Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de Commissie Welstand en Monumenten 2013

Geldend van 30-12-2013 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening op de Commissie Welstand en Monumenten 2013

Inhoud

Artikel 1 Advisering

  • 1. Er is een Commissie voor Welstand en Monumenten, verder te noemen de commissie.

  • 2. De commissie heeft tot taak, gevraagd of uit eigen beweging, advies uit te brengen aan het college, de raad, respectievelijk het stadsdeelbestuur:

    • a.

      omtrent de welstandsaspecten van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen;

    • b.

      omtrent (concept)welstandscriteria en welstandsaspecten in samenhang met ruimtelijke plannen of de herziening en uitwerking van stedenbouwkundige en bestemmingsplannen;

    • c.

      omtrent het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd of gemeentelijk monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd of gemeentelijk monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht;

    • d.

      omtrent de aanwijzing als beschermd monument als bedoeld in artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of als gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 3 van de Erfgoedverordening Amsterdam 2013;

    • e.

      omtrent de aanwijzing, of intrekking daarvan, van een stads- en dorpsgezicht als beschermd stads- of dorpsgezicht, als bedoeld in artikel 35 van de Monumentenwet 1988 en omtrent de aanwijzing, of intrekking daarvan, van een stads- en dorpsgezicht als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 16 van de Erfgoedverordening Amsterdam 2013;

    • f.

      omtrent de toelaatbaarheid van reclame als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, alsmede andere zaken genoemd in die verordening, waarbij het uiterlijk aanzien van het stadsbeeld of de kwaliteit van de openbare ruimte in het geding is of kan zijn;

    • g.

      omtrent de welstandsaspecten, waaronder in deze ook de historische waarde wordt begrepen, van aanvragen voor een vergunning of ontheffing als bedoeld in de artikelen 2.3, 2.4 en 2.5 van de Verordening op het binnenwater 2010;

    • h.

      omtrent onderwerpen welke historische schepen betreffen, alsmede omtrent de historische waarde van passagiers(salon)vaartuigen.

  • 3. De commissie kan door het indienen van een aanvraag om vooroverleg om een preadvies gevraagd worden.

  • 4. De commissie baseert haar (pre)advies op de door het college, de raad, respectievelijk het stadsdeelbestuur vastgestelde beleid of de vastgestelde beleidscriteria.

  • 5. Als advies wordt uitgebracht aan een stadsdeelbestuur, wordt voor "Erfgoedverordening Amsterdam 2013" als bedoeld in de voorgaande leden gelezen: de vigerende Erfgoedordening van het betreffende stadsdeel.

Artikel 2 Samenstelling en werkwijze

  • 1. De commissie bestaat uit ten minste elf leden, te weten:

    • a.

      een voorzitter;

    • b.

      vijf architectleden;

    • c.

      vijf monumentenspecialisten, waaronder een bouwhistoricus en een restauratiearchitect.

  • 2. Voor de leden worden plaatsvervangers aangewezen.

  • 3. De commissie laat zich bijstaan door:

    • a.

      een adviseur beeldende kunst bij adviesaanvragen inzake het plaatsen van beeldende

    • kunst in de openbare ruimte;

    • b.

      een adviseur woonboten bij adviesaanvragen met betrekking tot de onderwerpen als bedoeld in artikel 1, lid 2, sub g;

    • c.

      een adviseur historische schepen bij adviesaanvragen met betrekking tot de onderwerpen als bedoeld in artikel 1, lid 2, sub g en h.

  • 4. De commissie kan zich desgewenst door andere adviseurs laten bijstaan.

  • 5. Uit de commissie worden vier subcommissies gevormd, elk met een eigen voorzitter, te weten:

    • a.

      Subcommissie I, bestaande uit ten minste:

    • een architectlid en twee monumentenspecialisten (restauratiearchitect/architectuurhistoricus);

    • b.

      Subcommissie II, bestaande uit ten minste:

    • twee architectleden en een monumentenspecialist (restauratiearchitect/architectuurhistoricus);

    • c.

      Subcommissie III, bestaande uit ten minste:

    • twee architectleden en een monumentenspecialist (restauratiearchitect/architectuurhistoricus);

    • d.

      Subcommissie IV, bestaande uit ten minste:

    • drie monumentenspecialisten, waaronder een bouwhistoricus.

  • 6. Een subcommissie vergadert met tenminste de helft van het aantal zitting hebbende leden.

  • 7. Een subcommissie besluit bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken, heeft de voorzitter van de subcommissie een beslissende stem.

