Bijdrageverordening verblijf in de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang

Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Intitulé

Bijdrageverordening verblijf in de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. 24-uursopvang: tijdelijk verblijf met begeleiding gedurende een volledig etmaal of langer, voor mensen die dakloos of thuisloos zijn;

  • b. afhankelijkheidsrelatie: relaties die zich kenmerken door een ongelijkwaardige verdeling van economische en sociale middelen;

  • c. begeleid zelfstandig wonen: woonvorm waarbij cliënten òf zelfstandig wonen òf in kleine gemeenschap, begeleiding en/of dagbesteding krijgen, maar de woning op naam staat van de instelling en cliënten (nog) geen regie hebben over de financiële aspecten van het wonen;

  • d. bijdrage: bijdrage die de cliënt op grond van deze verordening verschuldigd is voor verblijf in de maatschappelijke opvang, vrouwen- of mannenopvang op basis van deze verordening;

  • e. bijstandsnorm: van toepassing zijnde norm exclusief vakantietoeslag als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 30 van de Wet werk en bijstand;

  • f. cliënt: natuurlijk persoon van 18 jaar of ouder die eventueel samen met minderjarige kinderen gebruikmaakt van een voorziening in de maatschappelijke opvang, vrouwen- of mannenopvang;

  • g. college: college van burgemeester en wethouders van Amsterdam;

  • h. crisisopvang: kortdurend voltijdverblijf naar aanleiding van een crisissituatie, op voor specifiek dat doel bestemde plekken, voor maatschappelijke opvang gedurende drie aaneengesloten dagen, en voor vrouwen- of mannenopvang gedurende tien dagen;

  • i. instelling: rechtspersoon die een voorziening voor maatschappelijke opvang of vrouwen- of mannenopvang exploiteert ten laste van de Bijzondere Subsidieverordening voor opvang en begeleiding van kwetsbare burgers;

  • j. maatschappelijke opvang: opvang, bedoeld in artikel1, eerste lid, onder c, van de wet;

  • k. mannenopvang: opvangplaatsen die worden bestemd voor mannelijke slachtoffers van ernstige bedreiging door geweld in afhankelijkheidsrelaties in de leeftijd van 14 jaar en ouder;

  • l. nachtopvang: bieden van verblijf gedurende de nacht binnen het kader van de maatschappelijke opvang en vrouwen- of mannenopvang;

  • m. norm voor persoonlijke uitgaven: minimaal de van toepassing zijnde normbedragen exclusief vakantietoeslag vermeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, vermeerderd met de standaard basispremie zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, Wet op de zorgtoeslag;

  • n. safehouse: opvangvoorziening op een strikt anoniem adres, waar mensen die van de binnen een afhankelijkheidsrelatie zeer ernstig worden bedreigd, tijdelijk kunnen verblijven;

  • o. stoelenproject: bijzondere vorm van nachtopvang waarin enkel de meest basale vorm van onderdak wordt geboden, zonder toegangsbeoordeling;

  • p. verblijf: onderdak, in elk geval met een slaapplaats, en verder al dan niet inclusief voeding, douche en eventueel andere diensten of faciliteiten;

  • q. vrouwenopvang: opvang, bedoeld in artikel1, eerste lid, onder d, van de wet;

  • r. wet: Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

  • s. winterkoudeopvang: bijzondere vorm van nachtopvang gedurende een afgebakende periode wanneer er sprake is van extreme koude, waarbij het aantal plaatsen tijdelijk wordt uitgebreid;

  • t. zwerfjongeren: feitelijk of residentieel daklozen onder de 23 jaar met meervoudige problemen.

Hoofdstuk 2 Bijdrageplicht bij verblijf in maatschappelijke opvang of vrouwenopvang

Artikel 2

  • 1. De cliënt die verblijft in de maatschappelijke opvang (waaronder begeleid zelfstandig wonen), vrouwen- of mannenopvang draagt bij in de kosten.

  • 2. De bijdrage is verschuldigd voor iedere dag dan wel nacht waarop de cliënt verblijft in de maatschappelijke opvang, vrouwen- of mannenopvang.

