Reglement van orde bestuurscommissie Nieuw-West

Geldend van 07-04-2014 t/m heden

Intitulé

Reglement van orde bestuurscommissie Nieuw-West

Reglement van orde van de Bestuurscommissie Nieuw-West

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    verordening: de Verordening op de bestuurscommissies 2013;

  • b.

    algemeen bestuur: de leden van het algemeen bestuur bestuurscommissie Nieuw-West zoals bedoeld in artikel 3 van de Verordening op de bestuurscommissies 2013;

  • c.

    dagelijks bestuur: de leden van het dagelijks bestuur bestuurscommissie Nieuw-West zoals bedoeld in artikel 12 van de Verordening op de bestuurscommissies 2013;

  • d.

    voorzitter: voorzitter bedoeld in artikel 15 van de Verordening op de bestuurscommissies 2013;

  • e.

    secretaris: secretaris bedoeld in artikel 22 van de Verordening op de bestuurscommissies 2013;

  • f.

    voorzitter voorbereidende commissie: voorzitter bedoeld in artikel 19, lid 4 van de Verordening op de bestuurscommissies 2013;

  • g.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpbeslissing van het algemeen bestuur, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • h.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • i.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • j.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • k.

    interpellatiedebat: het recht om in een vergadering van de bestuurscommissie over een niet geagendeerd onderwerp een debat aan te gaan met het dagelijks bestuur;

  • l.

    initiatiefvoorstel: een voorstel tot het nemen van een beslissing uitmondend in een besluit van het algemeen bestuur

  • m.

    schriftelijk: op papier of digitaal.

Artikel 2. De voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het (doen) naleven van het reglement van orde;

    • d.

      hetgeen de verordening of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2. Het algemeen bestuur wijst een plaatsvervangend voorzitter aan ingeval de voorzitter afwezig is en ingeval de portefeuilles van de voorzitter worden besproken.

Artikel 3. Agendacommissie

  • 1. Het algemeen bestuur heeft een agendacommissie.

  • 2. De agendacommissie bestaat uit de voorzitter en een vertegenwoordiger van de fracties die zitting hebben in het algemeen bestuur. De secretaris, of diens plaatsvervanger, is in elke vergadering van de agendacommissie aanwezig. De plaatsvervangend voorzitter is als hij vervangt de voorzitter.

  • 3. De agendacommissie heeft, naast de taken vermeld in de artikelen 6, 14 en 35 van dit reglement, als taak aanbevelingen te doen aan het algemeen bestuur inzake de organisatie van de werkzaamheden van het algemeen bestuur en van zijn commissies en het voorbereiden van de agenda van de vergaderingen van het algemeen bestuur.

  • 4. Bewoners en organisaties kunnen schriftelijk agendapunten inbrengen bij de agendacommissie.

    De agendacommissie neemt het agendapunt mee in haar overweging bij het opstellen van de conceptagenda's.

Artikel 4. Voorbereidende commissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan maximaal drie commissies instellen die de besluitvorming van het algemeen bestuur voorbereiden en met het dagelijks bestuur of de voorzitter kunnen overleggen.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt daarbij de taken, de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de commissies, daaronder begrepen de wijze waarop leden van de bestuurscommissie inzage hebben in stukken waaromtrent door de voorbereidende commissie geheimhouding is opgelegd. De inzage kan slechts worden geweigerd voor zover zij in strijd is met het openbaar belang. De artikelen 84 en 86 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Bij de samenstelling van een voorbereidende commissie zorgt het algemeen bestuur voor een evenwichtige

    vertegenwoordiging van de in het algemeen bestuur vertegenwoordigde groeperingen.

  • 4. Een lid van het algemeen bestuur is voorzitter van een voorbereidende commissie.

  • 5. Het algemeen bestuur kan, op voordracht van een in het algemeen bestuur vertegenwoordigde groepering, in de voorbereidende commissies per groepering één buitengewoon commissielid benoemen.

  • 6. Op de buitengewone commissieleden zijn de artikelen 6, 7 en 8 van deze verordening en de artikelen V 3, V 4, eerste lid, en X 1, eerste lid, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Buitengewone commissieleden ontvangen geen vergoedingen of tegemoetkomingen ten laste van de gemeente of de bestuurscommissie.

