Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent vergunningverlening en handhaving in het kader van de Wet lokaal spoor 2020 (Mandaatbesluit vergunningverlening en handhaving Wet lokaal spoor 2020)

Geldend van 01-12-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent vergunningverlening en handhaving in het kader van de Wet lokaal spoor 2020 (Mandaatbesluit vergunningverlening en handhaving Wet lokaal spoor 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op artikel 160 lid 1 onder a van de gemeentewet en Afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Mandaatsbesluit vergunningverlening en handhaving Wet lokaal spoor 2020

Artikel 1

Aan de directeur van directie Metro en Tram mandaat te verlenen met de mogelijkheid om ondermandaat te verlenen aan (afdelings)hoofden van de directie Metro en Tram voor de hieronder genoemde zaken:

Artikel 2

de bevoegdheid tot het verlenen, eisen, schorsen en intrekken van een vergunning voor het indienststellen van lokale spoorweginfrastructuur op grond van artikel 9, tweede lid, artikel 10, derde lid en artikel 11 van de Wet lokaal spoor.

Artikel 3

de bevoegdheden met betrekking tot de vergunning voor indienststelling van een spoorvoertuig, een gewijzigd spoorvoertuig of een type spoorvoertuig op grond van artikel 32, tweede en vijfde lid, artikel 33, derde lid, en artikel 34, eerste en zesde lid, van de Wet lokaal spoor, alsmede de bevoegdheid tot het verbieden van het gebruik van een spoorvoertuig op grond van artikel 35, tweede lid;

Artikel 4

de bevoegdheden als bedoeld in artikel 12 van de Wet lokaal spoor met betrekking tot de vergunning voor het op, in boven, naast of onder de lokale spoorweg uitvoeren of doen uitvoeren van werkzaamheden of het plaatsen van zaken.

Artikel 5

De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang (en daarmee ook de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom);

Artikel 6

De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 44, eerste lid van de Wet Lokaal Spoor.

Artikel 7

De bevoegdheden zoals bedoeld in artikel 4 en artikel 5 worden uitsluitend en alleen uitgeoefend ter handhaving van overtredingen van verplichtingen uit de Wet lokaal spoor voor zover deze betrekking hebben op de bevoegdheden die op 10 september 2020 door het dagelijks bestuur zijn gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam vanaf 1 december 2020 .

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 december 2020.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als Mandaatbesluit vergunningverlening en handhaving Wet lokaal spoor 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 november 2020.

De voorzitter

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Algemeen deel

Op 10 september 2020 heeft het dagelijks bestuur van de Vervoerregio Amsterdam een aantal bevoegdheden met betrekking tot vergunningverlening en handhaving op grond van de Wet lokaal spoor respectievelijk gedelegeerd en gemandateerd aan het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De Vervoerregio Amsterdam vindt het wenselijk dat de handhaving die bij deze gedelegeerde bevoegdheden past, bijvoorbeeld het toezien op de naleving van vergunningsvoorschriften, wordt uitgevoerd door de gemeente Amsterdam. Deze handhavingsbevoegdheid mag zij vanuit de Wet lokaal spoor niet delegeren, maar wel mandateren. Het college wordt hiermee bevoegd tot vergunningverlening en handhaving namens de Vervoerregio Amsterdam zoals uitgewerkt in de artikelen van de regeling.

In 2019 delegeerde de Vervoerregio Amsterdam deze bevoegdheden met betrekking tot vergunningverlening en handhaving aan Amsterdam. Deze bevoegdheden verlopen op 1 december 2020. In feite is er sprake van het opnieuw delegeren en mandateren van deze bevoegdheden door het dagelijks bestuur van de Vervoerregio Amsterdam aan het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Het college mandateert directeur Metro en Tram om namens hem de in het vervolg van de mandaatregeling genoemde bevoegdheden uit te oefenen. Directeur Metro en Tram kan voor deze bevoegdheden ondermandaat verlenen aan (afdelings)hoofden van Metro en Tram.

Artikel 2

Het college is op grond van dit artikel bevoegd tot het verlenen, eisen, schorsen en intrekken van een vergunning voor het indienststellen van (nieuw aangelegde) lokale spoorweginfrastructuur en bijbehorende infrastructurele voorzieningen.

Artikel 3

Het college is op grond van dit artikel bevoegd een vergunning voor het in dienst stellen van een spoorvoertuig of een aanmerkelijk gewijzigd spoorvoertuig te verlenen. Op grond van dit artikel kan het college tevens het gebruik van een onveilig of slecht onderhouden spoorvoertuig verbieden.

Artikel 4

Het college is op grond van dit artikel bevoegd een vergunning te verlenen om op, in boven, naast of onder de lokale spoorweg werkzaamheden uit te (doen) voeren of zaken of objecten te (doen) plaatsen .

Het gaat er met name om directe fysieke bedreigingen van de lokale spoorweg tegen te gaan, te waarborgen dat veilig verkeer over de spoorweg kan plaatsvinden en dat de transfers voor reizigers soepel kunnen verlopen en het doelmatig gebruik van de lokale spoorweginfrastructuur gewaarborgd wordt. Binnen onder andere het ruimtelijk profiel tram, het ruimtelijk profiel metro en het ruimtelijk profiel Noord/Zuidlijn is het verboden om zonder een daartoe verleende vergunning werkzaamheden te doen uitvoeren of zaken dan wel objecten te (doen) plaatsen.

Artikel 5

Het college is bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom om te bewerkstellingen dat de vergunninghouder de vergunningsvoorwaarden naleeft.

Artikel 6

Het college is op grond van dit artikel bevoegd tot punitieve handhaving van opgelegde vergunningsvoorwaarden.

Artikel 7

Dit artikel bepaalt dat de handhavingsinstrumenten zoals bedoeld in artikel 4 en artikel 5 uitsluitend worden uitgeoefend ter handhaving van overtredingen van verplichtingen uit de Wet lokaal spoor voor zover deze betrekking hebben op de door de Vervoerregio op 10 september 2020 gedelegeerde bevoegdheden aan het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

Artikel 8

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 9

Dit artikel spreekt voor zich.