  • 8. Een subcommissie kan uit eigen beweging ambtelijke en niet-ambtelijke deskundigen raadplegen of uitnodigen ter vergadering, indien dit door de subcommissie voor een juiste taakuitoefening wenselijk wordt geacht.

  • 9. De subcommissies I, II en III adviseren, namens de voltallige commissie, over de gebieden zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart. Subcommissie IV adviseert, namens de voltallige commissie, over het gebied van de gehele gemeente.

Artikel 3 Benoeming en zittingsduur

  • 1. De voorzitter, de voorzitters van de subcommissies en de overige leden van de commissie en hun plaatsvervangers worden op voorstel van het college door de raad benoemd.

  • 2. Een lid van de commissie mag geen lid zijn van de gemeenteraad, een stadsdeelraad, het college of het dagelijks bestuur van een stadsdeel van de gemeente Amsterdam en mag geen ambtenaar zijn in dienst van de gemeente Amsterdam.

  • 3. De leden van de commissie kunnen worden benoemd voor een termijn van ten hoogste drie jaar. Zij kunnen eenmaal worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste drie jaar, al dan niet als plaatsvervangend lid.

  • 4. Leden en hun plaatsvervangers kunnen, mits daarvoor gerede aanleiding is, dan wel op eigen verzoek, door de raad tussentijds van hun taak worden ontheven.

  • 5. De adviseurs beeldende kunst, woonboten en historische schepen van de commissie worden door het college benoemd voor een termijn van ten hoogste drie jaar. Zij kunnen worden herbenoemd, al dan niet als plaatsvervangend adviseur.

  • 6. Adviseurs en hun plaatsvervangers kunnen, mits daarvoor gerede aanleiding is, dan wel op eigen verzoek, door het college tussentijds van hun taak worden ontheven.

Artikel 4 Jaarlijkse verantwoording

  • 1. De commissie stelt voor de raad jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden, waarin ten minste aan de orde komt:

    • a.

      op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit de welstandsnota;

    • b.

      de werkwijze van de commissie;

    • c.

      op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen;

    • d.

      de aard van de beoordeelde plannen;

    • e.

      de bijzondere projecten.

  • 2. De commissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.

Artikel 5 Termijn van advisering

  • 1. De commissie brengt het advies in het kader van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen uit binnen vier weken nadat door of namens het college of het stadsdeelbestuur daarom is verzocht.

  • 2. Indien toepassing is gegeven aan art. 3.9.2 wabo kan de adviestermijn met ten hoogste zes weken worden verlengd.

  • 3. De commissie brengt het advies over andere aanvragen dan bedoeld in het eerste lid van dit artikel uit binnen de termijn die daarvoor door het college of het stadsdeelbestuur is gegeven.

Artikel 6 Secretariaat

  • 1. De commissie en haar subcommissies worden in hun werkzaamheden bijgestaan door een ambtelijk secretariaat; het Bureau van de Commissie voor Welstand en Monumenten.

  • 2. De secretaris van de commissie, zijnde het hoofd van het Bureau van de Commissie voor Welstand en Monumenten, is een door het college aan te wijzen ambtenaar.

  • Artikel 7 Afdoening onder mandaat

  • 1. De commissie kan de advisering over een aanvraag om advies, of een aanvraag om vooroverleg mandateren aan een of meerdere daartoe aangewezen leden.

  • 2. Het adviseren over aanvragen die behoren tot een categorie waarover de mening van de commissie als bekend mag worden verondersteld, kan door de commissie gemandateerd worden aan een daartoe aangewezen deskundig medewerker van het secretariaat.

  • 3. In elk geval van twijfel legt de gemandateerde de aanvraag om advies of vooroverleg alsnog voor aan de commissie.

Artikel 8 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting

  • 1. De behandeling van aanvragen om advies of vooroverleg door, of onder mandaat van de commissie is openbaar. De agenda voor de vergadering van de commissie wordt tijdig op het secretariaat van de commissie ter inzage gelegd, dan wel op een andere geschikte wijze bekendgemaakt.

  • 2. Indien het college, of stadsdeelbestuur al dan niet op verzoek van de aanvrager een verzoek doet tot niet-openbare behandeling, dient het college of stadsdeelbestuur daaraan een belang als bedoeld in artikel 10 Wet openbaarheid bestuur ten grondslag te leggen.

    De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling, als de adviezen.

  • 3. Indien de aanvrager van een vergunning hierom bij het indienen van de aanvraag om vergunning heeft verzocht, wordt deze door of namens de commissie in staat gesteld tot het geven van een toelichting op de aanvraag.

  • 4. In het geval dat een aanvraag in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, wordt de aanvrager ervan op de hoogte gesteld tijdens welke vergadering van de commissie de aanvraag wordt behandeld.

