Regeling vervallen per 01-01-2021

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent werknemers in de zorg die in aanmerking komen voor voorrang op woningen op grond van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (Nadere regels zorgfuncties in voorrangsregeling Huisvestingsverordening Amsterdam 2020)

Geldend van 01-01-2020 t/m 31-12-2020

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent werknemers in de zorg die in aanmerking komen voor voorrang op woningen op grond van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (Nadere regels zorgfuncties in voorrangsregeling Huisvestingsverordening Amsterdam 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op artikel 2.3.7, negende lid, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020,

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Nadere regels zorgfuncties in voorrangsregeling Huisvestingsverordening Amsterdam 2020

Artikel 1 Zorgfuncties waarop de voorrang van toepassing is

  • 1. Als uitwerking van artikel 2.3.7, derde lid, onderdeel a, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 stellen burgemeester en wethouders op basis van de tekorten in werknemers de volgende functies in de zorg vast waar de voorrangsregeling op van toepassing is:

    • a.

      Verpleegkundige;

    • b.

      Verzorgende (niveau 3);

    • c.

      Helpende (niveau 2);

    • d.

      Begeleider (jeugd, welzijn, geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg);

    • e.

      Sociaal maatschappelijk werker, sociaal maatschappelijk dienstverlener;

    • f.

      Doktersassistent, praktijkassistent, apothekersassistent;

    • g.

      Praktijkondersteuner.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid moet uit het arbeidscontract blijken dat de woningzoekende een functie vervult genoemd in het eerste lid.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als Nadere regels zorgfuncties in voorrangsregeling Huisvestingsverordening Amsterdam 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 december 2019.

De voorzitter

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Artikel 2.3.7, derde lid, onderdeel a, vereist dat de werkgever verklaart dat toewijzing in het geval van betreffende woningzoekende wenselijk is met het oog op het terugdringen van het tekort aan werknemers in de sectoren onderwijs en zorg in de gemeente Amsterdam.

De gemeente heeft in overleg met de sector gespecificeerd in welke functies de tekorten het meest nijpend zijn. Bij ingang van deze nadere regeling kunnen werkgevers alleen werknemers opgeven voor voorrang met functies zoals hierboven gespecificeerd. Aanvullend wordt verwacht van werkgevers dat zij alleen werknemers opgeven als toewijzing van een woning bijdraagt aan het terugdringen van de tekorten in de sector. Deze nadere regeling kan worden aangepast indien de samenstelling van het werknemerstekort in de zorg verandert.

Bij aanmelding voor de voorrangsregeling voegen werknemers het huidige contract bij de zorginstelling toe. De gemeente toetst of de functieomschrijving in één van de bovenstaande categorieën valt en in het arbeidscontract staat. Deze voorwaarde geldt onverminderd naast de aanvullende voorwaarden benoemd in artikel 2.3.7 van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020. Nadat getoetst is of de kandidaat aan alle voorwaarden voldoet, informeert de gemeente de kandidaat over het besluit.

Artikel 2.3.7, vijfde lid, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 stelt dat onder werknemer in de sector zorg verstaan; medewerker die directe zorg of ondersteuning verleent aan patiënten en cliënten en:

  • a)

    in dienst is van een zorginstelling die toegelaten is op grond van de Wet Toelating Zorginstellingen en zorg verleent die op grond van de Wet langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet in aanmerking komt voor vergoeding; of,

  • b)

    in dienst is van een zorginstelling waarmee de gemeente een overeenkomst of subsidierelatie heeft voor zorg of ondersteuning in het kader van de Jeugdwet of de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Dit geldt onverminderd naast het feit dat sprake moet zijn van een functie als genoemd in artikel 1.

Bovengenoemd artikel 2.3.7, vijfde lid, heeft als consequentie dat gedetacheerde werknemers of ZZPers in deze functies niet in aanmerking komen voor de regeling. Een werknemer moet namelijk in dienst zijn van de instelling.