Regeling vervallen per 31-12-2019

Subsidieregeling Schaalsprong zonne-energie in Amsterdam

Geldend van 08-11-2017 t/m 30-12-2019

Intitulé

Subsidieregeling Schaalsprong zonne-energie in Amsterdam

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. ASA 2013: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • b. collectief zonproject: project waarin door een zoncoöperatie zonnepanelen worden gerealiseerd op een Amsterdams dak of een andere geschikte locatie met een minimaal totaal vermogen van 25 kWp en waarin minimaal 10 deelnemers participeren;

  • c. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • d. dak of andere geschikte locatie: een dakoppervlakte van een (groep van) gebouw(en) of een andere geschikte locatie in de gemeente Amsterdam, welk dak of locatie specificeerbaar is middels een adresaanduiding en/of kadastrale aanduiding;

  • e. deelnemer: particulier woonachtig in Amsterdam;

  • f. de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB EU L 352 van 24.12. 2013), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • g. eigenaar: eigenaar, opstalhouder, erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot appartementsrecht of degene aan wie een rechtspersoon deelnemings- of lidmaatschapsrechten heeft verleend die recht geven op het gebruik van het dak, gevel of andere geschikte locatie, niet zijnde de zoncoöperatie;

  • h. onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de de-minimisverordening;

  • i. organisatie: projectorganisatie die omwille van meerdere collectieve zonprojecten in het leven is geroepen en dat verantwoordelijk is voor de structuur, administratie, beheer en communicatie van collectieve zonprojecten;

  • j. subsidieproject: geheel van activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • k. zoncoöperatie: coöperatie die statutair tot doelstelling heeft duurzame energie te realiseren, waaronder in ieder geval zonne-energie wordt begrepen.

Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De ASA 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Hoofdstuk 2 Ondersteuning Amsterdamse zoncoöperaties

Artikel 2.1 Doel subsidie

Deze subsidie heeft tot doel het realiseren van meer in Amsterdam opgewekte zonne-energie door de realisatie van collectieve zonprojecten te versnellen en de organisatie van zoncoöperaties te versterken.

Artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor een subsidieproject gericht op het ontwikkelen en het begeleiden van collectieve zonprojecten.

  • 2. Het college kan in aanvulling op de subsidie van het eerste lid een eenmalige subsidie verlenen voor een subsidieproject gericht op het professionaliseren van de organisatie van collectieve zonprojecten.

  • 3. Subsidie als bedoeld in het tweede lid, wordt alleen verleend voor zover subsidie voor het eerste lid wordt verleend.

Artikel 2.3 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2, eerste en tweede lid, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende algemene vereisten:

    • a.

      de subsidieaanvrager heeft minimaal 1 jaar aantoonbare ervaring met het ontwikkelen en realiseren van collectieve zonprojecten;

    • b.

      de subsidieaanvrager heeft ten minste één collectief zonproject gerealiseerd;

    • c.

      het subsidieproject is gericht op de realisatie van ten minste 100% meer zonnepanelen in Amsterdam door de subsidieaanvrager in 1 jaar na het moment van de aanvraag in verhouding tot het aantal door de subsidieaanvrager gerealiseerde zonnepanelen in Amsterdam op het moment van de aanvraag.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt bij subsidie als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, voldaan aan het vereiste dat het subsidieproject gericht is op verbetering van de huidige organisatie op ten minste één van de volgende gebieden:

    • a.

      het bieden van een totaalpakket voor de ontwikkeling en begeleiding van collectieve zonprojecten, dat deelnemers ontzorgt;

    • b.

      procesverbetering;

    • c.

      verbetering van de marketing of communicatie met stakeholders van collectieve zonprojecten;

    • d.

      het opzetten van een proces voor kennisopbouw zodat de bestaande en opgedane kennis eenvoudig kan worden vastgelegd en gedeeld.

