Regeling vervallen per 03-08-2023

Subsidieregeling Gehandicaptensport

Geldend van 01-07-2015 t/m 02-08-2023

Intitulé

Subsidieregeling Gehandicaptensport

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 .             Begripsomschrijvingen

  • In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a. ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • b. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • c. gehandicapten: mensen met een lichamelijke, verstandelijke, visuele of auditieve beperking, met gedragsstoornissen en autisme en chronisch zieken;

  • d. sportbond: een overkoepelende organisatie van sportverenigingen/organisaties die rechtstreeks is aangesloten bij het Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF);

  • e. sporten: sport- en bewegingsactiviteiten die in de vrije tijd worden beoefend anders dan op medisch voorschrift;

  • f. organisatie: een rechtspersoon die sport- en beweegactiviteiten dan wel een sportevenement aanbiedt voor gehandicapten in Amsterdamwaarbij de activiteiten niet onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of door zorgverzekeraar kunnen worden vergoed of gedekt;

  • g. sportplan: het vigerende sportplan dat is vastgesteld door de gemeenteraad;

  • h. sportvereniging: een organisatie aangesloten bij een sportbond en waarvan de activiteiten zich afspelen op het grondgebied van de gemeente Amsterdam, of op een locatie die eigendom is van de gemeente Amsterdam;

  • i. subsidie: een eenmalige subsidie

Artikel 2.             Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3.              Doel subsidieregeling

Deze subsidieregeling is van toepassing op het beleidsterrein sport. Het doel van deze subsidieregeling is de sportdeelname van gehandicapten enerzijds te verhogen door sportverenigingen en organisaties te stimuleren om (structureel) sportaanbod voor gehandicapten te realiseren. Anderzijds door het organiseren van eenmalige sportactiviteiten en -evenementen die gericht zijn op gehandicapten.

Artikel 4.             Subsidiabele activiteiten

  • Het college kan eenmalig subsidie verlenen ten behoeve van:

  • 1. extra kosten die een sportvereniging maakt om gehandicaptensport binnen hun vereniging mogelijk te maken, , met een maximum van € 5.000 per boekjaar per sportverening. De bijdrage voor vervoer naar uitwedstrijden is  maximaal € 300 per uitwedstrijd. Sportverenigingen met sportaanbod voor gehandicapten met een hoge dwarslaesie  kunnen per uitwedstrijd maximaal een bijdrage ontvangen van

    € 700. per uitwedstrijd. Voor bouwkundige aanpassingen worden geen middelen beschikbaar gesteld.

  • 2. eenmalige sportactiviteiten en eenmalige sportevenementen gericht op gehandicapten

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

Artikel 5.             Subsidieplafond

  • 1. Het college bestuur stelt voor de activiteiten die volgens deze subsidieregeling voor

    subsidie in aanmerking komen jaarlijks subsidieplafonds vast voor:

    • a.

      de activiteiten als bedoeld in artikel 4 lid 1 (subsidieplafond A) van deze regeling;

    • b.

      de activiteiten als bedoeld in artikel 4 lid 2 (subsidieplafond B) van deze regeling

  • 2. Indien het totaal van de te verlenen aanvragen voor de activiteiten als bedoeld in

     artikel 4 lid 1 lager is dan het subsidieplafond, wordt het overschot van subsidieplafond A

     overgeheveld naar subsidieplafond B.

Artikel 6.Verdeelsleutel subsidieplafond

  • 1. Als het bedrag van het subsidieplafond A lager is dan de som van de maximaal toe te kennen subsidiebedragen, weigert het college alle aanvragen gedeeltelijk met een gelijk percentage.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 7.              De aanvrager

Subsidie kan worden aangevraagd door sportverenigingen; Subsidie als bedoeld in  artikel 4  lid 2 kan ook worden aangevraagd door andere organisaties.

