Regeling vervallen per 01-01-2020

Subsidieregeling basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017

Geldend van 01-08-2017 t/m 31-12-2019

Intitulé

Subsidieregeling basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1         Begripsomschrijvingen

  • In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de bestuurscommissie als bedoeld in de verordening op de bestuurscommissies;

  • b. ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013.

  • c. Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d. Basisvoorzieningen: voorzieningen in het sociaal domein, waarvan binnen de gemeente Amsterdam is vastgesteld dat deze in de regel in elk stadsdeel voor de bewoners aanwezig zijn;

  • e. Dragende samenleving: dat wat Amsterdammers zelf doen of in potentie zouden kunnen doen, voor zichzelf, voor elkaar en gezamenlijk;

  • f. Gebiedsagenda: document waarin de bestuurscommissie heeft vastgelegd wat er de komende periode in een bepaalde buurt moet gebeuren;

  • g. Gebiedsgerichte opgave: de opgave die beschreven staat in de gebiedsagenda;

  • h. Gebiedsplan: uitvoeringsplan per gebied gebaseerd op de gebiedsagenda

  • i. Informele zorg: hulp en ondersteuning van het sociale netwerk (familie, kennissen, buren), (georganiseerde) vrijwilligers en mantelzorgers aan iemand met een ondersteuningsbehoefte;

  • j. Mantelzorg: intensieve en langdurige zorg en ondersteuning gegeven aan een naaste met (chronische) ziekte of een beperking anders dan gebruikelijke hulp;

  • k. Mantelzorger: iemand die langdurig, intensief en onbetaald zorg en ondersteuning geeft aan een naaste die chronisch ziek is of een beperking heeft;

  • l. Penvoerder: de organisatie die namens een samenwerkingsverband de aanvraag indient en verantwoordelijk is voor de uitvoering van de beschikking;

  • m. Stedelijk kader Afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017-2018: beleidskader waarin wordt beschreven wat de reeds bestaande, aangescherpte en nieuwe afspraken zijn met betrekking tot de basisvoorzieningen in het sociaal domein;

  • n. Vrijwilliger: iemand die zich onbetaald inzet voor anderen of voor de samenleving.

Artikel 1.2         Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 1.3         Subsidieplafond

  • 1. Het algemeen bestuur kan voor de activiteiten die volgens deze subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen, jaarlijks subsidieplafonds vaststellen voor periodieke subsidies en voor eenmalige subsidies.

  • 2. Het algemeen bestuur kan binnen het subsidieplafond onderscheid maken per soort activiteiten of gebied.

  • 3. Het algemeen bestuur kan ervoor kiezen een maximaal subsidiebedrag per activiteit of een maximaal te verlenen bedrag per aanvraag vast te stellen.

Artikel 1.4         Verdeelcriteria subsidieplafond

  • 1. De aanvragen die niet zijn geweigerd en in beginsel voor periodieke subsidie in aanmerking komen worden beoordeeld en gerangschikt op een prioriteitenlijst op grond van de criteria genoemd in het tweede lid.

  • 2. Als eerste komen voor subsidie in aanmerking aanvragen waarin de organisatie naar het oordeel van het algemeen bestuur beschikt over verbinding met de wijk en de buurt, en over voldoende kennis en sensitiviteit beschikt.

            De volgende criteria zijn van belang bij de afweging:

    • a.

      de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het doel van de verschillende subsidies die in deze subsidieregeling zijn beschreven;

    • b.

      het aantal bewoners dat bereikt wordt;

    • c.

      de beoogde resultaten;

    • d.

      de mate waarin de aanvraag aansluit bij de gebiedsgerichte opgave(n);

    • e.

      de mate waarin de organisatie in de aanvraag aangeeft, over verbinding met (organisaties in) de wijk en de buurt te beschikken en voldoende kennis heeft over de verhoudingen en omstandigheden in de wijk of de buurt;

    • f.

      de mate waarin bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten de betrokkenheid van bewoners is geborgd;

    • g.

      de mate waarin vrijwilligers deel uitmaken van de uitvoering van activiteiten;

    • h.

      de mate van continuïteit van dienstverlening aan de Amsterdammer;

    • i.

      de prijs-kwaliteitsverhouding;

    • j.

      de mate waarin cofinanciering is geworven.

  • 3. Aanvragen om een eenmalige subsidie kunnen het gehele jaar door worden ingediend en worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst.

Artikel 1.5         De aanvrager

Als sprake is van een samenwerkingsverband dient één van de betrokken partijen  als penvoerder de aanvraag namens het samenwerkingsverband in  en draagt de verantwoordelijkheid  voor de uitvoering van de beschikking.

Artikel 1.6         Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • In aanvulling op artikel 5, tweede lid van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag de gegevens overgelegd waaruit blijkt:

  • a. in hoeverre sprake is van cofinanciering.

Artikel 1.7         Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 9, tweede lid van de ASA 2013 kan het algemeen bestuur geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als:

  • a. de activiteiten naar het oordeel van het algemeen bestuur niet of onvoldoende bijdragen aan het doel van de in deze regeling omschreven basisvoorzieningen;

  • b. de activiteiten naar het oordeel van het algemeen bestuur niet passen binnen de subsidiabele activiteiten die in deze regeling worden omschreven;

  • c. de activiteiten naar het oordeel van het algemeen bestuur niet of onvoldoende bijdragen aan de opgave in de gebiedsagenda en het gebiedsplan;

  • d. de aanvrager naar het oordeel van het algemeen bestuur niet of onvoldoende beschikt over verbinding met de wijk en de buurt, en over onvoldoende kennis en sensitiviteit met betrekking tot de verhoudingen en omstandigheden in de wijk of buurt;

  • e. de aanvrager naar het oordeel van het algemeen bestuur niet of onvoldoende in staat lijkt de beoogde resultaten te concretiseren;

  • f. naar het oordeel van het algemeen bestuur sprake is van een ontoereikende verhouding tussen prijs en kwaliteit van de te organiseren activiteiten;

  • g. sprake is van een activiteit waarin reeds op andere wijze wordt voorzien of waarvoor financiering op grond van een andere regeling is voorgeschreven of mogelijk is;

  • h. de activiteiten reeds hebben plaatsgevonden.

Artikel 1.8         Verplichtingen

  • Naast de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de ASA 2013 is  aan de subsidie de verplichting verbonden dat

  • a. accommodaties waar de activiteiten plaatsvinden bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar moeten zijn voor lichamelijk gehandicapten. De activiteiten dienen sociaal toegankelijk te zijn voor mensen met een beperking;

  • b. met betrekking tot de basisvoorzieningen gedragscodes, handelwijzen en andere verplichtingen die voortvloeien uit vastgestelde beleidskaders  worden nageleefd.

Artikel 1.9         Overgangsbepaling

Aanvragen om vaststelling van subsidies die zijn verleend op grond van  de Subsidieregeling basisvoorzieningen vastgesteld op 14 juni 2016, worden afgehandeld krachtens die subsidieregeling.

Artikel 1.10       Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als de Subsidieregeling basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017.

Hoofdstuk 2 Basisvoorziening versterken pedagogische dragende samenleving en (talent)-ontwikkeling bij jeugdigen (0-23 jaar)

Artikel 2.1         Begripsomschrijvingen

  • In aanvulling op artikel 1.1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

  • a. Pedagogische dragende samenleving: gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van kinderen waar geldt dat in een goed functionerende pedagogische dragende samenleving er bij burgers de bereidheid bestaat om in de eigen sociale netwerken en in het publieke domein de verantwoordelijkheid rond het opgroeien en opvoeden van kinderen te delen.

Artikel 2.2         Doel subsidie

Deze subsidie heeft tot doel te bevorderen dat de jeugd in Amsterdam zich maximaal kan ontwikkelen en gezond en veilig opgroeit, onder andere door het bijdragen aan de ontwikkeling van een pedagogische dragende samenleving. 

De subsidie draagt bij aan het realiseren van de gebiedsagenda's en aan de volgende doelen uit het Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein 2015-2018:

  • De jeugd kan zich maximaal ontwikkelen en groeit gezond en kansrijk op.

  • Meer jeugdigen met een gezonde leefstijl en een gezond gewicht.

  • Meer jeugdigen groeien psychosociaal gezond op.

  • Meer jeugdigen groeien in een veilige en positieve gezins- en thuissituatie op.

  • Meer jeugdigen ontwikkelingen zich optimaal.

