Subsidieregeling Euro 6/VI Amsterdam

Geldend van 10-11-2014 t/m heden

Inhoud

Subsidieregeling Euro 6/VI Amsterdam

Vastgesteld door het College van B&W van Amsterdam op 23 april 2013 (nr BD2013-003764) en gewijzigd op 10 september 2013, nr. BD2013-007768, houdende nadere subsidieregels op grond van de Algemene subsidieverordening Amsterdam voor de aanschaf van voertuigen met typegoedkeuring

Euro 6/VI (Subsidieregeling Euro 6/VI Amsterdam).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a. Aanliggende gemeenten: het grondgebied van de gemeenten Amsterdam en geografisch aangrenzende gemeenten, te weten Zaanstad, Oostzaan, Landsmeer, Waterland, Diemen, Muiden, De Ronde Venen, Ouder Amstel, Amstelveen, Haarlemmermeer, Haarlemmerliede en Spaarnwoude;

  • b. Aanschaf: Het verkrijgen van het eigendomsrecht op een voertuig zoals gebaseerd op artikel 3:84 van het Burgerlijk Wetboek;

  • c. Affabriek installatie Euro 6/VI: een installatie die bedoeld is als hoofdaandrijving van het voertuig en die is ingebouwd in een voertuig door of onder verantwoordelijkheid van de fabrikant of importeur van het voertuig waarbij na er na de inbouw een typegoedkeuring voor Euro 6 of Euro VI is afgegeven door de daartoe bevoegde instantie;

  • d. ASA: Algemene Subsidieverordening Amsterdam of rechtsgeldige opvolgers;

  • e. Bestelauto: voertuig van de voertuigcategorie N1 met vier of meer wielen, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker, kampeerauto of een vierwielige bromfiets,gehandicaptenvoertuig of een motorrijtuig met beperkte snelheid waarbij in ieder geval als bestelauto wordt aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs is ontworpen en gebouwd voor het vervoer van goederen met een technisch toegestane maximummassa tot 3.500 kg met een carrosserie geïntegreerde cabine, zoals bedoeld in de Regeling voertuigen;

  • f. Bus: een voertuig van de voertuigcategorie M met de voertuigclassificatie M2 of M3 met vier of meer wielen, niet zijnde een gehandicapten voertuig of motorrijtuig met beperkte snelheid, zoals bedoeld in de Regeling voertuigen; als bus wordt in ieder geval aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs een bus is;

  • g. College: het College van B&W;

  • h. Concern: een economische eenheid waarin rechtspersonen onder centrale leiding organisatorisch zijn verbonden en waarbij de eenheid is gericht op een duurzame deelneming aan het economisch verkeer;

  • i. De-minimis-verklaring: de verklaring van de aanvrager dat de aanvrager in de afgelopen drie belastingjaren minder dan € 200.000 of € 100.000 voor ondernemingen in het wegvervoer aan subsidies of andere voordelen van overheden heeft ontvangen, zoals bepaald in de Verordening (EG) 1998/2006, L379/5, betreffende de-minimissteun;

  • j. Eerste kentekenhouder: de kentekenhouder van een voertuig aan wie de eerste afgifte van een kentekenbewijs of een deel I B heeft plaatsgevonden, als bedoeld in artikel 25, derde lid van het Kentekenreglement;

  • k. Euro 5/6 Verordening: Verordening (EG) Nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring (Euro 5 en 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU L171/1);

  • l. Euro VI Verordening: Verordening (EG) Nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de raad van 18 juni 2008 betreffende typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro-VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU L 188/1);

  • m. Gemeente: de gemeente Amsterdam;

  • n. Groepsvrijstellingsverordening: verordening nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008  waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 VwEU,met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (PBEU L 214/3);

  • o. Kentekenbewijs: kentekenbewijs als bedoeld in artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994;

  • p. Leasemaatschappij: een ondernemingen die als rechtspersoon is vormgegeven met als primaire economische activiteit om voertuigen in juridisch eigendom te verkrijgen en het economische gebruik contractueel aan een gebruiker beschikbaar te stellen;

  • q. Milieuzone: het gebied zoals vastgesteld door de gemeente waarbinnen alleen voertuigen mogen rijden die voldoen aan vastgestelde normen;

  • r. Onderneming: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een economische activiteit uitvoert ongeacht de wijze van financiering of de rechtsvorm;

