Verordening inburgering Amsterdam 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Intitulé

Verordening inburgering Amsterdam 2013

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1  Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering zoals deze luidde op 31 december 2012;

    • c.

      de wijzigingswet: de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering per 1 januari 2013 en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb.2012, 430);

    • d.

      inburgeringsplichtige: persoon, bedoeld in artikel X, 2e t/m 5e lid van de wijzigingswet.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet, de wijzigingswet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2  De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een passende wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

Hoofdstuk 2 Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 3  Inburgeringsaanbod

  • 1. Het college biedt een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan, aan de inburgeringsplichtige, te weten:

    • a.

      de houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 en;

    • b.

      de geestelijke bedienaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel g van de wet, die geen oudkomer is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de wet,

    •        voor zover deze uiterlijk op 31 december 2012 inburgeringsplichtig is geworden.

Artikel 4  De samenstelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening of de taalkennisvoorziening aan de inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 3 onder a zo goed mogelijk af op het startniveau, de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Ten aanzien van een inburgeringsvoorziening voor een inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 3 onder b, geldt het bepaalde in artikel 4.24 van het Besluit inburgering zoals dit luidde op 31 december 2012.

  • 3. Indien de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 4. Aan de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a biedt het college maatschappelijke begeleiding aan.

  • 5. Een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening voor een inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 onder a kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      activiteiten gericht op arbeid of de verwerving daarvan zoals stages, regulier of gesubsidieerd betaald werk, vrijwilligerswerk, bemiddeling naar arbeid, etc.;

    • b.

      activiteiten gericht op vervolgopleiding of voorbereiding daarop;

    • c.

      activiteiten gericht op participatie, gezin en zelfredzaamheid.

Artikel 5  Persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. In plaats van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening kan het college, op verzoek van een inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 3 een persoonlijk inburgeringsbudget verstrekken, indien bijzondere omstandigheden van de inburgeringsplichtige naar het oordeel van het college een speciale voorziening vereisen.

  • 2. Het persoonlijk inburgeringsbudget bedraagt ten hoogste € 8.000,- en wordt eenmalig aan

  •       een persoon verstrekt.

  • 3. Van bijzondere persoonlijke omstandigheden is in ieder geval sprake indien een gemeentelijke voorziening als bedoeld in artikel 4 niet geschikt is omdat de inburgeringsplichtige;

    • a.

      hoogopgeleid is, of

    • b.

      zodanige fysieke of psychische belemmeringen ondervindt dat een daarop aangepaste  voorziening voor hem noodzakelijk is.

  • 4. Het verzoek om een persoonlijk inburgeringsbudget gaat vergezeld van:

    • a.

      een trajectplan, dat door de inburgeringsplichtige is opgesteld volgens een door het college vastgesteld model;

    • b.

      offertes van twee inburgeringsbedrijven, waarbij door elke bedrijf een bewijs van het Keurmerk Inburgeren is gevoegd, alsmede een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel dan wel uit het beroeps- of handelsregister van het land van vestiging, welk uittreksel niet ouder dan twee maanden is;

    • c.

      een medische verklaring, indien sprake is van een situatie als bedoeld in lid 3, onder b.     

  • 5. Het college wijst het verzoek om een persoonlijk inburgeringsbudget af, indien:

    • a.

      naar het oordeel van het college geen sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden;

    • b.

      naar het oordeel van het college het door de inburgeringsplichtige ingediende trajectplan als bedoeld in het vierde lid onvolledig is;

    • c.

      uit het ingediende trajectplan blijkt dat het daarin door de inburgeringsplichtige geschetste doelperspectief of inburgeringsprogramma onvoldoende onderscheidend is van de inhoud van de gemeentelijke voorziening als bedoeld in artikel 4.

  • 6. Het college kan van het maximumbedrag, bedoeld in het tweede lid, afwijken ten gunste van de inburgeringsplichtige, indien toepassing van dat bedrag gezien de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de inburgeraar zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6  Eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige en gemeentelijke bonus

  • 1. De inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 3 is een eigen bijdrage verschuldigd ter hoogte van het bedrag, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet, indien voor hem bij beschikking een inburgeringsvoorziening, taalkennisvoorziening is vastgesteld.

  • 2. De inburgeringsplichtige betaalt de eigen bijdrage nadat hij het inburgeringstraject heeft beëindigd.

  • 3. Betaling in termijnen is niet mogelijk.

  • 4. Het college betaalt aan de inburgeringsplichtige een bonus indien hij:

    • a.

      alle voor zijn deelname aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening benodigde documenten rechtsgeldig heeft ondertekend, en

    • b.

      naar het oordeel van het college in voldoende mate heeft deelgenomen aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening en aan het volledige examen waarop die voorziening is gericht.

  • 5. In nadere regels stelt het college de hoogte van de bonus vast.

  • 6. De betaling van de bonus, bedoeld in het vierde lid, vindt uitsluitend plaats door verrekening met de verschuldigde eigen bijdrage, bedoeld in het eerste lid.

  • 7. Het eerste tot en met het zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing, indien aan de inburgeringsplichtige een persoonlijk inburgeringsbudget is toegekend.

Artikel 7  Opleggen van verplichtingen

  • Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a. het meewerken aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b. het meewerken aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c. het meewerken aan voortgangsgesprekken;

  • d. voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e. het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f. het melden van relevante wijzigingen in de situatie.

Hoofdstuk 3 Het aanbod van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

Artikel 8  De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. Het aanbod komt tot stand op basis van een toets, die de inburgeringsplichtige aflegt bij een door het college aangewezen deskundige en bevat een omschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening die wordt aangeboden en daaraan te verbinden rechten en verplichtingen.

  • 3. De inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt per omgaande het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Het niet aanvaarden van een aanbod ontslaat de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 niet van de verplichtingen als genoemd in artikel 7 van de wet. Wanneer de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 het aanbod niet aanvaardt, geeft het college een kennisgeving af aan de inburgeringsplichtige waarin de termijn zoals bedoeld in artikel 7 van de wet, wordt meegedeeld.

  • 5. Wanneer de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3 het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen vier weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

  • Artikel 9  De inhoud van de beschikking

  • Het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan een inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 3 bevat in ieder geval:

  • a. een beschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b. een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige bedoeld in artikel 3;

  • c. de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d. de termijnen en wijze van betaling.

Hoofdstuk 4 De bestuurlijke boete

Artikel 10  De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 100 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtige is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 200 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 200 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11  Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, bedraagt een verdubbeling van de eerder opgelegde boete indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan eenzelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10 tweede lid, bedraagt een verdubbeling van de eerder opgelegde boete indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan eenzelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt een verdubbeling van de eerder opgelegde boete indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn zijn inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 12 Overgangsbepaling

  • 1. De verordening inburgering Amsterdam 2012 wordt ingetrokken.

  • 2. De artikelen 2.1, 2.3 en 2.4. uit de verordening inburgering Amsterdam 2012, zoals deze gold op 31 december 2012, blijven van toepassing op inburgeringsplichtigen zoals bedoeld in artikel X, lid 2 en lid 5 van de wijzigingswet.

Artikel 13  Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie in het gemeenteblad en werkt terug tot 1 januari 2013.

Artikel 14  Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening inburgering Amsterdam 2013.