Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan

Geldend van 02-02-2017 t/m heden

Intitulé

Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • In deze subsidieverordening wordt verstaan onder:

  • a. A-Bis: Amsterdamse Basis Infrastructuur bestaande uit daartoe in de Hoofdlijnen aangewezen kunstinstellingen;

  • b. AFK: Amsterdams Fonds voor de Kunst;

  • c. AKr: de Amsterdamse Kunstraad;

  • d. ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • e. college: college van burgemeester en wethouders van Amsterdam;

  • f. contouren: de vooruitblik op een komende kunstenplanperiode met een beschrijving op hoofdlijnen van de beleidsdoelstellingen welke de basis vormt voor gesprekken met de kunstsector;

  • g. culturele infrastructuur: het samenhangend geheel van door de gemeente Amsterdam en het AFK gesubsidieerde instellingen die samen het culturele leven van Amsterdam bepalen;

  • h. gemeenteraad: gemeenteraad van Amsterdam;

  • i. Hoofdlijnen: de door de gemeenteraad vastgestelde nota, waarin het inhoudelijke beleid ten aanzien van de kunst en cultuur, de cultuurpolitieke doelen en het financiële kader voor een periode van vier jaar is uitgezet;

  • j. Inrichtingseisen: de door de gemeenteraad vastgestelde eisen behorende bij de Hoofdlijnen over de wijze waarop en welke informatie door een kunstinstelling dient te worden versterkt bij de aanvraag;

  • k. Kunstenplan: de door de gemeenteraad ter uitwerking van de Hoofdlijnen vastgestelde nota over het gemeentelijk beleid en een overzicht van de door het college te subsidiëren A-Bis en door het AFK te subsidiëren overige instellingen;

  • l. kunstinstelling: professionele instelling met rechtspersoonlijkheid gevestigd in Amsterdam die binnen de gemeente Amsterdam activiteiten uitvoert op het gebied van kunst en cultuur;

  • m. kunstenplanperiode: vierjaarlijkse periode waarbinnen subsidie kan worden verstrekt aan kunstinstellingen door het college en het AFK;

  • n. kunstschouw: een bijzondere adviseur van het college en de gemeenteraad;

  • o. Verkenning: het door de AKr halverwege de kunstenplanperiode geschetst beeld van het culturele landschap, aanwezige functies en hun spreiding binnen de stad, een overzicht van de sterkten en zwakten binnen de cultuursector, de relatie met andere portefeuilles en stadsdelen.

Hoofdstuk 2 Totstandkoming van het Kunstenplan en de rolverdeling tussen de verschillende hierbij betrokken instellingen

Artikel 2 Verkenning, Contouren, Hoofdlijnen en het Kunstenplan

  • 1. Op grond van de Verordening op de Amsterdamse Kunstraad stelt de AKr halverwege de kunstenplanperiode de Verkenning op.

  • 2. Het college heeft, volgend op de Verkenning, tot taak om de Contouren op te stellen.

  • 3. Het college stelt uiterlijk twee maanden voorafgaand aan de termijn waarin de vierjarige Kunstenplansubsidies kunnen worden aangevraagd met inachtneming van de Verkenning en de Contouren, de Hoofdlijnen op en legt deze ter vaststelling voor aan de gemeenteraad.

  • 4. De Hoofdlijnen bevatten in ieder geval:

    • a.

      de beleidsdoelstellingen binnen de culturele infrastructuur ter realisatie waarvan activiteiten voor subsidie in aanmerking komen;

    • b.

      de aanwijzing van de kunstinstellingen die gepositioneerd zijn in de A-BIS ;

    • c.

      de criteria en de uitwerking daarvan die bij de beoordeling van de subsidieaanvragen gehanteerd worden;

    • d.

      het financieel kader waarbinnen de subsidieverstrekking geschiedt en

    • e.

      de subsidieregelingen en - reglementen op basis waarvan subsidies in het kader van het Kunstenplan worden verstrekt.

  • 5. Uiterlijk drie maanden voorafgaande aan het eerste jaar van de Kunstenplanperiode stelt het college het Kunstenplan op en legt dit voor zover het gemeentelijk beleid betreft ter instemming voor aan de gemeenteraad. Bij het Kunstenplan wordt ter kennisname een overzicht gevoegd van de subsidies die het college op grond van deze verordening aan de A-Bis verstrekt en die het AFK op grond van de Hoofdlijnen en de daarbij behorende regelingen verstrekt. De door het AFK verstrekte subsidies maken onderdeel uit van het Kunstenplan.

  • 6. Het college kan de termijn als bedoeld in het derde en vijfde lid , met ten hoogste een maand verlengen.

Artikel 3 De AKr

  • 1. De AKr is een adviescommissie ingesteld op grond van artikel 84 van de Gemeentewet, die het college en de gemeenteraad adviseert op verzoek of uit eigen beweging, over het te voeren beleid op het gebied van kunst en cultuur en over wet- en regelgeving.

