Regeling vervallen per 01-04-2020

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie buitenschoolse educatie Subsidieregeling Stimulering buitenschoolse cultuureducatie in het kader van het Aanvalsplan armoede 2018

Geldend van 01-09-2018 t/m 31-03-2020

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent subsidie buitenschoolse educatie Subsidieregeling Stimulering buitenschoolse cultuureducatie in het kader van het Aanvalsplan armoede 2018

Burgemeester en wethouders van Amsterdam

Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 17 juli 2018 hebben besloten in te stemmen met de subsidieregeling Stimulering buitenschoolse cultuureducatie in het kader van het Aanvalsplan armoede 2018.

Met de subsidieregeling Stimulering buitenschoolse cultuureducatie in het kader van het Aanvalsplan armoede 2018 biedt het college culturele instellingen die hebben deelgenomen aan de subsidieregeling Stimulering buitenschoolse cultuureducatie voor het tijdvak 2016-2018 nog eenmaal de mogelijkheid om voor 2018-2019 een nieuwe subsidieaanvraag te doen voor maximaal € 50.000 om het cultuureducatieve programma inhoudelijk en financieel te borgen.

De oude subsidieregeling voor het subsidietijdvak 2016-2018 wordt ingetrokken.

1a. Vast te stellen de in bijlage 1. bij dit besluit opgenomen subsidieregeling Stimulering buitenschoolse cultuureducatie in het kader van het Aanvalsplan armoede 2018.

1b. Te bepalen dat de onder 1a. genoemde subsidieregeling gepubliceerd wordt in het gemeenteblad en in werking treedt op 1 september 2018.

2. Het subsidieplafond voor de onder 1a genoemde regeling vast te stellen op € 290.000 voor het subsidietijdvak 1 oktober 2018 – 31 december 2019.

3. Het onder beslispunt 2 genoemde bedrag ten laste te brengen van de begroting 2018 onder de algemene dekkingsmiddelen Jongerencultuurfonds.

4. In te stemmen met intrekking van de subsidieregeling Stimulering buitenschoolse cultuureducatie in het kader van het Aanvalsplan armoede met ingang van 31 december 2018, met dien verstande dat de verordening van toepassing blijft voor de vaststelling van de subsidies, die op basis van deze subsidieregeling zijn verstrekt.

5. De directeur Kunst en Cultuur te mandateren tot het nemen van besluiten over subsidies op grond van de subsidieregeling genoemd in punt 1a.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

a. Aanvalsplan armoede

Uitwerking van de plannen uit het coalitieakkoord 2014-2018 gericht op de bestrijding van armoede in Amsterdam;

b. ASA 2013

Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

c. Buitenschoolse cultuureducatie

Cultuureducatieve activiteiten die niet schoolgebonden zijn en geen verplicht onderdeel uitmaken van het onderwijsprogramma onder schooltijd;

d. Cultuureducatie

Onderwijsactiviteiten op de terreinen beeldende kunst, podiumkunsten, muziek, drama, dans, literatuur, erfgoed en media, die zowel onder schooltijd als buiten schooltijd kunnen plaatsvinden;

e. Deelnemer

Unieke leerling die consequent deelneemt aan een buitenschools cultuureducatief jaarprogramma;

f. Hoofdlijnen Kunst en Cultuur

Stedelijk beleidskader, vastgesteld op 25 november 2015 door de gemeenteraad, waarin de integrale visie van de gemeente Amsterdam op kunst en cultuur is vastgelegd;

g. PO

Primair onderwijs;

h. Subsidieregeling Stimulering

Subsidieregeling stimulering buitenschoolse cultuureducatie in het kader van het Aanvalsplan armoede, zoals vastgesteld door het college op 28 juni 2016;

i. SO

Speciaal onderwijs;

j. Talentontwikkeling

Cultuureducatieve activiteiten gericht op brede persoonlijke ontwikkeling en artistieke ontwikkeling;

k. Vakdocent cultuureducatie

Docent met onderwijsbevoegdheid, dan wel met aantoonbare kennis van pedagogisch en didactisch handelen, gespecialiseerd op het terrein van de disciplines genoemd onder cultuureducatie;

l. VO

Voortgezet onderwijs;

m. VSO

Voortgezet speciaal onderwijs;

n. WSM

Wettelijk sociaal minimum: het door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde minimumbedrag dat voorziet in noodzakelijk kosten voor levensonderhoud.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3 Doel subsidieregeling

