Verordening financiering restauratie monumenten uit het Amsterdams Restauratiefonds (ARF)

Geldend van 11-10-2017 t/m heden

Intitulé

Verordening financiering restauratie monumenten uit het Amsterdams Restauratiefonds (ARF)

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Doel van de lening

Het doel van de lening op basis van deze verordening is eigenaren van een monument, zoals bedoeld in deze verordening, een lening te verstrekken voor de kosten die gemoeid zijn met voorzieningen in het kader van restauratie van monumenten. Het pand waarvoor de lening wordt verstrekt, wordt hypothecair belast tot de hoogte van de lening.

Artikel 2 Doelgroep

Op de lening uit het Amsterdams Restauratiefonds ten behoeve van restauratie van monumenten kan een beroep gedaan worden door:

  • a.

    natuurlijke personen die eigenaar zijn van een monument;

  • b.

    rechtspersonen die al dan niet het oogmerk hebben tot het maken van winst, die eigenaar zijn van een monument.

Artikel 3 Vaststelling en reservering van het budget

Jaarlijks wordt het plafond van het totaal uit te lenen bedrag ten behoeve van de financiering van restauraties van monumenten vastgesteld.

Artikel 4 Grondslag van de lening

De lening wordt verstrekt voor een restauratieproject op grond van door burgemeester en wethouders vastgestelde kosten.

Artikel 5 Algemene bepalingen

De hoogte van de lening wordt vastgesteld op basis van een raming van de kosten van de voorzieningen, namelijk een begroting van de uit te voeren restauratiewerkzaamheden. De aanvrager is verplicht om Burgemeester en Wethouders wijzigingen te melden die relevant zijn voor het toekennen van leningen.

Hoofdstuk 2 Restauratie monumenten

Artikel 6 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    verordening: Verordening financiering restauratie monumenten uit het Amsterdams Restauratiefonds (ARF);

  • b.

    monument: gemeentelijk monument. Een object dat is opgenomen in het monumentenregister zoals bedoeld in artikel 1 lid c van de Erfgoedverordening 2015;

  • c.

    restaureren: het treffen van voorzieningen tot het opheffen van (bouwtechnische) gebreken die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de cultuurhistorische waarde van het monument en die het normale onderhoud te boven gaan. Burgemeester en Wethouders kunnen kwalitatieve richtlijnen opstellen die gelden voor de uitvoering van restauraties;

  • d.

    kosten van voorzieningen: de geraamde en door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde kosten van:

    1. de aanneemsom;

    2. de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen;

    3. de kosten van de architect overeenkomstig de SR 1997 en van de constructeur overeenkomstig de DNR 2005, voor zover de inschakeling hiervan noodzakelijk is;

    4. de aanvraag om een monumentenvergunning (leges);

    5. de verschuldigde BTW, voor zover deze niet kan worden verrekend;

    6. een bouwhistorische opname of onderzoek, gericht op de restauratie;

    7. een reservering voor noodzakelijk meerwerk dat ten tijde van de raming van de hierboven genoemde kosten redelijkerwijs niet was te voorzien, tot een maximum van 5% van de aanneemsom;

    8. het afsluiten van de ARF-lening;

  • e.

    Amsterdams Restauratiefonds (ARF): het fonds van de gemeente Amsterdam bij het Nationaal Restauratie Fonds waaruit laagrentende leningen worden verstrekt ten behoeve van restauraties van monumenten als bedoeld in lid b van dit artikel;

  • f.

    lening: lening waarbij een hypothecaire zekerheid wordt gevestigd;

  • g.

    eigenaar: een natuurlijke of rechtspersoon die op het object waarop de aanvraag om financiering betrekking heeft, een zakelijk recht heeft in de zin van:

    1. het eigendom;

    2. het recht van erfpacht;

    3. een appartementsrecht;

    4. een deelneming- of lidmaatschaprecht op gebruik van een woning;

  • h.

    toekennen van een lening: het besluit van burgemeester en wethouders dat aan de eigenaar van een monument onder voorwaarden een lening wordt toegekend in de kosten van voorzieningen als bedoeld onder d, en dat de eigenaar van een monument mitsdien een lening kan aanvragen bij de aanbieder van de lening, het Nationaal Restauratiefonds;

  • i.

    vaststellen van de lening: het besluit van Burgemeester en Wethouders waarbij de hoogte van de lening definitief wordt vastgesteld;

  • j.

    Nationaal Restauratiefonds: de Stichting Nationaal Restauratiefonds (NRF), gevestigd te Hoevelaken.

Artikel 7 Grondslag en werkingsfeer

  • 1. Op grond van deze verordening kunnen Burgemeester en Wethouders een lening toekennen voor de kosten van het treffen van voorzieningen ten behoeve van de restauratie van monumenten.

  • 2. De lening wordt berekend over de kosten van voorzieningen met uitzondering van de kosten waarvoor op grond van enige andere – door Burgemeester en Wethouders te bepalen – regeling een subsidie of lening in de kosten van voorzieningen kan worden verkregen.

  • 3. Ingeval van brandschade, stormschade et cetera worden de kosten berekend aan de hand van de kosten van te treffen voorzieningen minus de bij voldoende dekking uit te keren verzekeringspenningen.

  • 4. De vastgestelde lening wordt verstrekt aan de eigenaar van het monument waaraan de voorzieningen worden getroffen.

  • 5. Om voor een lening in aanmerking te komen dienen de kosten van voorzieningen tenminste € 25.000 te bedragen.

  • 6. De voor financiering in aanmerking komende kosten van voorzieningen bedragen maximaal € 250.000 (huidig prijspeil, per 1 januari 2010 jaarlijks te indexeren met 2%). Kosten die dit bedrag te boven gaan komen niet in aanmerking voor een lening.