  • 8. De artikelen 19, tweede lid, 21, tweede lid, 22 en 23 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op de vergaderingen van een voorbereidende commissie.

  • 9. Bij binnenkomst van een voorbereidende commissie tekent ieder lid de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de secretaris of diens plaatsvervanger door ondertekening vastgesteld.

Artikel 5. Buitengewoon commissielid

  • 1. Een buitengewoon commissielid is een door de fractie voorgedragen persoon, die op de kandidatenlijst staat van de laatst gehouden verkiezingen voor de leden van de bestuurscommissies en die geen lid is van het algemeen bestuur.

  • 2. Alle fracties, ongeacht hun grootte, hebben recht op maximaal een buitengewoon commissielid.

  • 3. Het onderzoek van de geloofsbrieven van de kandidaat buitengewoon commissieleden is identiek aan het onderzoek van de geloofsbrieven voor leden van het algemeen bestuur.

  • 4. Het buitengewoon commissielid legt de eed of gelofte af.

  • 5. Een buitengewoon commissielid ontvangt geen vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de gemeente of de bestuurscommissie.

  • 6. Een buitengewoon commissielid kan door de fractie op ieder moment uit zijn functie worden ontheven.

Hoofdstuk 2. Toelating van nieuwe leden;fracties

Artikel 6. Onderzoek geloofsbrieven;beëdiging

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van het algemeen bestuur stelt het algemeen bestuur een commissie in bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan het algemeen bestuur en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste samenkomst van het algemeen bestuur in oude samenstelling na de verkiezingen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van het algemeen bestuur op voor de vergadering van het algemeen bestuur waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 7. Fractie

  • 1. De leden van het algemeen bestuur die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in het algemeen bestuur deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van het algemeen bestuur aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in het algemeen bestuur wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. Indien één of meer leden van een of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of indien één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. Voor het splitsen dan wel het vormen van nieuwe fracties is geen toestemming vereist van het algemeen bestuur.

  • 5. De nieuwe naam van de fractie wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur.

Hoofdstuk 3. Vergaderingen

Paragraaf 1. Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8. Vergaderfrequentie

  • 1. De vergaderingen van het algemeen bestuur vinden in de regel plaats op woensdag, vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in het stadsdeelkantoor.

  • 2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met de agendacommissie.

Artikel 9. Oproep

  • 1. De voorzitter verzendt ten minste 7 dagen voor een vergadering de leden van het algemeen bestuur een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van het algemeen bestuur verzonden.

Artikel 10. Agenda

  • 1. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van het algemeen bestuur verzonden, en openbaar gemaakt.

  • 2. Bij aanvang van de vergadering stelt het algemeen bestuur de agenda vast. Op voorstel van een lid van het algemeen bestuur of de voorzitter kan het algemeen bestuur bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 3. Wanneer het algemeen bestuur een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een voorbereidende commissie of aan het dagelijks bestuur nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 4. Op voorstel van een lid van het algemeen bestuur of van de voorzitter kan het algemeen bestuur de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11. Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het stadsdeelkantoor ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van het algemeen bestuur en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, kunnen stukken ook op schriftelijke wijze aan een ieder ter beschikking worden gesteld.

  • 3. Indien omtrent stukken op grond van artikel 86 van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de secretaris en verleent de secretaris de leden van het algemeen bestuur inzage.

Artikel 12. Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt in de Westerpost, in de stadsdeelkrant of op de voor afkondigingen in het stadsdeel gebruikelijke wijze en door plaatsing op de website van het stadsdeel openbaar aangekondigd.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering;

    • b.

      wijze waarop en de plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken kan inzien.

  • 3. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar, op de website van het stadsdeel geplaatst.

Paragraaf 2. Orde der vergadering

Artikel 13. Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van het algemeen bestuur de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de secretaris of diens plaatsvervanger door ondertekening vastgesteld.

Artikel 14. Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur indien het daarvoor door de verordening vereiste aantal leden van het algemeen bestuur blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 15. Verslag en besluitenlijst

  • 1. De secretaris of diens plaatsvervanger draagt zorg voor het bijhouden van een presentielijst, een verslag en een besluitenlijst van de vergadering.