Artikel 2.3         Subsidiabele activiteiten

  • Het algemeen bestuur kan eenmalige of periodieke subsidie verlenen ten behoeve van:

  • 1. Versterken pedagogische dragende samenleving

    • a.

      laagdrempelige activiteiten georganiseerd door vrijwilligers waar kinderen veilig kunnen spelen of speluitleen wordt geboden en ouders/verzorgers tegelijkertijd ervaringen kunnen uitwisselen over opvoeden, daarbij van elkaar leren, en waarbij professionals gemakkelijk benaderbaar zijn voor advies en ondersteuning;

    • b.

      activiteiten die bewoners stimuleren binnen vrijwillige verbanden met elkaar in gesprek te gaan over opvoeden en de wijze waarop zij hun kinderen ondersteunen bij de schoolloopbaan; daarbij van elkaar te leren, en zich vrijwillig in te zetten bij buurtactiviteiten ten aanzien van de pedagogische dragende samenleving en daarbij als bewoners allianties aan te gaan met scholen en instellingen in de buurt, dan wel activiteiten die op andere wijze een bijdrage leveren aan de pedagogische dragende samenleving in buurt en wijk;

    • c.

      activiteiten georganiseerd door vrijwilligers, gericht op het geven van voorlichting in groepsverband aan kinderen, jongeren, hun ouders/verzorgers en de bij hen betrokken professionals over onderwerpen als opvoeding, werk, school, geldzaken, huisvesting, rechten en plichten, seksualiteit en drugsgebruik, indien en voor zover daarin niet reeds vanuit ander aanbod wordt voorzien.

  • 2. (Talent)ontwikkeling bij jeugdigen (0-23 jaar)

    • a.

      Brede talentontwikkeling

    • Activiteiten buiten schooltijd voor en door jeugdigen op gebied van de thema's sport en gezondheid, kunst en cultuur, natuur en techniek, media en communicatie en burgerschapsvorming en beroepsoriëntatie. Gericht op

    • § het stimuleren van jeugdigen in het ontwikkelen van hun talenten, hen aanspreken op verschillende vaardigheden en in staat stellen ook niet-cognitieve vaardigheden te ontwikkelen;

    • § het bieden van ondersteuning en gerichte inzet door professionals die de weg weten binnen de formele en informele netwerken in de wijk aan jongeren die middels opzet, organisatie en deelname aan voornoemde activiteiten hun talenten (verder) willen ontwikkelen;

    • § het stimuleren, faciliteren en waarderen van jongeren bij het initiatief nemen in de wijk, het leveren van een positieve bijdrage aan de samenleving en rolmodel te zijn.

    • b.

      Vrijwillig jeugdwerk

    • Activiteiten gericht op het versterken van de ontwikkeling, de zelfredzaamheid van jeugdigen of het in eigen kracht zetten van jeugdigen binnen het sociaal netwerk van de wijk of buurt middels vrijetijdsactiviteiten, georganiseerd en begeleid door vrijwilligers, die daarbij waar nodig kunnen worden begeleid door professionals.

  • 3. Gerichte preventieve inzet voor kwetsbare jeugd

    • a.

      Professioneel jongerenwerk

    • Inpandige, outreachende en ambulante activiteiten ten behoeve van met name kwetsbare jongeren, jongeren zonder zinvolle vrijetijdsbesteding en jongeren met lichte problematiek in de leeftijdsgroep 10-23 jaar, primair georganiseerd of begeleid door professionals. Gericht op

    • § het versterken van de ontwikkeling en de zelfredzaamheid van jongeren en op het in eigen kracht zetten van jongeren binnen het sociaal netwerk van de wijk of buurt;

    • § het signaleren, bieden van advies en ondersteuning bij lichte problematiek, en toeleiden naar ouder- en kindteams en andere voorzieningen in de jeugdketen, het zorg- en het veiligheidsnetwerk;

    • § het voorkomen van voortijdig schoolverlaten en op het behalen van een startkwalificatie;

    • het activeren van sociale netwerken van en voor jongeren in de buurt of wijk.

    • b.

      Professioneel jeugdwerk

    • Activiteiten ten behoeve van met name kwetsbare jeugdigen in de leeftijdsgroep tot 10 jaar, gericht op het versterken van de ontwikkeling, de zelfredzaamheid van jeugdigen of het in eigen kracht zetten van jeugdigen binnen het sociaal netwerk van de wijk of buurt, primair

    • georganiseerd of begeleid door professionals.

    • c.

      Activiteiten gericht op ondersteuning bij de overgang van school naar school, dagbesteding of werk, namelijk:

    • § huiswerkbegeleiding, studiebegeleiding of mentoraten, uitgevoerd door vrijwilligers, die daarbij waar nodig kunnen worden begeleid door professionals;

    • § ondersteuning voor jongeren die moeite hebben bij het vinden van stageplaatsen;

    • § activiteiten die worden uitgevoerd in aansluiting op de prioriteiten en criteria van het stedelijk beleid inzake de aanpak van jeugdwerkloosheid.

    • d.

      Activiteiten gericht op het bieden van een voorziening (digitaal of fysiek) voor jongeren in de leeftijd 12-23 jaar waar door professionals laagdrempelig en anoniem advies wordt geboden over onderwerpen als werk, school, geldzaken, huisvesting, rechten en plichten, seksualiteit en drugsgebruik.

    • e.

      Activiteiten georganiseerd en begeleid door professionals, gericht op het geven van voorlichting in groepsverband aan kinderen, jongeren, hun ouders/verzorgers en de bij hen betrokken professionals over onderwerpen als opvoeding, werk, school, geldzaken, huisvesting, rechten en plichten, seksualiteit en drugsgebruik, indien en voor zover daarin niet reeds vanuit ander aanbod wordt voorzien.

Artikel 2.4         Verdeelsleutel subsidieplafond

  • In aanvulling op artikel 1.4 worden de volgende criteria gehanteerd:

  • a. voor wat betreft het professioneel jongerenwerk de mate waarin de aanvraag aansluit bij de stedelijk overeengekomen prioriteiten en streefcijfers;

  • b. voor wat betreft brede talentontwikkeling de mate waarin de aanvraag:

    • -

      activiteiten betreft die worden aangeboden in samenwerking met het onderwijs of in samenwerking tussen  organisaties en instellingen werkzaam op het gebied van de thema's zoals genoemd onder artikel 2.3.2 a Brede talentontwikkeling;;

    • -

      activiteiten betreft die doorstroom beogen naar het reguliere aanbod van  organisaties werkzaam op het gebied van de thema's zoals genoemd onder artikel 2.3.2 a Brede talentontwikkeling;

    • -

      activiteiten betreft waarmee wordt aangesloten op nieuwe vragen van de doelgroep of invulling wordt gegeven aan een leemte in het reguliere aanbod.

Artikel 2.5         De aanvrager

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd door natuurlijke personen en rechtspersonen

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan subsidie voor de activiteiten genoemd in artikel 2.3.3  onder a, b, d en e  uitsluitend worden aangevraagd door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 2.6         Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • In aanvulling op artikel 5, tweede lid van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • a. een beschrijving van de wijze waarop de aanvrager denkt te voldoen aan de criteria als bedoeld in hoofdstuk 1 en in artikel 2.4.

Artikel 2.7         Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 1.6 kan het algemeen bestuur geheel of gedeeltelijk weigeren subsidie te verlenen als:

  • a. een aanvrager professioneel jongerenwerk naar het oordeel van het algemeen bestuur niet of onvoldoende aansluit bij de stedelijk overeengekomen prioriteiten en streefcijfers;

  • b. een aanvrager brede talentontwikkeling naar het oordeel van het algemeen bestuur niet of onvoldoende voldoet aan de criteria zoals genoemd onder artikel 2.4.b;

  • c. er sprake is van een activiteit waarvoor financiering op grond van een andere gemeentelijke regeling bestaat of waarin reeds op andere wijze wordt voorzien.

Artikel 2.8         Aanvullende verplichtingen

  • Naast de verplichtingen als bedoeld in artikel 1.7 worden  aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a. professionals en vrijwilligers die rechtstreeks werken met en voor jeugdigen zijn in het bezit van een geldige Verklaring omtrent het gedrag (VOG);

  • b. de subsidieontvanger met activiteiten op gebied van professioneel jongerenwerk zoals genoemd onder artikel 2.3. hanteert het binnen deze werksoort in samenspraak met de gemeente ontwikkelde kwaliteitsinstrument JongerenWijzer.

Hoofdstuk 3 Basisvoorziening versterken vrijwillige inzet en informele netwerken

Artikel 3.1         Begripsomschrijvingen

  • In aanvulling op artikel 1.1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

  • a. Buddy of maatje: vrijwilliger die kwetsbare bewoners (met een functiebeperking, ernstig sociaal isolement, of problematische schulden) begeleidt in een bepaalde periode;

  • b. Informeel netwerk: netwerk van mensen rond een persoon of in een wijk die hulp en steun (willen, kunnen) geven aan elkaar of aan minder zelfredzame mensen

  • c. Minder zelfredzame bewoner: bewoner die (nog) niet over de benodigde competenties en vaardigheden beschikt om zelfstandig te participeren;

  • d. Vrijwillige inzet: Inzet van mensen die zich onbetaald inzetten voor een ander (individueel niveau) of groepen met een ondersteuningsbehoefte of voor activiteiten in de buurt;

  • e. Vrijwilligersorganisaties: een met naam en adres genoemde organisatie met een maatschappelijke doelstelling zonder winstoogmerk, die met enige regelmaat activiteiten organiseert in het algemeen belang waarbij de uitvoering door vrijwilligers wordt gedaan.