Het doel van deze subsidieregeling is het verder borgen van de eerder in de schooljaren 2016-2017 en 2017-2018 op grond van de Subsidieregeling Stimulering buitenschoolse cultuur educatie 2016 gesubsidieerde programma’s gericht op het stimuleren van deelname aan buitenschoolse cultuureducatie door leerlingen van het PO, SO, VSO en brugjaren van het VO die afkomstig zijn uit huishoudens met inkomens tot 120% van het WSM.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen van maximaal € 50.000 per aanvrager voor de kosten verbonden aan de voortzetting van de uitvoering van het in de schooljaren 2016-2017 en 2017-2018 op grond van de subsidieregeling Stimulering buitenschoolse cultuureducatie 2016 gesubsidieerde buitenschoolse cultuureducatieve programma, en de financiële en inhoudelijke borging hiervan.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafonds, subsidietijdvakken en adviescommissie

Artikel 5 Subsidieplafond

Het college stelt voor de activiteiten genoemd in artikel 4 voor het subsidietijdvak 1 oktober 2018 tot 31 december 2019 een subsidieplafond vast op € 290.000.

Artikel 6 Verdeelsleutel subsidieplafond en advies

  • 1. Het college rangschikt de aanvragen voor activiteiten als genoemd in artikel 4 van deze subsidieregeling die in aanmerking komen voor subsidieverlening op een prioriteitenlijst.

  • 2. Over de rangschikking en de hoogte van de te verlenen subsidie laat het college zich adviseren door een adviescommissie bestaande uit de volgende vijf leden:

    • a.

      twee ambtelijk vertegenwoordigers van het college;

    • b.

      een ambtelijk vertegenwoordiger van de betrokken bestuurscommissies;

    • c.

      een vertegenwoordiger van het Jongerencultuurfonds Amsterdam,

    • d.

      een vertegenwoordiger van het Amsterdams Fonds voor de Kunst.

  • 3. De rangschikking wordt bepaald door het aantal punten dat wordt gehaald op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin uit de financiële en inhoudelijke verantwoording van de activiteiten over het schooljaar 2017-2018 blijkt dat de prestaties zijn gerealiseerd;

    • b.

      de mate waarin ondanks de aantoonbare inspanning van de aanvrager om de activiteiten financieel voor het schooljaar 2018-2019 te borgen, subsidie nog noodzakelijk is;

    • c.

      de mate van financiële en inhoudelijke borging voor de toekomst van de te ontwikkelen activiteiten.

  • 4. Per criterium kan nul tot en met 10 punten worden behaald.

  • 5. De aanvragen worden gehonoreerd naar de volgorde die zij innemen op de prioriteitenlijst.

  • 6. Indien na toepassing van het derde lid van dit artikel meerdere aanvragen op dezelfde plaats op de prioriteitenlijst worden gerangschikt en door honorering van deze aanvragen het subsidieplafond wordt overschreden, komt het eerst in aanmerking die aanvraag die betrekking heeft op een stadsdeel, waarin naar verhouding tot het aantal leerlingen uit lage inkomensgezinnen, de minste buitenschoolse cultuureducatieve programma’s in het kader van deze subsidieregeling worden gesubsidieerd.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 7 De aanvrager

Een subsidie voor de activiteiten genoemd in artikel 4 van deze subsidieregeling kan uitsluitend worden aangevraagd door een instelling die in het schooljaar 2017-2018 op grond van de subsidieregeling Stimulering buitenschoolse cultuureducatie 2016 een subsidie heeft ontvangen.

Artikel 8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • a.