  • 3. Bij een tweede subsidie onder deze regeling, geldt in afwijking van het vereiste onder c van het eerste lid, een percentage van 200% meer gerealiseerde zonnepanelen door de subsidieaanvrager in de periode na het moment van de aanvraag van de eerste subsidie tot 1 jaar na het moment van de aanvraag van de tweede subsidie in verhouding tot het aantal door de subsidieaanvrager gerealiseerde zonnepanelen in Amsterdam op het moment van de aanvraag van de eerste subsidie.

Artikel 2.4 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld in artikel 2.1, komen de volgende daadwerkelijk gemaakte uren en kosten in aanmerking:

    • a.

      voor subsidie als bedoeld onder artikel 2.2, eerste lid, tot ten hoogste € 5.000,- per beoogd collectief zonproject met een vermogen tot 100 kWp of ten hoogste € 10.000 per beoogd collectief zonproject met een vermogen vanaf 100kWp:

    • 1

      °. de ureninzet van werknemers en derden;

    • 2

      °. de kosten van communicatie of van een juridisch, technisch of organisatie-advies of een inspectierapport;

    • b.

      voor subsidie als bedoeld onder artikel 2.2, tweede lid:

    • 1

      °. de ureninzet van werknemers en derden voor kennismanagement, netwerkopbouw, procesverbetering en het werven van deelnemers of leden;

    • 2

      °. de kosten van consultancydiensten;

    • 3

      °. de kosten van de inkoop of ontwikkeling van administratieve systemen;

    • 4

      °. de kosten van het bijwonen van netwerkbijeenkomsten;

    • 5

      °. de kosten van productontwikkeling;

    • 6

      °. de kosten van communicatie en marketing.

  • 2. De subsidieaanvrager hanteert bij de uren, bedoeld in het eerste lid, een vast uurtarief van ten hoogste €50.

Artikel 2.5 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, bedraagt 50% van de totale subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, bedraagt 50% van de totale subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000.

  • 3. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, bedraagt nooit meer dan de subsidie als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid.

  • 4. De subsidie als bedoeld in het eerste lid en de subsidie als bedoeld in het tweede lid bedragen samen ten hoogste € 50.000.

Artikel 2.6 De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een zoncoöperatie.

Artikel 2.7 Indieningstermijn

  • Subsidieaanvragen kunnen in de volgende aanvraagperiode worden ingediend:

  • a. vanaf 10 februari 2017 tot en met 30 april 2017;

  • b. vanaf 10 februari 2018 tot en met 30 april 2018.

Artikel 2.8 Subsidieplafond en verdeelsleutel

  • 1. Het subsidieplafond voor de aanvraagperiodes in artikel 2.7 onder a en b bedraagt in totaal € 400.000.

  • 2. Het college kan het subsidieplafond bij besluit wijzigen, echter nooit meer dan het in de gemeentebegroting voor dat jaar opgenomen budget.

  • 3. De subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van aanvragen, zoals beschreven in artikel 7, eerste lid ASA 2013.

Artikel 2.9 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. In afwijking van artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 wordt een subsidieaanvraag ingediend met gebruikmaking van het vastgestelde digitale aanvraagformulier, vergezeld van de volgende bijlagen:

    • a.

      een projectplan met:

    • 1

      °. een omschrijving waarin aannemelijk wordt gemaakt dat en op welke wijze aan de subsidievereisten van deze regeling wordt voldaan, waarbij waar mogelijk wordt gerefereerd aan de resultaten van eerdere collectieve zonprojecten;

    • 2

      °. een verdienmodel, waarin aannemelijk wordt gemaakt dat de organisatie zichzelf ten minste twee jaar na afronding van het subsidieproject in stand kan houden teneinde nieuwe collectieve zonprojecten uit te kunnen voeren;

    • 3

      °. een analyse van risico's en kansen van het gehele subsidieproject alsook een antwoord op de vraag welke uitdagingen de subsidieaanvrager voorziet bij groei en op welke wijze de subsidie bijdraagt om deze uitdaging aan te gaan;

