Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening precariobelasting 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening precariobelasting 2016

Inhoud

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

  • gemeentegrond: voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond;

  • b.

  • jaar: een kalenderjaar;

  • c.

  • maand: een kalendermaand;

  • d.

  • seizoen: de periode 1 maart tot en met 31 oktober;

  • e.

  • stadsdelen: het grondgebied van de bestuurscommissies en het Westpoortgebied zoals bedoeld in artikel 1 van de Verordening op de bestuurscommissies;

  • f.

  • tabel: de bij deze verordening behorende tabel;

  • g.

  • terras: een gelegenheid waar eet‑ en drinkwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;

  • h.

  • winterseizoen A:  de periode 1 januari tot 1 maart;

  • i.

  • winterseizoen B: de periode 1 november  tot 1 januari;

Artikel 2 Aard van de heffing

  • 1. Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel in de stadsdelen.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven ten behoeve van wie dan wel van degene van wie één of meer voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond afkomstig zijn of aanwezig zijn.

Artikel 4 Maatstaf van heffing; tarieven

  • 1. De belasting wordt geheven aan de hand van en naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Gedeelten van in de tabel vermelde eenheid van oppervlakte wordt voor  een geheel gerekend.

Artikel 5 Belastingtijdvak

Indien de belasting wordt geheven naar jaar- en (winter)seizoentarieven, is het belastingtijdvak het jaar respectievelijk het (winter)seizoen waarin de voorwerpen aanwezig zijn.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7 Tarieftoepassing

  • 1. Bij de toepassing van de tarieven:

    • a.

      wordt de belasting berekend aan de hand van de in de tarieventabel behorende bij deze verordening vermelde tarieven;

    • b.

      wordt de belasting in stadsdeel Centrum berekend aan de hand van de in de tabel onder B vermelde tarieven;

    • c.

      vinden, in afwijking van het bepaalde onder b, met betrekking tot de belastbare feiten in stadsdeel Centrum in straten en gebieden in de tabel als A aangeduid, de daar vermelde tarieven toepassing, waarbij A de volgende straten en gebieden aanduidt:

    • het gebied dat wordt omsloten door de Singelgracht, Lozingskanaal, Brug 78,  Nieuwe Vaart, Oosterdok, Oosterdoksdoorgang, het IJ, Zoutkeetsgracht en het Westerkanaal,  met inbegrip van de (water)wegen of delen daarvan;     

    • d.

      wordt de belasting in stadsdeel Zuid berekend aan de hand van de in de tabel onder D vermelde tarieven;

    • e.

      vinden in afwijking van het bepaalde onder d. met betrekking tot de belastbare feiten in stadsdeel Zuid in straten en gebieden in de tabel als C aangeduid, de daar vermelde tarieven toepassing, waarbij C de volgende straten aanduidt:

    • -

      het gebied omsloten door en inclusief : de Ruysdael kade, de Roelof Hartstraat, de van Baerlestraat, de Vossiusstraat, de Stadhouderskade, de Amsteldijk en de Jozef Israelkade, met uitzondering van de adressen gelegen aan de Ferdinand Bolstraat, het Marie Heinekenplein, het Cornelis Troostplein en de Quellijnstraat tussen de F. Bolstraat en de Eerste van der Helststraat.

    • -

      Beethovenstraat (tussen Noorder en Zuider Amstelkanaal)

    • -

      Willemsparkweg

    • -

      Cornelis Schuytstraat

    • -

      Pieter Cornelisz. Hooftstraat;

    • f.

      wordt de belasting in stadsdeel Zuidoost berekend aan de hand van de in de tabel onder F vermelde tarieven;

    • g.

      vinden, in aanvulling op het bepaalde onder f, met betrekking tot de belastbare feiten in stadsdeel Zuidoost in straten en gebieden in de tabel als E aangeduid, de daar vermelde tarieven toepassing, waarbij E het Bijlmerplein aanduidt;

    • h.

      wordt, voorzover van toepassing, voor de berekening van de belasting uitgegaan van de maten van het grootste buitenwerks gemeten vlak of bij niet‑rechthoekige vlakken van twee denkbeeldig langs de uitersten van het vlak getrokken lijnen, die loodrecht op elkaar staan;

    • i.

      wordt, indien meer dan één voorwerp op gemeentegrond door eenzelfde belastingplichtige wordt gehouden of meer dan één gemeentebezitting wordt gebruikt en deze naar maatschappelijke opvattingen bij elkaar behoren, voor de berekening van de belasting de tussenliggende ruimte mede in aanmerking genomen.

  • 2. In geval van toepassing van jaar‑ of (winter)seizoentarieven worden aanslagen van € 10 of minder niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één aanslag.

Artikel 8 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven indien en voorzover terzake daarvan al uit hoofde van een privaatrechtelijke overeenkomst of een andere gemeentelijke belastingverordening, met uitzondering van de Verordening Binnenwatergeld Beroepsvaart en de Verordening Binnenhavengeld Pleziervaart, een bedrag wordt gevorderd.

Artikel 9 Ontstaan belastingschuld; ontheffing

  • 1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, indien dit later is, op het tijdstip waarop de belastingplicht aanvangt.

  • 2. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaar- en (winter)seizoentarieven, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd naar evenredigheid van het aantal volle kalendermaanden dat na het tijdstip van aanvang van de belastingplicht in het jaar of seizoen nog overblijft.

  • 3. Indien de belastingplicht, bij toepasselijkheid van de jaar- en (winter)seizoentarieven, in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt ontheffing verleend naar evenredigheid van het aantal na de beëindiging van de belastingplicht in het jaar nog resterende volle kalendermaanden.

  • 4. Ontheffing wordt niet verleend indien deze € 10 of minder zou bedragen.

Artikel 10 Betaling

  • 1. Ter zake van belastbare feiten als bedoeld onder 2 van de tabel, moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede één maand later.

  • 2. Ter zake van het innemen van een ligplaats met een woonschip is de aanslag invorderbaar in zoveel gelijke termijnen, als er na de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog kalenderkwartalen in het heffingsjaar overblijven. Op de laatste dag van de eerste maand van elk van die kwartalen vervalt een termijn. Indien in de dagtekening van het aanslagbiljet een latere maand dan de achtste maand van het heffingsjaar waarop de aanslag betrekking heeft, is vermeld, is de aanslag invorderbaar in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de tweede maand, volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders

Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van precariobelasting.

Artikel 13 Ingang heffing, overgangsbepaling en citeertitel

  • 1. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2016.

  • 2. Voor belastbare feiten die zich vóór 1 januari 2016 hebben voorgedaan blijven de op dat moment geldende verordeningen precariobelasting van toepassing.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Precariobelasting 2016.

Tabel 2016 .pdf (182 Kb)