Regeling vervallen per 03-02-2024

Verordening op de Amsterdamse Kunstraad 2016

Geldend van 02-02-2017 t/m 02-02-2024

Intitulé

Verordening op de Amsterdamse Kunstraad 2016

Inhoud

Definities

Artikel 1

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1. college: college van burgemeester en wethouders van Amsterdam;

  • 2. gemeenteraad: gemeenteraad van Amsterdam;

  • 3. kunstraad: Amsterdamse Kunstraad;

  • 4. kunstenplanperiode: vierjaarlijkse periode waarvoor op basis van de Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan subsidie wordt gevraagd;

  • 5. kunstenplan: de door de gemeenteraad ter uitwerking van de Hoofdlijnen vastgestelde nota over het gemeentelijk beleid en een overzicht van de door het college te subsidiëren A-Bis en door het AFK te subsidiëren overige instellingen;

  • 6. verkenning: een beeld van het culturele landschap, aanwezige functies en hun spreiding binnen de stad, een overzicht van de sterkten en zwakten binnen de cultuursector, de relatie met andere portefeuilles en stadsdelen. De AKr beschikt bij het opstellen van de verkenning over informatie van A-Bis en niet A-Bis en houdt rekening met internationale ontwikkelingen

  • 7. A-Bis instellingen: instellingen die bij de hoofdlijnennota door de gemeente worden aangewezen als instellingen die een essentiële functie vervullen in de stad en samen het fundament vormen van de gesubsidieerde culturele infrastructuur;

  • 8. hoofdlijnen: de door de gemeenteraad vastgestelde nota, waarin het inhoudelijke beleid ten aanzien van de kunst en cultuur, de cultuurpolitieke doelen en het financiële kader voor een periode van vier jaar is uitgezet

Taken

Artikel 2

  • 1. De kunstraad is een adviescommissie ingesteld op grond van artikel 84 van de Gemeentewet en adviseert het college en de gemeenteraad, op verzoek of uit eigen beweging, over het te voeren beleid op het gebied van kunst en cultuur en over wet- en regelgeving.

  • 2. De kunstraad adviseert het college en de gemeenteraad in het algemeen over het kunst- en cultuurbeleid en besteedt daarbij aandacht aan de internationale context waarin dit beleid vorm moet krijgen en aan kunst en cultuur die geen onderdeel uitmaken van de gesubsidieerde sector.

  • 3. De kunstraad adviseert het college en de gemeenteraad in het bijzonder ter voorbereiding van het kunstenplan over de hoofdlijnennota en over de aanvragen van de A Bis instellingen.

  • 4. De kunstraad draagt ter uitvoering van de in het derde lid vermelde advisering de verantwoordelijkheid voor het tijdig opstellen van de verkenning ter voorbereiding van de komende kunstenplan periode.

  • 5. College en gemeenteraad kunnen ieder afzonderlijk maar ook gezamenlijk een adviesaanvraag indienen bij de kunstraad,

  • 6. Advisering wordt gelijktijdig aangeboden aan college en gemeenteraad en is openbaar.

  • 7. Afwijking van de adviezen van de kunstraad vindt beargumenteerd en, voor zover het een afwijking van een advies aan het college betreft, met kennisgeving aan de gemeenteraad plaats.

Leden

Artikel 3

  • 1. De kunstraad bestaat uit een oneven aantal van minimaal vijf en maximaal elf bestuursleden, met inbegrip van de voorzitter en de vicevoorzitter.

  • 2. De gemeenteraad benoemt, herbenoemt en ontslaat de voorzitter en de overige bestuursleden van de kunstraad op voordracht van het college.

  • 3. Voorafgaand aan de benoeming stelt de gemeenteraad, in overleg met het college en na de kunstraad gehoord te hebben, een specifieke profielschets vast van de voorzitter en een generieke profielschets van de overige bestuursleden.

  • 4. Alleen de gemeenteraad kan de specifieke en generieke profielschets aanpassen. Uitzondering hierop is de specifiek per competentie in te vullen disciplinekennis en -ervaring bij de overige bestuursleden. Het college vult de generieke profielen aan met de specifiek per competentie benodigde kennis en ervaring na de kunstraad gehoord te hebben.

  • 5. Voorafgaand aan de voordracht van het college aan de gemeenteraad over een nieuwe voorzitter brengt een onafhankelijke commissie, bestaande uit een door de verantwoordelijke wethouder aan te wijzen persoon, de vicevoorzitter van de kunstraad en een derde persoon, aangewezen met beider instemming, advies uit aan het college.