Artikel 3.2         Doel subsidie

  • Het doel van deze subsidie is tweeledig:

  • a. het stimuleren en ondersteunen van vrijwillige inzet, waarbij prioriteit ligt bij de vrijwilligers die zich willen inzetten voor minder zelfredzame bewoners;

  • b. het bevorderen van informele netwerken voor hulp en steun ten behoeve van mensen die minder zelfredzaam zijn en ondersteuning nodig hebben om hun netwerk te behouden of vergroten. Hiermee beoogt deze subsidie de samenredzaamheid van Amsterdammers te vergroten.

    Het versterken van vrijwillige inzet en informele netwerken draagt bij aan het realiseren van de  gebiedsagenda's en aan de volgende doelen uit het Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein 2015-2018:

    • Amsterdammers ondersteunen elkaar en zetten zich actief in voor hun omgeving.

    • Meer mensen functioneren zo zelfstandig mogelijk, zo nodig met ondersteuning.

    • Meer mensen en bedrijven doen vrijwilligerswerk of zetten zich in voor hun stad of buurt.

    • Meer mensen helpen elkaar.

    • Minder eenzame mensen.

Artikel 3.3         Subsidiabele activiteiten

  • Het algemeen bestuur kan eenmalige of  periodieke subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten gericht op:

  • 1. Werven, stimuleren en waarderen

    • § Mensen die zich vrijwillig willen inzetten voor hun medemens of de buurt worden in elk stadsdeel geattendeerd op mogelijkheden van vrijwillige inzet, en worden gestimuleerd en uitgenodigd zich in te zetten voor hun omgeving en voor mensen die hulp en steun nodig hebben;

    • § Het waarderen van mensen die zich vrijwillig inzetten in elk stadsdeel.

  • 2. Makelen en bemiddelen

    • § Het matchen (digitaal of fysiek) van mensen die zich vrijwillig willen inzetten en mensen die ondersteuning nodig hebben zodat zij elkaar kunnen vinden.

  • 3. Adviseren, begeleiden, trainen en verbinden

    • § Amsterdammers die zich vrijwillig willen inzetten voor mensen die steun of hulp nodig hebben, krijgen trainingen om benodigde competenties te leren, om de inzet met plezier te kunnen (blijven) leveren;

    • § Begeleiding en advies voor (groepen) mensen die zich vrijwillig willen inzetten of netwerken willen vormen, waar nodig voor kortere of langere tijd;

    • § Het stimuleren van contacten van (kwetsbare) inwoners die zich vrijwillig willen inzetten voor mensen die steun of hulp nodig hebben en mensen uit informele netwerken met professionals in het kader van signalering, samenwerking en uitwisseling van kennis. (verbinden informele en formele netwerken);

    • § Advies en begeleiding aan organisaties, bedrijfsleven en bewonersnetwerken bij het werven van en werken met vrijwilligers uit minder zelfredzame groepen (fysieke en sociale toegankelijkheid);

    • § Amsterdammers die zich willen inzetten als maatje of buddy voor minder zelfredzame Amsterdammers, waaronder personen met complexe multiproblematiek en een huisvestingsvraagstuk ondersteund worden o.a. door middel van deskundigheidsbevordering.

Artikel 3.4         Verdeelsleutel subsidieplafond

  •  In aanvulling op artikel 1.4 worden de volgende criteria gehanteerd:

  • 1. Bij gelijke kwaliteit van de aanvragen gaan:

    • a.

      initiatieven die gebiedsgerichte samenwerking betreffen van twee of meer organisaties die vanuit verschillende geldstromen worden bekostigd vóór op aanvragen van één organisatie;

    • b.

      aanvragen waar de aanvrager zelf ook geld (middelen of personele inzet) op inlegt of voorzien is in financiering door derden zoals fondsen voor op aanvragen waarbij dit niet het geval is.

  • 2. Als het om vrijwillige inzet bij maatjestrajecten gaat , wordt ook getoetst aan:

    • §  Een gevarieerd aanbod aan maatjestrajecten voor verschillende doelgroepen, met het oog op de onderliggende problematiek.

Artikel 3.5         Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag gegevens overgelegd waaruit blijkt:

  • a. in hoeverre de activiteit bijdraagt aan het doel van deze subsidie;

  • b. in hoeverre de aanvraag aansluit bij de gebiedsgerichte opgave;

  • c. het aantal te bereiken bewoners;

  • d. in hoeverre de aanvrager over verbinding met de wijk en de buurt beschikt en voldoende kennis heeft (of gaat verwerven) over de verhoudingen en omstandigheden in de wijk of de buurt.

Artikel 3.6         Aanvullende verplichtingen

  • Naast de verplichtingen als bedoeld in artikel 1.7 worden  aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a. de subsidieontvanger draagt zorg voor een vrijwilligersbeleid waarin de eisen die aan de vrijwilligers worden gesteld zijn omschreven, evenals de faciliteiten die hen geboden worden;

  • b. de subsidieontvanger maakt de activiteiten bekend via de voor de buurt geëigende communicatiekanalen, zoals http://www.jekuntmeer.nl/, stadsdeelwebsites, buurtwebsites en facebookpagina's.

Hoofdstuk 4 Basisvoorziening activering, participatie en sociale accommodaties

Artikel 4.1         Begripsomschrijvingen

  • In aanvulling op artikel 1.1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

  • a. dagstructuur: structurele tijdsbesteding die bijdraagt aan het ontwikkelen of continueren van een dagritme (bijvoorbeeld op tijd opstaan) of zorgt voor houvast en duidelijkheid;

  • b. prioritaire doelgroepen: doelgroepen waarvan het algemeen bestuur heeft besloten daaraan exclusief of met voorrang aandacht te geven;

  • c. sociale accommodatie: een brede algemene basisvoorziening in de wijk. Het is een laagdrempelige en toegankelijke plek voor en door wijkbewoners; bedoeld als een knooppunt om elkaar te ‘vinden' (ontmoeten) en om te ‘verbinden' (participeren en activeren). Bewoners van de wijk worden er gefaciliteerd om initiatieven te ontplooien en kunnen in sociale accommodaties deelnemen aan activiteiten.

Artikel 4.2         Doel subsidie

Het doel van deze subsidie  is ondersteuning te bieden aan mensen die moeite hebben te participeren in de samenleving als gevolg van (chronische) psychische  problematiek, lichamelijke, fysieke of verstandelijke beperkingen, of door levensomstandigheden als  langdurige armoede en problematische schulden, of (ernstige) taalachterstand, zonder specifieke zorg- of begeleidingsvraag. De subsidie draagt bij aan het realiseren van de gebiedsagenda's  en aan de volgende doelen uit het Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein 2015-2018:

  • Meer mensen en bedrijven doen vrijwilligerswerk of zetten zich in voor hun stad of buurt.

  • Meer mensen functioneren zo zelfstandig mogelijk en krijgen daarbij voldoende zorg en ondersteuning.

  • Meer mensen beheersen het Nederlands en hebben kennis van de samenleving.

  • Minder eenzame mensen.

  • Meer mensen zijn in staat om gezond te leven.

  • Meer mensen met een goede mentale gezondheid.

Artikel 4.3         Subsidiabele activiteiten

  • Het algemeen bestuur kan eenmalig of periodiek subsidie verlenen ten behoeve van de volgende activiteiten:

  • 1. Voor (het faciliteren en aanjagen van) activiteiten die gericht zijn op het vergroten van de zelfredzaamheid en het bevorderen van de participatie van bewoners zonder specifieke zorg- of begeleidingsvraag, waarbij de bewoner zo veel mogelijk zelfstandig:

    • a.

      een (deel van de) dagstructuur invult of

    • b.

      een bijdrage levert aan de samenleving (bijvoorbeeld als vrijwilliger of als actieve Amsterdammer) of

    • c.

      een sociaal netwerk onderhoudt en uitbreidt of

    • d.

      een gezond(er) beweeg-, eet- en leefpatroon aanneemt of

    • e.

      vaardigheden kan oefenen en ontwikkelen die bijdragen aan het zelfstandig blijven wonen of

    • f.

      vaardigheden opdoet die de afstand tot de arbeidsmarkt helpen verkleinen om aansluiting naar centraal stedelijk aanbod in het kader van re-integratie te overbruggen of

    • g.

      basisvaardigheden kan oefenen op het gebied van taal, rekenen, omgaan met de computer en internet (eventueel met behulp van begeleiding van vrijwilligers) of

    • h.

      vaardigheden en kennis opdoet op het gebied van omgaan met geld (financiële zelfredzaamheid) en beschikbare (inkomens)voorzieningen.

  • 2. Voor exploitatie, beheer en programmering van sociale accommodaties waar activiteiten in het kader van de basisvoorzieningen, gebiedsagenda's en -plannen en de bestuurlijke ambitie Ruimte voor Initiatief kunnen worden uitgevoerd mits:

    • § de activiteiten met een zekere regelmaat plaatsvinden;

    • § de inspanningen en activiteiten zoveel mogelijk worden uitgevoerd door partners in de wijk en zoveel mogelijk plaatsvinden bij partners in de wijk;

    • § er ruimte en ondersteuning is voor door de doelgroep zelf georganiseerde activiteiten;

    • § duidelijk is omschreven welke concrete resultaten behaald worden met de subsidiabele activiteiten.

