Richtlijnen bij vervanging van woonboten

Geldend van 13-06-1996 t/m heden

Intitulé

Richtlijnen bij vervanging van woonboten

Inhoud

Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen

Art. 1

In deze richtlijnen worden de volgende categorieën woonboten onderscheiden:

  • a.

    een woonschip: een woonboot die herkenbaar is als een van origine varend schip en die, naar gelang het type schip, in elk geval is voorzien van originele kenmerken, zoals een stuurhut, een roer, gangboorden, een luikenkap, een mast en zwaarden. In geen geval mag het schip voorzien zijn van een opbouw die niet als authentiek kan worden aangemerkt;

  • b.

    een woonvaartuig: een woonboot met een casco dat herkenbaar is als dat van een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit, met daarop een - gehele of gedeeltelijke - opbouw die niet als authentiek kan worden aangemerkt;

  • c.

    een woonark: een woonboot, niet zijnde een woonschip of een woonvaartuig, die feitelijk niet geschikt is om te varen.

Paragraaf 2 Vervanging

Art. 2

Een vergunning voor het vervangen van een woonboot wordt slechts verleend, indien de te vervangen woonboot:

  • a.

    wordt gesloopt, hetgeen ten genoegen van ons moet worden aangetoond door het overleggen van een sloopverklaring;

  • b.

    de Binnenstad en het Havenatlasgebied verlaat, hetgeen moet worden aangetoond door het overleggen van een verklaring van een publiekrechtelijk lichaam waaruit blijkt dat elders ligplaats mag worden genomen;

  • c.

    blijkens een ligplaatsvergunning mag afmeren op een andere ligplaats in de Binnenstad of het Havenatlasgebied.

Paragraaf 3 Maatvoering

Art. 3

  • 1. Een vergunning voor het vervangen van een woonboot wordt slechts verleend indien ter plaatse voldoende ruimte beschikbaar is voor de vervangende woonboot.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid en ongeacht de maten van de te vervangen woonboot mag de vervangende woonboot van maximaal de volgende afmetingen zijn:

    • a.

      indien de vervangende woonboot een woonschip is:

      lengte: 30,00 meter;

      breedte: 5,00 meter;

      hoogte: 2,50 meter;

    • b.

      indien de vervangende woonboot een woonvaartuig is:

      lengte: 25,00 meter;

      breedte: 5,00 meter;

      hoogte: 2,50 meter;

    • c.

      indien de vervangende woonboot een woonark is:

      lengte: 20,00 meter;

      breedte: 5,00 meter;

      hoogte: 2,50 meter.

  • 3. In dit artikel wordt verstaan onder:

    • lengte: de lengte over alles;

    • breedte: de grootste breedte;

    • hoogte: het hoogste punt, gemeten vanaf de waterlijn.

Art. 4

In afwijking van het in art. 3, tweede lid, onder b en c, bepaalde is in de Nieuwe vaart aan de noordzijde tussen de bruggen 274 en 353 de maximaal toegestane hoogte voor woonvaartuigen en woonarken 5 meter, gemeten vanaf de waterlijn.

Art. 5

In afwijking van het in art. 3, tweede lid, onder a, bepaalde kan vergunning worden verleend voor overschrijding van de maximale hoogte voor attributen die het scheepskarakter onderstrepen, zoals de stuurhut (mits demontabel), de masten, de ankerlieren enz., zulks ter beoordeling van Burgemeester en Wethouders.

Paragraaf 4 Overige regels

Art. 6 Voorkeursregeling

  • 1. Onverminderd het bepaalde in art. 3 wordt in principe een vergunning verleend in geval van vervanging van een woonboot door een woonschip.

  • 2. Er kan in afwijking van het bepaalde in art. 3, tweede lid, onder a, vergunning worden verleend in geval van vervanging van een woonboot door een woonschip indien de Commissie historische schepen zulks, gelet op de aard van het schip, adviseert en mits het woonschip wat betreft afmetingen past op en bij de ligplaats en de omgeving daarvan.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in art. 3 kan vergunning worden verleend in geval van vervanging van een woonboot door een woonvaartuig of woonark indien de Welstandscommissie zulks als bepaaldelijk passend in de omgeving acht.

Art. 7 Dubbel afmeren

  • 1. Ingeval er dubbel wordt afgemeerd dan wel indien een bestemmingsplan dubbel afmeren toestaat, wordt de vergunning niet verleend indien er sprake is van vervanging van een woonschip of woonvaartuig door een woonark.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een vergunning worden verleend, indien de aanvrager van de vervangingsvergunning genoegzaam aantoont dat de rechthebbende op een enkelliggend woonschip of woonvaartuig bereid is met de aanvrager van ligplaats te ruilen en de situatie ter plaatse een dergelijke ruil toestaat.