  • 6. Voorafgaand aan de voordracht van het college aan de gemeenteraad over een nieuw algemeen bestuurslid brengt een onafhankelijke commissie, bestaande uit een door de verantwoordelijke wethouder aan te wijzen persoon, de voorzitter van de kunstraad en een derde persoon, aangewezen met beider instemming, advies uit aan het college.

  • 7. Bij de uitvoering van zijn taak in de onder 3.5 en 3.6 genoemde onafhankelijke commissie, stemt de (vice)voorzitter af met het bureau van de kunstraad.

  • 8. De voorzitter en de overige bestuursleden worden benoemd voor vier jaar en kunnen vervolgens ten hoogste eenmaal daaropvolgend voor dezelfde periode worden herbenoemd. Na aftreden is herbenoeming niet mogelijk dan na twee jaar.

  • 9. Voorafgaand aan de eerste benoeming van de voorzitter en de overige bestuursleden vindt publieke bekendmaking van de vacature(s) plaats.

  • 10. De kunstraad benoemt uit zijn midden een vicevoorzitter.

  • 11. Alle bestuursleden worden op persoonlijke titel benoemd.

Artikel 4

  • 1. Het bestuurslidmaatschap van de kunstraad is onverenigbaar met een functie waardoor het lid bestuurlijk of financieel betrokken is, bij een A-Bis instelling die subsidie ontvangt, voornemens is opnieuw of voornemens is voor de eerste maal subsidie aan te vragen bij de gemeente Amsterdam in het kader van Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan of de op dat moment geldende regelgeving met betrekking tot de toekenning van subsidies in het kader van kunst en cultuur waarover door de kunstraad wordt geadviseerd.

  • 2. Het bestuurslidmaatschap is onverenigbaar met het ambt van burgemeester of wethouder van Amsterdam of met deelname aan de gemeenteraad.

  • 3. Het bestuurslidmaatschap is onverenigbaar met een aanstelling als ambtenaar bij de gemeente Amsterdam.

  • 4. Indien kwesties of aanvragen aan de orde komen waarbij een bestuurslid een belang anders dan in het eerste lid bedoeld heeft of kan hebben, neemt hij geen deel aan de beraadslagingen en de besluitvorming over de betreffende kwestie of aanvraag. Hieronder wordt in ieder geval begrepen familierelatie in de eerste lijn. Bij twijfel over de vraag of deze situatie zich voordoet, besluit de voorzitter of het betrokken bestuurslid deel kan nemen aan de beraadslagingen en de besluitvorming over het betreffende onderwerp. Indien deze beraadslagingen en besluitvorming leiden tot een advies, wordt bij dat advies vermeld op welke wijze aan deze bepaling toepassing is gegeven.

  • 5. De kunstraad hanteert in aanvulling op de bepalingen in dit artikel een Gedragscode met betrekking tot de onafhankelijkheid van zijn leden.

Artikel 5

  • Het bestuurslidmaatschap eindigt:

  • 1. door verloop van de benoemingsperiode;

  • 2. op eigen verzoek;

  • 3. door een ontslagbesluit van de gemeenteraad;

  • 4. door overlijden;

  • 5. door aanvaarding van een functie als bedoeld in artikel 4.

Huishoudelijk reglement

Artikel 6

  • 1. De kunstraad stelt een huishoudelijk reglement vast, waarin in ieder geval regels worden vastgesteld over verdeling van taken binnen het bestuur en het bureau, de samenstelling van commissies en de benoeming van adviseurs, over de wijze waarop de advisering tot stand komt, in ieder geval voor zover het de advisering voor subsidiëring Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan betreft.

  • 2. De kunstraad legt het huishoudelijk reglement voorafgaand aan de vaststelling ter instemming voor aan het college.

Commissies en adviseurs

Artikel 7

  • 1. De kunstraad kan, in verband met de uitvoering van zijn taken, commissies en werkgroepen instellen of adviseurs aanwijzen.

  • 2. De kunstraad kan ten behoeve van de voorbereiding van adviezen waarvoor niet reeds een domeincommissie is ingesteld, projectcommissies instellen.

  • 3. Een besluit van de kunstraad tot instellen van een projectcommissie bevat tevens de taakopdracht aan die commissie als ook de termijn waarbinnen die opdracht wordt vervuld.

  • 4. De kunstraad kan een commissie en adviseurs nadere aanwijzingen en richtlijnen geven over de vervulling van de aan hen opgedragen taak.

