Aangepaste subsidieregeling realisatie jongeren- en studentenhuisvesting 2015-2018

Geldend van 23-04-2017 t/m heden

Intitulé

Aangepaste subsidieregeling realisatie jongeren- en studentenhuisvesting 2015-2018

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a. ASA: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • b. Betaalbare jongerenwoning: woningen die worden verhuurd aan jongeren en een rekenhuur hebben van maximaal € 592,55 per maand (prijspeil 2017, jaarlijks te indexeren conform de normhuren van het huurtoeslagbeleid van het Rijk). Zodra het tijdelijke jongerencontract wettelijk wordt verankerd dienen zij verhuurd te worden met een jongerencontract;

  • c. Betaalbare studentenwoning: woning die wordt verhuurd aan studenten met een campuscontract en een maximale rekenhuur hebben van € 414,02 per maand (prijspeil 2017, jaarlijks te indexeren conform normhuren van het huurtoeslagbeleid van het Rijk).

  • d. Campuscontract: huurovereenkomst die direct is gekoppeld aan een inschrijving van de huurder bij een onderwijsinstelling. Bij uitschrijving bij de onderwijsinstelling, volgt beëindiging van de huurovereenkomst;

  • e. College: college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Amsterdam;

  • f. De-minimisverordening: de Verordening van de Europese Commissie nummer 1407/2013 van 18 december 2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, PbEU L352/8, 24.12.2013.

  • g. Jongeren: Zelfredzame starters op de Amsterdamse woningmarkt in de leeftijd van 18 tot 28 jaar die niet voltijd studeren, met een bruto inkomen van maximaal € 34.678 per jaar (de Europese inkomensgrens voor sociale huurwoningen);

  • h. Jongerencontract: tijdelijk huurcontract voor niet- studerende jongeren van 18 tot en met 27 jaar van maximaal 5 jaar;

  • i. Kwetsbare groepen: personen die vanwege sociale, maatschappelijke of medische omstandigheden een wettelijke of door de gemeente afgegeven urgentie voor woonruimte hebben. Het gaat hierbij niet om urgentie vanwege stadsvernieuwing. Toewijzing van de woningen gebeurt door de gemeente;

  • j. Omgevingsvergunning: geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu;

  • k. Ontwikkelaar: persoon of onderneming die op eigen risico projecten in de bouw voorbereidt en uit laat voeren;

  • l. Permanent project: project dat minimaal 15 jaar voor de functie jongeren- of studentenhuisvesting bestemd is;

  • m. Rekenhuur: de kale huurprijs plus de subsidiabele servicekosten (met name gemeenschappelijke voorzieningen, zoals lift, verlichting, schoonmaakkosten, huismeester en gemeenschappelijke ruimten), conform de definitie van de Belastingdienst;

  • n. Start bouw: start van de bouwkundige werkzaamheden in verband met het woningbouwproject;

  • o. Stichtingskosten: som van alle kosten voor het oprichten of stichten van een bouwproject.

  • p. Studenten: zij die studeren aan een instelling voor WO, HBO en MBO in de regio Amsterdam. Het gaat om zowel Nederlandse als internationale studenten. Tot deze doelgroep worden eveneens de (internationale) promovendi gerekend;

  • q. Tijdelijk project: project dat op basis van een tijdelijke bestemmingsplanwijziging maximaal 15 jaar voor de functie jongeren- of studentenhuisvesting bestemd is;

  • r. Transformatie: het wijzigen van de functie van een leegstaand of vrijkomend gebouw. Meestal binnen de contouren van het bestaande gebouw, maar ook gedeeltelijke sloop/nieuwbouw of volume uitbreiding kunnen aan de transformatie van het gebouw bijdragen.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3 Doel subsidieregeling

Het doel van deze subsidieregeling is de realisatie van betaalbare jongeren- en studentenwoningen.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college kan eenmalig subsidie verlenen ten behoeve van de realisatie van een woningbouwproject voor studenten indien het project aan de volgende voorwaarden voldoet:

    • a.

      Het project wordt gerealiseerd door nieuwbouw of transformatie in de gemeente Amsterdam;

    • b.

      Het project heeft een omvang van minimaal 50 nieuwe betaalbare studentenwoningen;

    • c.