  • s. Personenauto: in ieder geval een voertuig met vier wielen of meer van de voertuigcategorie M met de voertuigclassificatie M1 of M2, zoals bedoeld in de Regeling voertuigen, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig of een motorrijtuig met beperkte snelheid zoals bedoeld in de Regeling voertuigen;

  • t. Taxi: een personenauto met vier wielen of meer van de voertuigcategorie M met de voertuigclassificatie M1 zoals bedoeld in de Regeling Voertuigen, die ingericht is voor het vervoer

  • tegen betaling van ten hoogste acht personen in de gemeente, zoals bedoeld in de Wet personenvervoer 2000, dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs een taxi is en waarvoor een

  • taxi-vergunning is afgegeven;

  • u. Vestiging: een onderdeel van een onderneming niet zijnde een afzonderlijke rechtspersoon die volgens de Kamer van Koophandel een adres heeft en vanuit waar de onderneming economische activiteiten verricht;

  • v. Voertuig: voertuig waarvoor subsidie wordt verstrekt;

  • w. Voertuig met typegoedkeuring Euro 6: een voertuig die blijkens de vermelding in het kentekenregister voldoet aan de Euro 5/6 Verordening;

  • x. Voertuig met typegoedkeuring Euro VI: een voertuig die blijkens de vermelding in het kentekenregister voldoet aan de Euro VI Verordening;

  • y. Vrachtauto: een gemotoriseerd voertuig met vier of meer wielen van de voertuigcategorie N met de voertuigclassificatie N2 en N3 zoals bedoeld in de Regeling voertuigen, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid, landbouw- of bosbouwtrekker, kampeerauto of een vierwielige bromfiets.

  • z. vaste standplaats: een fysieke plaats in de gemeente waar een taxi mede op basis van een verleende vergunning mag staan waarbij de standplaats nodig is voor de uitvoering van de bedrijfsactiviteiten.

Artikel 2 Doel subsidieregeling

Het doel van de subsidie is om de gebruikers van voertuigen te stimuleren om voertuigen met typegoedkeuring Euro 6 of met typegoedkeuring Euro VI nieuw aan te schaffen of te laten

aanschaffen en te gaan gebruiken in de gemeente ten behoeve van het verbeteren van de luchtkwaliteit in de gemeente.

Artikel 3 Algemene Subsidieverordening Amsterdam

  • 1. De ASA is van toepassing, tenzij daarvan in deze subsidieregeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

  • 2. De subsidies die op grond van deze subsidieregeling worden verstrekt zijn aan te merken als ‘eenmalige subsidie' zoals opgenomen in artikel 1 onder c ASA 2012.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het College kan subsidie verlenen voor de aanschaf of het laten aanschaffen van personenauto's, taxi's, bestel-, vrachtauto's of bussen door ondernemingen van nieuwe voertuigen met typegoedkeuring Euro 6 of typegoedkeuring Euro VI als voldaan is aan alle van de volgende voorwaarden:

    • a.

      Voor het voertuig is niet eerder een definitief kentekenbewijs afgegeven. Aan dit criterium is voldaan als de datum van eerste toelating overeenkomt met de datum van eerste

    • tenaamstelling zoals opgenomen op het kentekenbewijs,

    • b.

      De eigenaar van het voertuig is de eerste kentekenhouder van een ongebruikt voertuig met een affabriek installatie motor met een compressieontsteker waarbij voldaan is aan

    • één van de onderstaande voorwaarden:

    i. Euro VI-typegoedkeuring als het voertuig definitief te naam is gesteld na 29 februari 2012 en voor 31 december 2013 zoals bepaald in de Euro VI

    verordening,

    ii. Euro 6-typegoedkeuring, als het voertuig na de inwerkingtreding van deze subsidieregeling en voor 1 september 2015 definitief te naam is gesteld zoals

    bepaald in de Euro 6 verordening,

    iii. elektrische ontsteking van een voertuig zijnde een taxi of bestelauto die voor 1 september 2015 definitief te naam is gesteld en als het voertuig voldoet aan

    één van de onderstaande voorwaarden:

    - het voertuig heeft een affabriek CNG- of LPG-installatie die voldoet aan de normen Euro 5 typegoedkeuring of - een CO2-emissie die niet hoger is dan 95 gram per kilometer zoals

    opgenomen in het voertuigenregister van de Rijksdienst voor het Wegverkeer.

    iv. elektrische ontsteking van een voertuig zijnde een personenauto die voor 1 september 2015 definitief te naam is gesteld en als het voertuig voldoet aan

    één van de onderstaande voorwaarden:

    - een CO2-emissie die niet hoger is dan 50 gram per kilometer zoals opgenomen in het voertuigenregister van de Rijksdienst voor het

    Wegverkeer.