  • 5. Belanghebbenden, niet zijnde de aanvrager, hebben in toelichtende zin spreekrecht.

Artikel 9 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht

  • 1. De commissie adviseert en motiveert haar advies schriftelijk.

  • 2. De commissie geeft in haar advies duidelijk aan op grond van welke taakstelling als bedoeld in artikel 1 zij haar advies uitbrengt. De commissie vermeldt desverlangd ook een minderheidsstandpunt.

  • 3. Zodra het advies is uitgebracht, wordt het door of namens het college of stadsdeelbestuur gevoegd bij de aanvraag.

Artikel 10 Huishoudelijk reglement

  • 1. De commissie stelt een huishoudelijk reglement op, waarin ten minste is geregeld:

    • a.

      de taken van de voorzitter(s);

    • b.

      de nadere regeling omtrent de werkwijze van de commissie;

    • c.

      de aan het secretariaat overgedragen bevoegdheden.

Artikel 11 Honorering

Voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie en subcommissies genieten de leden een vergoeding, die door de raad wordt vastgesteld in de Verordening geldelijke voorzieningen externe commissieleden. De door de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) opgestelde regels worden hierbij als richtlijn gehanteerd.

Artikel 12 Integriteit

  • 1. De voorzitter of andere leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins bij een door een subcommissie te beoordelen plan of aanvraag om advies of vooroverleg betrokken zijn, onthouden zich van medewerking aan de beoordeling daarvan en zijn bij de beraadslaging, beoordeling en advisering niet in de vergadering aanwezig.

  • 2. De leden en adviseurs van de commissie mogen geen actief lid (voorzitter, secretaris, penningmeester, bestuurslid) zijn van een belangenorganisatie.

Artikel 13 Overgangsbepaling

De op grond van de aangepaste Verordening op de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam 2005 benoemde leden worden geacht te zijn benoemd ingevolge deze verordening.

.

Toelichting

Toelichting

De Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam combineert de wettelijk verplichte commissies op het gebied van welstand en op het gebied van de monumentenzorg.

Ingevolge artikel 8, lid 6, van de Woningwet dienen in de Bouwverordening nadere bepalingen te zijn opgenomen met betrekking tot de samenstelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie.

Artikel 1, lid 1 van de Monumentenwet 1988 schrijft voor dat de gemeenteraad een verordening vaststelt waarin ten minste de inschakeling wordt geregeld van een onafhankelijke, deskundige commissie op het gebied van de monumentenzorg die in elk geval tot taak heeft te adviseren over aanvragen om een omgevingsvergunning voor een beschermd monument. In de Erfgoedverordening Amsterdam 2013, alsmede in de Erfgoedverordeningen van de stadsdelen, wordt bepaald dat deze commissie de Commissie voor Welstand en Monumenten is.

De Bouwverordening wordt centraal vastgesteld en is daarmee van toepassing voor de gehele stad. De Erfgoedverordening wordt decentraal vastgesteld.

In de Verordening op de Commissie voor Welstand en Monumenten worden naast de samenstelling, inrichting en werkwijze van de commissie, de taken van de commissie beschreven, zoals het adviseren ten behoeve de vergunning krachtens de Wabo, de Monumentenwet,

de Erfgoedverordening, de Algemene Plaatselijke Verordening en de Verordening op het binnenwater, alsmede eventuele andere bevoegdheden waarbij de behoefte aanwezig is om een advies van de commissie bij de besluitvorming te betrekken.

Bijkomend neemt de Commissie voor Welstand en Monumenten met de inwerkingtreding van voorliggende verordening de taken over van de Commissie Historische Schepen.

De adviestaak is daarom uitgebreid met het adviseren over de historische waarde van woonboten en bedrijfsvaartuigen bij vervangingen en verbouwingen, zoals bedoeld in artikel 2.3, 2.4 en 2.5 van de Verordening op het binnenwater 2010, het adviseren over de historische waarde van passagiers(salon)vaartuigen conform de Uitvoeringsregels grote pleziervaartuigen van historische waarde vastgesteld bij besluit van het college van 20 februari 1996 (Gemeenteblad 1996, afd. 3, volgnummer 18), alsmede het gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen inzake onderwerpen welke historische schepen betreffen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 is de naam van de commissie geïntroduceerd en zijn de taken genoemd waarmee de Commissie voor Welstand en Monumenten, verder te noemen de commissie, en haar subcommissies, op grond van artikel 12 van de Woningwet, artikel 2.1.1.a en artikel 2.26.3 van de Wabo en artikel 6.2 van het Besluit omgevingsrecht en op grond van artikel 15 van de Monumentenwet 1988,

artikel 2.1.1.f Wabo en artikel 10 van de Erfgoedverordening Amsterdam 2013, zijn belast.