      Het project scoort minimaal 3 punten op de volgende prioriteitencriteria:

    • -

      In het project bevinden zich minimaal 50 onzelfstandige woningen: 3 punten;

    • -

      Het project betreft een transformatie: 2 punten;

    • -

      Het project betreft een permanent project: 1 punt;

    • -

      In het project zijn bij 1ste verhuring minimaal 10 % van de betaalbare woningen bestemd voor kwetsbare doelgroepen: 3 punten;

    • -

      In het project bevindt zich een gemeenschappelijke binnenruimte, van 0,5 m2 per woning, met een minimale maat van 12 m2: 2 punten.

  • 2. Het college kan eenmalig subsidie verlenen ten behoeve van de realisatie van een woningbouwproject voor jongeren indien het project aan de volgende voorwaarde voldoet:

    • a.

      Het project wordt gerealiseerd door nieuwbouw of transformatie in de gemeente Amsterdam;

    • b.

      Het project heeft een omvang van minimaal 50 nieuwe betaalbare jongerenwoningen;

    • c.

      Het project scoort minimaal 3 punten op volgende prioriteitencriteria:

    • -

      Het project betreft een transformatie: 2 punten;

    • -

      Het project betreft een permanent project: 1 punt;

    • -

      In het project zijn bij 1ste verhuring minimaal 10 % van de betaalbare woningen bestemd voor kwetsbare doelgroepen: 3 punten;

    • -

      In het project bevinden zich minimaal 50 jongerenwoningen voor de doelgroep 18-23 jaar met een maximale rekenhuur van € 414,02 per maand (prijspeil 2017): 2 punten;

    • -

      In het project bevindt zich een gemeenschappelijke binnenruimte, van 0,5 m2 per woning, met een minimale maat van 12 m2: 2 punten.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

De subsidiabele kosten zijn de stichtingskosten voor het realiseren van de jongeren- en studentenhuisvesting. Per project geldt een maximum subsidiebedrag van € 200.000. In kleine projecten (< 100 woningen) is het bedrag maximaal €2.000 per woning, in de overige projecten maximaal € 1.000 per betaalbare jongeren- of studentenwoning.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

Artikel 6 Subsidieplafond

Het college stelt een jaarlijks subsidieplafond vast conform artikel 4:27 en artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 7 De aanvrager

De subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door de ontwikkelaar van studenten- en/of jongerenwoningen.

Artikel 8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • In aanvulling op artikel 5.2 van de ASA dienen bij de aanvraag te worden ingediend de volgende gegevens en stukken:

  • a. Naam en organisatie van ontwikkelaar;

  • b. Naam en organisatie van de eigenaar;

  • c. Naam en organisatie van bouwer;

  • d. Naam en organisatie van beheerder;

  • e. Beschrijving van het te realiseren project, inclusief overzicht hoogte huurprijzen en beheerconcept;

  • f. Kopie bericht ontvankelijke omgevingsvergunningaanvraag en bewijs dat de leges betaald zijn;

  • g. Planning met datum Start bouw;

  • h. Een getekende Verklaring de-minimissteun (op grond van de De-minimisverordening) en een verklaring waaruit blijkt dat subsidieaanvrager voor het project niet tevens financiering ontvangt voor dezelfde activiteiten uit hoofde van de Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunningshouders of de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II of een andere regeling gebaseerd op het DAEB Vrijstellingsbesluit.

Artikel 9 Aanvraagtermijn en volgorde behandelingen

Volgens artikel 6 en 7 van de ASA 2013 kan een subsidieaanvraag doorlopend worden aangevraagd bij het college en subsidieaanvragen worden in behandeling genomen in de volgorde van ontvangst daarvan.