  • 2. De ontwerpverslag en de ontwerpbesluitenlijst van de voorgaande vergadering worden, zo mogelijk, aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. Het ontwerpverslag en de ontwerpbesluitenlijst worden gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 3. De leden en de secretaris of diens plaatsvervanger hebben het recht, een voorstel tot verandering aan het algemeen bestuur te doen, indien het ontwerpverslag of de ontwerpbesluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de aanvang van de vergadering bij de secretaris of diens plaatsvervanger te worden ingediend.

  • 4. Het ontwerpverslag bevat tenminste:

    • a.

      de namen van de ter vergadering aanwezige leden, de secretaris of diens plaatsvervanger, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van het besprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 19 door het algemeen bestuur is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5. Aan de hand van het verslag wordt een ontwerpbesluitenlijst opgesteld. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de ontwerpbsluitenlijst zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt

  • 6. Het verslag en de besluitenlijst worden in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna deze  door de voorzitter en de secretaris of diens plaatsvervanger worden ondertekend.

Artikel 16. Ingekomen stukken

  • 1. Bij het algemeen bestuur ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2. Na de vaststelling van de besluitenlijst stelt het algemeen bestuur, op voorstel van de agendacommissie, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 17. Spreekrecht

  • 1. Na de opening van de vergadering kunnen alle leden van het algemeen bestuur het woord voeren.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur nemen op uitnodiging van de voorzitter deel aan de beraadslaging.

  • 3. De bestuurscommissie kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de bestuurscommissie, leden van het dagelijks bestuur en de secretaris, deelnemen aan de beraadslaging.

  • 4. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van het algemeen bestuur genomen, alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 18. Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het in acht nemen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden. 

  • 2. Interrupties dienen te bestaan uit vragen zonder inleiding of korte mededelingen.

  • 3. Indien een spreker zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaat, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 4. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 19. Beraadslaging

  • 1. Op verzoek van een lid van het algemeen bestuur of op voorstel van de voorzitter kan het algemeen bestuur besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het dagelijks bestuur of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 20. Spreekrecht belangstellenden

  • 1. Tijdens de vergadering van het algemeen bestuur kunnen burgers die zich hebben aangemeld over niet geagendeerde onderwerpen spreken.

  • 2. In de voorbereidende commissie kunnen burgers die zich hebben aangemeld spreken over onderwerpen die op de agenda van de voorbereidende commissie vermeld staan.

  • 3. Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      Een besluit van de bestuurscommissie waartegen bezwaar en beroep open staat of heeft open gestaan;

    • b.

      Benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      Een gedraging waarover een klacht ex artikel 9.1 van de Algemene Wet Bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 4. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, dient dat 24 uur voor aanvang van de vergadering te melden bij de secretaris onder opgave van naam, adres en onderwerp waarover men het woord wil voeren.

  • 5. De volgorde van de sprekers, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt verleent in volgorde waarin de verzoeken zijn ontvangen. De voorzitter kan in bijzondere gevallen bepalen om van deze volgorde af te wijken. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, voert niet het woord dan na dit verkregen te hebben van de voorzitter.

  • 6. Leden van het algemeen bestuur kunnen een korte informatieve vragen stellen. Zij gaan niet in discussie en houden geen betoog.

  • 7. Aanwezige leden van het dagelijks bestuur kunnen kort reageren.

Artikel 21. Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het algemeen bestuur tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

Artikel 22. Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3. Procedures bij stemmingen

Artikel 23. Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 van de Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. Stemming geschiedt door zitten en opstaan of door hand opsteken, tenzij een van de leden stemming bij hoofdelijke stemming vraagt; in dat geval vindt hoofdelijke stemming plaats.

  • 5. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen, onder vermelding van de naam van de fracties of leden. Hij doet daarbij tevens de mededeling van het genomen besluit.

Artikel 24. Hoofdelijke stemming

  • 1. Voor iedere te houden hoofdelijke stemming wordt door het lot bepaald welk lid het eerst zijn stem uitbrengt. De leden worden voor het uitbrengen van hun stem door de voorzitter, of op zijn aanwijzing door de secretaris, afgeroepen, te beginnen met het door het lot aangewezen lid, in volgorde waarin hun namen op de alfabetische presentielijst voorkomen.