Artikel 8.             Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • 1. De subsidieaanvrager maakt gebruik van de door het college vastgestelde aanvraagformulier;

  • 2. Voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 4.1 moet uit de begroting blijken wat de extra kosten zijn ten opzichte van de kosten voor  aanbod van sport voor niet gehandicapten;

  • 3. Voor uitwedstrijden moet het aantal begrote uitwedstrijden worden opgegeven en de begrote kosten per wedstrijd  inclusief een overzicht van het aantal uitwedstrijden en de daadwerkelijke kosten van vervoer van het jaar ervoor;

  • 4. Voor beide activiteiten moet uit de begroting blijken dat er meer inkomsten zijn dan alleen de aangevraagde subsidie

Artikel 9.             Aanvraagtermijn eenmalige subsidies

  • 1. In afwijking van artikel 6 van de ASA 2013 wordt een subsidieaanvraag voor een subsidie voor de activiteiten onder artikel 4 lid 1 wordt vóór 1 oktober van het jaar, voorafgaand aan het (boek)jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, ingediend bij het college.

  • 2. De activiteiten voor een subsidie voor de activiteiten onder artikel 4 lid 2 kunnen gedurende het hele jaar worden aangevraagd worden in behandeling genomen in de volgorde van ontvangst, conform artikel 7 lid 2 van de ASA.

Artikel 10.           Beslistermijn

  • a.

  • In afwijking van artikel 8 van de ASA 2013 beslist het college op een aanvraag voor een eenmalige subsidie onder artikel 4 lid 1 vóór 1 januari van het desbetreffende boekjaar

  • b.

  • Het college beslist op een aanvraag van subsidie onder artikel 4 lid 2 conform artikel 8 lid 2 en 3 van de ASA. 

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 11.           Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Gehandicaptensport

Toelichting

Toelichting bij de subsidieregeling

Algemene toelichting

Het doel van de subsidieregeling is de sportdeelname van gehandicapten te verhogen. Twee doelen uit het Sportplan 2013-2016 staan daarbij centraal: “55% van de leerlingen voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs is lid van een sportvereniging of een andere sportaanbieder”en 75% van de volwassen Amsterdammers doet wekelijks aan sport”. Gehandicapten sporten minder dan niet gehandicapten. In het Sportplan ligt de nadruk op risicogroepen, waaronder gehandicapten. Ook in het coalitie-akkoord 2014-2018 staat dat de ambitie is om gehandicaptensport een duidelijke focus te geven.

De ASA 2013 en de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing op de onderwerpen waarover in de subsidie  geen aparte bepalingen zijn opgenomen.

Artikelgewijze toelichting bij de Subsidieregeling Gehandicapten Sport

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De begripsomschrijvingen zijn voor de termen over subsidie en bestuur, de termen die in de ASA of in de gemeente Amsterdam worden gehanteerd. De sporttermen zijn zoveel mogelijk conform de landelijke definities van Onbeperkt Sportief, NOC*NSF of zoals de termen binnen de gemeente Amsterdam worden gehanteerd.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

In dit artikel is de toepasselijkheid van de ASA 2013 geregeld. Voor zover deze nadere regel geen afwijkende bepalingen bevat, gelden de bepalingen van de ASA 2013 onverkort.

Artikel 3  Doel subsidieregeling en Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Het doel van deze subsidieregeling is om sportdeelname te verhogen, omdat de sportparticipatie van gehandicapten aanzienlijk lager is dan bij niet gehandicapten. Het doel van de gemeente Amsterdam  is om de sportdeelname te verhogen.

Dit doel moet worden bereikt door sportaanbieders te ondersteunen die gehandicaptensport aanbieden of willen aanbieden. Daarbij wordt voor subsidiabele activiteiten zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 een vergelijking gemaakt met de kosten die een sportvereniging aanbieder moet maken ten opzichte van een sportverenigingen voor niet gehandicapten. Het gaat om de extra kosten en niet om het gehele aanbod te ondersteunen, vandaar het gemaximaliseerde bedrag van € 5.000 per aanbieder. Ook om zoveel mogelijk aanbieders aan deze regeling mee te laten deelnemen. Om beide mogelijk te maken, en jaarlijks een afweging te kunnen maken, betreft het een eenmalige subsidie. Voor sommige sportverenigingen geldt dat zij dit slechts 1 of 2 keer nodig hebben, voor andere aanbieders geldt dat ondersteuning meerdere jaren noodzakelijk of zelfs structureel nodig is.