    Een beschrijving van het buitenschoolse cultuureducatieve programma, waarin een toelichting wordt gegeven op de volgende onderdelen:

    • i.

      de inhoud van het programma;

    • ii.

      de wijze van voortzetting en doorontwikkeling van het programma voor het PO of de brugjaren van het VO in de buurt van de doelgroep of indien het een programma betreft gericht op het SO of VSO, de bereikbaarheid van de activiteit voor de leerlingen en hun ouders;

    • iii.

      het beoogde aantal deelnemers en het percentage daarvan dat komt uit huishoudens met inkomens tot 120% van het WSM inclusief een toelichting op een eventuele wijziging ten opzichte van de aanvraag in het schooljaar 2017-2018;

    • iv.

      de beoogde aansluiting van het programma bij de brede persoonlijke ontwikkeling van leerlingen;

    • v.

      de wijze van samenwerking met relevante partijen uit het culturele veld, onderwijs en welzijn met het doel om gezamenlijk het programma te ontwikkelen;

    • vi.

      de reden waarom de financiële en inhoudelijke borging van het programma na het schooljaar 2017-2018 nog onvoldoende gestalte heeft gekregen, waardoor subsidie voor het komende jaar nog noodzakelijk is;

    • vii.

      de financiële en inhoudelijke borging van het programma na afsluiting van de gesubsidieerde periode.

  • b.

    Een sluitende begroting waarin in ieder geval zichtbaar worden de volgende kostenposten:

    • i.

      doorontwikkelkosten gericht op borging van het programma;

    • ii.

      uitvoeringskosten uitgesplitst naar overhead, huurprijs leslocatie en

    • iii.

      kosten van de vakdocenten per uur.

  • c.

    Informatie, waaruit blijkt of de aanvrager voor de uitvoering van dezelfde activiteiten tevens bij een andere organisatie een subsidie of financiële ondersteuning heeft aangevraagd en voor welk bedrag.

Artikel 9 Aanvraagtermijn

In afwijking van artikel 6 van de ASA 2013 moet een aanvraag bij het college worden ingediend vóór 24 september 2018.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 10 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen voor de uitvoering van de activiteiten genoemd in artikel 4 van deze subsidieregeling indien:

    • a.

      het programma zich niet richt op ten minste 50% deelnemers afkomstig uit een huishouden met een inkomen van 120% van het WMS;

    • b.

      het programma niet wordt uitgevoerd door een of meerdere vakleerkrachten op het gebied van cultuureducatie;

    • c.

      het programma in het geval van PO en VO niet gericht is op ten minste 60 deelnemers;

    • d.

      het programma in het geval van het SO of VSO niet gericht is op ten minste 30 deelnemers;

    • e.

      de aanvraag in totaal op alle beoordelingscriteria genoemd onder artikel 6, derde lid minder dan 15 punten scoort, dan wel op een van deze criteria minder dan een 3 punten.

  • 2. In aanvulling op artikel 9, tweede lid, van de ASA 2013 kan het college een subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren als de subsidieaanvrager voor de uitvoering van dezelfde activiteiten in aanmerking komt voor een subsidie of een financiële bijdrage op grond van een andere regeling of fonds.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 11. Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013 zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de subsidieontvanger dient ervoor zorg te dragen dat de medewerkers die het educatieve programma uitvoeren bij aanvang van het dienstverband in de gesubsidieerde periode in bezit zijn van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), die niet ouder is dan twee maanden.

  • b.

    de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten dient gedurende minimaal 30 weken in het schooljaar 2018-2019 plaats te vinden.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 12 Slotbepaling

  • 1. Deze subsidieregeling kan worden aangehaald als Subsidieregeling Stimulering buitenschoolse cultuureducatie in het kader van het Aanvalsplan armoede 2018

  • 2. Deze subsidieregeling treedt in werking een dag na publicatie in het Gemeenteblad en eindigt van rechtswege op 1 april 2020.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders voornoemd,

Femke Halsema,

burgemeester

Wil Rutten,

waarnemend gemeentesecretaris

TOELICHTING

Algemene toelichting

De gemeente wil meer aandacht voor het cultuuraanbod in buurten en het bereiken van alle Amsterdammers (Contouren Kunstenplan). Het college heeft in samenspraak met de bestuurscommissies in het Kunstenplan 2017-2020 voor het eerst een integrale cultuurvisie opgesteld. Daarmee ligt er ook een stedelijke verantwoordelijkheid voor een gebalanceerd cultuuraanbod in de wijken.