  • 2. De loting, in het vorige lid bedoeld, heeft plaats op een door de voorzitter te bepalen wijze.

  • 3. Indien bij hoofdelijke stemming blijkt dat het voor de opening van de vergadering vereiste aantal leden niet meer aanwezig is, kan de voorzitter hetzij de vergadering voor enige tijd schorsen en haar, indien bij heropening weer voldoende leden aanwezig blijken te zijn, voortzetten, hetzij de vergadering sluiten en tegen een later tijdstip een nieuwe vergadering bijeenroepen.

  • 4. Een lid dat bij de aanvang van een stemming niet de presentielijst heeft getekend, neemt aan deze stemming niet deel.

  • 5. Behoudens de gevallen waarin de leden zich volgens de Gemeentewet van stemming moeten onthouden en behoudens het geval voorzien in het derde lid, is ieder in de vergadering aanwezig lid verplicht bij hoofdelijke stemming zijn stem uit te brengen met het woord "voor" of "tegen", zonder enige bijvoeging.

  • 6. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering. Het laatst afgeroepen lid mag een eventuele vergissing niet meer herstellen wanneer het opmaken van de uitslag is aangevangen.

  • 7. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 25. Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie tenzij de bestuurscommissie besluit om een motie voor het voorstel in stemming te brengen. Op verzoek van de indiener legt de voorzitter dit aan de bestuurscommissie voor middels een ordevoorstel.

Artikel 26. Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn en de uitgebrachte stem dient onzichtbaar te worden ingediend.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het algemeen bestuur, op voorstel van de voorzitter.

  • 7. Onder de zorg van de secretaris of diens plaatsvervanger worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 27. Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 28. Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden door het stembureau gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen zodat de uitgebrachte stem niet zichtbaar is, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4. Rechten van leden

Artikel 29. Amendementen

  • 1. Ieder lid van het algemeen bestuur kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van het algemeen bestuur die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk amendement of subamendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.,

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van het amendement of subamendement is mogelijk, totdat wordt overgegaan tot besluitvorming over het onderhavige amendement of subamendement.

Artikel 30. Moties

  • 1. Ieder lid van het algemeen bestuur kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat wordt overgegaan tot  besluitvorming over de onderhavige motie.

Artikel 31. Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van het algemeen bestuur kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist het algemeen bestuur terstond.

Artikel 32. Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst. Bij vaststelling van de agenda wordt het initiatiefvoorstel in stemming gebracht.

  • 3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij het algemeen bestuur oordeelt dat:

    • a.

      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

    • b.

      het voorstel eerst dient te worden behandeld in een voorbereidende commissie;

    • c.

      het voorstel voor advies naar het dagelijks bestuur dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt het algemeen bestuur in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4. Het algemeen bestuur kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel.

Artikel 33. Interpellatiedebat

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur kan bij de secretaris en de voorzitter een verzoek indienen om in de eerstvolgende vergadering met een lid van het dagelijks bestuur of met een ander lid van het algemeen bestuur in debat te gaan over een niet geagendeerd onderwerp.

  • 2. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt - behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen - tenminste de dag voorafgaand aan de vergadering vóór 12.00 uur ingediend.

  • 3. Het verzoek omvat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover het lid van het algemeen bestuur wil debatteren en zo mogelijk welke vragen hij aan de orde wil stellen.

  • 4. Indien het verzoek tot debat voorafgaand aan de vergadering van de bestuurscommissie wordt gedaan, dan brengt de secretaris brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 5. Het interpellatiedebat wordt, indien een derde van het algemeen bestuur het voorstel steunt, gevoerd tijdens de vergadering en nadat alle geagendeerde voorstellen zijn afgehandeld.

  • 6. Tijdens een interpellatiedebat zijn interrupties van andere leden van het algemeen bestuur toegestaan.

  • 7. De voorzitter bepaalt de lengte van het debat.

Artikel 34. Voorstel van het dagelijks bestuur

  • 1. Een voorstel van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur dat vermeld staat op de agenda van de vergadering van het algemeen bestuur, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van het algemeen bestuur.

  • 2. Indien het algemeen bestuur van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het dagelijks bestuur moet worden gezonden, bepaalt het algemeen bestuur in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 35. Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.