    • 4

      °. een communicatieplan, waaruit volgt op welke wijze deelnemers en verklaringen van eigenaren van Amsterdamse daken worden geworven;

    • 5

      °. een toekomstvisie waarin de subsidieaanvrager haar ambities voor over een termijn van vijf jaar beschrijft;

    • b.

      een volledig overzicht van de gerealiseerde, onderhanden en beoogde collectieve zonprojecten die redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de subsidieaanvrager, conform het vastgestelde sjabloon;

    • c.

      kopieën van de beschikbare ondertekende verklaringen van eigenaren van Amsterdamse daken bij onderhanden collectieve zonprojecten, waarin de eigenaar toestemming geeft om zonnepanelen te plaatsen voor een collectief zonproject en waaruit het aantal vierkante meter beschikbare dakoppervlak blijkt;

    • d.

      een begroting met onderbouwing inclusief een opgave van de personen wiens uren mogelijk worden ingezet;

    • e.

      een volledig ingevulde Verklaring de-minimissteun, waaruit volgt dat het drempelbedrag van de-minimissteun van € 200.000 niet wordt overschreden;

    • f.

      het inschrijvingsnummer uit het handelsregister;

    • g.

      een afschrift van het jaarverslag, de jaarrekening, en de balans van de aanvrager van het voorgaande jaar.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, maakt de subsidieaanvrager in het geval haar onderneming eerder op basis van deze regeling subsidie heeft ontvangen, aan de hand van de resultaten van het eerdere subsidieproject in het projectplan, aannemelijk dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd significant bijdragen aan het doel van de subsidie.

Artikel 2.10 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen als:

    • a.

      het aangevraagde subsidiebedrag minder bedraagt dan € 5.000;

    • b.

      de subsidieaanvrager niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening voldoet.

  • 2. In aanvulling op artikel 9, tweede lid, van de ASA 2013 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als:

    • a.

      aan dezelfde groep van ondernemingen reeds subsidie is verleend voor subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 2.2 met betrekking tot dezelfde subsidieperiode;

    • b.

      als aan een andere zoncoöperatie reeds op basis van dezelfde ervaring of voor hetzelfde collectieve zonproject op grond van dit hoofdstuk subsidie is verleend;

    • c.

      op basis van de aanvraag in totaal meer dan € 5.000,- per beoogd collectief zonproject met een vermogen tot 100 kWp, of meer dan € 10.000 per beoogd collectief zonproject met een vermogen vanaf 100kWp zou worden verleend voor de voorbereiding en begeleiding van collectieve zonprojecten;

    • d.

      de activiteiten onvoldoende bijdragen aan het doel van de subsidie.

Artikel 2.11 Aanvullende verplichtingen

  • 1. Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en artikel 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      het subsidieproject wordt binnen 1 jaar na het moment van subsidieverlening voltooid;

    • b.

      de subsidieontvanger realiseert ten minste 100% meer zonnepanelen in Amsterdam in 1 jaar na het moment van de aanvraag in verhouding tot het aantal door de ontvanger gerealiseerde zonnepanelen in Amsterdam op het moment van de aanvraag;

    • c.

      de subsidieontvanger dient uiterlijk 8 weken na afloop van de subsidieperiode een aanvraag tot subsidievaststelling in;

    • d.

      de subsidieontvanger houdt een urenadministratie op weekbasis bij die 10 dagen na afloop van een kalendermaand volledig is bijgewerkt en overlegt deze desgevraagd onverwijld aan het college;

    • e.

      de subsidieontvanger maakt de resultaten van het project openbaar.

  • 2. In afwijking van de verplichting onder b van het eerste lid, realiseert de subsidieontvanger bij een tweede subsidie onder deze regeling een percentage van 200% meer gerealiseerde zonnepanelen in de periode na het moment van de aanvraag van de eerste subsidie tot 1 jaar na het moment van de aanvraag van de tweede subsidie in verhouding tot het aantal door de subsidieontvanger gerealiseerde zonnepanelen in Amsterdam op het moment van de aanvraag van de eerste subsidie.

