Regeling vervallen per 25-01-2023

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende financiële regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam april 2021)

Geldend van 15-04-2021 t/m 24-01-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2021

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende financiële regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam april 2021)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op artikel 4.12; artikel 5.1.1; artikel 5.1.2; artikel 5.2.1; artikel 5.3.1; artikel 5.3.2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015,

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Algemeen

  • 1. De begrippen in dit Financieel besluit worden gebruikt in dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo), de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning.

  • 2. De regels voor de bijdrage in de kosten zijn mede gebaseerd op het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Artikel 2 Btw

De in dit Financieel besluit genoemde bedragen zijn, voor zover van toepassing, inclusief btw.

Artikel 3 Betaling

  • 1. Betaling van de bijdrage in de kosten geschiedt aan het CAK in opdracht van het college, met uitzondering van de hierna genoemde bijdragen.

  • 2. Betaling van de ritbijdrage geschiedt aan de vervoerder.

  • 3. Betaling van de bijdrage in de kosten voor de algemene voorzieningen kortdurende opvang en verblijf in het passantenpension geschiedt aan de aanbieder.

  • 4. Betaling van de bijdrage in de kosten voor de maatwerkvoorzieningen maatschappelijke opvang en opvang na huiselijk geweld geschiedt via inhouding op het inkomen van cliënt of direct aan de aanbieder.

  • 5. Betaling van de bijdrage in de kosten voor de noodopvang dakloze gezinnen geschiedt direct aan de instelling of aan de gemeente.

Hoofdstuk 2 Bedragen maatwerkvoorzieningen

Artikel 4 Grensbedrag primaat verhuizen

Indien de kosten van een woonruimteaanpassing meer bedragen dan € 10.000,00 geldt het primaat van verhuizen.

Artikel 5 Financiële tegemoetkoming meerkosten voor mensen met een chronische ziekte of beperking

  • 1. Het basisbedrag bedraagt € 300,00 per jaar, dit betreft € 25,00 per maand.

  • 2. De compensatie verplicht eigen risico zorgverzekering bedraagt € 99,00 per jaar, dit betreft € 8,25 per maand.

  • 3. De tegemoetkoming maaltijden bedraagt € 15,00 per maand.

  • 4. De tegemoetkoming energiekosten bedraagt € 20,00 per maand.

  • 5. De tegemoetkoming kosten bewassing bedraagt € 10,00 per maand.

  • 6. De tegemoetkoming kosten ten gevolge van kledingslijtage bedraagt € 13,00 per maand.

Artikel 6 Financiële tegemoetkoming meerkosten voor een sportvoorziening

  • 1. De tegemoetkoming voor de aanschaf en het onderhoud van een niet-elektrisch aangedreven sportvoorziening of aanpassing aan een sportvoorziening wordt vastgesteld op het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte tot een maximum van €2729,16 voor een periode van drie jaar.

  • 2. De tegemoetkoming voor de aanschaf en het onderhoud van een elektrisch aangedreven sportvoorziening of aanpassing aan een sportvoorziening wordt vastgesteld op het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte tot een maximum van € 5458,32 voor een periode van zes jaar.

Hoofdstuk 3 Bijdrage in de kosten maatwerkvoorzieningen

Artikel 7 Bijdrage voor hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en logeeropvang

  • 1. De hoogte van de bijdrage in de kosten bedraagt nooit meer dan de werkelijke kostprijs van de geleverde ondersteuning. De kostprijs ten behoeve van de berekening van de bijdrage in de kosten wordt als volgt bepaald:

    • a.

      Hulp bij het huishouden in natura: het vastgestelde tarief per maand.

    • Hulp bij het huishouden Pgb: het vastgestelde tarief per maand.

    • b.

      Woonruimteaanpassingen in natura: het door de uitvoerders laagst geoffreerde bedrag.

    • c.

      Woonruimteaanpassingen Pgb: het bedrag van de goedgekeurde offerte en maximaal het bestede Pgb bedrag.

    • d.

      Roerende woonvoorzieningen in natura: een vast tarief per categorie per maand.

    • e.

      Roerende woonvoorzieningen Pgb: een vast normbedrag per maand per categorie, waarbij de totale bijdrage in de kosten gemaximeerd is op het door de cliënt bestede Pgb bedrag.

    • f.

      Hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen in natura: een vast tarief per categorie per maand.

    • g.

      Hulpmiddelen, vervoersvoorzieningen en aanpassingen aan vervoersvoorzieningen Pgb: een vast tarief per categorie per maand, en maximaal het bestede Pgb bedrag.