  • 2. Het College kan alleen subsidie verlenen aan ondernemingen die met het voertuig veel zakelijke kilometers in de gemeente rijden. Aan dit criterium is voldaan als:

    • a.

      de gebruiker van het voertuig minimaal 1 vestigingadres of voor een taxi een vaste standplaats heeft in de aanliggende gemeenten vanuit waar primaire bedrijfsactiviteiten worden verricht en

    • b.

      de aanvrager aantoont dat het voertuig minimaal 5 (zegge: vijf) keer per week binnen de

    • milieuzone wordt gebruikt. Het College gaat ervan uit dat hieraan voldaan is als:

    i. de gebruiker volledig binnen de milieuzone is gevestigd of

    ii. de aanvrager subsidie aanvraagt voor een bus of een vrachtauto waarbij de aanvrager objectief kan aantonen dat het voertuig minimaal 5 (zegge: 5) keer per

    week in de Milieuzone wordt gebruikt.

    • 3.

      De aanvraag van de subsidie kan worden ingediend door een leasemaatschappij als de leasemaatschappij aantoont dat de gebruiker het voertuig minimaal 24 maanden in de gemeente gaat gebruiken waarbij voldaan is aan alle bepaling van de subsidieregeling.

    • 4.

      Het College kan alleen subsidie verlenen als de gebruiker een de-minimis verklaring heeft overgelegd of als voldaan is aan de vereisten van de groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1. De aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door middel van een formulier dat door het College is vastgesteld. Bij de aanvraag worden in ieder geval de gegevens en bescheiden overgelegd zoals in het aanvraagformulier zijn vermeld.

  • 2. Het College kan verzoeken aanvullende gegevens en bescheiden aan te leveren die nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • In aanvulling op artikel 9 van de ASA 2011 gelden de volgende weigeringsgronden:

  • a. niet is voldaan aan de criteria en voorwaarden zoals in deze subsidieregeling is vastgesteld;

  • b. de subsidieaanvrager of de gebruiker van het voertuig in financiële moeilijkheden verkeert;

  • c. als er ten aanzien van de subsidieaanvrager of gebruiker van het voertuig een uitstaand bevel geldt tot terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun;

  • d. voor zover er voor het voertuig waarvoor subsidie wordt aangevraagd subsidie is verleend op grond van een andere subsidieregeling van de gemeente;

  • e. De aanvraag voor subsidie vindt plaats na 3 maanden van de tenaamstelling van het voertuig.

Artikel 7 Verlening en vaststelling van de subsidie

  • 1. Subsidies worden vastgesteld en uitbetaald na de tenaamstelling van het voertuig. Bij de aanvraag voor de overlegt de aanvrager in ieder geval het bewijs van tenaamstelling en een

  • bewijs van betaling van het voertuig.

  • 2. De aanvrager kan ervoor kiezen een aanvraag in te dienen voor verlening van de subsidie als de subsidie voor het totale aantal voertuigen meer bedraagt dan € 5.000. Bij de aanvraag overlegt de aanvrager in ieder geval een koopovereenkomst voor de voertuigen, eventueel met een ontbindende of opschortende voorwaarde van subsidieverlening. Na dagtekening van de subsidieverlening stelt de subsidieontvanger het voertuig binnen zes (zegge: 6) weken op naam en dient een aanvraag voor subsidievaststelling in uiterlijk 8 weken na de subsidieverlening.

  • 3. Het College betaalt geen voorschotten uit.

Artikel 8 Subsidieplafond en hoogte van de subsidie

  • 1. Het subsidieplafond voor de activiteiten zoals bedoeld in deze subsidieregeling bedraagt € 8,2 miljoen. De subsidie wordt verdeeld conform artikel 7 lid 1 ASA. Het College stelt afzonderlijke subsidieplafonds vast voor de verschillende categorieën voertuigen. Het College kan besluiten om bij onderuitputting van het subsidieplafond van de ene categorie dit over te hevelen naar een andere categorie. De subsidieplafonds per categorie bedragen:

    • a.