Artikel 2.12 Verantwoording subsidies

  • In aanvulling op artikel 14, tweede lid, van de ASA 2013, dienen de volgende gegevens te worden overgelegd:

  • a. in het financieel verslag als bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder b van de ASA 2013 een opgave van het aantal gerealiseerde uren van derden en werknemers onderverdeeld naar de concrete activiteiten;

  • b. een lijst met de status van de onderhanden, gestrande en gerealiseerde collectieve zonprojecten conform het vastgestelde sjabloon inclusief:

    • 1

      °. een opgave van het aantal beoogde en gerealiseerde zonnepanelen per collectief zonproject; en

    • 2

      °. een opgave van reden bij de gestrande collectieve zonprojecten en een omschrijving van wat de subsidieontvanger hiervan heeft geleerd.

Artikel 2.13 Bevoorschotting en betaling

Het college kan een voorschot verstrekken van ten hoogste 75% van het verleende subsidiebedrag.

Hoofdstuk 3 Dak voor de Stad

Artikel 3.1 Doel subsidieregeling

Deze subsidie heeft tot doel het realiseren van meer in Amsterdam opgewekte zonne-energie door eigenaren te stimuleren tot het ter beschikking stellen en houden van een dak of andere geschikte locatie voor minimaal 15 jaar ten behoeve van een collectief zonproject.

Artikel 3.2 Subsidiabele activiteiten

Het college kan aan een eigenaar een eenmalige subsidie verlenen ter compensatie van voorbereidings- en uitvoeringshandelingen in het kader van het beschikbaar stellen en houden van het dak of andere geschikte locatie ten behoeve van een collectief zonproject.

Artikel 3.3 Subsidievereisten

  • Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 3.2 in aanmerking te komen, is vereist dat

  • a. de eigenaar zijn dak of andere geschikte locatie minimaal 15 jaar ter beschikking stelt aan een zoncoöperatie voor een collectief zonproject;

  • b. een definitieve overeenkomst tussen een eigenaar en een zoncoöperatie wordt gesloten, waarin ten minste is vastgelegd:

    • -

      de aanduiding (adres of kadaster) van het ter beschikking te stellen dak of andere geschikte locatie;

    • -

      de terbeschikkingstelling van het dak of de andere geschikte locatie voor een periode van minimaal 15 jaar voor een collectief zonproject; en

    • -

      de planning van het project.

  • c. op het dak of andere geschikte locatie een collectief zonvermogen van minimaal 25 kWp wordt gerealiseerd.

Artikel 3.4 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 3.3 bedraagt 0,08 euro per Wp gerealiseerd vermogen, met dien verstande dat minimaal een bedrag van € 5.000 en maximaal € 30.000 per dak of geschikte locatie wordt verleend;

  • 2. De totale subsidie op grond van dit hoofdstuk aan een en dezelfde eigenaar bedraagt maximaal € 90.000.

Artikel 3.5 Subsidieplafond en verdeelsleutel

  • 1. Het subsidieplafond voor de in artikel 3.2 genoemde activiteiten bedraagt € 320.000.

  • 2. Het college kan het subsidieplafond bij besluit wijzigen, echter nooit meer dan het in de gemeentebegroting voor dat jaar opgenomen budget.

  • 3. De subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van aanvragen, zoals beschreven in artikel 7, eerste lid ASA 2013.

Artikel 3.6 De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een eigenaar.

Artikel 3.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • In afwijking van artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 wordt een subsidieaanvraag ingediend met gebruikmaking van het vastgestelde digitale aanvraagformulier, vergezeld van de volgende gegevens en stukken:

  • a. een intentieovereenkomst tussen de eigenaar en de zoncoöperatie, waarin ten minste is vastgelegd:

    • -

      de aanduiding (adres of kadaster) van het ter beschikking te stellen dak of andere geschikte locatie;

    • -

      de terbeschikkingstelling van het dak of de andere geschikte locatie voor een periode van minimaal 15 jaar voor een collectief zonproject; en

    • -

      de planning van het project; .