    • h.

      Bruikleenauto/bus in natura: het door de uitvoerder gefactureerde bedrag

    • i.

      Bruikleenauto/bus Pgb: het bedrag van de goedgekeurde offerte en maximaal het bestede Pgb bedrag.

    • j.

      Vervoerskostenvergoeding als bedoeld in artikel 4.2 van de verordening, lid i, onder ii., iii. en iv.: het aan de cliënt uitgekeerde bedrag per maand.

    • k.

      Vervoerskostenvergoeding als bedoeld in artikel 4.2 van de verordening, lid i, onder v. en vi.: het door de cliënt gedeclareerde bedrag per maand.

    • l.

      Logeeropvang in natura: de (fictieve) prijs per etmaal vermenigvuldigd met het aantal door de cliënt afgenomen etmalen per maand.

    • Logeeropvang Pgb: het tarief per etmaal vermenigvuldigd met het aantal geïndiceerde etmalen.

Artikel 8 Bijdrage voor verblijf in de opvang

  • 1. De hoogte van de bijdrage voor verblijf in de opvang wordt bepaald op basis van de op de leefsituatie van toepassing zijnde normbedragen, als genoemd in artikel 21 van de Participatiewet, de mogelijke verlaging van de bijstandsnorm conform artikel 27 van de Participatiewet, verminderd met de zak- en kleedgeldgrens, zoals vermeld in artikel 23, eerste lid, van de Participatiewet, alsmede een bedrag in verband met de standaardpremie, gecorrigeerd met de zorgtoeslag (volgens artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de zorgtoeslag).

  • 2. De berekening van de bijdrage is exclusief vakantiegeld. Vakantiegeld wordt ingehouden en jaarlijks uitgekeerd.

  • 3. Gehuwden waarvan een van beide partners gebruik maakt van de opvang, worden als alleenstaande behandeld ten aanzien van de bijdrage.

  • 4. Indien de cliënt verkiest dat de instelling in voeding voorziet, wordt het volledige bedrag van de bijdrage geïnd, zoals vermeld in lid 1.

  • 5. Indien de cliënt als onderdeel van de begeleiding verkiest te voorzien in eigen voeding, vindt restitutie van voedingskosten plaats door de instelling. Het bedrag voor voedingskosten bedraagt minimaal € 140,00 per maand en maximaal € 173,00 per maand voor een persoon van 18 jaar of ouder. Indien de cliënt in een instelling verblijft waar deze standaard niet voorziet in voeding, wordt de bijdrage verminderd met voornoemd bedrag voor voedingskosten.

  • 6. De bijdrage wordt per maand berekend en is verschuldigd voor de 1e van de maand voor iedere dag of gedeelte van de dag, waarop de cliënt gebruik maakt van het aanbod van de instelling. Een gedeelte van de maandelijkse periode wordt naar rato van het aantal dagen berekend op basis van het werkelijke aantal dagen in de betreffende periode.

  • 7. In het geval het werkelijk inkomen verminderd met de op basis van lid 1 bepaalde bijdrage minder bedraagt dan de norm zak- en kleedgeld, wordt de bijdrage zodanig verminderd, dat de norm voor zak- en kleedgeld beschikbaar blijft.

  • 8. Het voorgaande lid wordt niet toegepast als de cliënt naar het oordeel van het college van burgemeesters en wethouders verzuimt om voldoende inkomen te verwerven (zoals huurtoeslag, kinderbijslag en woonkostentoeslag).

Artikel 9 Vaststellen en innen bijdrage opvang

Het college van burgemeesters en wethouders stelt de eigen bijdrage in de kosten voor opvang per maand vast.

Artikel 10 Bijdrage voor beschermd wonen

Vaststellen van de bijdrage voor beschermd wonen vindt plaats conform hoofdstuk 3, paragraaf 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Hoofdstuk 4 Invoerings- en slotbepalingen

Artikel 11 Overgangsbepaling

Overgangsrecht Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) personen.

Voor personen die gebruik maken van het overgangsrecht AWBZ blijven de voorwaarden van het Bijdragebesluit Zorg van toepassing, totdat hun AWBZ recht eindigt of het moment dat zij vrijwillig afzien van hun overgangsrecht (artikel 11.1.1 lid 1 en artikel 11.1.2 van de Wet langdurige Zorg).

Artikel 12 Intrekken bestaande regeling

Het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2020 wordt ingetrokken, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op aanvragen die zijn ingediend voor het moment van intrekking.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 april 2021.