Artikel 4.4         De aanvrager

Subsidie voor het bepaalde in artikel 4.3, tweede lid kan worden aangevraagd door organisaties die voldoende beschikken over organisatievermogen, professionaliteit, kwaliteit en draagkracht in de buurt om de sociale accommodatie te exploiteren, beheren en programmeren volgens de in dit hoofdstuk  gestelde voorwaarden.

Artikel 4.5         Sociale accommodaties

Het algemeen bestuur kan bepalen voor welke sociale accommodaties subsidie voor het bepaalde in artikel 4.3, tweede lid kan worden aangevraagd.

Artikel 4.6         Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • In aanvulling op artikel 5 van de ASA worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens ingediend ter onderbouwing van de in deze regeling opgenomen criteria op basis waarvan de verdeelsleutel tot stand komt:

  • a. de mate waarin de activiteiten uit artikel 4, lid 1 bijdragen aan het doel van deze subsidieregeling. De aanvrager geeft hierbij aan welke concrete resultaten hij met de activiteiten beoogt te bereiken;

  • b. de mate waarin de aanvraag aansluit bij de gebiedsgerichte opgave;

  • c. de mate waarin de organisatie in de aanvraag aangeeft, over verbinding met de wijk en de buurt te (gaan) beschikken en voldoende kennis heeft (of gaat verwerven) over de verhoudingen en omstandigheden in de wijk en/of de buurt;

  • d. de mate waarin de aanvraag aansluit bij de criteria, die in het Stedelijk kader afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen zijn neergelegd.

Artikel 4.7         Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 1.6  kan het algemeen bestuur geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als:

  • 1. Accommodatiekosten of activiteiten een overlap hebben met centraal stedelijk aanbod waaronder:

    • a.

      stedelijke Wmo-voorzieningen (ambulante ondersteuning, (arbeidsmatige) dagbesteding, logeervoorziening, maatschappelijke opvang en beschermd wonen);

    • b.

      stedelijke taal- en volwasseneneducatieprogramma's;

    • c.

      stedelijke voorzieningen in het kader van de Participatiewet.

    • d.

      stedelijke voorzieningen in het kader van het armoedebeleid (waaronder schuldhulpverlening).

  • 2. Een subsidieaanvraag betrekking heeft op kosten rondom de accommodatie of activiteiten waarin naar oordeel van het bestuur al is voorzien.

Artikel 4.8         Aanvullende verplichtingen

  • Naast de verplichtingen als bedoeld in artikel 1.7 worden  aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a. de subsidieontvanger maakt de activiteiten bekend via (voor het gebied/stadsdeel) geëigende communicatiekanalen, zoals http://www.jekuntmeer.nl/;

  • b. als subsidie wordt ontvangen voor een sociale accommodatie dan zorgt de subsidieontvanger voor het betrekken van bewoners bij de programmering en het informeren van partners in de wijk over het aanbod.

Hoofdstuk 5 Basisvoorziening mantelzorgondersteuning

Artikel 5.1         Begripsomschrijvingen

  • In aanvulling op artikel 1.1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

  • a. informele respijtzorg: situatie waarbij een vrijwilliger een mantelzorger vervangt met als doel deze te ontlasten en vrijaf te geven.

Artikel 5.2         Doel subsidie

Het doel van deze subsidie is het bieden van ondersteuning aan mantelzorgers en preventie van overbelasting bij mantelzorgers.

Deze subsidie draagt bij aan het realiseren van de gebiedsagenda's en aan de volgende doelen uit het Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein 2015-2018:

  • Meer mensen functioneren zo zelfstandig mogelijk, zo nodig met ondersteuning.

  • Meer mensen helpen elkaar.

  • Minder eenzame mensen.

Artikel  5.3        Subsidiabele activiteiten

Het algemeen bestuur kan eenmalig of periodiek subsidie verlenen ten behoeve van de volgende activiteiten:

  • praktische hulp aan mantelzorgers;

  • emotionele en educatieve steun voor mantelzorgers;

  • informele respijtzorg aan degene voor wie de mantelzorger zorgt;

  • waarderingsactiviteiten voor mantelzorgers;

  • bereiken van mantelzorgers en toeleiden naar voor hen relevant aanbod.

Artikel 5.4         Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • Een activiteitenplan, waaruit blijkt:

  • a. hoe de activiteit bijdraagt aan het doel van deze subsidieregeling en welke resultaten beoogd worden met de activiteit;

  • b. het aantal bewoners dat bereikt wordt;

  • c. hoe de aanvraag aansluit bij de gebiedsgerichte opgave(n);

  • d. hoe de organisatie zich meer wil verbinden met (organisaties in) de wijk en de buurt en dat de organisatie voldoende kennis heeft over de verhoudingen en omstandigheden in de wijk of de buurt;

  • e. hoe de betrokkenheid van bewoners is geborgd bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten;

  • f. hoe vrijwilligers deel uitmaken van de uitvoering van activiteiten.

Artikel 5.5         Aanvullende verplichtingen

  • Naast de verplichtingen als bedoeld in artikel 1.7 worden  aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a. de subsidieontvanger maakt de activiteiten bekend via (voor het gebied/stadsdeel) geëigende  communicatiekanalen, zoals http://www.jekuntmeer.nl/.

Hoofstuk 6 Basisvoorziening maatschappelijke dienstverlening

Artikel 6.1         Begripsomschrijvingen

  • In aanvulling op artikel 1.1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

  • 1. Basis maatschappelijke dienstverlening: gericht op het bieden van hulp- en dienstverlening voor Amsterdammers die onvoldoende zelfredzaam zijn, dreigen de regie te verliezen en die hulp nodig hebben bij het oplossen van een vraag of een situatie die zodanig complex is dat hij/zij dit niet zelf (of met het eigen netwerk) kan oplossen.

  • 2. Instelling voor maatschappelijke dienstverlening (Madi): professionele organisatie die door middel van informatie en advies, individuele en collectieve hulp- en dienstverlening Amsterdammers ondersteunt. Amsterdammers kunnen zonder doorverwijzing en kosteloos terecht voor de basis maatschappelijke dienstverlening.

Artikel 6.2         Doel subsidie

 Deze subsidie heeft tot doel het bieden van hulp- en dienstverlening voor Amsterdammers die onvoldoende zelf- of samenredzaam zijn, dreigen de regie te verliezen en die hulp nodig hebben bij het oplossen van een vraag of een situatie die zodanig complex is dat hij/zij dit niet zelf (of met het eigen netwerk) kan oplossen. De basis maatschappelijke dienstverlening heeft als doel de zelf- en samenredzaamheid te behouden, te versterken of te herstellen en te voorkomen dat mensen in een later stadium zwaardere zorg of begeleiding nodig hebben.

Deze subsidie draagt bij aan het realiseren van de gebiedsagenda's en aan de volgende doelen uit het Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein 2015 - 2018:

- Meer mensen functioneren zo zelfstandig mogelijk, zo nodig met ondersteuning.

- Meer mensen helpen elkaar.

- Minder eenzame mensen.

Artikel 6.3         Subsidiabele activiteiten

Het algemeen bestuur kan eenmalig of periodiek subsidie verlenen ten behoeve van activiteiten waarbij: mensen uit de doelgroep in elk stadsdeel gebruik kunnen maken van (preventieve) groepsactiviteiten die zonder doorverwijzing en of vraagverheldering toegankelijk zijn en gericht zijn op het versterken en behouden van de samen- en zelfredzaamheid, en ondersteuning wordt geboden bij het oplossen van problematiek vanuit betreffende wet- en regelgeving, voorzieningen en instanties die de primaire bestaansvoorwaarden betreffen, als mensen uit de doelgroep dat niet zelfstandig kunnen.

Artikel 6.4         Verdeelsleutel subsidieplafond

  • In aanvulling op artikel 1.4 wordt het volgende criterium gehanteerd:

  • a. de mate van continuïteit van dienstverlening aan de Amsterdammer.

Artikel 6.5         De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een instelling voor maatschappelijke dienstverlening.

Artikel 6.6         Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd: Een activiteitenplan, waaruit blijkt:

  • a. dat de activiteit bijdraagt aan het doel van deze subsidieregeling;

  • b. het aantal bewoners dat bereikt wordt;

  • c. de resultaten die worden behaald met de activiteit;

  • d. dat de aanvraag aansluit bij de gebiedsgerichte opgave(n);

  • e. dat de organisatie beschikt over verbinding met (organisaties in) de wijk en de buurt en voldoende kennis heeft over de verhoudingen en omstandigheden in de wijk en/of de buurt;

  • f. dat de betrokkenheid van bewoners is geborgd bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten;

  • g. dat vrijwilligers deel uitmaken van de uitvoering van activiteiten;

  • h. dat sprake is van continuïteit van de dienstverlening aan de Amsterdammer.

Artikel 6.7         Aanvullende verplichtingen

  • Naast de verplichtingen als bedoeld in artikel 1.7 worden  aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a. het aanbod van maatschappelijke dienstverlening wordt door de uitvoerende instelling geplaatst op http://www.jekuntmeer.nl/ ;

  • b. Madi's hanteren de meldcode huiselijk geweld (HG) en kindermishandeling (KM) en wijzen een aandachtfunctionaris HGKM binnen hun organisatie aan;

  • c. de subsidieontvanger stelt tussentijdse rapportages op en volgt daarbij in frequentie en vorm de aanwijzing van de subsidieverlener.