  • 5. Commissieleden en adviseurs adviseren aan de kunstraad. De kunstraad is verantwoordelijk voor het advies aan het gemeentebestuur.

  • 6. Het commissielidmaatschap en adviseurschap zijn uitgesloten indien de persoon in kwestie:

    • (a) een (persoonlijk) belang heeft bij een subsidieaanvraag waarover de commissie en/of de adviseur adviseert. Hiervan is in elk geval sprake als de adviseur, zijn partner of een familielid in de eerste graad zelf betrokken is bij de subsidieaanvraag waarover de commissie en/of de adviseur adviseert;

    • (b) bestuurder, directeur, zakelijk of artistiek leider is bij een A-Bis instelling die subsidie heeft aangevraagd;

    • (c) een dienstverband heeft of anderszins inkomen verwerft bij een aanvrager van subsidie waarover de commissie en/of de adviseur adviseert;

    • (d) inkomen verwerft bij een instelling waarover de commissie en/of de adviseur adviseert, die niet zelf subsidie heeft aangevraagd, maar wel rechtstreeks profiteert van een subsidietoezegging.

  • 7. Op commissieleden en adviseurs zijn artikel 4, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 8. Indien kwesties aan de orde komen waarbij een commissielid een belang anders dan in 7.6 bedoeld heeft of kan hebben, neemt hij geen deel aan de beraadslagingen en de besluitvorming over de betreffende kwestie of aanvraag. Bij twijfel over de vraag of deze situatie zich voordoet, besluit de voorzitter van de commissie (in geval van commissieleden) respectievelijk de voorzitter van de kunstraad (bij adviseurs) of het betrokken commissielid en/of adviseur deel kan nemen aan de beraadslagingen en de besluitvorming over het betreffende onderwerp. Indien deze beraadslagingen en besluitvorming leiden tot een advies, wordt bij dat advies vermeld op welke wijze aan deze bepaling toepassing is gegeven.

Vergaderingen

Artikel 8

  • 1. De kunstraad vergadert zo vaak als de voorzitter dit nodig acht maar ten minste vier keer per jaar en voorts indien de helft van de bestuursleden daartoe het verlangen kenbaar maakt.

  • 2. De vergaderingen van de kunstraad, alsmede de uitgebrachte adviezen, zijn openbaar.

  • 3. De adviezen worden binnen ten hoogste vijf dagen na vaststelling daarvan geplaatst op de website van de kunstraad

  • 4. Indien een bestuurslid daarom heeft verzocht, vindt de beraadslaging door de kunstraad geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaats.

  • 5. De kunstraad besluit met gewone meerderheid van stemmen van de bij de stemming aanwezige bestuursleden. Bij het staken der stemmen beslist de voorzitter. Geldige besluiten kunnen slechts worden genomen bij aanwezigheid van ten minste de helft van het aantal benoemde bestuursleden.

  • 6. Voor het bijwonen van de vergaderingen van de kunstraad en de commissies wordt aan de bestuursleden en aan de commissieleden vacatiegeld toegekend, waarvan het college de hoogte vaststelt.

Bureau

Artikel 9

  • 1. De dagelijkse werkzaamheden van de kunstraad worden voorbereid en uitgevoerd door een ten behoeve van de kunstraad door het college in te stellen bureau, dat onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke organisatie. Aan het hoofd van het bureau staat een algemeen secretaris.

  • 2. Het college benoemt, herbenoemt, schorst en ontslaat de algemeen secretaris op voordracht van de kunstraad.

  • 3. De algemeen secretaris is geen lid van de kunstraad. De algemeen secretaris woont de vergaderingen van de kunstraad bij en heeft daarin een adviserende stem.

  • 4. De algemeen secretaris legt voor de inhoud van zijn werk verantwoording af aan het bestuur van de kunstraad.

Bedrijfsvoering

Artikel 10

  • 1. De kunstraad volgt met betrekking tot het door hem te voeren beleid, beheer en verantwoording op het terrein van bedrijfsvoering de gemeentelijke planning- en controlcyclus en de door de gemeenteraad, het college en de gemeentesecretaris uitgevaardigde richtlijnen dienaangaande.

Inwerkingtreding

Artikel 11

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking in afdeling 3A van het Gemeenteblad.

  • 2. De Verordening op de Amsterdamse Kunstraad, vastgesteld op 11 mei 2011, is ingetrokken.