Artikel 14 Citeertitel

Dit Financieel besluit wordt aangehaald als: Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam april 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 6 april 2021.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Algemeen deel

Naar aanleiding van landelijke en gemeentelijke besluitvorming, jurisprudentie en op basis van voortschrijdend inzicht en de praktijk worden de bestuurlijke producten van de Wmo gewijzigd. Het betreft een technische wijziging. Op 31 maart 2021 is de gewijzigde Wmo-verordening 2015 en de toelichting erop, met als ingangsdatum 1 april 2021, vastgesteld door de gemeenteraad. De wijzigingen leiden ook tot aanpassingen in de andere bestuurlijke producten, te weten de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam en het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 7 Bijdrage voor hulp bij het huishouden, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en logeeropvang

Een volledig overzicht van de gemeentelijke tarieven die worden gebruikt voor de berekening van de bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen wordt vastgesteld door de directeur van Onderwijs, Jeugd en Zorg en daarna gepubliceerd op de website van de gemeente Amsterdam.

Artikel 8 en 9 Bijdrage voor opvang

Voor het heffen van een bijdrage bij cliënten die verblijven in een opvangvoorziening gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Het is redelijk dat de cliënt als gebruiker van een opvangvoorziening voor verblijf een prijs betaalt voor de aangeboden diensten of voorzieningen die direct aan de individuele gebruiker ten goede komen.

  • 2.

    Het verblijf kan een besparing voor de cliënt betekenen als door een instelling wordt voorzien in huisvesting, voeding etc.

  • 3.

    De bijdrage is waar mogelijk één van de instrumenten ter bevordering van door- en uitstroom.

  • 4.

    De bijdrage die geheven wordt, mag nooit hoger zijn dan de kostprijs van de geboden voorziening.

  • 5.

    De inkomsten vanuit de bijdragen dragen bij aan de exploitatie van de instellingen.

  • 6.

    Het college van burgemeesters en wethouders stelt de bijdrage vast en publiceert de hoogte van de bijdrage nadat de normbedragen Participatiewet per 1 januari van het lopende kalenderjaar bekend zijn gemaakt.

  • 7.

    Het college van burgemeester en wethouders past de hoogte van de eigen bijdrage aan als op basis van aanpassing van de normbedragen Participatiewet per 1 juli van het lopende kalenderjaar het normbedrag zak- en kleedgeld € 2,00 hoger is ten opzichte van het normbedrag zak- en kleedgeld per 1 januari. Als het normbedrag zak- en kleedgeld per 1 juli lager is dan het normbedrag per 1 januari, vindt geen aanpassing plaats.

Bij de berekening van de bijdrage wordt de vakantietoeslag buiten beschouwing gelaten. Vakantietoeslag wordt 1 keer per jaar uitgekeerd. Deze toeslag is voor de cliënt noodzakelijk voor bijzondere uitgaven zoals schuldaflossing en om te sparen voor grotere uitgaven.

Sommige instellingen bieden cliënten de mogelijkheid in eigen voeding te voorzien (als onderdeel van de begeleiding) of de mogelijkheid dat de instelling in voeding voorziet. In de eerste situatie betaalt de instelling aan de cliënt een bedrag voor voedingskosten terug. Immers de cliënt zorgt voor zijn eigen voeding en moet hiervoor kosten maken. In de tweede situatie betaalt de cliënt de vastgesteld bijdrage en zorgt de instelling voor voeding.

Andere instellingen, bijvoorbeeld het merendeel van de instellingen voor opvang na huiselijk geweld, bieden geen keuzemogelijkheden. Deze instellingen voorzien standaard niet in voeding. Indien de cliënt in zo’n instelling verblijft wordt de vastgestelde bijdrage verminderd met een bedrag voor voedingskosten. De voedingskosten zijn afgeleid van de gemiddelde NIBUD normbedragen.

Jongeren hebben een lagere uitkering dan volwassenen. Hoewel ze een lagere bijdrage betalen dan volwassenen bestaat het risico dat ze na aftrek voedingskosten (indien van toepassing in de instelling waar zij verblijven) een negatief bedrag overhouden. Om dit te voorkomen is bepaald dat de voedingskosten voor jongeren niet hoger mogen zijn dan de vastgestelde bijdrage.

In de afspraken met de gemeente wordt per instelling en/of indien nodig per locatie bepaald of de bijdrage is gebaseerd op de volledig vastgestelde bijdrage of de vastgestelde bijdrage verminderd met voedingskosten.