Hoofdstuk 7 Integrale schuldhulpverlening

Artikel 7.1         Begripsomschrijvingen

  • In aanvulling op artikel 1.1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

  • a. Basis maatschappelijke dienstverlening: gericht op het bieden van hulp- en dienstverlening voor Amsterdammers die onvoldoende zelfredzaam zijn, dreigen de regie te verliezen en die hulp nodig hebben bij het oplossen van een vraag of een situatie die zodanig complex is dat hij/zij dit niet zelf (of met het eigen netwerk) kan oplossen. Er is onderscheid tussen basisdiensten en diensten in het kader van de wijkteams.

  • b. Instelling voor maatschappelijke dienstverlening: professionele organisatie die door middel van informatie en advies, individuele en collectieve hulp- en dienstverlening Amsterdammers ondersteunt. Amsterdammers kunnen zonder doorverwijzing en kosteloos terecht voor de basis maatschappelijke dienstverlening.

  • c. Integrale schuldhulpverlening: Integrale schuldhulpverlening is het actief ondersteunen van een inwoner bij het vinden van een oplossing voor zijn/haar financiële problemen, maar ook bij het vinden van een oplossing voor de eventuele oorzaken hiervan of voor omstandigheden die verhinderen dat de financiële problemen kunnen worden opgelost. Integrale schuldhulpverlening houdt daarnaast in dat zoveel mogelijk voorkomen wordt dat problematische schulden ontstaan.

Artikel 7.2         Doel subsidie

  • Deze subsidie is van toepassing op de integrale schuldhulpverlening in de stadsdelen.. De integrale schuldhulpverlening is onderdeel van de basis maatschappelijke dienstverlening

  • De integrale schuldhulpverlening  draagt bij aan het realiseren van de gebiedsagenda's en aan de volgende doelen uit het Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein 2015-2018:

  • Meer mensen functioneren zo zelfstandig mogelijk, zo nodig met ondersteuning.

  • Minder mensen ervaren financiële belemmeringen om mee te doen in de stad.

  • Het doel van integrale schuldhulpverlening is het bieden van actieve ondersteuning aan mensen  voor een oplossing van hun financiële problemen, waarbij de focus ligt op de oorzaken daarvan en de omstandigheden die verhinderen dat de financiële problemen kunnen worden opgelost  Deze ondersteuning is specifiek gericht op: 

  • 1. Het voorkomen van problematische schulden.

  • 2. Het ondersteunen bij het oplossen van schulden gericht op toeleiding naar een schuldregeling.

  • 3. Het beheersbaar maken van bedreigende schulden en stabilisatie (zekerstellen bed, bad en brood).

Artikel 7.3         Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het algemeen bestuur kan periodiek subsidie verlenen ten behoeve van reguliere schuldhulpverlening en intensieve jongerenschuldhulpverlening.

 Artikel 7.4        De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een instelling voor maatschappelijke dienstverlening die lid is van de brancheorganisatie op het gebied van schuldhulpverlening en sociaal bankieren (Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet).

Artikel 7.5         Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • In afwijking van of aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • Een activiteitenplan, waaruit blijkt:

  • a. dat de activiteit bijdraagt aan het doel van deze subsidieregeling;

  • b. het aantal unieke klanten dat bereikt wordt;

  • c. de resultaten die worden behaald met de activiteit;

  • d. dat de aanvraag aansluit bij de gebiedsgerichte opgave(n);

  • e. dat de organisatie beschikt over verbinding met (organisaties in) de wijk en de buurt en voldoende kennis heeft over de verhoudingen en omstandigheden in de wijk en/of de buurt;

  • f. dat de betrokkenheid van bewoners is geborgd bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten;

  • g. dat vrijwilligers deel uitmaken van de uitvoering van activiteiten;

  • h. dat sprake is van continuïteit van de dienstverlening aan de Amsterdammer.

Artikel 7.6         Aanvullende verplichtingen

  • Naast de verplichtingen als bedoeld in artikel 1.7 worden aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a. de instelling zorgt voor een goed werkend kwaliteitssysteem dat landelijk is erkend en waarin landelijke kwaliteitskaders zijn geïntegreerd;

  • b. de resultaten van de schuldhulpverlening worden vastgelegd in een registratieprogramma dat voldoet aan het Amsterdamse informatiemodel schuldhulpverlening. De databestanden worden beschikbaar gesteld voor de Amsterdamse schulddienstverleningsmonitor ten behoeve van het project Verwijsindex Schuldhulpverlening en managementinformatie;

  • c. de subsidieontvanger stelt na vier maanden en na acht maanden een rapportage op en maakt daarbij gebruik van het door het college ten behoeve van registratie en rapportage vastgestelde format.

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1     Algemene bepalingen

Artikel 1.1         Begripsomschrijvingen

1.1 e. De dragende samenleving zorgt ervoor dat mensen die ondersteuning nodig hebben, langer zonder of met minder professionele hulp, zelfstandig kunnen blijven wonen, veilig over straat kunnen en kinderen groot kunnen brengen. Het betreft zowel het individuele niveau (mantelzorg, onderlinge hulp, vrijwilligerswerk) als het collectieve (verenigingen, clubs, buurt- en bewonersinitiatieven, buurtonderneming, religieuze instituties). De professionele hulp is altijd een aanvulling op de dragende samenleving, ze versterkt haar en pakt zaken op die in de dragende samenleving onvoldoende of niet goed (kunnen) gebeuren;

1.1 f. De gebiedsagenda wordt opgesteld op basis van wensen en ideeën van bewoners, ondernemers en maatschappelijke instellingen uit de buurt. De gebiedsagenda bevat tevens een analyse van de problemen en kansen uit de buurt, bestuurlijke ambities, politieke wensen en projecten en programma's waar het stadsdeel al mee bezig is in het gebied;

1.1 i. Het betreft onder andere zelfhulpgroepen, zelfzorg, mantelzorg en vrijwilligers. Informele zorg is in Nederland een gangbare term, in Amsterdam spreken we liever van informele hulp. We maken bij informele hulp een onderscheid tussen ‘mantelzorgers' en ‘vrijwilligers informele hulp';

1.1 j. Een naaste is iemand waarmee een persoonlijke band bestaat: partner, ouder, kind, vriend, kennis. Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Gebruikelijke hulp is niet vrijblijvend. Het gaat hierbij om de normale dagelijkse zorg, zoals taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, administratie, schoonmaken, bezoek aan familie/instanties/arts;

1.1. m. In het Stedelijk kader wordt eenduidig vastgelegd wat er minimaal aanwezig moet zijn aan basisvoorzieningen in de wijken en aan welk kwaliteitsniveau deze voorzieningen moeten voldoen.

1.1.n..Vrijwilliger: deze omschrijving omvat de sterke/zelfredzame vrijwilligers die weinig tot geen begeleiding nodig hebben èn kwetsbare/minder zelfredzame vrijwilligers die (nog) niet de benodigde competenties en vaardigheden hebben om dit zelfstandig te doen.

Artikel 1.3         Subsidieplafond

Het algemeen bestuur van elke bestuurscommissie kan een subsidieplafond vaststellen voor het eigen stadsdeel voor de betreffende regeling, aparte subsidieplafonds voor eenmalige en voor periodieke subsidies. Het algemeen bestuur maakt de subsidieplafonds zo vroeg mogelijk bekend, onder voorbehoud van vaststelling van de begroting van het jaar waarvoor subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. Het subsidieplafond moet definitief bekend zijn gemaakt voordat de periode ingaat waarop het betrekking heeft (zie ook de toelichting bij artikel 4 van de ASA 2013). Over verlening van de subsidie wordt besloten nadat de begroting voor het betreffende jaar is vastgesteld. De bedragen kunnen onder meer worden aangepast met een positief of negatief accres als gevolg van prijsontwikkelingen of als gevolg van bezuinigingen.

Artikel 1.5         De aanvrager

De penvoerder dient zowel de subsidieaanvraag als de aanvraag tot vaststelling in namens het samenwerkingsverband.

Artikel 1.7         Weigeringsgronden

1.6 a. De activiteiten moeten in principe bedoeld zijn voor burgers woonachtig in het stadsdeel waar de aanvraag wordt ingediend.

Artikel 1.8         Verplichtingen

1.8 a. Sociale toegankelijkheid betreft de vraag of alle bewoners waarvoor de basisvoorzieningen bedoeld zijn,  welkom zijn en zich welkom voelen. Er mag niet gediscrimineerd worden naar bijvoorbeeld herkomst, leeftijd, gender of inkomen. Sociale toegankelijkheid voor mensen met een beperking is in dit licht de mate van gastvrijheid die mensen met een beperking ervaren als zij deelnemen aan een activiteit of een ondersteuningsvraag stellen.