Het gemeentebestuur investeert in de kwaliteit, doorstroom én samenhang tussen culturele activiteiten onder en buiten schooltijd (Hoofdlijnen Kunst en Cultuur 2017-2020). De overstap moet voor de leerlingen zo makkelijk mogelijk gemaakt worden. Dit betekent bijvoorbeeld dat cultuuraanbieders gestimuleerd worden om in de scholen hun lessen te geven, of dependances te openen in de wijk dichtbij de school. Binnen de buitenschoolse cultuureducatie stelt het gemeentebestuur het bereiken van een zo breed mogelijke doelgroep centraal. De financiële positie van de ouders mag geen beperking zijn voor kinderen om deel te nemen aan deze activiteiten. Dit sluit aan bij de nadrukkelijke ambitie van het gemeentebestuur om sport- en cultuurparticipatie van kinderen die leven op of onder 120% van het WSM te verbeteren en in dezelfde mate mogelijk te maken als voor kinderen uit andere inkomensgroepen (Aanvalsplan armoede).

In voorbereiding op de subsidieregeling stimulering buitenschoolse cultuureducatie 2016 is in april 2016 de pilot Stimulering na- en buitenschoolse cultuureducatie in aandachtsgebieden in Amsterdam gestart met een vijftal culturele aanbieders (6 projecten). Daarna zijn nog 11 projecten van culturele aanbieders in de eerste tranche van de regeling in 2016-2017 gehonoreerd (in totaal 17 in de eerste fase) en konden na een tussentijdse beoordeling 15 projecten (van 14 culturele aanbieders) voortgezet worden in de tweede tranche in 2017-2018; twee culturele aanbieders trokken zich terug.

Na een tussentijdse monitor in 2018 blijkt een aantal instellingen nog onvoldoende in staat de nieuw opgestarte activiteiten voldoende inhoudelijk en financieel te kunnen borgen. Het college besluit op 17 juli 2018 tot de vaststelling van de subsidieregeling Stimulering buitenschoolse cultuureducatie in het kader van het Aanvalsplan armoede 2018.

Artikelsgewijze toelichting bij de subsidieregeling Stimulering buitenschoolse cultuureducatie in het kader van het Aanvalsplan armoede 2018

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

c. Buitenschoolse cultuureducatie

Buitenschoolse cultuureducatie is niet schoolgebonden en is geen onderdeel van het binnenschoolse curriculum. Onder buitenschoolse cultuureducatie valt ook de naschoolse cultuureducatie. Deze vorm van cultuureducatie vindt aansluitend op schooltijden plaats. Binnenschoolse cultuureducatie is wel schoolgebonden en maakt wel onderdeel uit van het binnenschoolse curriculum.

d. Cultuureducatie bestaat uit activiteiten die bijdragen aan het leren omgaan met kunst: het zelf leren maken van kunstproducten (actief), het leren kijken-luisteren naar kunstproducten (receptief) en het leren beoordelen van het kunstproduct (reflectief), zowel onder schooltijd (binnenschoolse cultuureducatie) als buiten schooltijd (buitenschoolse cultuureducatie).

h. Talentontwikkeling

Binnen de keten van talentontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten gericht op de brede persoonlijke ontwikkeling (kennismaken en ontwikkelen), zowel in de schoolcontext als daarbuiten en de artistieke talentontwikkeling, gericht op een professionele loopbaan in de kunsten (bekwamen en excelleren) (Hoofdlijnen Kunst en Cultuur 2017-2020). Deze regeling richt zich voornamelijk op ontwikkelende activiteiten in aansluiting op kennismakende activiteiten die veelal plaatsvinden binnenschools of in het kader van door de school, in samenwerking met de bestuurscommissie, georganiseerde naschoolse activiteiten. De regeling is in mindere mate gericht op bekwamen. Activiteiten gericht op excelleren zijn uitgesloten voor deze regeling.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

In dit artikel is de toepasselijkheid van de ASA 2013 geregeld. Voor zover deze nadere regel geen afwijkende bepalingen bevat, gelden de bepalingen van de ASA 2013 onverkort.

Artikel 3 Doel subsidieregeling

Het in de regeling omschreven doel wordt gerealiseerd door:

1. de doorstroom van binnenschoolse naar buitenschoolse cultuureducatie voor de doelgroep te stimuleren en de overgang te vergemakkelijken;

2. de doorstroom van PO (6-12 jaar) naar de brugjaren van het VO (12-15 jaar) in buitenschoolse cultuureducatie te stimuleren en uitval na het afronden van het PO te verkleinen;

3. het vergroten van de betaalbaarheid van het buitenschoolse cultuureducatieve aanbod door samenwerking met het Jongerencultuurfonds Amsterdam.

