet), de kwaliteit van procedures op het vlak van burgerparticipatie (artikel 170, eerste lid, onder c van de Gemeentewet) en de zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en klachten (artikel 170, eerste lid, onder d en e van de Gemeentewet).

Artikel 27: bekendmaking besluiten bestuurscommissie

Bepaald is dat de besluiten van de bestuurscommissie op dezelfde wijze bekend worden gemaakt als de besluiten van het gemeentebestuur.

Hoofdstuk 4 De verhouding tot het stedelijk bestuur

Dit hoofdstuk bevat bepalingen inzake de verhouding tussen het gemeentebestuur en de bestuurscommissies, de inbreuken die op de bevoegdheden van de bestuurscommissies kunnen worden gemaakt en de correctiemechanismen. Er zijn geen bepalingen opgenomen over het overleg dat tussen het gemeentebestuur en de bestuurscommissies plaatsvindt. Dit neemt echter niet weg dat binnen het nieuwe stelsel actief de samenwerking wordt gezocht en dat er een overlegstructuur in het leven wordt geroepen. Er wordt geen aanleiding gezien dit bij verordening te regelen. Dit is inherent aan het nieuwe bestuurlijk stelsel en de plaats die de bestuurscommissies daarin innemen.

Artikel 28: advies bestuurscommissies

In dit artikel staat dat de bestuurscommissies door het college moeten worden betrokken bij de voorbereiding van stedelijke kaders indien deze raken aan de taken en bevoegdheden van de bestuurscommissies. De bestuurscommissies moeten verder advies kunnen geven en gehoord kunnen worden als er over die kaders besluitvorming plaatsvindt. In dat verband is bovendien aangegeven welke informatie bij het verzoek moet worden verstrekt en dat moet worden aangegeven waar precies advies over wordt gevraagd (tweede lid). Als standaard geldt voor het geven van advies een termijn van vier weken, maar er kan door het college in uitzonderlijke gevallen ook een kortere termijn kan worden vastgesteld. Deze kortere termijn moet dan wel worden gemotiveerd (derde lid). In het vierde lid is aangegeven dat alleen gemotiveerd van een advies van de bestuurscommissie kan worden afgeweken.

Tot slot is in het vijfde lid geregeld dat het college de bestuurscommissie over de uitkomst van de besluitvorming informeert en kenbaar maakt op welke wijze het advies van de bestuurscommissie bij de besluitvorming is betrokken. In beginsel gebeurt dit in de raadsvoordracht die ter informatie aan de bestuurscommissies wordt toegezonden.

Artikel 29: toelichting bestuurscommissies

Als in een raadscommissie of in de gemeenteraad wordt gesproken over een onderwerp waarover de bestuurscommissie advies heeft uitgebracht of waarbij de belangen van de bestuurscommissie betrokken zijn, kan een lid van de bestuurscommissie de behandeling bijwonen en het standpunt van de bestuurscommissie toelichten. Dit kan zowel op verzoek van de gemeenteraad als op verzoek van de bestuurscommissie.

Artikel 30: inlichtingen stedelijk bestuur

Op grond van het eerste lid kunnen de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester inlichtingen vragen aan de bestuurscommissies of hun secretarissen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester horen. De inlichtingen kunnen zowel mondeling als schriftelijk worden gevraagd en dienen op grond van het tweede lid binnen vier weken te worden verstrekt, tenzij dit om bepaalde redenen niet mogelijk is. Tot slot biedt het derde lid de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester de bevoegdheid om de bestuurscommissies op te dragen periodiek informatie te verstrekken.