Dit geldt zowel voor mensen met een fysieke beperking, zoals mensen in een rolstoel of blinden, als voor mensen met een niet-zichtbare beperking, een verstandelijke beperking, een psychische stoornis of niet-zichtbare chronische ziekte of hersenletsel. Het geldt evenzeer voor mensen die op basis van bijvoorbeeld culturele achtergrond, gender of leeftijd risico's lopen op uitsluiting. Professionals en vrijwilligers hebben competenties die nodig zijn om de sociale toegankelijkheid te borgen

1.8 b. Voorbeelden van zulke verplichtingen zijn verplichtingen die voortvloeien uit het gemeentelijk beleid op gebied van preventie seksueel misbruik en LHTBI-beleid; het hanteren van de Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling; bij de activiteiten toepassen van het beleid Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht; het hanteren van de VOG-verklaring (verklaring omtrent gedrag) bij activiteiten met kinderen en kwetsbare volwassenen/ouderen; ten aanzien van dierenwelzijn verplichtingen die voortvloeien uit de nota Agenda Dieren 2015-2018;aanwijzingen in het kader van het diversiteitsbeleid en de raadsbrief Mensenrechten in Amsterdam (2016); over samenwerking formele en informele partners om overlap en lacunes van activiteiten te voorkomen; afspraken ten aanzien van (keten)samenwerking.

Hoofdstuk 2     Basisvoorziening versterken pedagogische dragende samenleving en (talent)-ontwikkeling bij jeugdigen (0 - 23 jaar)

Dit hoofdstuk sluit aan op hoofdstuk 2 van het Stedelijk kader Afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017-2018. Het Stedelijk kader met in hoofdstuk 2 de afspraken ten aanzien van het versterken van de pedagogische dragende samenleving en (talent-) ontwikkeling bij jeugdigen is op 1 juni 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Stedelijk kader is te vinden op  https://www.amsterdam.nl/zorgprofessionals/basisvoorzieningen/

Artikel 2.1         Begripsomschrijvingen

2.1.c. In de pedagogische dragende samenleving zijn ouders, jongeren en buurtbewoners, maar ook familieleden, leraren, sportcoaches (kortom: burgers) dusdanig onderling betrokken dat het bevorderend is voor het opvoeden en opgroeien van kinderen en jeugdigen.

Artikel 2.2         Doel subsidie

Het doel van deze subsidieregeling is dat binnen een wijk of buurt een stimulerend en samenhangend geheel van activiteiten ontstaat, met het oog op het veilig en gezond opgroeien en groot brengen van kinderen en jongeren, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen en hun talenten en mogelijkheden kunnen ontdekken en ontplooien.

Artikel 2.3         Subsidiabele activiteiten

1.3.1 De basisvoorziening voor het onderdeel 'versterken pedagogische dragende samenleving' is onder meer gericht op de stimulering van vrijwillige verbanden tussen ouders en opvoeders, kinderen en jongeren, maar ook tussen buurtbewoners en beroepskrachten die in het gebied werkzaam zijn voor jeugdigen en hun familie of netwerk. Ook laagdrempelige activiteiten waar kinderen veilig kunnen spelen en speluitleen vallen onder de subsidiabele activiteiten, echter alleen als ouders/verzorgers daarbij tegelijkertijd ervaringen kunnen uitwisselen over opvoeden en waarbij professionals gemakkelijk benaderbaar zijn voor advies en ondersteuning. Ook activiteiten rond voorlichting vallen onder deze basisvoorziening, echter alleen als daarin niet reeds is voorzien via bestaand aanbod vanuit stedelijke voorzieningen als bijvoorbeeld de ouder- en kindteams.

2.3.2. De basisvoorziening voor het onderdeel '(talent)ontwikkeling bij jeugdigen (0-23 jaar)' betreft de activiteiten met betrekking tot brede talentontwikkeling en vrijwillig jeugdwerk. Deze activiteiten richten zich op een brede groep jeugdigen.

2.3.2 a. Bij de activiteiten welke vallen onder brede talentontwikkeling kan het algemeen bestuur bij vaststelling van het subsidieplafond nader bepalen welke van de genoemde thema's prioriteit hebben en op welke doelgroepen deze zich moeten richten.

2.3.2 b. Bij het vrijwillig jeugdwerk betreft het vooral jeugdigen waarbij activiteiten met betrekking tot zinvolle vrijetijdsbesteding wenselijk zijn. Net als bij brede talentontwikkeling kunnen deze activiteiten tevens een (buitenschools) educatief karakter hebben. Bij deze leeftijdsgroep betreft het onder meer activiteiten vanuit bijvoorbeeld speeltuinwerk, scouting, kinderboerderijen en stadsboerderijen, en ander vrijwillig jeugdwerk in het gebied.

2.3.3. De basisvoorziening voor het onderdeel 'gerichte preventieve inzet voor kwetsbare jeugd' richt zich op kwetsbare jeugdigen, jeugdigen zonder zinvolle vrijetijdsbesteding en op jeugdigen met lichte problematiek.

2.3.3 a. Bij het professioneel jongerenwerk gaat het om de leeftijdsgroep 10-23 jaar en betreft het veelal jongeren uit lagere sociaaleconomische milieus die problemen ondervinden bij maatschappelijke participatie en kwetsbare jongeren. Meiden vormen daarbinnen een specifieke doelgroep, evenals jongeren met een beperking en jongeren van 18-23 jaar die zonder startkwalificatie de school hebben verlaten of dreigen te verlaten. Bij de leeftijdsgroep 10 -23 jaar gaat het bijvoorbeeld om aanbod vanuit professioneel locatiegebonden, outreachend en ambulant jongerenwerk, straathoekwerk, tienerwerk en meidenwerk.

2.3.3 b. Bij het professioneel jeugdwerk gaat het om kwetsbare jeugdigen in de leeftijdsgroep tot 10 jaar en het aanbod vanuit bijvoorbeeld professioneel kinderwerk en andere specifiek voor deze doelgroep (en hun ouders en verzorgers) door professionals uit te voeren activiteiten.

2.3.3 c. De basisvoorziening 'activiteiten gericht op ondersteuning bij de overgang van school naar school, dagbesteding en/of werk' heeft betrekking op activiteiten als huiswerkbegeleiding, studiebegeleiding en mentoraten. Ook ondersteuning bij het vinden van stageplaatsen valt onder deze basisvoorziening. In aanvulling op bovenstaande activiteiten zijn ook andere activiteiten mogelijk. Deze moeten echter altijd passen binnen het stedelijk beleid inzake de aanpak van jeugdwerkloosheid.

2.3.3 d. De (digitale of  fysieke) basisvoorziening voor laagdrempelig en anoniem advies voor jongeren kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd in de vorm van een Jongeren Informatie Punt, Jongeren Advies Punt of interactieve website.

2.3.3 e. Ook andere activiteiten rond voorlichting en advies vallen onder de basisvoorziening 'gerichte preventieve inzet voor kwetsbare jeugd'.  In dit geval betreft het een activiteit die nadrukkelijk dient te worden uitgevoerd door professionals.

Voor zover bij de uitvoering van de subsidiabele activiteiten wordt gewerkt met vrijwilligers kan voor de kosten van het werven, makelen, bemiddelen, trainen en waarderen van vrijwilligers waar nodig tevens beroep worden gedaan op de subsidieregeling 'Versterken vrijwillige inzet en informele netwerken', dan wel beroep gedaan worden op het aanbod vanuit instellingen die op grond van deze regeling zijn gesubsidieerd.

Artikel 2.4         Verdeelsleutel subsidieplafond

2.4 a. De stedelijk overeengekomen prioriteiten en streefcijfers voor het professioneel jongerenwerk zijn:

Prioriteiten professioneel jongerenwerk

§ focus op 10-18 jarigen;

§ focus op meiden;

§ focus op jongeren met een verstandelijke of fysieke beperking;

§ eigen capaciteiten en wederkerigheid ten opzichte van de samenleving staan centraal;

§ verbeteren aansluiting opleiding en praktijk;

§ participatie van het jongerenwerk in de jeugdketens;

§ versterking van de samenwerking met OKT's en onderwijs;

§ deelname aan stedelijke expertisenetwerken;

§ uitvoering gemeentelijke aanpak radicalisering en roze agenda (LHBTI).

Streefcijfers professioneel jongerenwerk

§ prioriteit voor 10-18 jarigen (70 % van alle activiteiten voor deze leeftijdscategorie);

§ bereik van jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB) tenminste 20 %;

§ deelname van minimaal 40% meiden aan het jongerenwerk;

§ jongeren organiseren minimaal 50 % van de activiteiten zelf;

§ jongerenwerkers voldoen aan het Movisie beroepsprofiel mbo/hbo jongerenwerker;

§ 10% van de activiteiten is gericht op beperking van vroegtijdig schoolverlaten;

§ de aanvrager gebruikt het kwaliteitsinstrument JongerenWijzer;

§ de aanvrager draagt bij aan gezamenlijke methodiekontwikkeling, voorlichting en training;

§ de aanvrager beschikt over een aandachtsfunctionaris voor bovenstaande prioriteiten.

De streefcijfers bij deze prioriteiten zijn gemiddelde scores door verschillen in situatie en uitvoering tussen stadsdelen.

Artikel 2.5         De aanvrager

2.5 c. Deze rechtspersonen mogen bij hun inzet gebruik maken van onder aanneming door aan het verbonden zelfstandig werkende professionals.