  • 3. Het eerste lid geldt niet voor:

    • a

      safehouse;

    • b

      stoelenproject;

    • c

      winterkoudeopvang.

  • 4. Het eerste lid geldt wel voor de crisisopvang, met terugwerkende kracht wanneer de cliënt langer dan tien dagen in de opvang verblijft.

  • Artikel 3

  • 1. Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de hoogte, de vaststelling en de betaling van de bijdrage.

  • 2. Bij het bepalen van de hoogte van de bijdrage kan het college verschil maken tussen verschillende voorzieningen en bijkomende diensten die instellingen aan het verblijf koppelen.

  • 3. Het college kan regels stellen ter verrekening van vorderingen als bedoeld in artikel4.8 van het Besluit Maatschappelijke ondersteuning.

  • 4. Het college stelt de hoogte van de bijdrage vast, met inachtneming van de dan geldende bijstandsnormen en de norm voor persoonlijke uitgaven. Wanneer deze normen worden bijgesteld, worden de bedragen automatisch en zonder nader besluit van het college hieraan aangepast.

  • 5. Het college kan in aanvulling op deze verordening een lijst laten vaststellen met locaties en plekken waar eigen bijdrage wordt geheven.

Hoofdstuk 3 Slot en overgangsbepalingen

Artikel 4. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Bijdrageverordening verblijf in de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang Amsterdam.

Toelichting

I.

Al sinds jaar en dag geldt een bijdrageplicht voor verblijf in de maatschappelijke opvang (MO) en vrouwenopvang (VO). Vanwege een wetswijziging Wmo moeten gemeenten vanaf 1 januari 2014 voor het heffen van een bijdrage voor verblijf Mo en VO een verordening hanteren. De Wmo regelt over de bijdrage MO en VO het volgende:

- de maximaal te heffen eigen bijdrage is zodanig dat mensen minimaal zak- en kleedgeld overhouden;

- de vaststelling en inning van de eigen bijdrage gebeurt door gemeenten.

Daarnaast wordt in de wet geregeld dat mensen die langer dan één nacht in de MO of VO verblijven, geen eigen bijdrage AWBZ hoeven te betalen.

Bij het ontwerpen van deze verordening is uitgegaan van een aantal uitgangspunten die gelden bij het heffen van een bijdrage bij cliënten die verblijven in voorzieningen voor maatschappelijke opvang en vrouwen- of mannenopvang. Deze uitgangspunten zijn:

1. Het is redelijk dat de cliënt als gebruiker van een voorziening voor MO en VO voor verblijf een prijs betaalt voor de aangeboden diensten of voorzieningen die direct aan de individuele gebruiker ten goede komen.

2. Het verblijf kan een besparing voor de cliënt betekenen als door een instelling wordt voorzien in huisvesting, voeding etc.

3. De bijdrage is waar mogelijk één van de instrumenten ter bevordering van door- en uitstroom.

4. De bijdrage die geheven wordt, mag nooit hoger zijn dan de kostprijs van de geboden voorziening.

5. De inkomsten vanuit de bijdragen dragen bij aan de exploitatie van de instellingen voor MO en VO.

Deze uitgangspunten leiden tot de keuze dat in de nachtopvang - met uitzondering van het stoelenproject en de winterkoudeopvang - een bijdrage wordt geheven, evenals in de 24-uursopvang, uitgezonderd safehouses en de crisisopvang. Voor de crisisopvang binnen de vrouwen- of mannenopvang geldt dat de uitzondering komt te vervallen zodra de cliënt langer dan tien dagen in de opvang verblijft. Achtergrond hiervan is dat in die situatie het inkomen geregeld is en de cliënt daarmee in staat kan worden geacht met terugwerkende kracht de bijdrage te kunnen betalen. Qua fysieke voorziening is de mannenopvang een vorm van begeleid wonen. Dat neemt niet weg dat mannen hier ook in de crisisfase opgenomen worden, waarvoor dan eigenlijk de regeling als bij de crisisplaatsen geldt. De bijdrage die cliënten in begeleid zelfstandig wonen betalen, wordt niet als een bijdrage beschouwd, omdat het hier werkelijke woonkosten betreft. De betaling van de werkelijke kosten treedt feitelijk in de plaats van de bijdrage.