Artikel 31: terugnemen bevoegdheden bestuurscommissies

In de verordening is voorzien in correctiemechanismen. In de eerste plaats is bepaald dat bevoegdheden van de bestuurscommissies kunnen worden teruggenomen. Dit kan incidenteel (bijvoorbeeld in verband met een grootschalig project), maar daartoe kan ook structureel worden besloten. Op grond van het tweede lid moet in het besluit tot intrekking van de delegatie aandacht worden besteed aan de taken en bevoegdheden waar het besluit op ziet, voor welke periode het besluit geldt, welke bestuurscommissies het betreft, op welke ambtelijke capaciteit het besluit ziet en hoe daarbij de kosten worden verdeeld. In het derde lid is bepaald dat over het terugnemen van de taken en bevoegdheden vooraf overleg met de betrokken bestuurscommissies plaatsvindt.

Artikel 32: indeplaatsstelling bestuurscommissies

Nieuw voor wat betreft de correctiemechanismen is dat de verordening ook de mogelijkheid biedt om in de plaats te stellen. Voor de invulling van deze mogelijkheid is aansluiting gezocht bij de bepalingen die op dit punt in de Gemeentewet opgenomen zijn. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat er, anders dan bij hetgeen in de Gemeentewet geregeld is, in dit geval niet op de beslissingsbevoegdheid van een andere zelfstandige bestuurslaag wordt ingegrepen. Dit veronderstelt dat in beginsel minder terughoudend met het middel kan worden omgegaan.

Kort gezegd kan de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders tot indeplaatsstelling overgaan indien een bestuurscommissie een gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, een gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht of een andere gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengt. De gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders voorziet daar dan namens en ten laste van de bestuurscommissie in. In het tweede, derde en vierde lid zijn in dat verband wel een aantal procedurele voorschriften opgenomen. Bijvoorbeeld over de termijn die de bestuurscommissie moet worden gegund om een verzuim te herstellen.

Artikel 33: schorsing en vernietiging

Tot slot voorziet de verordening in de mogelijkheid om de besluiten van de bestuurscommissie te vernietigen wegens strijd met het recht of met het algemeen stedelijk belang. Ook voor dit correctiemechanisme geldt dat voor de invulling aansluiting is gezocht bij hetgeen op dit punt in de Gemeentewet geregeld is, maar dat er geen sprake is van het ingrijpen op de bevoegdheden van een andere bestuurslaag. Het middel kan binnen het nieuwe stelsel dus in beginsel breder worden ingezet.

Verder geldt voor vernietiging eveneens dat procedurele voorschriften zijn opgenomen. Daarbij is met name van belang dat een besluit op grond van het tweede lid, hangende het onderzoek naar de vernietiging, kan worden geschorst en dat de bestuurscommissies, op grond van het vierde lid, voorafgaand aan de vernietiging de gelegenheid tot overleg moet worden geboden.

De instrumenten in artikel 31, 32 en 33 bieden het gemeentebestuur in het uiterste geval ook de mogelijkheid om op de samenstelling van de bestuurscommissies in te grijpen. De bevoegdheden om de leden van het dagelijks bestuur te ontslaan of het lidmaatschap van het algemeen bestuur vervallen te verklaren kan worden teruggenomen en een benoemingsbesluit kan worden vernietigd als dit in strijd is met het recht of het algemeen belang. Bovendien kan het gemeentebestuur, als zich gedurende de bestuursperiode onregelmatigheden (bijvoorbeeld integriteitskwesties) voordoen en er wordt nagelaten hiertegen op te treden,  in de plaats van de bestuurscommissie alsnog maatregelen nemen. In zeer uitzonderlijke gevallen is er zelfs ruimte een gemeentecommissaris aan te stellen, Daarbij moet wel worden opgemerkt dat voor zover er op de formele inrichting van de bestuurscommissie wordt ingegrepen, zoals bij het ontslag van een lid van de commissie, het voor de hand ligt dat het besluit door de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders gezamenlijk wordt genomen. Zij stellen de commissie ook gezamenlijk in.

Hoofdstuk 5 De financiën van de bestuurscommissie

In dit hoofdstuk wordt op de financiële verhouding tussen het gemeentebestuur en de bestuurscommissies ingegaan. Voor een deel wordt de financiële verhouding ook in andere verordeningen ingevuld.