      Personenauto: € 2.343.750,

    • b.

      Taxi: € 1.175.000,

    • c.

      Bestelauto: € 2.500.000,

    • d.

      Vrachtauto: € 2.025.000,

    • e.

      Bus: € 112.500.

  • 2. De maximale subsidie voor de onderstaande categorieën van voertuigen bedragen:

    • a.

      € 4.500 voor elk Euro VI voertuig met een maximum massa van 5001 kg of hoger;

    • b.

      € 1.250 voor elk Euro VI voertuig met een maximum massa van 3500 kg tot en met 5000 kg en elk Euro 6 voertuig en een voertuig zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 onder b.

  • 3. Als de aanvrager geen de-minimisverklaring kan overleggen dan kan de subsidie lager uitvallen vanwege staatssteunregels.

  • 4. De subsidiabele kosten bij de aanschaf van een nieuw voertuig bestaan uit de extra investeringskosten die nodig zijn voor het aanschaffen van een voertuig met een typegoedkeuring Euro 6 of VI ten opzichte van een vergelijkbaar voertuig met een typegoedkeuring Euro 5 of V. Tot de subsidiabele kosten behoren niet de te betalen BTW.

Artikel 9 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. Voor de subsidieontvanger en de gebruiker van het voertuig gelden de volgende verplichtingen:

    • a.

      het voertuig wordt alleen gebruikt voor de uitvoering van de primaire bedrijfsactiviteiten in de gemeente voor een periode van 24 maanden na de datum van definitieve tennaamstelling;

    • b.

      de tenaamstelling van het voertuig wijzigt niet binnen 24 maanden na de datum van definitieve tenaamstelling;

    • c.

      de subsidieontvanger doet onverwijld melding van de situatie waarin activiteiten waarvoor subsidie is verleend geheel of gedeeltelijk niet binnen de daarvoor geldende termijn kunnen worden uitgevoerd.

  • 2. Het College kan de verplichtingen controleren op grond van een steekproef. Voor de subsidieontvanger en de gebruiker van het voertuig geldt als verplichting medewerking te verlenen aan de steekproef. Het College kan voorafgaand aan de subsidieverstrekking een getekende verklaring vragen van de gebruiker van het voertuig.

  • 3. Het College kan besluiten de subsidie in te trekken of te wijzigen als de ontvanger van de subsidie of de gebruiker van het voertuig niet voldoen aan de gestelde verplichtingen zoals opgenomen in dit artikel.

Paragraaf 2 Slotbepalingen

Artikel 10 Hardheidsclausule

Het College kan in bijzondere gevallen van het bepaalde in deze subsidieregeling afwijken of bepalingen buiten toepassing laten, voor zover toepassing ervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11 Inwerkingtreding en looptijd

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 mei 2013.

  • 2. De subsidieregeling heeft een looptijd tot 1 september 2015

Artikel 12 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Euro 6/VI Amsterdam.

Algemeen

De gemeente Amsterdam heeft een aantal maatregelen genomen ter verbetering van de luchtkwaliteit in de gemeente. De afspraken hierover zijn vastgesteld in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (hierna: NSL) tussen het rijk, de provincies en gemeenten. De gemeente heeft in juni 2011 de Herijking Amsterdam (‘Schone lucht voor Amsterdam; herijking Amsterdamse maatregelen luchtkwaliteit') gepubliceerd waarin verschillende maatregelen zijn opgenomen ter verbetering van de lokale luchtkwaliteit in de gemeente zijn opgenomen.

De afspraken vloeien voort uit de richtlijn Luchtkwaliteit (Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa). Daarnaast zijn er verordeningen vastgesteld betreffende de typegoedkeuring van verschillende motorvoertuigen en de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes. Het gaat om de Euro 5/6 Verordening (Verordening (EG) Nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring (Euro 5 en 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU L171/1)) en de Euro VI Verordening (Verordening (EG) Nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de raad van 18 juni 2008 betreffende typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro-VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU L 188/1)). In deze verordeningen wordt onderscheid gemaakt in lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5/6) en zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI).

