Nadere regels voor het verlenen van een ontheffing aan voormalige schippers voor woonverblijf op het voormalig binnenschip

Geldend van 08-08-1996 t/m heden

Intitulé

Nadere regels voor het verlenen van een ontheffing aan voormalige schippers voor woonverblijf op het voormalig binnenschip

Inhoud

Art. 1 Begripsomschrijvingen

In deze regels wordt verstaan onder:

  • a.

    voormalig schipper: degene die direct voorafgaande aan het moment van het beëindigen van het bedrijfsmatig vervoeren van goederen te water ten minste 55 jaar is, ten minste 15 jaar als schipper werkzaam is geweest en Amsterdam in die periode als thuishaven heeft gehad;

  • b.

    voormalig binnenschip: een binnenschip dat eigendom is van de voormalige schipper en door de voormalige schipper ten minste 15 jaar is gebruikt of bestemd voor het bedrijfsmatig vervoer van goederen te water en niet langer is dan 50 m.

Art. 2 Ontheffing

  • 1. De ontheffing van art. 2.6, vierde lid, van de Verordening op de haven en het binnenwater (VHB) kan uitsluitend aan een voormalig schipper worden verleend voor het innemen van een ligplaats met zijn voormalige binnenschip. De ontheffing is persoons-, ligplaats- en vaartuiggebonden.

  • 2. Alvorens te beslissen op het verzoek om ontheffing wordt advies gevraagd aan de Werkcommissie Binnenvaartbelangen Amsterdam.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan de ontheffing mede op naam van de echtgenote of partner worden gesteld, in het geval deze op het moment van het beëindigen van het bedrijfsmatig vervoer van goederen hieraan ten minste vijf jaar heeft deelgenomen.

Art. 3 Veiligheids- en milieu-eisen

  • 1. De op grond van art. 2.8, eerste en tweede lid, van de VHB vastgestelde regels met betrekking tot de brandveiligheid en het milieu zijn tevens van toepassing op een voormalig binnenschip dat ligplaats inneemt in de gemeente.

  • 2. De op grond van art. 2.10, eerste en tweede lid, van de VHB vastgestelde regels inzake het verbouwen van een bedrijfsvaartuig zijn tevens van toepassing op een voormalig binnenschip dat ligplaats inneemt in de gemeente.

  • 3. Het voormalige binnenschip dient in zodanige staat te zijn, dat de veiligheid van de bewoners en die van de omgeving is gewaarborgd.

Art. 4 Ligplaatscapaciteit

  • 1. De op grond van de ontheffing van art. 2.6, vierde lid, van de VHB in te nemen ligplaats maakt deel uit van de in Amsterdam beschikbare ligplaatsen voor binnenschepen. Van het beschikbare ligplaatsenbestand mag ten hoogste 6% worden aangewend ten behoeve van het innemen van ligplaatsen met een voormalig binnenschip.

  • 2. Een voormalig binnenschip mag gedurende de tijd van de ontheffing niet voor het bedrijfsmatig vervoer van goederen te water worden gebruikt.

Art. 5 Overgangsbepaling

Ten aanzien van degenen die vóór 15 juli 1995 met een binnenschip ligplaats hebben ingenomen op voor binnenvaartschepen bestemde locaties en een ontheffing krachtens art. 2.6, vierde lid, van de VHB aanvragen, kan worden afgeweken van het bepaalde in art. 1, onder b.

Toelichting

I. Algemeen.

Bij de binnenvaart bestaat onder oudere schippers die stoppen met deelname aan het actieve beroepsgoederenvervoer, behoefte om met hetzelfde schip waarmee zij tot dan hebben gevaren, een ligplaats in te nemen in het binnenvaartareaal waarmee zij vertrouwd zijn. Onder de actief varende schippers bestaat daarvoor begrip en bestaat de bereidheid om dergelijke oud-schippers toe te staan permanent ligplaats te kiezen op plaatsen die primair zijn bestemd voor de actieve beroepsvaart. Het betreft hier een sociaal aspect: men verkiest juist een dergelijke ligplaats vanwege de binding die men daarmee houdt met de beroepsgroep, terwijl bovendien oud-collega's en familie nabij kunnen afmeren. In de praktijk ligt al sinds jaren een aantal schepen van zogeheten oud-schippers in het Amsterdamse binnenvaartareaal in de Houthaven. De eigenaren van de volgende acht voormalige binnenschepen komen op basis van deze regeling in aanmerking voor een ligplaats in het binnenvaartareaal met de status voormalig binnenschipper:

Schepen

Naam schip

Lengte in m

Huidige ligplaats

Sinds

1

Cura

38,50

Houthaven, steiger 1

1992

2

Frejo

50

Houthaven, steiger 1

1988

3

Henny

24,50

De Vlughthaven

1987

4

Klaziena

38,80

Oude Houthaven, steiger A

1986

5

Loja

34,60

Houthaven, steiger 3

1989

6

Louisa

37

Houthaven, steiger 3

1987

7

Maria Alfonsa

36

Oude Houthaven, steiger A

1989

8

Adriana

38

Houthaven, steiger 1

1988

Daarnaast is sprake van een aantal bekende potentiële kandidaten, dat wellicht binnen afzienbare termijn in aanmerking zou willen komen voor de oud-schippersregeling.

Het betreft de volgende binnenschepen:

Schepen

Naam schip

Lengte in m

Huidige ligplaats

1

Anca

41,40

Oostelijke Handelskade

2

Afra

46,20

Oostelijke Handelskade

3

Elan

31,80

Oosterdok/Prins Hendrikkade

4

Wilgre

31,40

Coenhaven/havenkom C

5

Tonny

42,00

Oranjesluizen

De regeling voor voormalige schippers wordt voorgesteld om een gewenste scheiding tussen permanent ingenomen ligplaatsen door woonboten en ligplaatsen van voormalige schippers met hun voormalige binnenschepen vast te leggen. "Gewone" woonboten blijven in principe op de ingenomen ligplaats liggen, ook bij wisseling van eigenaar. De bezetting van de ligplaats van een voormalig schipper is daarentegen meer begrensd. Bij beëindiging van de duur van de ontheffing van een voormalig schipper dient het vaartuig van de ligplaats te worden verwijderd om eventueel weer plaats te maken voor een andere voormalig binnenschipper met zijn schip.

Het voorgestelde systeem van ontheffingen voor voormalige schippers sluit aan bij het in de Verordening op de haven en het binnenwater vermelde art. 2.6.

Hoewel de ontheffing in eerste instantie persoonsgebonden is, wordt de mogelijkheid open gelaten dat bij het verzoek om ontheffing ook de partner wordt vermeld. Dit is opgenomen op sociale gronden. Immers, wanneer een voormalig schippersechtpaar verkiest op het vaartuig te willen blijven wonen, zou de partner/echtgenote bij overlijden van degene aan wie de ontheffing is verleend, zonder deze regel de ligplaats moeten ontruimen.

Vanwege de claim op de beschikbare ligplaatsruimte van de actieve binnenvaart is overleg met de Werkcommissie Binnenvaartbelangen Amsterdam (WBA) essentieel. Om die reden is in de regeling opgenomen dat per individuele aanvraag deze instantie om advies zal worden gevraagd.

II. Artikelgewijs.

Art 1.

De in deze regels gehanteerde definitie voor voormalig schipper geldt uitsluitend voor die categorie voormalige schippers die voorheen een duidelijk aanwijsbare binding met Amsterdam hebben gehad. Voor overige zaken met betrekking tot het binnenschip van de voormalige schipper zijn de in de Verordening op de haven en het binnenwater (VHB) vastgelegde bepalingen van toepassing.

Eigenaren/bewoners van sleepboten die in de praktijk in het kader van de bedrijfsuitoefening worden bewoond, kunnen eveneens aanspraak maken op de ontheffing.

Art. 2.

In dit artikel wordt een duidelijk verband gelegd tussen het schip, de oud-schipper en de ligplaats, om te voorkomen dat er oneigenlijk gebruik van de regeling kan worden gemaakt. De Werkcommissie Binnenvaartbelangen Amsterdam zal om advies worden gevraagd. Indien zou worden afgeweken van het advies, zal dit uiteraard conform de regels van behoorlijk bestuur worden gemotiveerd.

In het derde lid staat verwoord dat ook partners/echtgenoten bij de ontheffing kunnen worden betrokken.

Art. 3.