  • 2. de Verordening op de Amsterdamse Kunstraad 2016 is op de taken , de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de AKr van toepassing.

Artikel 4 Kunstschouwen

  • 1. Op voordracht van het college bepaalt de gemeenteraad per kunstenplanperiode of er kunstschouwen worden aangesteld, wie de kunstschouwen zijn en gedurende welke periode zij werkzaam zijn.

  • 2. De kunstschouwen hebben tot taak om een visie te ontwikkelen over kunst en cultuur in Amsterdam en om nieuwe ontwikkelingen aan te jagen en het college en de gemeenteraad daarover te adviseren.

  • 3. Het college stelt nadere regels vast over de taak en het functioneren van de kunstschouwen.

Hoofdstuk 3 Periodieke subsidiëring van kunstinstellingen die behoren tot de A-BIS

Paragraaf 3.1 Inleidende bepalingen

Artikel 5 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze verordening uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 6 Doel subsidieverordening

Deze verordening is uitsluitend van toepassing op de vierjarige periodieke subsidies voor activiteiten op het gebied van kunst en cultuur voor zover deze worden uitgevoerd door kunstinstellingen die behoren tot de A-BIS en passen binnen de beleidsdoelstellingen van de hoofdlijnen.

Artikel 7 Subsidiabele activiteiten

Het college verleent een vierjarige periodieke subsidie aan een kunstinstelling die onderdeel uitmaakt van de A-BIS voor activiteiten die passen binnen de beleidsdoelstellingen van de Hoofdlijnen.

Artikel 8 Beoordelingscriteria

  • 1. De aanvragen van A-BIS kunstinstellingen worden beoordeeld aan de hand van de volgende vier criteria:

    • a.

      artistiek-inhoudelijke kwaliteit;

    • b.

      zakelijke kwaliteit;

    • c.

      publieksbereik;

    • d.

      belang voor de stad;

  • 2. In de Hoofdlijnen zijn de criteria genoemd in het eerste en tweede lid en de wijze waarop deze dienen te worden toegepast, nader uitgewerkt.

Paragraaf 3.2 Subsidieaanvraag

Artikel 9 Aanvragers

Subsidie in het kader van deze verordening kan uitsluitend worden aangevraagd door een kunstinstelling die in de Hoofdlijnennota op naam is aangewezen als behorende tot de A-BIS.

Artikel 10 Aanvraag

  • a. In afwijking van artikel 6 van de ASA 2013 geldt een aanvraagtermijn die loopt van 1 december tot en met 1 februari van het jaar voorafgaand aan de nieuwe Kunstenplanperiode, waarbij de aanvraag om uiterlijk 17.00 uur in het bezit moet zijn van de gemeente.

  • b. Een aanvraag bevat in ieder geval de informatie als opgenomen in de Inrichtingseisen en dient te geschieden op de wijze als voorgeschreven in de Inrichtingseisen en de daarin opgenomen formulieren of formats.

  • c. Het college toetst of een aanvraag voldoet aan de inrichtingseisen en of de aanvraag alle voorgeschreven informatie bevat.

  • d. Indien een aanvraag niet volledig is, geeft het college de aanvrager een redelijke termijn om de aanvraag aan te vullen.

Artikel 11 Advies AKr

  • a. De AKr beoordeelt de aanvragen aan de hand van de criteria genoemd in artikel 9 en adviseert het college over de mate waarin een instelling voldoet aan de criteria en over de hoogte van de subsidieverlening.

  • b. Het college verstrekt de AKr in verband met zijn adviestaak informatie betreffende de zakelijke kwaliteit van een aanvrager in de vorm van exploitatieresultaten, vermogenspositie, liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit aan de hand van door de aanvrager overgelegde jaarrekeningen en meerjarenbegrotingen.

  • c. Mocht de aanvraag naar de mening van de AKr inhoudelijk niet aan een of meerdere van de gestelde eisen voldoen, dan wordt de aanvrager door de AKr een redelijke termijn gegund om de aanvraag aan te passen.

Artikel 12 Besluitvorming

  • 1. In afwijking van artikel 8 van de ASA 2013 beslist het college op een aanvraag om een vierjarige periodieke subsidie uiterlijk drie maanden voorafgaande aan het eerste jaar van de Kunstenplanperiode.

  • 2. Een besluit van het college inzake een verlening van een vierjarige periodieke subsidie vindt uitsluitend plaats onder de voorwaarde dat de gemeenteraad voldoende gelden hiervoor beschikbaar stelt op de begroting.

  • 3. De subsidieverlening maakt onderdeel uit van het Kunstenplan zoals genoemd in artikel 2, vijfde lid van deze verordening.

  • 4. Het college kan de termijn voor het nemen van een besluit met ten hoogste een maand verlengen.