Eén van de maatregelen is dat de gemeente door middel van een subsidie wil stimuleren dat er schonere voertuigen in de stad gaan rijden. Dit is uitgewerkt in deze subsidieregeling voor de aanschaf van een voertuig met een motor die voldoet aan de eisen Euro 6 / VI. In de verordeningen van de Europese Commissie zijn data opgenomen wanneer deze eisen gaan gelden voor nieuwe voertuigen. Met de subsidieregeling wil de gemeente stimuleren dat gebruikers de schonere voertuigen al voor die datum in de gemeente gaan inzetten.

Bij het opstellen van deze subsidieregeling heeft de gemeente zoveel als mogelijk aangesloten bij de subsidieregelingen zoals die door het Rijk voor stimulering van Euro-VI en Euro6 voertuigen. Zo hanteren het rijk en de gemeente dezelfde subsidiebedragen per voertuig. De reden hiervoor is dat de gemeente zoveel eenduidigheid in de subsidievoorwaarden wil zodat de voorwaarden voor de aanvragers niet tot onnodige verwarring zorgen. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in dit kader twee relevante subsidieregeling heeft gepubliceerd, te weten:

- Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 25 september 2012, nr. I&M/BSK-2012/189809, houdende regels voor het subsidiëren van emissiearme motorrijtuigen, waarvoor recht bestaat op vrijstelling of teruggave van belasting ingevolge de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (Subsidieregeling emissiearme taxi's en bestelauto's). Deze regeling is per 17 december 2012 uitgebreid (nr. I&M/BSK-2012/250109, tot wijziging van de Subsidieregeling emissiearme taxi's en bestelauto's.

- Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 30 mei 2012, nr. I&M/BSK-2012/79703, tot wijziging van de Subsidieregeling emissieverminderende voorzieningen voor voertuigen (euro VI regeling vrachtwagens en bussen).

De subsidieregeling is vastgesteld door het college. In artikel 2 ASA zijn verschillende beleidsterreinen opgenomen, zoals verkeer, vervoer en milieu. De subsidieregeling valt binnen deze beleidsterreinen. In artikel 3 lid 1 ASA is opgenomen dat het college binnen deze beleidsterreinen bevoegd is te besluiten over het verstrekken van subsidies, zoals geformuleerd in de subsidieregeling. De raad heeft voor deze subsidieregeling het beleidskader al vastgesteld. De gemeente heeft in juni 2011 de Herijking Amsterdam (‘Schone lucht voor Amsterdam; herijking Amsterdamse maatregelen luchtkwaliteit') gepubliceerd waarin verschillende maatregelen voor de gemeente zijn opgenomen.

Staatssteun

Het doel van de subsidieregeling is het verlenen van subsidie aan ondernemers die een voertuig Euro 6 / VI motor in de gemeente gaan gebruiken. De subsidie is aan te merken als staatssteun omdat er subsidie wordt verstrekt aan specifieke onderneming die de voertuigen in de gemeente gaan gebruiken. De subsidieregeling voldoet aan de eisen zoals gesteld in de de-minimisverordening. Er is dan steun mogelijk als de subsidieontvanger kan verklaren dat de subsidieontvanger in de afgelopen drie belastingjaren in totaal minder dan € 200.000 aan subsidies heeft ontvangen. Hiervoor moet de zogenoemde de-minimisverklaring worden overgelegd. Het gaat dan om alle subsidies die de onderneming binnen het hele concern heeft gekregen. Voor ondernemingen die actief zijn in het wegvervoer geldt een lagere de-minimis grens van € 100.000.

De de-minimisverordening geldt niet voor de aanschaf van wegvervoermiddelen voor vracht door ondernemingen die vrachtvervoer voor rekening van derden uitvoeren. Voor dergelijke gevallen kan de gemeente gebruik maken van de zogenoemde Groepsvrijstellingsverordening (Verordening (EG) Nr. 800/2008 van de Commissie van 9 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag (nu: artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (PBEU / L 214/3)). In deze verordening heeft de Europese Commissie voor een aantal categorieën bepaald dat steun geoorloofd is en niet aan de Europese Commissie ter goedkeuring hoeft te worden voorgelegd. Op grond van deze verordening is subsidie mogelijk voor de aanschaf van nieuwe vervoermiddelen die verder gaan dan de Europese milieunormen die voor vervoermiddelen gelden (artikel 19). De Europese normen voor het wegvervoer worden op dit moment bepaald door de Euro 5 / V normen. De subsidie is bedoeld om verder te gaan dan deze normen. De Euro 6 / VI normen zijn al wel vastgesteld, maar treden pas later in werking. De subsidie wordt verleend voor de datum waarop de normen in werking treden (artikel 19 lid 3 Groepsvrijstellingsverordening).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt, die in de verordening worden gehanteerd. Het begrip concern is niet wettelijk bepaald. Vandaar dat er in deze verordening een definitie van is opgenomen. De centrale leiding is een kernbegrip bij een concern. In hoeverre hier sprake van is kan worden bepaald aan de hand van de volgende factoren:

  • de centrale leiding heeft de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van andere ondernemingen,

  • de centrale leiding heeft het recht de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een andere onderneming te benoemen of te ontslaan,

  • de centrale leiding heeft een directe of indirecte overheersende invloed.

Bij de formulering van de definities zoals de Affabriek installatie Euro 6/VI en de Eerste kentekenhouder is zo veel als mogelijk aangesloten bij de terminologie uit de landelijke regelingen.

Bij de begripsbepalingen is een definitie van de milieuzone (zie http://www.amsterdam.nl/parkerenverkeer/ milieuzone/milieuzone/kaart-milieuzone/) opgenomen. De milieuzone is een bepalend criterium voor het verkrijgen van de subsidie. Tijdens de besluitvorming over de subsidieregeling gold niet voor alle voertuigen een milieuzone. Voor zover de gemeente besluit tot andere milieuzones dan vallen deze milieuzones eveneens onder de reikwijdte van deze subsidieregeling.

Er is een definitie opgenomen van een vestiging. De vestigingseis is mede bepalend voor het verkrijgen van de subsidie. In de definitie staat dat aparte project BV's niet als vestiging worden gezien. Verder is van belang dat de aanvrager vanuit de vestiging economische activiteiten verricht. Dit betekent dat een postbus-vestiging onvoldoende is.

Artikel 2 Doel van de subsidies

Het doel van de subsidie is om ondernemers te stimuleren om een voertuig aan te schaffen en te gaan gebruiken met een typegoedkeuring Euro 6 of VI. De subsidie is enkel bedoeld voor ondernemingen die de auto voor bedrijfsmatige activiteiten in de milieuzone (binnen de ring A10) van de gemeente Amsterdam gebruiken. De subsidie is bedoeld voor de leaseconstructie, mits kan worden aangetoond dat het voertuig in de gemeente gebruik gaat worden. In dit artikel wordt daarom gesproken over ‘laten aanschaffen'. De leasemaatschappij moet dan wel aantonen dat het voertuig in de gemeente gebruikt gaat worden, bijvoorbeeld op basis van lease-overeenkomsten, en dat is voldaan aan alle voorwaarden van deze subsidieregeling. De grenzen van de milieuzone staan op http://www.amsterdam.nl/parkeren%E2%80%90verkeer/milieuzone/milieuzone/kaart%E2%80%90milieuzone/.

Artikel 3 Algemene Subsidieverordening Amsterdam

De Algemene subsidieverordening Amsterdam (ASA) is te vinden op: www.regelgeving.amsterdam.nl.

Artikel 4 Voorwaarden subsidie

Subsidie is mogelijk voor de aankoop van nieuwe voertuigen met typegoedkeuring Euro 6 en nieuwe voertuigen met typegoedkeuring Euro VI. Ook kan subsidie worden verleend voor het gebruiken van subsidiabele voertuigen op basis van een leaseconstructie. Dit is verwoord als ‘laten aanschaffen'. De voorwaarde is dan wel dat aangetoond wordt dat het voertuig in de gemeente Amsterdam gebruikt gaat worden. Er is geen subsidie mogelijk voor tweedehands voertuigen of voertuigen die voor de inwerkingtreding van de subsidie zijn aangeschaft.

De subsidie is alleen mogelijk voor nieuwe voertuigen. Dit betekent dat er niet eerder een kentekenbewijs af mag zijn gegeven voor het betreffende voertuig. De eigenaar van het voertuig is de eerste kentekenhouder. Aan dit criterium is voldaan als de datum van eerste toelating overeenkomt met de datum van eerste tenaamstelling zoals opgenomen op het kentekenbewijs. Bepalend is of voor het voertuig niet eerder een kentekenbewijs is afgegeven of niet eerder op de openbare weg is gebruikt.