Het lesgeld dat door instellingen voor de buitenschoolse cultuureducatieve programma’s wordt gevraagd kan tot € 450 per kind per jaar worden vergoed door het Jongerencultuurfonds Amsterdam voor huishoudens met een inkomen tot 120% van het WSM. Bij lesgeld dat hoger is dan deze € 450 zullen ouders het bedrag zelf aan moeten vullen, ook bij een inkomen tot 120% van het WSM. Daarnaast is het voor aanvragers (kunstinstellingen) binnen deze regeling mogelijk om zonder tussenkomst van een intermediair aanvragen in te dienen bij het Jongerencultuurfonds Amsterdam.

De regeling is gericht op leerlingen in het PO, SO en VSO en brugjaren van het VO. In de praktijk betekent dit dat de doelgroep uit kinderen bestaat die tussen de 6 en de 15 jaar oud zijn. Deze beperking geldt niet voor het (V)SO. Het programma mag daar gericht zijn op leerlingen van 15 +.

Deze subsidieregeling creëert ruimte voor instellingen om ook de aansluiting van PO naar VO in buitenschoolse cultuureducatie te versterken en zo uitval van leerlingen, op het moment dat ze aan het VO beginnen, te beperken. Dit is echter geen vereiste om voor subsidie in aanmerking te komen, zoals het stimuleren van doorstroom van binnenschoolse naar buitenschoolse cultuureducatie dat wel is. De programma’s dienen aan te sluiten bij de binnenschoolse cultuureducatie en een brug te slaan tussen de verschillende fases van talentontwikkeling: kennismaking (vooral binnenschools) en ontwikkelen en bekwamen (vooral buitenschools).

De doelgroep

De regeling is gericht op activiteiten in wijken met een hoog percentage lage inkomensgezinnen. Volgens de meest recente gegevens hebben de stadsdelen Nieuw-West, Zuidoost, Noord, West, en Oost de hoogste percentages huishoudens met inkomens tot 120% van het WSM en het hoogste aantal jongeren in deze categorie huishoudens volgens de dienst Onderzoek, Informatie en Statistiek van de Gemeente Amsterdam (zie tabel 1). 7

afbeelding binnen de regeling

Artikel4 Subsidiabele activiteiten

Geen toelichting.

Artikel 5 Subsidieplafond

Voor het subsidietijdvak dat loopt van 1 oktober 2018 tot 1 augustus 2019 is het subsidieplafond € 290.000. Alleen die instellingen die al eerder een subsidie ontvingen voor het schooljaar 2017-2018 op grond van de subsidieregeling Stimulering buitenschoolse cultuureducatie 2016 komen voor een subsidie in aanmerking. Het beschikbare budget is niet toereikend om aanvragen van alle instellingen uit de stimuleringsregeling te honoreren..

Artikel 6 Verdeelsleutel en adviescommissie

Het college laat zich adviseren door een breed samengestelde commissie, deels ambtelijk en deels bestaand uit vertegenwoordigers van het Jongerencultuurfonds en van het AFK. De aanvragen worden gehonoreerd naar de volgorde die ze innemen op de prioriteitenlijst. Indien aanvragen gelijk eindigen op de prioriteitenlijst dan heeft voorrang het programma in een stadsdeel met in verhouding tot het aantal leerlingen uit lage inkomensgezinnen, de minste in het kader van deze regeling gesubsidieerde buitenschoolse cultuureducatieve programma’s. Dit bevordert een goede spreiding over de stad.

Artikel 7 De aanvrager

Geen toelichting.

Artikel 8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Uit deze stukken moet blijken dat het realiseren van duurzame buitenschoolse cultuureducatie en het bereik van de doelgroep mogelijk is. Om de aanvrager te faciliteren in het aanleveren van de juiste informatie zal er een aanvraagformulier en modelbegroting verstrekt worden.

Artikel 9 Aanvraagtermijn

Geen toelichting.

Artikel 10 Weigeringsgronden

Geen toelichting.

Artikel 11 Aanvullende verplichtingen

Geen toelichting.

Artikel 12 Slotbepaling

Geen toelichting.