Hoofdstuk 3 Basisvoorziening versterken vrijwillige inzet en informele netwerken

Dit hoofdstuk sluit aan op hoofdstuk 3 van het Stedelijk kader Afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017-2018. Het Stedelijk kader met in hoofdstuk 3 de afspraken ten aanzien van het versterken vrijwillige inzet en informele netwerken is op 1 juni 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Stedelijk kader is te vinden op  https://www.amsterdam.nl/zorgprofessionals/basisvoorzieningen/

Artikel 3.3         Subsidiabele activiteiten

  • § Trainingen: Het gaat hier om deskundigheidsbevordering van vrijwilligers die zich begeven op het vlak van de bredere vrijwillige inzet zoals ‘ad hoc' diensten, kortdurende hulp, burenhulp, ‘hand & span' diensten aan minder zelfredzame bewoners in buurten, wijken, verenigingen. Het gaat hier bijvoorbeeld om cursussen team/communitybuilding etc die specifiek zijn voor het stadsdeel.

  • § De door vrijwilligers gemaakte onkosten kunnen in de begroting van de activiteiten worden opgenomen.

  • § Buddy's en maatjes zijn subsidiabel binnen dit hoofdstuk.

  • § Voor activiteiten die binnen een andere subsidieregeling vallen, worden de kosten voor werving, begeleiden en trainen van vrijwilligers opgenomen worden in de aanvraag van de betreffende activiteiten.

Artikel 3.6         Aanvullende verplichtingen

3.6 a. In het vrijwilligersbeleid wordt ingegaan op visie op vrijwillige inzet, erkenning en waardering voor vrijwilligers, ontwikkelmogelijkheden van vrijwilligers, begeleiding van vrijwilligers en toegankelijkheid van vrijwilligerswerk voor mensen met verschillende culturele achtergronden. `

Hoofdstuk 4 Basisvoorziening activering, participatie en sociale accommodaties

Dit hoofdstuk sluit aan op hoofdstuk 4 van het Stedelijk kader Afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017-2018. Het Stedelijk kader met in hoofdstuk 4 de afspraken ten aanzien van activering en participatie is op 1 juni 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Stedelijk kader is te vinden op  https://www.amsterdam.nl/zorgprofessionals/basisvoorzieningen/

Artikel 4.1.        Begripsomschrijvingen

4.1.c. Voorbeelden van sociale accommodaties zijn Huizen van de Wijk en buurthuizen.

Artikel 4.2         Doel subsidie

De gemeente Amsterdam vindt het belangrijk dat iedere Amsterdammer toegang heeft tot de basisvoorziening activering, participatie en sociale accommodaties. Dit is de plek waar vorm wordt gegeven aan de dragende samenleving en de participatiemaatschappij. De gemeente heeft hierin een gezamenlijke opgave met haar inwoners, ondernemers en partners. Het uit- of insluiten van groepen in deze basisvoorzieningen werkt belemmerd bij deze gezamenlijke opgave.

De gemeente moet echter met beperkte middelen hieraan vorm geven. Daarbij geldt het uitgangspunt dat de genoemde prioritaire doelgroepen meer steun kunnen gebruiken. De gemeente Amsterdam is zich ervan bewust dat deze keuze betekent dat de niet genoemde doelgroepen, bewoners, ondernemers en partners op een andere wijze verleid moeten worden om gebruik te maken van de basisvoorziening.

Verreweg de meeste Amsterdammers organiseren hun deelname aan de samenleving zelf. Dit geldt niet voor alle Amsterdammers. Een deel van de Amsterdammers is hiervoor onvoldoende zelfredzaam, dat wil zeggen: om zelf invulling te geven aan hun dag of om vrijwilligerswerk te vinden en te behouden. Deze mensen hebben op dit vlak extra ondersteuning nodig maar geen zorg- of begeleidingsvraag, met andere woorden er is geen noodzaak tot zorg.  Amsterdammers met een specifieke zorg- of begeleidingsvraag kunnen terecht in gespecialiseerde of arbeidsmatige dagbesteding (stedelijk ingekocht door de afdeling Zorg).

Artikel 4.3         Subsidiabele activiteiten

4.3.1 (activiteiten activering en participatie)

Moet worden gelezen als richtinggevende voorwaarden aan de aanvraag van een subsidie. Het is niet de bedoeling om experimenten of bijzondere vormen van basisvoorzieningen onmogelijk te maken. Belangrijke toetssteen bij deze activiteiten is de toegevoegde waarde aan de dragende samenleving, het actief burgerschap en de in deze regeling genoemde doelstellingen. Op deze manier maakt de gemeente Amsterdam het mogelijk om activiteiten die niet concreet zijn genoemd in deze regeling of die nieuw zijn, te subsidiëren. Binnen deze ruimte is de beoordeling aan het algemeen bestuur.

Maatjesprojecten kunnen niet onder deze regeling aangevraagd worden, deze vallen onder de subsidieregeling vrijwillige inzet en informele zorg.

Het algemeen bestuur kan ervoor kiezen de subsidie voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 4.3, eerste lid te berekenen aan de hand van bepaalde kostensoorten, waaronder :

§ kosten inzet personeel voor toeleiding en ondersteuning van inwoners(groepen) naar activiteiten;

§ kosten voor preventie en voorlichting in de buurt of wijk;

§ onkosten gemaakt door vrijwilligers.

4.3.2. (sociale accommodaties)

Bij de toetsing van de aanvraag zal ook worden gekeken naar de aanvullende kenmerken genoemd in artikel 4.3. Dit is geen limitatieve lijst. Het algemeen bestuur kan voor kiezen om aan deze kenmerken een gewicht te geven bij de beoordeling van de aanvragen.

Het algemeen bestuur kan ervoor kiezen de subsidie voor sociale accommodaties zoals bedoeld in artikel 4.3, tweede lid te berekenen aan de hand van bepaalde kostensoorten, waaronder:

§ huisvestingskosten;

§ onderhoudskosten;

§ personeelskosten beheerder voor openstelling ruimtes;

§ personeelskosten voor administratie, organiseren reserveringen ruimte en samenstelling van een evenwichtig activiteitenprogramma; publiciteitskosten voor activiteiten en/of zichtbaarheid van de sociale accommodatie.

Artikel 4.4         De aanvrager

Voor het aanvragen van subsidie op basis van artikel 4.3, eerste lid gelden geen specifieke voorschriften.

Artikel 4.7         Weigeringsgronden

Het algemeen bestuur van elke bestuurscommissie stelt een subsidie zelfstandig vast door middel van de subsidieregeling. Voordat tot subsidiëring over wordt gegaan, wordt eerst bezien of er reeds voorzien is in de aangevraagde activiteit of dienstverlening bijvoorbeeld vanuit de centrale stad of andere stadsdelen. In het artikel is, als voorbeeld, een aantal stedelijke voorzieningen en programma's genoemd waarmee overlap zou kunnen bestaan. Mocht er overlap zijn met deze voorzieningen of activiteiten kan de aanvraag voor subsidie geweigerd worden.

Hoofdstuk 5 Basisvoorziening mantelzorgondersteuning

Dit hoofdstuk sluit aan op hoofdstuk 5 van het Stedelijk kader Afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017-2018. Het Stedelijk kader met in hoofdstuk 5 de afspraken ten aanzien van mantelzorgondersteuning is op 1 juni 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Stedelijk kader is te vinden op  https://www.amsterdam.nl/zorgprofessionals/basisvoorzieningen/

Artikel 5.2         Doel subsidie

Onder de doelgroep vallen mantelzorgers van mensen met een fysieke of verstandelijke beperking, chronische ziekte of psychische aandoening of dementie. Het gaat hierbij om mantelzorgers die in Amsterdam wonen én om mantelzorgers van buiten de stad die zorgen voor Amsterdammers.

Mantelzorgondersteuning is gericht op alle mantelzorgers. Ondersteuning is breed en gericht op preventie van dreigende overbelasting. Extra aandacht is gespecificeerd voor groepen mantelzorgers waar nog relatief weinig gerichte ondersteuning voor is en die een hoger risico hebben om overbelast te raken. Dit zijn: jonge mantelzorgers, mantelzorgers die slecht bereikbaar zijn, mantelzorgers die jarenlang zorg verlenen. Bij jonge mantelzorgers geldt dat één op de vier jongeren opgroeit in een gezin met een ziek familielid. Een deel van de zorg verlenen in combinatie met het volgen van een opleiding of werk, is zwaar. Bij mantelzorgers die slecht bereikbaar zijn gaat het bijvoorbeeld om mantelzorgers die de Nederlandse taal niet (goed) machtig zijn. Omdat zij vaak slecht bereikt worden door reguliere instanties zijn extra inspanningen nodig om het ondersteuningsaanbod bij hen onder de aandacht te brengen.

Voorbeelden van mantelzorg zijn: een dochter die elke dag voor haar bejaarde ouders kookt, iemand die de buurvrouw helpt met aankleden, een man die zijn aan multiple sclerose lijdende vrouw helpt met persoonlijke verzorging en regelt dat er aanpassingen in huis komen of een schoolgaande tiener die vaak in het huishouden moet inspringen voor een manisch depressieve moeder past.