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Het moet in ieder geval gaan om voertuigen die een motor hebben met een compressieontsteking met een Euro VI-typegoedkeuring of een motor met compressieontsteking met een Euro 6-typegoedkeuring. In die gevallen wordt voldaan aan de normen zoals gesteld in de Verordeningen Euro 6 / VI. Met de term ‘Affabriek installatie' is bedoeld dat de motor er in de fabriek al in moet zijn gezet. Dit betekent dus dat subsidie voor ombouw niet mogelijk is.

De subsidieregeling stelt voorwaarden aan de uiterlijke data waarop het voertuig tenaamgesteld dient te zijn. Deze data zijn gekoppeld aan de data van de Verordeningen Euro 6 / VI.

Subsidie is mogelijk indien het voertuig waarvoor subsidie wordt verkregen in de gemeente Amsterdam gebruikt gaat worden. De aanvrager moet dit zelf aan gaan tonen. Om te kunnen voldoen aan de voorwaarden moet de gebruiker van het voertuig in ieder geval een werkelijk vestigingsadres hebben in de aanliggende gemeengen. Dit moet een straatnaam zijn en mag niet alleen een postbusadres zijn. De werkelijke vestiging van de aanvrager moet zijn gelegen in Amsterdam of één van de aanliggende gemeenten, te weten: Zaanstad, Oostzaan, Landsmeer, Waterland, Diemen, Muiden, Weesp, De Ronde Venen, Ouder Amstel, Amstelveen, Haarlemmermeer, Haarlemmerliede & Spaarnwoude. Daarnaast moet de aanvrager aan kunnen tonen dat het voertuig minimaal vijf keer per week gebruikt gaat worden binnen de grenzen van de milieuzone. Hieraan is voldaan als de gebruiker volledig in de milieuzone is gevestigd. Als dit niet het geval is dan geldt er een verzwaarde bewijslast. De aanvrager kan dit bijvoorbeeld aantonen door overlegging van getekende verklaringen van klanten dat er ten minste 5 maal per week diensten worden geleverd bij deze klant. Ook kan de aanvrager een rittenadministratie overleggen.

De gemeente Amsterdam toetst door middel van een steekproef of het voertuig daadwerkelijk frequent in Amsterdam rijdt. Dit betekent dat de gemeente aan een bepaalde groep van subsidieontvangers vraagt nadere informatie aan te leveren. De groep wordt geselecteerd aan de hand van een steekproef. De subsidieaanvrager geeft bij subsidieaanvraag expliciet toestemming om medewerking te verlenen indien deze steekproef op aanvrager van toepassing is. De medewerking is als subsidieverplichting opgenomen. Onder medewerking wordt mede verstaan: het aanleveren van klantverklaringen of andere bewijslast.

Bij het indienen van de aanvraag moet de aanvrager een "de-minimisverklaring" overleggen. Dit heeft te maken met staatssteun. De de-minimisverordening geldt niet voor de aanschaf van wegvervoermiddelen voor vracht door ondernemingen die vrachtvervoer voor rekening van derden uitvoeren. Hiervoor gelden andere staatssteunregels waaraan getoetst gaat worden. Er wordt dan gekeken naar de voorwaarden van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. Het kan zijn dat de toepassing hiervan leidt tot een lager subsidiebedrag.

Artikel 5 Aanvraag

De aanvraag voor de subsidie moet plaatsvinden door middel van het door het college vastgestelde aanvraagformulier. Bij het indienen van de aanvraag moeten in ieder geval de gegevens en bescheiden worden overlegd die zijn genoemd in het aanvraagformulier. De gemeente kan een aanvrager om aanvullende informatie verzoeken indien dit nodig is voor het beoordelen van de aanvraag. Deze dient de aanvrager op verzoek te overleggen.

Artikel 6 Weigeringsgronden

In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen die als basis dienen voor een weigering van de subsidie. De gemeente acht deze gronden van dermate belang dat zij in die gevallen geen subsidie wil verstrekken. Enkele gronden vloeien voort uit de staatssteunregelgeving.

Er is aangegeven dat de subsidie kan worden geweigerd als blijkt dat er voor het voertuig waarvoor subsidie wordt aangevraagd al subsidie is verleend op grond van een andere subsidieregeling van de gemeente. Dit betekent dus dat er geen stapeling van gemeentelijke subsidies mogelijk is voor het hetzelfde voertuig.