Een belangrijk deel van de tijd besteedt de commissie aan het geven van adviezen in het kader van aanvragen om een omgevingsvergunning. Deze taak vloeit voort uit artikel 12 van de Woningwet en artikel 6.2 van het Besluit omgevingsrecht, waarbij de commissie het college of stadsdeelbestuur  adviseert over het al dan niet voldoen aan redelijke eisen van welstand. De commissie hanteert daarbij primair de vastgestelde welstandsnota.

Verder heeft de commissie een taak in het kader van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Amsterdam 2013, die voor de centraal stedelijke gebieden en per stadsdeel vastgesteld is. Daarbij gaat het om het geven van adviezen ten aanzien van monumenten: enerzijds in het kader van aanvragen om een omgevingsvergunning voor het deelaspect monument; anderzijds in het kader van  aanvragen om de aanwijzing van een object als een rijks- of gemeentelijk monument of een gebied als een beschermd stads- of dorpsgezicht. Voor deze laatste taak (de advisering in het kader van de aanwijzing tot rijks- of gemeentelijk monument) is een subcommissie, commissie IV, aan de commissie toegevoegd.

Naast deze bevoegdheden tot advisering kan de commissie worden gevraagd om nader advies uit te brengen in het kader van de voorbereiding van bijvoorbeeld besluitvorming in (toekomstige) ontwikkelingsgebieden. Ook is de commissie belast met de beoordeling of er sprake is of kan zijn van ontsierende reclame in de zin van artikel 4.10 van de Algemene Plaatselijke Verordening.

De commissie kan in het kader van vooroverleg om een preadvies worden gevraagd. Het betreft dan een beoordeling op hoofdlijnen aan de hand van de door het bevoegd gezag beschikbaar gestelde gegevens.

Op grond van de betreffende bepalingen van de Verordening op het binnenwater adviseert de commissie tevens omtrent aanvragen voor het verlenen van een ligplaatsvergunning, een vervangingsvergunning of een verbouwingsvergunning voor een woonboot of bedrijfsvaartuig, omtrent een afwijking van de maximale maatvoering voor een woonboot of een bedrijfsvaartuig, alsmede omtrent een aanvraag voor een ontheffing van het verbod om met pleziervaartuigen die langer zijn dan twaalf meter, op de lengte over het dek gemeten, ligplaats in te nemen. Onder welstand wordt in deze ook de historische waarde begrepen. Ook wordt geadviseerd over de historische waarde van passagiers(salon)-vaartuigen en kan de commissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen inzake onderwerpen welke historische schepen betreffen.

Tenslotte kan de commissie ongevraagd adviseren over zaken die haar wenselijk voorkomen.

Artikel 2

Dit artikel regelt de samenstelling van de commissie. Omwille van een verdeling van de taken zijn uit de commissie vier subcommissies gevormd, genaamd commissie I t/m IV. Voor commissie I, II en III zijn gebieden aangewezen waar zij zich op concentreren. Door de verdeling kunnen specifieke accenten gelegd worden, zoals bijvoorbeeld voor het beschermde stadsgezicht.

De taken van de commissie in het kader van de aanwijzing van rijks- en gemeentelijke monumenten en stads- en dorpsgezichten (en de intrekking van een aanwijzing), zijn opgedragen aan commissie IV. Voor commissie IV geldt geen andere beperking dan de grenzen van de gemeente.

De subcommissies hebben vaste voorzitters teneinde de samenhang en continuïteit van de advisering te waarborgen.

Het wordt aan de commissie overgelaten, afhankelijk van de behoefte, specifieke adviseurs of deskundigen (een architectuurhistoricus, een bouwhistoricus, een stedenbouwkundige, een landschapsarchitect, een specialist op het gebied van historisch interieur of een specialist met andere relevante kennis) aan te trekken.

Kaart als bedoeld in artikel 2, lid 9 van de Verordening op de Commissie voor Welstand en Monumenten: zie bijlage.

Artikel 3

De benoeming en de zittingsduur van een voorzitter of ander lid van een welstandscommissie worden voorgeschreven in artikel 1, onder n en artikel 12b, vierde lid, van de Woningwet. De benoeming en zittingsduur van alle leden van de commissie, inclusief de voorzitters van de subcommissies, worden in artikel 3 overeenkomstig geregeld. Ook de benoeming en zittingsduur van de adviseurs van de commissie worden in artikel 3 geregeld.