  • 2. De vragen worden bij de secretaris of diens plaatsvervanger ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en de voorzitter worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het dagelijks bestuur of de voorzitter de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden van het dagelijks bestuur of de voorzitter worden door tussenkomst van de secretaris of diens plaatsvervanger aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden.

  • 5. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur en bij mondelinge beantwoording in dezelfde vergadering van het algemeen bestuur, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de voorzitter of door het dagelijks bestuur gegeven antwoord, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

Artikel 36. Mondelinge vragen

  • 1. In de bestuurscommissie is voor de leden van het algemeen bestuur de gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen tijdens het agendapunt ‘mondelinge vragen', tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan de agendacommissie bepalen dat het stellen van vragen op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip dit agendapunt eindigt.

  • 2. Het lid van het algemeen bestuur dat tijdens het agendapunt ‘mondelinge vragen' vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter. De voorzitter kan het algemeen bestuur het voorstel doen een ingediend onderwerp niet aan de orde te stellen, bijvoorbeeld als hij vindt dat het onderwerp niet voldoende nauwkeurig is aangegeven of indien het onderwerp in de vergadering van het algemeen bestuur op diezelfde dag aan de orde komt. Een gekwalificeerde meerderheid van 2/3 van de stemmen is nodig om ingediende vragen niet te behandelen.

  • 3. Aangemelde onderwerpen voor het agendapunt ‘mondelinge vragen' worden in volgorde van aanmelding bij de secretaris in de vergadering van het algemeen bestuur aan de orde gesteld.

    De voorzitter kan ter vergadering met redenen omkleed voorstellen die volgorde te wijzigen.

  • 4. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor het dagelijks bestuur en voor de overige leden van het algemeen bestuur.

  • 5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan dagelijks bestuur of de voorzitter te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6. Na de beantwoording door het dagelijks bestuur of de voorzitter krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van het algemeen bestuur het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het dagelijks bestuur vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8. Tijdens het agendapunt ‘mondelinge vragen' kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 37. Inlichtingen

  • 1. Indien een lid van het algemeen bestuur over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe door tussenkomst van de secretaris schriftelijk ingediend bij het dagelijks bestuur.

  • 2. De secretaris draagt er zorg voor dat de overige leden van het algemeen bestuur een afschrift van dit verzoek krijgen.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 5. ontwerpBegroting en ontwerprekening

Artikel 38. Procedure ontwerpbegroting

Het algemeen bestuur stelt de wijze vast waarop hij de ontwerpbegroting en de daarbij behorende stukken voorbereidt en behandelt.

Artikel 39. Procedure ontwerpjaarrekening

Het algemeen bestuur stelt de wijze vast waarop hij de ontwerprekening en de daarbij behorende stukken voorbereidt en behandelt.

Hoofdstuk 7. Besloten vergadering

Artikel 40. Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 41. Verslag

  • 1. De besluitenlijst, dan wel het verslag van een besloten vergadering wordt niet verspreid, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 2. De besluitenlijst, dan wel het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt het algemeen bestuur een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. De vastgestelde besluitenlijst, danwel het verslag wordt door de voorzitter en de secretaris of diens plaatsvervanger ondertekend.

Artikel 42. Geheimhouding

  • 1. Voor de afloop van een besloten vergadering beslist het algemeen bestuur overeenkomstig artikel 86 van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

  • 2. De geheimhouding dient in acht te worden genomen door een ieder die bij de vergadering aanwezig is en door een ieder die op een andere wijze kennis heeft van de stukken.

  • 3. Het algemeen bestuur kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Hoofdstuk 8. Toehoorders en pers

Artikel 43. Toehoorders en pers

  • 1. Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 44. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare vergadering van het algemeen bestuur geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 45. Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering gebruik van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 46. Vergoedingen bijwonen vergaderingen

Voor het bijwonen van vergaderingen van de agendacommissie en de commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven ontvangen de leden geen vergoeding als bedoeld in de Verordening voorzieningen bestuurscommissieleden.

Artikel 47. Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist het algemeen bestuur op voorstel van de voorzitter.

Artikel 48. Inwerkingtreding

Dit Reglement treedt in werking op 7 april 2014.