Paragraaf 3.3 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 13 Aanvullende verplichtingen

  • 1. Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      de subsidieontvanger neemt actief deel aan de culturele infrastructuur van Amsterdam door bijvoorbeeld toe te zien op (delen van) culturele ketens (ketenverantwoordelijkheid);

    • b.

      de subsidieontvanger gaat aantoonbaar structurele coalities en samenwerkingsverbanden aan met andere kunst- en cultuurinstellingen;

    • c.

      de subsidieontvanger is actief op het gebied van cultuureducatie, cultuurparticipatie en talentontwikkeling voor zover dit past bij de aard en activiteiten van de instelling;

    • d.

      de subsidieontvanger bereikt zoveel mogelijk nieuwe publieksgroepen (met name jong en divers);

    • e.

      De subsidieontvanger geeft uitvoering aan de Code Cultural Governance, de Code Culturele Diversiteit en indien de subsidieontvanger een museum betreft, staat de subsidieontvanger ingeschreven in het Museumregister en geeft uitvoering aan de Ethische Code voor Musea (ICOM) ;

    • f.

      de subsidieontvanger draagt ervoor zorg dat het gebruik van bont in kleding of de verkoop van bont geen deel is van de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt, uitgezonderdbont dat vanuit kunsthistorisch perspectief wordt tentoongesteld of bont dat verwerkt is in materiaal dat hergebruikt wordt waaronder begrepen bestaande decorstukken;

    • g.

      het college kan de aanvrager bij de subsidieverlening verplichten een egalisatiereserve te vormen indien de aard van de te subsidiëren activiteiten en de daarmee samenhangende doelstellingen met betrekking tot de overige inkomsten van de aanvrager daar aanleiding toe geven.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde verplichtingen nader uitwerken in het besluit waarmee de subsidie wordt verleend, dan wel deze verplichtingen gedeeltelijk van toepassing verklaren.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • a. Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die van publicatie in afdeling 3A van het Gemeenteblad.

  • b. De eerste kunstenplanperiode waarop deze verordening van toepassing is, vangt aan op 1 januari 2017.

  • c. De Bijzondere subsidieverordening periodieke subsidiëring in het kader van de Hoofdlijnen en het Kunstenplan is van toepassing op subsidies verleend in het kader van het Kunstenplan 2013 - 2016 en blijft van kracht tot en met 31 december 2016 of zo veel langer als nodig is om de verleende subsidies vast te stellen. De hiervoor bedoelde verordening vervalt met ingang van de achtste dag na die waarop de laatste subsidie is vastgesteld.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan.

Toelichting

Toelichting bij de Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan

Omdat de verordening voor een deel criteria bevat die niet wijzigen ten opzichte van de Bijzondere subsidieverordening periodieke subsidiëring in het kader van de Hoofdlijnen en het Kunstenplan, wordt alleen in de toelichting ingegaan op de belangrijke wijziging in de systematiek.

Algemeen

De Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan is de opvolger van de Bijzondere subsidieverordening periodieke subsidiëring in het kader van de Hoofdlijnen en het Kunstenplan. In de nieuwe verordening wordt, anders dan bij haar voorganger in het algemeen ingegaan op de wijze van totstandkoming van het Kunstenplan en de rolverdeling tussen de verschillende hierbij betrokken instellingen.

Hiervoor is gekozen om aan te sluiten op de stelselwijziging binnen de Kunstenplansystematiek. Het college verleent de vierjarige periodieke subsidies aan de kunstinstellingen die in de Hoofdlijnen zijn aangewezen als A-BIS op grond van de in hoofdstuk 3 opgenomen subsidieregeling. De kunstinstellingen die behoren tot de zogenoemde dynamische vrije ruimte kunnen subsidie aanvragen bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK).

Hoofdstuk 3 is opgesteld aan de hand van het model dat de gemeente hanteert voor het opstellen van nieuwe subsidieverordeningen. De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze verordening uitdrukkelijk wordt afgewezen.

De Hoofdlijnen 2017-2020 geven het beleidskader voor de komende Kunstenplanperiode, waarin tevens omschreven wordt op welke wijze een kunstinstelling voor subsidie in aanmerking kan komen . Daarbij worden in de Hoofdlijnen de beoordelingscriteria, zoals genoemd in artikel 9 van deze verordening nader uitgewerkt en wordt aangeven op welke wijze deze dienen te worden toegepast. De toelichting op deze verordening is dan ook grotendeels te vinden in de Hoofdlijnen.

Artikel 6 Doel subsidieverordening

Dit artikel beperkt het toepassingsbereik van deze verordening tot de vierjarige periodieke subsidies die worden verstrekt aan kunstinstellingen die onderdeel uitmaken van de A-BIS. De verordening is in ieder geval niet van toepassing op subsidies die enerzijds worden verstrekt door het AFK of anderzijds door het college voor wat betreft het cluster cultuureducatie, de Openbare Bibliotheek Amsterdam en de lokale media op grond van de Mediawet.