Artikel 34: budget voor de bestuurscommissies

De bestuurscommissies ontvangen jaarlijks een budget. De hoogte van het budget wordt bepaald in de begroting die door de gemeenteraad wordt vastgesteld.

Artikel 35: ontwerpbegroting

De begrotingen van de bestuurscommissies maken onderdeel uit van de gemeentebegroting. De bestuurscommissies dienen de begroting voor het stadsdeel echter wel voor te bereiden. Daarom is bepaald dat er door de bestuurscommissies op een door het college van burgemeester en wethouders te bepalen datum een ontwerpbegroting bij het college moet worden aangeleverd en dat deze aan de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde voorschriften dient te voldoen. Vervolgens wordt deze begroting in de gemeentebegroting opgenomen en ter vaststelling aan de gemeenteraad voorgelegd.

Artikel 36: bijdrage aan jaarrekening

Het algemeen bestuur zorgt er voor dat jaarlijks tijdig, dat wil zeggen vóór een door het college te bepalen datum, de gegevens van het stadsdeel worden geleverd die nodig zijn voor het opmaken van de gemeentelijke jaarrekening. Voor het aanleveren van deze gegevens worden de circulaires, instructies, formats en overige aanwijzingen gevolgd die door het college zijn vastgesteld en worden gegeven. Het algemeen bestuur voorziet de gegevens van een aanbiedingsbrief waarin de gegevens worden toegelicht en legt op deze wijze verantwoording af over het afgelopen dienstjaar en de juistheid van de geleverde gegevens.

Artikel 37: verordening ex artikel 212 Gemeentewet

Met de Financiële verordening gemeente Amsterdam, die de raad op 22 januari 2014 heeft vastgesteld, wordt de verordening bedoeld die iedere gemeente op grond van artikel 212 van de Gemeentewet verplicht is vast te stellen.

Op basis van deze verordening worden beleidsnota's en uitvoeringsbesluiten vastgesteld die onder andere verplichtingen bevatten waaraan alle gemeentelijke organisatieonderdelen moeten voldoen. Deze gelden ook voor de bestuurscommissies.

Hoofdstuk 6 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 38: overgangsbepaling geldende voorschriften

Met de inwerkingtreding van de Wet afschaffing deelgemeenten worden de bestaande deelgemeenten van rechtswege opgeheven en komen alle bevoegdheden die aan de stadsdelen waren toegekend weer bij de stad te liggen. Om het gemeentebestuur en de bestuurscommissies de tijd te geven om ten aanzien van de nieuwe verdeling van de taken en bevoegdheden nieuwe verordeningen en overige voorschriften vast te stellen is een overgangsbepaling opgenomen.

Voor wat betreft de inhoud van die overgangsbepaling is aansluiting gezocht bij de bepalingen in de Wet algemene regels herindeling. In het eerste lid is bepaald dat alle verordeningen en overige voorschriften die op de dag voorafgaand aan de datum van de inwerkingtreding van de Wet afschaffing deelgemeenten gelding hadden en door de deelgemeenten zijn vastgesteld, tot twee jaar na de inwerkingtreding hun rechtskracht behouden tenzij deze voorschriften vervallen worden verklaard. Het overgangsrecht heeft dus in beginsel een zogenaamde eerbiedigende werking voor de voorschriften die ten tijde van het oude bestuurlijk stelsel zijn gegeven.

Gevolg hiervan is dat er binnen de stad voor bepaalde bevoegdheden verschillende voorschriften kunnen gelden. Ook voor die bevoegdheden die bij de stad worden belegd en waarvan is vastgesteld dat het in de rede ligt dat er stedelijke voorschriften worden gesteld. Dit kan tot onwenselijke situaties leiden. Bepaald is dus dat er slechts gedurende twee jaar sprake is van eerbiedigende werking. Daarna komen de voorschriften te vervallen.