In art. 2.10, eerste en tweede lid, van de VHB is vastgelegd dat het verboden is, bedrijfsvaartuigen te verbouwen zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders met uitzondering van de verbouwing welke geen wijziging van afmetingen of uiterlijke staat tot gevolg geeft. Deze regels zijn zonder meer toepasbaar op voormalige binnenschepen. De voorwaarde dat het uiterlijk van het vaartuig niet mag veranderen, vloeit voort uit het feit dat het een voortzetting van een bestaande situatie betreft. Juist omdat er in een binnenvaartareaal wordt afgemeerd, moet via het schip sprake zijn van een goede overloop en dient de reguliere vaart veilig "buiten op" te kunnen afmeren. In dat verband dient de voormalige schipper ervoor te zorgen, dat de afmeervoorzieningen op het binnenschip en de aanwezige dekluiken deugdelijk zijn.

Met de staat van veiligheid van het voormalig binnenschip wordt bedoeld, dat de voormalige binnenschipper verplicht is, het casco van het voormalige binnenschip in goede staat te houden. Zo nodig, kan de havenmeester de voormalige schipper verplichten noodzakelijke voorzieningen te treffen in het kader van de veiligheid.

Art. 4.

Aangezien de permanent door oud-schippers ingenomen ligplaatsen deel uitmaken van het totaal aantal ligplaatsen voor de actieve binnenvaart bestemde ligplaatsen in Amsterdam, is in overleg met de WBA gesteld dat maximaal 6% van het totaal aantal ligplaatsen voor voormalige schippers beschikbaar wordt gesteld en dan uitsluitend voor de kleinere scheepstypen (art. 1, onderdeel b: maximaal 50 m lang). Deze beperking is enerzijds opgenomen, omdat het innemen van ligplaatsen voor de categorie voormalige schippers een aanslag betekent op het totaal aantal in Amsterdam beschikbare ligplaatsen voor de actieve binnenvaart, terwijl anderzijds de oudere categorie binnenschippers met schepen kleiner dan 50 m vaart.

Het percentage 6 is gebaseerd op de aanname dat een beperkt deel van de binnenschippers ouder dan 55 jaar ervoor kiest om op het eigen binnenschip te blijven wonen (in de beleidsnota Amsterdam en de binnenvaart van 1987 is vastgesteld dat er in Amsterdam behoefte is aan 300 binnenvaartligplaatsen; indien er inderdaad 300 ligplaatsen zouden worden gerealiseerd, zou het gaan om 18 ligplaatsen (= 6%).

In lid 2 is de passage opgenomen dat de voormalige schipper tijdens de duur van de ontheffing niet met het binnenschip aan het beroepsgoederenvervoer mag deelnemen. Hiermee wordt uitgesloten dat het vaartuig een concurrentie-element kan vormen ten opzichte van de actieve beroepsvaart. Hiermee wordt de oud-schipper overigens niet het recht ontzegd om ─ indien hij dat wenst ─ met het schip nog te varen, bij voorbeeld voor familiebezoek of ten behoeve van recreatiedoeleinden voor hem zelf of zijn gezin. Het is uiteraard ingevolge de ligplaatsvergunning tevens uitgesloten, dat de voormalige schipper het binnenschip op commerciële basis gaat exploiteren door er passagiers tegen betaling mee te gaan vervoeren. Daarvoor zou een andere vergunning (ex art. 2.12 van de VHB) nodig zijn.

Art. 5.

De in dit artikel vermelde datum is de datum waarop de VHB van kracht werd. Zoals uit het algemene deel van deze toelichting blijkt, wordt - in goed overleg met de WBA - in de praktijk toegestaan, dat schippers die niet meer actief deelnemen aan de beroepsvaart, met hun binnenschip een (permanente) ligplaats innemen in het binnenvaartareaal Houthaven (vooruitlopende op een regeling). Deze acht oud-schippers komen allen volgens de geformuleerde criteria van de nadere regels in aanmerking voor een ontheffing. Daarnaast is in de praktijk sprake van een schip van 80 m lengte, de Trijoco, waarvan de voormalige schipper sinds 1991 onder de noemer oud-schipper ligt afgemeerd aan steiger 3 in de Houthaven. Afgezien van het feit dat de lengte van het schip de gestelde lengtegrens van 50 m aanzienlijk overschrijdt, voldoet de voormalige schipper aan alle overige voorwaarden om voor een ontheffing in aanmerking te komen. Gelet op de al vijf jaar bestaande feitelijke situatie is, in overleg met de WBA, een plek voor het schip gezocht. Met deze overgangsbepaling wordt specifiek voor de oudschipper van dit schip de mogelijkheid gecreëerd om toch een ontheffing te verlenen.