  • b. een situatietekening;

  • c. een kleurenfoto van het bestaande dak of de locatie waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • d. als de eigenaar een onderneming is, een volledig ingediende Verklaring de-minimissteun, waaruit volgt dat het drempelbedrag van de-minimissteun van € 200.000 niet wordt overschreden.

Artikel 3.8 Indieningstermijn

Een subsidieaanvraag voor een subsidie kan vanaf de inwerkingtreding van deze regeling tot uiterlijk 1 november 2018 worden ingediend bij het college.

Artikel 3.9 Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen als:

  • a. de eigenaar voorafgaande aan de inwerkingtreding van de regeling reeds schriftelijk of elektronisch instemming/goedkeuring heeft verleend voor het plaatsen van zonnepanelen door het collectief zonproject op het dak of andere geschikte locatie waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • b. de subsidieaanvraag de maximale subsidiehoogte van € 90.000 overstijgt;

  • c. door het college al eerder subsidie is verstrekt aan de eigenaar voor hetzelfde dak of locatie;

  • d. de eigenaar niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening voldoet.

Artikel 3.10 Aanvullende verplichtingen

  • Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a. het collectief zonproject wordt binnen één jaar na het besluit tot subsidieverlening gerealiseerd;

  • b. voor zover aan de zijde van de eigenaar vereist, het aanvragen en verkrijgen van de relevante vergunningen voor de zonnepanelen.

Artikel 3.11 Verantwoording subsidies

  • 4. In afwijking van artikel 14, tweede lid, van de ASA 2013, bevat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een volledig ingevuld aanvraagformulier, met als bijlagen ten minste:

    • a.

      een afschrift van de overeenkomst als bedoeld in artikel 3.3, onder b.

    • b.

      indien niet gevestigd in de overeenkomst als bedoeld in artikel 3.3 onder b: bewijs van het door de eigenaar gevestigde recht van opstal aan de zoncoöperatie terzake van het dak of andere geschikte locatie waarvoor subsidie is verleend voor een periode van minimaal 15 jaar;

    • c.

      bewijs van het totaal gerealiseerde vermogen (kWp) van het collectief zonproject;

    • d.

      bewijs dat minimaal 10 deelnemers in het collectief zonproject participeren;

    • e.

      kleurenfoto(‘s) van het dak of andere geschikte locatie waarop de gerealiseerde zonnepanelen in beeld zijn gebracht.

Hoofdstuk 4 Zon op maatschappelijk vastgoed

Artikel 4.1 Doel subsidie

Deze subsidieregeling heeft tot doel organisaties met een publieke functie te stimuleren zonnestroominstallaties aan te leggen op maatschappelijk vastgoed.

Artikel 4.2 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor de aanschaf van een zonnestroominstallatie en plaatsing daarvan op maatschappelijk vastgoed dat is gelegen in de gemeente Amsterdam.

Artikel 4.3 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 4.2 bedraagt 0,20 euro per Wp gerealiseerd vermogen, met dien verstande dat per dak of andere geschikte locatie:

    • a.

      de subsidie € 5.000 bedraagt bij een vermogen van 15 tot 25 kWp;

    • b.

      de subsidie € 25.000 bedraagt bij een vermogen van boven 125 kWp;

  • 2. De totale subsidie op grond van dit hoofdstuk aan een en dezelfde aanvrager bedraagt maximaal € 100.000.

Artikel 4.4 Subsidieplafond en verdeelsleutel

  • 1. Het subsidieplafond voor de in artikel 4.2 genoemde activiteiten bedraagt in totaal € 700.000. 

  • 2. De subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van aanvragen, zoals beschreven in artikel 7, eerste lid, van de ASA 2013.

Artikel 4.5 De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een organisatie met een publieke functie.