Artikel 10 Beslistermijn

Volgens artikel 8.2 van de ASA 2013 beslist het college op een aanvraag binnen 8 weken.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 11 Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 kan het college een subsidie weigeren te verlenen als:

  • 1. Reeds gestart is met bouwen;

  • 2. Het project voldoet niet aan de voorwaarden uit artikel 4.1 of artikel 4.2;

  • 3. Uit de ingediende Verklaring de-minimissteun blijkt dat de subsidieaanvrager reeds € 200.000 de-minimissteun heeft ontvangen of indien de subsidieaanvrager voor het project tevens financiering ontvangt uit hoofde van de Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunningshouders of de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II of een andere regeling gebaseerd op het DAEB Vrijstellingsbesluit.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 12 Aanvullende verplichtingen

  • Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • 1. De start bouw vindt uiterlijk 10 maanden plaats na verlening. Afwijkingen op deze termijn kunnen enkel na schriftelijke toestemming van de gemeente, waar de subsidieontvanger schriftelijk om moet verzoeken;

  • 2. De studenten- en jongerenwoningen in het project blijven na realisatie voor de doelgroep behouden en de woningen blijven voldoen aan de definitie ‘betaalbare studentenwoningen', respectievelijk ‘betaalbare jongerenwoningen' gedurende een minimale periode, zijnde 15 jaar bij een permanent project en 10 jaar bij een tijdelijk project;

  • 3. Als de subsidieontvanger ná het tekenen van de in artikel 9 sub i genoemde verklaringen alsnog financiering ontvangt voor het project als bedoeld in de de-minimisverordening of uit hoofde van Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders of de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II, dan stelt subsidieontvanger het college hiervan onverwijld op de hoogte.

  • 4. Er geldt een meldingsplicht als het project na realisatie niet voor de doelgroep behouden blijft of de woningen niet meer voldoen aan de definitie ‘betaalbare woningen voor statushouders'.

  • 5. Bij verzaken van de verplichtingen zoals beschreven in lid 1, 2 of 3 van dit artikel is gehele of gedeeltelijke terugvordering van de subsidie mogelijk.

Hoofdstuk 6 Verantwoording, bevoorschotting en vaststelling van de subsidie

Artikel 13 Bevoorschotting

  • 1. Het college kan een voorschot op de subsidie verlenen van maximaal 75% van het subsidiebedrag.

  • 2. De ontvanger van een eenmalige subsidie dient bij de subsidieaanvraag dan wel uiterlijk 12 weken na start bouw een aanvraag voor bevoorschotting van de subsidie bij het college in.

Artikel 14 Aanvraag vaststelling

  • 1. Volgens artikel 15.5 van de ASA 2013 dient de ontvanger van een subsidie uiterlijk 12 weken na oplevering bouw een aanvraag voor vaststelling in bij het college.

  • 2. In aanvulling op artikel 15.5 van de ASA 2013 dienen bij de aanvraag worden ingediend de volgende gegevens en stukken:

    • a.

      Naam en organisatie van ontwikkelaar;

    • b.

      Naam en organisatie van de eigenaar;

    • c.

      Naam en organisatie van bouwer;

    • d.

      Naam en organisatie van beheerder;

    • e.

      Beschrijving van het te realiseren project, inclusief overzicht hoogte huurprijzen en beheerconcept;

    • f.

      Bewijs oplevering (bijvoorbeeld met een foto).

Artikel 15 Vaststelling subsidie

  • 1. Volgens artikel 16.6 van de ASA 2013 stelt het college de subsidie vast binnen 8 weken na ontvangen van de aanvraag.

  • 2. Indien uit de verantwoording blijkt dat de aanvrager recht heeft op de laatste 25% van de subsidie, wordt deze bij de vaststelling betaald.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen van het bepaalde in deze subsidieregeling afwijken.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt in werking na publicatie.

Artikel 18 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling Realisatie Jongeren- en Studentenhuisvesting 2015-2018.

Toelichting

Voor het programma jongeren- en studentenhuisvesting 2014-2018, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 december 2014, geldt een opgave om 8.000 extra studenteneenheden en 2.500 extra jongerenwoningen te realiseren door nieuwbouw en transformatie. Belangrijkste aandachtspunt is betaalbaarheid. Er wordt fors ingezet op transformatie en de bouw van onzelfstandige wooneenheden voor studenten wordt gestimuleerd. Uitvoering van het programma jongeren- en studentenhuisvesting loopt van 1 januari 2015 tot 31 december 2018.

De ambitie voor het programma jongeren- en studentenhuisvesting maakt deel uit van het stedelijk Actieplan Woningbouw 2014-2018 voor de bouw van 5.000 woningen per jaar.

De Gemeente Amsterdam zet actief in op de realisatie van betaalbare woningen voor jongeren en studenten. Voor jongeren betekent dit een woning met een rekenhuur onder de € 592,55 per maand; voor studenten een rekenhuur onder de € 414,02 per maand.

