Nadere regels voor winkeluitstallingen en reclameborden

Geldend van 19-03-2016 t/m heden

Intitulé

Nadere regels voor winkeluitstallingen en reclameborden

inhoud

1. Onder een winkeluitstalling wordt verstaan:

1.1 voorwerpen en stoffen die behoren tot het reguliere assortiment van een winkel

1.2 uitstallingsmaterialen

2. Het is in stadsdeel Centrum niet toegestaan om losstaande reclame- en mededelingsborden bij winkels, horecabedrijven en dienstverlenende instellingen te plaatsen.

3. De ondernemer mag een uitstalling uitsluitend voor de eigen winkelgevel plaatsen en alleen zodanig dat:

3.1 de uitstalling onmiddellijk tegen de gevel is geplaatst

3.2 de toegang tot naast- en bovenliggende woningen, instellingen en bedrijven te allen tijde wordt vrijgehouden

3.3 een afstand van tenminste 1 meter wordt vrijgehouden tot:

- objecten zoals onder- en bovengrondse brandkranen, afsluiters, elektriciteitsvoorzieningen, brievenbussen, pothuizen, bordessen e.d. - - bomen en groenvoorzieningen

3.4 een doorrijdbreedte en hoogte van tenminste 3,50 meter respectievelijk 4,20 meter overblijft voor ambulances en voertuigen van politie en brandweer.

4.1 De maximaal toegestane afmeting van een winkeluitstalling bedraagt 2 meter in de breedte en 50 centimeter in lengte.

4.2 Voor één winkel mogen maximaal twee winkeluitstallingen worden geplaatst.

4.3 Hierbij wordt rekening gehouden met de beschikbare trottoirruimte en een minimale doorloopruimte van 1,50 meter voor voetgangers tussen de winkeluitstalling en de trottoirrand of op het trottoir aanwezige objecten.

4.4 De hoogte van de uitstalling mag, inclusief gebruikte hulpmiddelen, maximaal 1,75 meter bedragen.

5. Etenswaren moeten tenminste 0,50 meter boven het grondoppervlak worden neergezet.

6. De winkeluitstalling met inbegrip van materialen ten behoeve van de uitstalling mag alleen op de openbare weg worden gezet tijdens de uren waarop de winkel voor het publiek geopend is en mag zijn.

7. De openbare ruimte mag niet worden gebruikt voor het -al dan niet tijdelijk plaatsen van voorraden, bestemd voor verkoop in de winkel, kratten, pallets, winkelwagens e.d.

8. Het uitstallen van goederen mag uitsluitend ten doel hebben de aandacht van het publiek op de uitgestalde goederen te vestigen, het is niet toegestaan vanuit de winkeluitstalling goederen aan het publiek te verkopen.

9.1 De ondernemer zorgt er voor dat de winkeluitstalling onmiddellijk wordt verwijderd of verplaatst:

- op last van de politie, de brandweer of medewerkers van het stadsdeel,

- als dat nodig is in verband met werkzaamheden in de openbare ruimte, of

- als dat nodig is in verband met werkzaamheden aan of langs de gevel.

9.2 De met verwijdering of verplaatsing mogelijk verbonden kosten zijn voor rekening van de ondernemer.

9.3 Ook overige bevelen van de politie of de brandweer dienen stipt te worden opgevolgd.

10.1 De uit te stallen goederen behoren tot het normale winkelassortiment van de winkel in het pand waarvoor de winkeluitstalling is geplaatst.

10.2 De uitstalling moet een ordelijk aanzien hebben.

10.3 De uit te stallen goederen dienen van bescheiden afmetingen te zijn en mogen niet een te zwaar gewicht hebben.

10.4 Bij de uitstallingen mogen geen reclameborden of andere objecten worden geplaatst.

10.5 Prijsaanduidingen dienen van bescheiden afmetingen te zijn.

10.6 Indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet aan de in dit artikel gestelde voorwaarden wordt voldaan, dient de uitstalling op eerste aanzegging door of namens het dagelijks bestuur te worden aangepast of verwijderd.

11.1 De ondernemer zorgt er voor dat de uitstalling geen schade, overlast of gevaar oplevert voor derden, geen scherpe of uitstekende delen bevat waaraan voorbijgangers zich kunnen verwonden en dat de uitstalling windvast is opgesteld.

11.2 De plaatsing van de winkeluitstalling mag niet zodanig zijn dat de uitstalling de weggebruikers belemmert of kan belemmeren, dan wel de veiligheid van de weggebruikers in gevaar brengt.

11.3 Aan gemeente-eigendommen toegebrachte beschadigingen, welke het gevolg zijn van het plaatsen, hebben, gebruiken, onderhouden of verwijderen van de uitstalling zullen van gemeentewege, doch voor rekening van de ondernemer voor wiens gevel de winkeluitstalling is geplaatst, worden hersteld.

12. Het is niet toegestaan een winkeluitstalling in de grond te verankeren.

13. De ondernemer zorgt er voor dat er geen schade aan gemeentelijke eigendommen ontstaat als gevolg van de aanwezigheid en het gebruik van de winkeluitstalling.