Met beleidsregels wordt gedoeld op het begrip beleidsregels zoals dat is opgenomen in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Het gaat dus om bij besluit vastgestelde algemene regels, niet zijnde algemeen verbindende voorschriften, over de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan, bijvoorbeeld het verlenen van een vergunning.

De overgangsbepaling heeft alleen betrekking op regelingen die door de voormalige stadsdeelbesturen zijn vastgesteld in de hoedanigheid van een gedelegeerde bevoegdheid. In mandaat opgestelde documenten, zoals horeca- en evenementennota´s vallen hier niet onder.

In het tweede lid wordt een uitzondering gemaakt voor de vastgestelde structuurvisies, bestemmingsplannen, beheersverordeningen en exploitatieplannen en besluiten waarbij gronden worden aangewezen tot gebied waarop een voorkeursrecht rust zelfs. Ten aanzien van die besluiten is bepaald dat deze hun rechtskracht altijd behouden, tenzij anders wordt bepaald. Dit met name omdat dergelijke besluiten op grond van de wet al periodiek moeten worden herzien.

In het tweede lid wordt een uitzondering gemaakt voor de vastgestelde structuurvisies, bestemmingsplannen, beheersverordeningen, gebiedsvisies, exploitatieplannen en besluiten waarbij gronden worden aangewezen tot gebied waarop een voorkeursrecht geldt. 

Onder gebiedsvisies worden in dit verband verstaan:

Beleidsdocumenten die als kenmerk hebben dat ze aangeven hoe een bepaald gebied er uit behoort te zien en moet functioneren. Uit gebiedsvisies blijken de gebruiks- en bouwregels voor een gebied. Gebiedsvisies vormen het kader en de beleidsmatige onderbouwing bij het toetsen van vergunningaanvragen die afwijken van een bestemmingsplan.

Gebiedsvisies zijn onder andere stedelijke vernieuwingsplannen, stedenbouw-kundige plannen, toekomstvisies, masterplannen, spelregelkaarten, structuurvisieschetsen, plannen van aanpak voor gebieden, programma's van eisen, beleidsvisies voor bepaalden gebieden (het gaat dan concreet om beleidsstukken zoals het Beleidsplan Binnenstad, de Beleidsvisie Noord Hollandsch Kanaalzone, Nota Bouwen extra woningen in de linten van Kadoelen en Oostzanerwerf, Nota Beleidsaanpassingen bestemmingplan 1012) en de Watervisies en Nota's blauw en groen.

Ten aanzien van al deze besluiten is in het tweede lid bepaald dat ze hun rechtskracht altijd behouden tenzij anders wordt bepaald. Hiervoor is met name gekozen omdat voor veel van de besluiten al geldt dat ze op grond van de bijzondere wetgeving periodiek moeten worden herzien.

Het derde lid biedt het college de mogelijkheid om voor sommige stadsdeelregelingen te bepalen dat het moment waarop de regelingen volgens het eerste lid komen te vervallen op een later tijdstip komt te liggen dan 19 maart 2016, namelijk 1 oktober 2016.

Delegatie van deze bevoegdheid aan het college maakt het gemakkelijker om te besluiten tot uitstel in die gevallen waarin nieuwe stedelijke kaders nog niet voorhanden zijn en het onwenselijk is dat de oude regelingen van de stadsdelen komen te vervallen.

Artikel 39: overgang beslissingsbevoegdheden en administratiefrechtelijke procedures

In dit artikel is een overgangsbepaling voor administratieve procedures opgenomen. In het eerste lid is geregeld dat de administratieve procedures van de deelgemeenten in beginsel door de bestuurscommissies worden voortgezet. In het tweede lid wordt daar voor wat betreft de subsidies aan toegevoegd dat dit alleen geldt als het voor de subsidiëringstaak beschikbare budget aan de bestuurscommissie is overgedragen. Tot slot kan het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester tot een jaar na de installatie van het algemeen bestuur bepalen dat de administratieve procedure door een ander orgaan wordt voortgezet.

Artikel 40: citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.