Artikel 4.6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 dienen bij de aanvraag de volgende stukken en gegevens te zijn overlegd:

    • a.

      een ondertekende offerte van een erkend installatiebedrijf voor de aanleg van zonnestroominstallaties;

    • b.

      de aanduiding van het bestaande dak of de locatie waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c.

      een situatietekening;

    • d.

      een kleurenfoto van het bestaande dak of de locatie waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • e.

      als de organisatie met publieke functie een onderneming is, een volledig ingediende Verklaring de-minimissteun, waaruit volgt dat het drempelbedrag van de-minimissteun van € 200.000 niet wordt overschreden.

  • 2. Indien de aanvrager niet de eigenaar is van het maatschappelijk vastgoed, bevat het aanvraagformulier naast de genoemde eisen uit het eerste lid van dit artikel een ondertekende toestemmingsverklaring van de eigenaar van het maatschappelijk vastgoed dat de zonnestroominstallatie op dat gebouw geïnstalleerd mag worden.

Artikel 4.7 Indieningstermijn

Een subsidieaanvraag voor een subsidie kan vanaf de inwerkingtreding van deze regeling tot uiterlijk 1 november 2018 worden ingediend bij het college.

Artikel 4.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen indien:

a. de zonnestroominstallatie al is geplaatst voordat de aanvraag om subsidie door ons is ontvangen;

b. het maatschappelijk vastgoed waarop de zonnestroominstallatie geplaatst wordt niet in de gemeente Amsterdam ligt;

c. op het maatschappelijk vastgoed een vermogen van minder dan 15 kWp wordt gerealiseerd;

d. indien de subsidieaanvraag leidt tot overschrijding van de maximale subsidiehoogte van € 100.000 per aanvrager;

e. door het college of een ander overheidsorgaan al eerder een subsidie is verleend aan de aanvrager voor dezelfde zonnestroominstallatie op hetzelfde maatschappelijk vastgoed;

f. de subsidieaanvrager niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening voldoet.

Artikel 4.9 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en artikel 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

a. binnen 1 jaar na het moment van verlening van de subsidie worden de zonnestroominstallaties geplaatst;

b. de zonnestroominstallatie door een erkend installatiebedrijf zoals bedoeld in artikel 1.1 geplaatst en geïnstalleerd wordt;

c. de zonnestroominstallatie minimaal tien jaar op het maatschappelijk vastgoed in stand wordt gehouden.

d. de stand van de opgewekte zonne-energie zichtbaar te maken op een voor het publiek toegankelijke locatie in het maatschappelijk vastgoed;

e. voor zover aan de zijde van de eigenaar vereist, het aanvragen en verkrijgen van de relevante vergunningen voor de zonnepanelen.

Artikel 4.10 Verantwoording van de subsidies

In aanvulling op artikel 14, tweede lid, van de ASA 2013, dienen bij de aanvraag tot vaststelling de volgende gegevens en stukken te worden overlegd:

a. factuur en betalingsbewijs van de zonnestroominstallatie of bewijs van afname van stroom van de zonnestroominstallatie;

b. bewijs van het totaal geplaatst vermogen (kWp) van de zonnestroominstallatie;

c. kleurenfoto's van het dak of andere geschikte locatie waarop de gerealiseerde zonnestroominstallaties in beeld zijn gebracht.

Artikel 4.11 Bevoorschotting en betaling

Het college kan een voorschot verstrekken van ten hoogste 75% van het verleende subsidiebedrag.

Hoofdstuk 5 Stimulering Grote Zonprojecten (SGZ)

Artikel 5.1           Doel subsidie

Deze subsidie heeft tot doel de realisatie van grootschalige zonnestroominstallaties met een SDE+-beschikking in Amsterdam te versnellen door ondersteuning te bieden voor projectvoorbereiding grote zonprojecten.

Artikel 5.2         Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor een bijdrage in de kosten van voorbereidingshandelingen voor het realiseren van een zonnestroominstallatie in Amsterdam, waarvoor in 2015 of later een SDE+-beschikking is afgegeven.