In aansluiting op de Wet maatschappelijke ondersteuning is de verordening alleen van toepassing op natuurlijke personen van 18 jaar en ouder. Met de begripsbepaling van de cliënt is de verordening daarmee tot deze groep personen beperkt. Alleenstaande jongeren jonger dan 18 vallen onder de Jeugdzorg. Dit betekent niet dat kinderen jonger dan 18 jaar uitgesloten zijn van het gebruik van het aanbod van opvang door instellingen, maar dan alleen als zij vanwege problematiek van een ouder samen met die ouder in de opvang verblijven. Voor kinderen in die situatie geldt de bijdrage niet.

Zowel bij de bijstandsnorm als bij de norm voor persoonlijke uitgaven wordt de vakantietoeslag buiten beschouwing gelaten. Deze toeslag is voor de cliënt noodzakelijk voor bijzondere uitgaven zoals schuldaflossing en om te sparen voor grotere uitgaven.

Artikelsgewijs

Wat betreft crisisopvang geldt dat het alléén gaat om de voor crisis bestemde plekken waar de GGD de regie over heeft, en voor de duur van die crisis, die in de definitie is beperkt tot drie (MO) respectievelijk tien (VO) dagen.

Bij artikel 1: onder i (definitie MO): hieronder valt ook opvang van zwerfjongeren (18- tot 23-jarigen).

Bij artikel 1: onder de nachtopvang (1 onder l) valt ook het instroomhuis.

Bij artikel 1: onder t (definitie zwerfjongeren): residentieel daklozen zijn personen die als bewoner ingeschreven staan bij een instelling voor maatschappelijke opvang.

Artikel 2.1: voor begeleid zelfstandig wonen geldt dat mensen toegroeien naar een zelfstandige situatie. Zij betalen daarbij aan de instelling een vergoeding voor de kosten van wonen. Dit staat feitelijk gelijk aan het betalen van een eigen bijdrage.

Artikel 2.3: mensen die omwille van extreme dreiging worden opgenomen in een safehouse, zijn uitgezonderd van het betalen van een eigen bijdrage. Omwille van de veiligheid moeten alle verwijzingen in administraties, die de anonimiteit van de verblijfplaats kunnen aantasten, vermeden worden. Om die reden kunnen slachtoffers die in een safehouse wonen, geen uitkering of andere voorzieningen aanvragen.

Artikel 2.4: Vrouwen die via crisisopvang binnen de vrouwenopvang komen en daarop aansluitend langer verblijven, zijn in staat om met terugwerkende kracht vanaf de eerste dag van verblijf de bijdrage te betalen. Zij zijn hiertoe in staat omdat bij verblijf langer dan tien dagen het inkomen met terugwerkende kracht geregeld wordt. Dit geldt ook voor de mannenopvang. Qua fysieke voorziening is de mannenopvang een vorm van begeleid wonen. Dat neemt niet weg dat mannen hier ook in de crisisfase opgenomen worden, waarvoor dan eigenlijk de regeling als bij de crisisplaatsen geldt.

Artikel 3.5: met dit artikel wordt de mogelijkheid geboden een lijst vast te stellen waarin per voorziening wordt aangegeven welk bijdrageregime geldt. Een dergelijke lijst biedt helderheid aan alle betrokken partijen.

II.

Hoewel de feitelijke uitvoering van de maatschappelijke opvang en vrouwen- of mannenopvang beleidstechnisch en regelgevingstechnisch, en financieel, altijd bij de centrale stad was belegd, is dit nooit formeel in de Verordening op de stadsdelen vastgelegd. Dit kan een formeel juridisch bevoegdheidsprobleem opleveren.

Daarom is het wenselijk om, nu wij door opname in bijlage A toch vastleggen dat de Bijdrageverordening een aangelegenheid van de centrale stad is, meteen vast te leggen dat dit ook geldt voor de maatschappelijke opvang als beleidsveld in zijn geheel.