14. Het plaatsen van winkeluitstallingen op en aan de volgende wegen en weggedeelten is niet toegestaan: Dam, Damstraat, Heiligeweg, Kalverstraat, Leidsestraat, Nieuwendijk, Nieuwe Hoogstraat, Oude Doelenstraat, Oude Hoogstraat, Regulierbreestraat, Rokin, Utrechtsestraat, Vijzelgracht en Vijzelstraat;

15. De voorwaarden van objectvergunningen voor winkeluitstallingen die zijn verleend vóór 1 februari 2008, blijven tot het einde van de geldigheidsduur van de vergunning geldig, voor zover de vergunningvoorschriften voor de ondernemer gunstiger zijn dan deze algemene regels.

III. Te bepalen dat dit besluit in werking treedt op 1 februari 2008.

In zijn oordeel heeft het dagelijks bestuur betrokken:

Aanleiding

Op 31 oktober 2007 heeft de gemeenteraad artikel 8.2A aan de Algemene Plaatselijke Verordening toegevoegd. Daardoor is het mogelijk geworden dat voor door het college van Burgemeester en Wethouders nader te bepalen objecten geen objectvergunning is vereist, maar algemene regels van toepassing zijn. Het college van Burgemeester en Wethouders heeft bij besluit van 18 december 2007 winkeluitstallingen, reclameborden, plantenbakken en gevelbanken bij particulieren aangewezen als categorieën voorwerpen waarvoor geen objectvergunning is vereist. Deze regelingen treden in werking op 1 februari 2008.

Wettelijke bepalingen

- artikel 8.2A van de Algemene Plaatselijke Verordening;

- het besluit van het college van Burgemeester en Wethouders van 18 december 2007 waarbij winkeluitstallingen en reclameborden in stadsdeel Centrum worden aangewezen als voorwerpen waarvoor de vergunningplicht van artikel 8.2 eerste lid niet geldt.

Overwegingen

Op 31 oktober 2007 heeft de gemeenteraad artikel 8.2A aan de Algemene Plaatselijke Verordening toegevoegd. Daardoor is het mogelijk geworden dat voor door het college van Burgemeester en Wethouders nader te bepalen objecten geen objectvergunning is vereist, maar algemene regels van toepassing zijn. Het college van Burgemeester en Wethouders heeft bij besluit van 18 december 2007 winkeluitstallingen, reclameborden, plantenbakken en gevelbanken bij particulieren aangewezen als categorieën voorwerpen waarvoor geen objectvergunning is vereist. Deze regelingen treden in werking op 1 februari 2008.

Het college van Burgemeester en Wethouders heeft model 'algemene regels voor winkeluitstallingen', waaronder reclame- of prijsaanduidingsborden, en model algemene regels voor plantenbakken en gevelbanken opgesteld. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel stelt zelf de nadere regels vast. Daarbij heeft het dagelijks bestuur ervoor gekozen om het bestaande beleid voor stadsdeel Centrum over te nemen in de nadere regels. Daarmee wordt gekozen voor een lastenverlichting voor bewoners en bedrijven, zonder inhoudelijke beleidswijziging.

In 2005 is het winkeluitstallingenbeleid voor stadsdeel Centrum vastgesteld. In de nadere regels voor winkeluitstallingen in stadsdeel Centrum zijn het winkeluitstallingenbeleid van stadsdeel Centrum uit 2005 en de vergunningvoorwaarden vertaald in de nadere regels voor winkeluitstallingen. De door het college vastgestelde modelregels zijn overgenomen als deze niet strijdig waren met het bestaande winkeluitstallingenbeleid van stadsdeel Centrum.

Het is in stadsdeel Centrum niet toegestaan om reclameborden te plaatsen. Dit verbod is gebaseerd op het bestaande beleid dat is vastgesteld in de nota Reclame in de openbare ruimte in de binnenstad van Amsterdam uit 1997.

In het maatschappelijk verkeer gangbare voorbeelden van winkeluitstallingen zijn:

- kratten, bakken, manden, rekken, stellingen (zoals die worden gebruikt voor het uitstallen van groente, fruit, kleding, schoenen, bloemen en planten etc.)

- standaards en molens (zoals die worden gebruikt voor het uitstallen van kranten, ansichtkaarten, zonnebrillen etc)

- losse koopwaar zoals koffers, meubilair, stoffering etc.

Artikel 3 is vrijwel gelijk aan artikel 2 van de modelregels. In plaats van de afstand van 2 meter die in de modelregels worden genoemd, is hier een minimum afstand van 1 meter. Deze maat komt overeen met het winkeluitstallingenbeleid dat in 2005 is vastgesteld.

De in artikel 4 genoemde maten voor de winkeluitstallingen en de minimum doorloopruimte zijn voor stadsdeel Centrum ingevuld in overeenstemming met het in 2005 vastgestelde winkeluitstallingenbeleid.

Artikel 5, 6, 7, 8, 9.1, 9.2, 11.1, 12 en 13 zijn overgenomen van de modelregels. Artikel 6 is ook één van de vergunningvoorwaarden bij de vergunning voor winkeluitstallingen. Artikel 9.3, artikel 10.1 tot en met 10.6 en artikel 11.2 en 11.3 zijn overgenomen uit de vergunningvoorwaarden voor winkeluitstallingen.

In artikel 14 zijn de wegen en weggedeelten aangewezen waar geen winkeluitstallingen zijn toegestaan.

Artikel 15 is een overgangsregeling voor winkeluitstallingen waarvoor vóór 1 februari 2008 een objectvergunning was verleend.

Een afschrift van dit besluit ontvangt de sector Openbare Ruimte, het college van Burgemeester en Wethouders (Directie Juridische Zaken van de Bestuursdienst).