Daarnaast hecht de gemeente extra waarde aan projecten met de volgende kenmerken:

-Aanwezigheid van onzelfstandige woningen. Bij de raadsbespreking van 17 december 2014 van het Programma Jongeren- en Studentenhuisvesting en het initiatiefvoorstel "De lat blijft hoog, een nieuw ambitieus streefcijfer voor jongeren- en studentenhuisvesting in januari 2015" hebben verschillende raadsleden aangegeven dat zij de wens voor meer onzelfstandige wooneenheden met de Algemene Studenten Vereniging Amsterdam (ASVA) delen.

Meer onzelfstandig wonen wordt door studentenorganisaties zoals ASVA gewenst

vanwege de community vorming en de betaalbaarheid. In het Programma jongeren- en

studentenhuisvesting voor de periode 2014-2018 is de ambitie opgenomen 8.000

woningen voor studenten en 2.500 woningen voor jongeren toe te voegen. De ambitie is dat 10% van deze studentenwoningen onzelfstandige eenheden betreft (ca. 800 eenheden).

- In het project wordt een mix van verschillende doelgroepen gerealiseerd, bijvoorbeeld jongeren/ studenten met kwetsbare groepen, waaronder statushouders. In Amsterdam bestaat een grote urgentie omtrent de huisvesting van de kwetsbare groepen. De gemeente nodigt ontwikkelaars uit na te denken over slimme combinaties van deze doelgroepen in hun projecten en stimuleert dit door middel van deze regeling.

- Het project betreft een transformatie. Er is veel leegstand en er liggen goede kansen voor jongeren- en studentenhuisvesting in te transformeren gebouwen.

- Betaalbare huisvestingsprojecten met een permanent karakter (projecten met een beoogde levensduur langer dan 15 jaar) hebben de voorkeur ten opzichte van projecten met een tijdelijk karakter (projecten met een beoogde levensduur korter dan 15 jaar) omdat de permanente projecten een langere periode beschikbaar blijven voor de doelgroep.

- In het jongerenproject worden woningen gerealiseerd voor de doelgroep 18-23 jaar. Deze groep wordt nog niet goed bediend op de Amsterdamse woningmarkt.

Uitsluiten stapelen subsidies

Een subsidieaanvraag zal geweigerd worden als er reeds subsidie is verleend vanuit de subsidieregeling Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders van de Rijksoverheid, op grond van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II (de zogenaamde verhuurderheffingsvermindering, waar woningcorporaties een beroep op kunnen doen) of een andere regeling gebaseerd op het Vrijstellingsbesluit voor Diensten van Algemeen Economisch Belang (het DAEB Vrijstellingsbesluit). Op grond van het DAEB Vrijstellingsbesluit is een bijdrage van de overheid geoorloofde staatssteun mits voldaan wordt aan de specifieke voorwaarden uit het DAEB Vrijstellingsbesluit. De onderhavige subsidieregeling is geen regeling gebaseerd op het DAEB Vrijstellingsbesluit. Het is niet mogelijk om voor dezelfde activiteiten zowel financiering te verkrijgen op basis van de subsidieregeling realisatie jongeren- en studentenhuisvesting als ook op een regeling gebaseerd op het DAEB Vrijstellingsbesluit.

De de-minimisverordening maakt het wél mogelijk om steun te verlenen tot een bedrag van € 200.000 over drie belastingjaren. Dit betekent dat een onderneming die reeds € 200.000 aan de-minimis steun heeft ontvangen, niet voor subsidie in aanmerking komt. In zoverre de onderneming reeds een deel de-minimissteun heeft ontvangen, is de maximale hoogte van de subsidie € 200.000 minus het deel dat hij reeds in de voorafgaande periode heeft ontvangen.

Controle om stapelen subsidies uit te sluiten

Om dit te controleren zal het college verlangen dat de ontvanger van een subsidie eerst een de-minimisverklaring ondertekent, alsmede verklaart dat het project niet op basis van een regeling gebaseerd op het DAEB vrijstellingsbesluit subsidie ontvangt,. Deze verklaring dient subsidieaanvrager mee te sturen bij zijn subsidieaanvraag. Indien de subsidieaanvrager dit nalaat zal de subsidie geweigerd worden.