Artikel 5.3         Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, als bedoeld in artikel 5.2, bedraagt per zonnestroominstallatie:

    • a.

      van 25 tot 75 kWp: € 5.000;

    • b.

      van 75 tot 150 kWp: € 10.000;

    • c.

      van 150 tot 250 kWp: € 15.000;

    • d.

      van 250 tot 500 kWp: € 20.000;

    • e.

      vanaf 500 kWp: € 25.000.

  • 2. De totale subsidie op grond van dit hoofdstuk aan een en dezelfde aanvrager bedraagt maximaal € 75.000.

Artikel 5.4         De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een houder van een SDE+-beschikking voor realisatie van een zonnestroominstallatie in Amsterdam.

Artikel 5.5         Subsidieplafond en verdeelsleutel

  • 1. Het subsidieplafond voor de in artikel 4.2 genoemde activiteiten bedraagt in totaal € 500.000.

  • 2. De subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van aanvragen, zoals beschreven in artikel 7, eerste lid, van de ASA 2013.

Artikel 5.6         Indieningstermijn

Een subsidieaanvraag voor een subsidie kan vanaf de inwerkingtreding van deze regeling tot uiterlijk 1 maart 2018 worden ingediend bij het college.

Artikel 5.7         Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 dienen bij de aanvraag de volgende gegevens en stukken te worden overlegd:

a. de SDE+-beschikking 2015 of later voor het realiseren van een zonnestroominstallatie in de gemeente Amsterdam;

b. als de houder van een SDE+-beschikking een onderneming is, een volledig ingediende Verklaring de-minimissteun, waaruit volgt dat het drempelbedrag van de-minimissteun van € 200.000 niet wordt overschreden een volledig ingevulde Verklaring de-minimissteun met drempelbedrag.

Artikel 5.8         Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen:

a. de zonnestroominstallatie al is geplaatst voordat de aanvraag om subsidie is ontvangen;

b. de zonnestroominstallatie waarvoor een bijdrage in de kosten van voorbereidingshandelingen wordt aangevraagd minder bedraagt dan 25 kWp;

c. indien de subsidieaanvraag leidt tot overschrijding van de maximale subsidiehoogte van € 75.000 per aanvrager;

d. door het college of de provincie Noord-Holland al eerder subsidie is verleend ten behoeve van dezelfde zonnestroominstallatie;

e. de subsidieaanvrager niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening voldoet.

Artikel 5.9         Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en artikel 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

a. De zonnestroominstallatie uiterlijk op 31 december 2018 gerealiseerd is;

b. Indien de zonnestroominstallatie vóór 31 december 2018 gerealiseerd is, dient de subsidieontvanger het moment van realisatie aan het college te melden.

Artikel 5.10      Verantwoording van de subsidies

In aanvulling op artikel 14, tweede lid, van de ASA 2013 dienen bij de aanvraag tot vaststelling de volgende gegevens en stukken te worden overlegd:

a. bewijs van het totaal gerealiseerde vermogen (kWp) van de zonnestroominstallatie;

b. kleurenfoto(‘s) van het dak of andere geschikte locatie waarop de gerealiseerde zonnestroominstallatie in beeld is gebracht.

Artikel 5.11      Indieningstermijn voor aanvraag vaststelling

Binnen acht weken na 31 december 2018, of indien de zonnestroominstallatie eerder gerealiseerd is binnen acht weken na datum van realisatie, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen [wijziging nummering hoofdstuk 4 en artikel 4 naar hoofdstuk 6 en artikel 6 is bedoeld]

Artikel 6.1 Inwerkingtreding en einddatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2017 en vervalt van rechtswege op 31 december 2019.

Artikel 6.2 Overgangsbepaling

Een aanvraag om verlening, wijziging en/of vaststelling van subsidie op grond van de Subsidieregeling Ondersteuning Amsterdamse Zoncoöperaties waarop bij de inwerkingtreding van deze regeling  nog niet is beslist, wordt afgedaan volgens de bepalingen van onderhavige regeling.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Schaalsprong zonne-energie in Amsterdam.

Toelichting subsidieregeling schaalsprong zonne-energie