Artikel 5.3         Subsidiabele activiteiten

Praktische hulp

Praktische hulp bestaat uit huishoudelijke hulp en hand- en spandiensten. Deze vormen van hulp komen zowel ten goede aan zorgvragers en mantelzorgers, vooral als ze in hetzelfde huis wonen. Ook de taken van een ‘mantelzorger op afstand' worden lichter als de zorgvrager naast goede medische en verpleegkundige zorg enige praktische ondersteuning krijgt.

Educatieve en emotionele ondersteuning

Mantelzorgers hebben vaak niet genoeg aan informatie en advies alleen. Emotionele steun helpt hen bij het verwerken van emoties waar zij mee te maken kunnen krijgen als ze de zorg voor een ander op zich nemen. Er kunnen emoties naar boven komen, zoals verdriet, onmacht, angst, onzekerheid, kwaadheid, schaamte, eenzaamheid of schuld. Ook de aard van de ziekte of de beperking, de duur en de zwaarte van de zorg, de effecten op het gedrag van de hulpbehoevende, zijn aspecten die van invloed zijn op de manier waarop de mantelzorger met haar of zijn gevoelens omgaat.

Emotionele steun kan verleend worden via telefonisch contact, persoonlijk 1 op 1 contact, groepsgewijs via lotgenotencontact, ondersteuningsgroepen of cursussen. Zowel vrienden, kennissen, buren als vrijwilligers en beroepskrachten kunnen de mantelzorger emotioneel ondersteunen.

Bij educatieve steun gaat het om het vergroten van de praktische kennis van de mantelzorgers over ziekte, zorg of het leren van technieken en vaardigheden. Veel mantelzorgtaken hebben te maken met het huishouden en de verzorging. Niet iedereen kan deze taken ‘zomaar' op zich nemen. Het kan zinvol zijn een cursus te volgen of begeleiding te zoeken door een thuiszorgmedewerker. Te denken valt aan het aanleren van huishoudelijke verzorging, til-technieken, ziekenverzorging.

Informele respijtzorg

Mantelzorgers hebben de mogelijkheid van tijdelijke overname van mantelzorgtaken. Deze wordt onder andere geleverd door vrijwilligers. Deze vrijwilligers zijn hier goed op toegerust, waardoor mantelzorgers met vertrouwen de zorg voor hun naaste kunnen overlaten om zelf op adem te kunnen komen. Als er sprake is van mantelzorgers die ook lijf gebonden zorgtaken hebben, dan kunnen vrijwilligers worden ingezet voor toezichthoudende respijtzorg taken in combinatie met wijkzorg. In dat geval neemt een gediplomeerde verpleegkundige of verzorgende deze lijf gebonden taken over. Lijf gebonden, risicovolle en voorbehouden handelingen vallen niet binnen informele respijtzorg.

Waardering van mantelzorgers

Dit betreft activiteiten in het kader van de jaarlijkse Dag van de mantelzorg.

Bereiken van mantelzorgers en toeleiden naar voor hen relevant aanbod

Veel mantelzorgers worden nog niet of nauwelijks bereikt, terwijl er veel aanbod is om hen te ondersteunen, deze subsidieregeling faciliteert interventies voor het bereiken en doorgeleiden van mantelzorgers naar het ondersteuningsaanbod.

Artikel 5.4         Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Op basis van de ingediende gegevens moet het mogelijk zijn een beoordeling te maken of subsidie wordt verleend of geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd of afgewezen. Uit de aanvraag moet duidelijk zijn welke kennis en deskundigheid aanwezig is over de doelgroep: mantelzorgers of een specifieke groep mantelzorgers.

Hoofdstuk 6 Basisvoorziening maatschappelijke dienstverlening

Dit hoofdstuk sluit aan op hoofdstuk 6 van het Stedelijk kader Afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017-2018. Het Stedelijk kader met in hoofdstuk 6 de afspraken ten aanzien van basis maatschappelijke dienstverlening is op 1 juni 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Stedelijk kader is te vinden op  https://www.amsterdam.nl/zorgprofessionals/basisvoorzieningen/

Artikel 6.1         Begripsomschrijvingen

De maatschappelijke dienstverlening kent het volgende onderscheid: basisdiensten en diensten in het kader van wijkteams. Basisdiensten zijn collectieve activiteiten die vrij toegankelijk zijn voor alle Amsterdammers, dus zonder doorverwijzing en/of vraagverheldering.

Het aanbod wordt uitgevoerd door vrijwilligers, professionals of een combinatie van beide. Basisdiensten faciliteren de inzet van de dragende samenleving voor Amsterdammers uit de doelgroep. Diensten in het kader van de wijkteams: dit betreft professionele individuele ondersteuning of collectief professioneel aanbod waarbij Amsterdammers met individuele problematiek in groepstrajecten verder worden geholpen. Het gaat om groepsaanbod onder professionele begeleiding dat niet vrij toegankelijk is en waarin gewerkt wordt aan de individuele doelen van de deelnemers.

Artikel 6.2         Doel subsidieregeling

Basis maatschappelijke dienstverlening wordt geboden ten behoeve van Amsterdammers (volwassenen en jongeren vanaf 18 jaar) met specifieke problematiek die (tijdelijk) regieverlies ervaren of dreigen de regie te verliezen en onvoldoende zelfredzaam zijn om de problemen zelf of met behulp van een sociaal netwerk op te lossen. Maatschappelijke dienstverlening wordt ingezet voor de volgende problematiek:

a. problemen in het zelfstandig hanteren van kwesties betreffende wet- en regelgeving, voorzieningen en instanties die de primaire bestaansvoorwaarden betreffen;

b. problemen met wonen/huisvesting of het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats;

c. sociaal emotionele of psychosociale problemen die het maatschappelijk participeren belemmeren;

d. (potentieel) huiselijk geweld, ouderenmishandeling, kindermishandeling of (zelf)verwaarlozing;

e. sociaal en maatschappelijk isolement wegens gebrek aan sociaal netwerk en/of sociale vaardigheden;

f. problematiek rond het zelfstandig functioneren die voortkomt uit een (beginnende) vorm van dementie en/of lichamelijke problematiek;

g. (dreigende) overbelasting mantelzorg.

Hoofdstuk 7 Integrale schuldhulpverlening

Dit hoofdstuk sluit aan op hoofdstuk 6 van het Stedelijk kader Afspraken basisvoorzieningen in de stadsdelen 2017-2018. Het Stedelijk kader met in hoofdstuk 6 de afspraken ten aanzien van basis maatschappelijke dienstverlening is op 1 juni 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Stedelijk kader is te vinden op:  https://www.amsterdam.nl/zorgprofessionals/basisvoorzieningen/

Artikel 7.1         Begripsomschrijvingen

Integrale schuldhulpverlening maakt onderdeel uit van de basisvoorziening maatschappelijke dienstverlening maar is hier als werksoort apart onderscheiden . De begripsbepaling integrale schuldhulpverlening is gebaseerd op de memorie van toelichting op de Wet gemeentelijke Schuldhulpverlening.

Artikel 7.2         Doel subsidie

Integrale schuldhulpverlening draagt bij aan het Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein 2015-2018. Integrale schuldhulpverlening heeft daarnaast specifieke doelen die ook neergelegd zijn in de beleidsplannen van integrale schuldhulpverlening. De schuldhulpverlening staat in beginsel open voor alle inwoners van Amsterdam van 18 jaar en ouder.

Artikel 7.3         Subsidiabele activiteiten

De activiteiten reguliere schuldhulpverlening en intensieve jongerenschuldhulpverlening worden gesubsidieerd door het algemeen bestuur. De activiteiten van de reguliere schuldhulpverlening zijn beschreven in het productenboek schuldhulpverlening Amsterdam (http://www.shvhandboek.nl/) en vinden plaats conform de beleidsregels schuldhulpverlening Amsterdam, de klachtencode Amsterdam en het handboek schuldhulpverlening. De activiteiten van de intensieve jongerenschuldhulpverlening zijn beschreven in de stedelijke productenomschrijving ‘Intensieve jongerenschuldhulpverlening'.

Artikel 7.4         De aanvrager

Dit artikel beschrijft welke instelling voor maatschappelijke dienstverlening een aanvraag in kan dienen. De aanvrager moet lid zijn van de brancheorganisatie op het gebied van schuldhulpverlening: Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK). Dit is een vereiste met als doel de kwaliteit van de dienstverlening te waarborgen.

Artikel 7.6         Aanvullende verplichtingen

Dit artikel beschrijft de aanvullende verplichtingen die van toepassing zijn op de subsidie. Lid a geeft aan dat de instelling zorg draagt voor een goed werkend kwaliteitssysteem. Bijvoorbeeld voor de integrale schuldhulpverlening is dat op dit moment het auditsysteem van de NVVK.

Lid b geeft aan dat de registratieprogramma moet voldoen aan het Amsterdamse informatiemodel schuldhulpverlening en dat de databestanden hiervoor beschikbaar worden gesteld. Het Amsterdamse informatiemodel wordt vastgesteld door de gemeente, cluster Sociaal (afdeling Armoedebestrijding).