Artikel 7 Verlening en vaststelling

Op grond van artikel 13 van de Algemene Subsidieverordening van Amsterdam 2012 is de gemeente gehouden tot onmiddellijke uitbetaling van subsidies lager dan € 5.000. Om de subsidie te kunnen krijgen moet de aanvrager een bewijs van tenaamstelling van het voertuig van de gebruiker overleggen. Voor aanvragen waarbij het totale subsidiebedrag niet hoger is dan € 5.000,- en vraagt de aanvrager dus na tenaamstelling van de voertuigen subsidie aan. Als de aanvrager voor meer voertuigen subsidie aanvraagt en het totale subsidiebedrag hoger is dan € 5.000 dan kan de aanvrager ervoor kiezen om voorafgaand op de aanschaf van het voertuig een aanvraag voor subsidieverlening in te dienen. Voorwaarde is dan wel dat de aanvrager een koopovereenkomst overlegt. Na de aanschaf moet de aanvrager binnen 8 weken na tenaamstelling een aanvraag tot subsidievaststelling indienen bij de gemeente. Daarna wordt de subsidie uitbetaald. De gemeente keert geen voorschotten uit.

Artikel 8 Subsidieplafond en hoogte van de subsidie

In dit artikel is opgenomen dat er € 8,2 miljoen in totaal aan subsidie kan worden verstrekt. De gemeente heeft daarbij besloten om voor elke categorie voertuig een apart subsidieplafond vast te stellen. Wanneer het plafond wordt overschreden kan er geen subsidie meer worden verstrekt. Dit geldt ook voor de subsidieplafonds voor elke categorie. Als bijvoorbeeld het subsidieplafond voor personenvoertuigen wordt overschreden dan kan de gemeente een extra aanvraag voor subsidie van een personenvoertuig afwijzen. Het College kan de hoogte van de subsidieplafonds per voertuig wijzigen en kan dus schuiven tussen de verschillende categorieën. Uiteraard kan dit geen gevolgen hebben voor reeds ingediende aanvragen.

De hoogte van de subsidie hangt mede af van de staatssteunregels. Als de aanvrager een de-minimis verklaring kan overleggen dan bedraagt de subsidie 100% van de extra investeringskosten tot het maximum zoals dat op grond van de de-minimis mogelijk is. Als er geen de-minimisverklaring mogelijk is dan kan het subsidiebedrag lager uitvallen. Het subsidiepercentage is dan afhankelijk van de bedrijfsomvang en wordt bepaald als percentage van de extra investeringen. De subsidie bedraagt maximaal 35% van de extra investeringen voor grote ondernemingen, 45% voor middelgrote ondernemingen en 55% voor kleine ondernemingen. De subsidiabele kosten bestaan uit zijn de extra investeringskosten die nodig zijn voor het aanschaffen van een voertuig met een typegoedkeuring Euro 6 of VI ten opzichte van een vergelijkbaar voertuig met een typegoedkeuring Euro 5 of V. De referentie investering sluit aan bij de bepalingen in de landelijke regeling. Er wordt gekeken naar de prijzen van die voertuigen op de Europese markt. Tot de subsidiabele kosten behoren niet de te betalen BTW.

Artikel 9 Verplichtingen subsidieontvanger

Er is een aantal verplichtingen die de gemeente kan opleggen. Voor de gemeente is van belang dat het voertuig minimaal 24 maanden na de tenaamstelling in de gemeente gebruikt gaat worden en dat de tenaamstelling van het voertuig niet wijzigt binnen 24 maanden na de tenaamstelling. Hierbij is aangesloten bij de regelingen van het Rijk. De subsidieontvanger doet verder onverwijld melding van de situatie waarin activiteiten waarvoor subsidie is verleend geheel of gedeeltelijk niet binnen de daarvoor geldende termijn kunnen worden uitgevoerd. Als niet aan de verplichtingen is voldaan dan kan dit voor de gemeente een reden zijn de subsidie in te trekken of te verlagen. Om de verplichtingen  te toetsen kan de gemeente kiezen voor een steekproef. De ontvanger van de subsidie en de gebruiker zijn verplicht hieraan mee te werken. Als niet voldaan wordt aan deze verplichtingen dan kan de gemeente besluiten de subsidie in te trekken.

Artikel 10 Hardheidsclausule

In enkele gevallen leiden de hier opgenomen bepalingen voor de subsidieontvanger onbedoeld en onvoorzien tot buitengewoon onbillijke situaties. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het in deze verordening bepaalde.