Activiteiten die voor subsidie onder artikel 4 lid 1  aanmerking zouden kunnen komen zijn: het opleiden van trainers en bestuursleden, kostenvergoeding voor extra kosten voor vervoer naar uitwedstrijden, extra kosten voor bijvoorbeeld huur van een sportaccommodatie maar ook aanschaf van aangepaste sportmaterialen. Vervoer naar trainingen is de verantwoordelijkheid van de sporter zelf. Hier zijn andere regelingen voor, zowel via de gemeente Amsterdam als landelijk via Onbeperkt Sportief. De Sportverenigingen moeten wel zijn aangesloten bij het NOC*NSF, direct of indirect zoals bijvoorbeeld via de Sportbond Gehandicaptensport. Voor bouwkundige aanpassingen zijn andere subsidie mogelijkheden, zoals het Sportaccommodatieplan en de subsidieregeling verenigingsaccommodaties.

Voor uitwedstrijden moet inzichtelijk zijn het aantal uitwedstrijden voor het komende boekjaar alsmede een overzicht van het aantal uitwedstrijden van het vorige boekjaar met de daadwerkelijke kosten. Per uitwedstrijd is maximaal een bedrag van € 300 beschikbaar en voor  uitwedstrijden van gehandicapten met een hoge dwarslaesie is de maximale bijdrage voor sportverenigingen € 700. Uit de begroting moet blijken dat het vervoer niet volledig wordt gesubsidieerd maar dat ook andere inkomsten worden opgevoerd (bijvoorbeeld eigen bijdrage van deelnemers). Voor bouwkundige aanpassingen aan sportaccommodaties is deze regeling niet bedoeld, daarvoor zijn andere middelen in de begroting gereserveerd en regelingen, zoals het sportaccommodatieplan en de subsidieregeling verenigingsaccommodaties.

Anderzijds moet de sportparticipatie stijgen door het ondersteunen van eenmalige activiteiten en evenementen die zich richten op gehandicaptensport, waardoor gehandicaptensport onder de aandacht wordt gebracht.  Hiervoor kunnen eenmalige trainingen, toernooien of evenementen die zich richten op gehandicaptensport worden gesubsidieerd.

Artikel 5 Subsidieplafond

Voor beide activiteiten wordt jaarlijks door het College een subsidieplafond ingesteld. Dit is ook omdat het beschikbare bedrag per begrotingsjaar kan verschillen en ook zal worden aangepast op basis van ervaringen uit voorgaande jaren. Voor beide activiteiten wordt een subsidieplafond vastgesteld. Omdat voor de activiteiten als bedoeld in artikel 4.1, extra kosten van sportaanbod voor gehandicapten, met een maximum van € 5.000, voor 1 oktober van het boekjaar de subsidie moet worden aangevraagd, zal als het subsidieplafond niet volledig wordt benut, het niet bestede bedrag worden toegevoegd aan het subsidieplafond voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 4.2 , eenmalige sportactiviteiten en eenmalige sportevenementen gericht op gehandicapten. Voor deze activiteiten kan het hele jaar subsidie worden aangevraagd en zo blijven de middelen bestemd voor gehandicaptensport.

Artikel 6 Verdeelsleutel subsidieplafond

Deze bepaling inzake de verdeling van het subsidieplafond wijkt voor de activiteiten onder artikel4 lid 1 af van de regeling in de ASA 2013. Als het subsidieplafond lager is dan de som van de maximaal toe te kennen subsidiebedragen aan de organisaties, worden alle toe te kennen bedragen verminderd met een gelijk percentage. Dit is het zogenaamde ‘kaasschaafmodel’. Het college heeft hiervoor gekozen vanwege het uitgangspunt dat er een diverse vertegenwoordiging van de doelgroep en dus meerdere organisaties in aanmerking komen voor subsidie.

Voor de activiteiten onder artikel 4 lid 2 geldt dat gedurende het gehele jaar subsidies kunnen worden aangevraagd, tot het moment dat het subsidieplafond is bereikt. Daarna kunnen er geen subsidies meer worden toegekend.