De commissie is een onafhankelijke adviescommissie. Het onafhankelijkheidsvereiste geldt voor elk afzonderlijk lid van de commissie.

Artikel 4

De commissie heeft op grond van artikel 12b, derde lid, van de Woningwet de verplichting om een jaarverslag aan de raad aan te bieden. In het verslag wordt tenminste uiteengezet hoe de commissie, bij de beoordeling van adviesaanvragen in het kader van aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen, toepassing heeft gegeven aan de criteria uit de welstandsnota.

Artikel 5

De termijnen voor de behandeling van plannen ter verkrijging van een omgevingsvergunning voor het bouwen staan in de Wabo. Deze termijnen zijn beduidend korter dan voorheen in de Woningwet. Hierdoor ontstaat voor de welstandsadvisering een korte periode. In dit artikel is de advisering binnen de Wabo-termijn vastgelegd in een voorschrift. Een verlenging van de adviestermijn is slechts mogelijk indien op grond van de Wabo de beslistermijn voor de vergunningverlening is verlengd.

Artikel 6

Voor de voortgang van met name de dagelijkse werkzaamheden, maar ook het onderhouden van overleg met diverse instanties is het noodzakelijk om een (ambtelijk) secretariaat in stand te houden, het Bureau van de Commissie voor Welstand en Monumenten. Dit secretariaat is organisatorisch ondergebracht bij een centraal stedelijke dienst, maar functioneert inhoudelijk zelfstandig.

Om de continuïteit in het functioneren van de commissie en het Bureau van de Commissie voor Welstand en Monumenten te garanderen dient de secretaris van de commissie, tevens hoofd van het Bureau van de Commissie voor Welstand en Monumenten door het college in functie te worden benoemd.

Artikel 7

Gelet op de korte beslistermijnen, biedt dit artikel de commissie de mogelijkheid om de afdoening van aanvragen te mandateren aan één of meer van haar leden en/of commissiesecretarissen. 

Artikel 8

Openbaar vergaderen is een fundamenteel beginsel van het openbaar bestuur, dat voor de welstandscommissie expliciet is vastgelegd in artikel 12b, tweede lid, van de Woningwet. De wettelijke taken van de welstandscommissie worden uitgevoerd in openbaarheid. Daarvan kan slechts worden afgeweken als de belanghebbende een beroep doet op artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, als er dusdanige aangelegenheden aan de orde zijn dat daarmee de aanvrager in zijn recht staat openbaarheid te weigeren.

Op grond van artikel 4:7 Awb wordt de aanvrager van een vergunning de mogelijkheid geboden tot toelichting van het bouwplan. Belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2 Awb wordt de mogelijkheid geboden een toelichting te geven.

Artikel 9

De commissie geeft haar advies schriftelijk. Vooral bij een negatief advies is het noodzakelijk om na te kunnen gaan welke argumenten voor de commissie doorslaggevend zijn geweest om een negatief advies af te geven.

De commissie kan op meerdere wijzen worden betrokken bij ontwikkelingen waarover haar oordeel wordt gevraagd. Ten einde duidelijkheid te blijven houden op welke wijze zij gebruik maakt van haar bevoegdheden, is het wenselijk dat er aangegeven wordt in welke hoedanigheid zij adviseert.

Indien er een minderheidsstandpunt is, kan er door diegene die het minderheidsstandpunt vertegenwoordigt, worden verlangd dat diens standpunt uitdrukkelijk in het advies wordt vermeld.

Artikel 10

De werkwijze van de commissie is in grote lijnen vastgelegd in de Verordening in artikel 7. Het huishoudelijk reglement bevat onder meer een nadere uitwerking van de werkwijze, de vergaderorde en de verantwoordelijkheden van het secretariaat. Het huishoudelijk reglement wordt vastgesteld door de voltallige vergadering van de commissie, het plenum.

Artikel 11

De vergoeding die de leden van de commissie ontvangen voor hun inspanningen zijn voor een belangrijk deel afgestemd op de overeenkomstige regeling die de Bond van Nederlandse Architecten (BNA) heeft opgesteld. Het blijft  echter een bevoegdheid van het college om de hoogte van de vergoeding vast te stellen.

Artikel 12

Omdat integriteit ook bij de commissie een rol kan spelen, is deze regeling expliciet opgenomen.

Artikel 13

Om te voorkomen dat de zittende leden opnieuw zouden moeten worden benoemd is in de overgangsregeling vastgelegd dat zij automatisch lid blijven. De termijn waarop zij behoren af te treden blijft in stand.

Bijlage: Kaart behorende bij artikel 2 lid 9 Verordening op de commissie voor welstand en monumenten.pdf (37 Kb)