Artikel 7

Voor activiteiten onder artikel 4 lid 1 kan subsidie worden aangevraagd door sportverenigingen, de definitie is dat de sportaanbieder lid moet zijn van het NOC*NSF, dat kan direct maar ook indirect via bijvoorbeeld de Sportbond Gehandicaptensport Nederland. Voor activiteiten zoals beschreven in artikel 4 lid 2 kunnen ook organisaties een subsidie aanvragen die niet lid zijn van het NOC*NSF. Daarbij is het evenement of activiteit het uitgangspunt, de aanvrager moet wel een rechtspersoon zijn en niet een natuurlijk persoon.

Artikel 8

Het college heeft een aanvraagformulier vastgesteld. Deze moet volledig worden ingevuld en is onderdeel van de subsidieaanvraag.

 Uit de begroting moet voor de activiteiten onder artikel 4 lid 1 duidelijk blijken dat het om meerkosten gaat, wat zijn de extra kosten die verenigingen maken ten opzichte van kosten die niet gehandicapten. Voor de vervoersregeling naar uitwedstrijden gelden de tarieven zoals vermeld in artikel 4 lid 1 en de daarbij behorende toelichting. Voor de overige kosten, zoals cursussen en huur, moeten de extra kosten inzichtelijk gemaakt worden. Uit de begroting moet ook blijken wat de bijdrage van derden (niet zijnde gemeente Amsterdam) is, en voor welke kosten de subsidie is bestemd.

Voor eenmalige activiteiten en evenementen (artikel 4 lid 2) geldt dat uit de begroting duidelijk moet blijken dat de gemeente Amsterdam niet de gehele activiteit of evenement subsidieert, maar dat er ook andere inkomstenbronnen zijn (niet zijnde subsidies of andere bijdragen van de gemeente Amsterdam).

Artikel 9 Aanvraag termijn eenmalige subsidies

De termijn voor indiening van een subsidieaanvraag voor periodieke subsidies (vóór 1 oktober) is geregeld in de ASA 2013. Verder regelt de ASA 2013 géén aanvraagtermijn voor eenmalige subsidies, hetgeen betekent dat deze subsidies het gehele jaar door kunnen worden aangevraagd. Van dit systeem wordt in deze nadere regel voor de activiteiten onder artikel 4 lid 1, extra kosten van sportaanbod voor gehandicapten, met een maximum van € 5.000 per boekjaar, afgeweken. Artikel 9 regelt dat aanvragen voor deze activiteit moet worden gedaan vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de subsidie is bestemd. Omdat de subsidie niet hoger is dan € 5.000 wordt conform de ASA artikel 13 de subsidie meteen vastgesteld en hoeft geen aanvraag tot vaststelling worden ingediend.

Voor de activiteiten onder artikel 4 lid 2 kan gedurende het gehele jaar subsidie worden aangevraagd. De termijnen van aanvraag van vaststelling voor subsidie onder artikel 4 lid 2 zijn conform artikel 13 tot en met 15 van de ASA. Voor subsidies tot en met € 5.000 hoeft geen aanvraag tot vaststelling van de subsidie worden ingediend. Voor subsidies hoger dan € 5.000 maar lager dan € 50.000 dient de aanvrager uiterlijk 8 weken na afloop van de activiteit een aanvraag tot vaststelling van de subsidie bij het college in. De termijn is afhankelijk van de hoogte van het bedrag van de subsidie.

Artikel 10 Beslistermijn

Voor de activiteiten onder artikel 4 lid 1 geldt de aanvraagtermijn van periodieke subsidies, namelijk uiterlijk 1 oktober voor het desbetreffende boekjaar.  Dit betekent ook dat de beslistermijn voor het college gelijk is aan die van de periodieke subsidies, namelijk voor 1 januari van het desbetreffende boekjaar.

Voor de activiteiten onder artikel 4 lid 2, voor eenmalige activiteiten en evenementen, geldt de aanvraag termijn zoals omschreven in de ASA artikel 8 lid 2, namelijk binnen acht weken na de ontvangst van een volledige subsidieaanvraag. De beslissing kan conform artikel 8 lid 3 van de ASA het college voor  ten hoogste vier weken verdagen. Het college doet daar dan wel tijdig mededeling aan de aanvrager.

De beslistermijn voor de vaststelling van de subsidie is conform artikel 16 van de ASA. Het college stelt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subside vast. Het college kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste zes weken verdagen, dit moet dan wel tijdig worden meegedeeld aan de aanvrager.