  • 7. De lening wordt verstrekt tegen een rente die 5 procentpunt ligt onder de door het Restauratiefonds (NRF) gehanteerde marktrente, met een minimum van 1,5%. Het pand waarvoor de lening wordt verstrekt, wordt hypothecair belast tot de hoogte van de lening. De aflossingstermijn is maximaal 30 jaar.

Artikel 8 Hoogte van de lening

De lening uit het ARF bedraagt maximaal 100% van de goedgekeurde kosten van voorzieningen.

Artikel 9 Bepaling voor restaurerende instellingen

In afwijking van artikel 7 lid 7 kan op verzoek van een restaurerende instelling een lening worden verstrekt waarbij de hypothecaire zekerstelling niet op het te restaureren pand berust, maar op de waarde van het totale eigen bezit.

Artikel 10 Tussentijdse vervreemding

Indien de eigenaar van het monument binnen de looptijd van de lening uit het ARF besluit het pand te vervreemden, wordt de lening beëindigd en dient de eigenaar het restant van schuld uiterlijk bij de overdracht aan de koper terug te storten in het ARF.

Artikel 11 Aanvraag en beschikking

Op een ontvankelijke aanvraag wordt door Burgemeester en Wethouders spoedig, doch uiterlijk binnen 8 weken na ontvangst van een advies van het Nationaal Restauratiefonds (NRF) of een besluit van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake staatssteun, beslist in de vorm van een toekenningbeschikking.

Artikel 12 Weigeringsgronden

  • 1. Burgemeester en Wethouders kennen geen lening toe indien:

    • a.

      met het treffen van voorzieningen het belang van de monumentenzorg niet of onvoldoende wordt gediend;

    • b.

      de kosten van voorzieningen niet in redelijke verhouding staan tot het te bereiken resultaat;

    • c.

      met het treffen van voorzieningen is begonnen voordat de aanvrager een beschikking inhoudende de toezegging van de lening (toekenningbeschikking) heeft ontvangen;

    • d.

      voor de betreffende voorzieningen binnen een termijn van vijftien jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag wordt ingediend eerder een subsidie of een lening is verstrekt;

    • e.

      voor de te treffen voorzieningen een monumentenvergunning is vereist en deze (nog) niet is verleend.

  • 2. Burgemeester en Wethouders zullen een lening niet toekennen in het geval het Nationaal Restauratiefonds (NRF) de lening-aanvraag na beoordeling afwijst, tenzij er zich zwaarwegende argumenten in het kader van het algemeen belang voordoen.

  • 3. Burgemeester en Wethouders zullen een lening niet toekennen in het geval de lening wordt aangemerkt als staatssteun.

Artikel 13 Bijzondere voorwaarden

De lening wordt verstrekt onder voorwaarde dat:

  • a.

    het werk wordt aanbesteed overeenkomstig door Burgemeester en Wethouders te stellen eisen;

  • b.

    de aanvang van werk tenminste twee weken van te voren wordt gemeld bij Burgemeester en Wethouders;

  • c.

    met de uitvoering van werkzaamheden is begonnen binnen 26 weken na de datum van verzending van de toekenningbeschikking;

  • d.

    binnen 130 weken na de toekenningbeschikking de werkzaamheden zijn voltooid en de gereedmelding zoals bedoeld in artikel 15 is ingediend;

  • e.

    aan de door Burgemeester en Wethouders dan wel de dagelijks besturen van de stadsdelen met controle belaste personen:

    i) toegang wordt verleend tot het monument waarvoor de lening is verstrekt;

    ii) inzage wordt verleend in de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens.

Artikel 14 Onderhoudsvoorwaarden

  • 1. Een lening wordt verstrekt onder de voorwaarde dat de eigenaar gedurende de looptijd van de lening het monument in goede staat zal houden.

  • 2. Bij het beëindigen van de lening, ook bij tussentijdse vervreemding, kunnen Burgemeester en Wethouders een bouwkundig inspectierapport eisen in verband met de voorwaarde genoemd in het eerste lid. Het rapport wordt opgesteld door een naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders deskundige organisatie. De eigenaar kan worden verplicht om de in het rapport geconstateerde bouwkundige gebreken te herstellen. Burgemeester en Wethouders kunnen een termijn stellen waarbinnen deze gebreken dienen te zijn hersteld.

  • 3. De eigenaar is verplicht het object waarvoor een lening is verstrekt voldoende te verzekeren.

  • 4. Tijdens de restauratie is een CAR-verzekering verplicht.

Artikel 15 Vaststelling van de lening

  • 1. Vaststelling van de lening vindt plaats nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden bij Burgemeester en Wethouders gereed zijn gemeld, gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • b.

      een overzicht is overlegd van de subsidiabele en de niet-subsidiabele voorzieningen en de daarop betrekking hebbende kosten;

    • c.

      een overzicht is overlegd van eventueel meer- en minderwerk.

  • 2. De hoogte van de vast te stellen lening wordt berekend op basis van de bij de toekenning aanvaarde kosten van voorzieningen of de werkelijke kosten van de voorzieningen als deze lager dan wel hoger zijn, met inachtneming van het bepaalde ten aanzien van meerwerk.

  • 3. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid bevat:

    • a.

      een volledig ingevuld gereedmeldingsformulier;

    • b.

      een kostenoverzicht;

    • c.

      alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden.

  • 4. Burgemeester en Wethouders kunnen ermee instemmen dat de aanvrager in plaats  Van rekeningen en betalingsbewijzen een verklaring van een registeraccountant overlegt waaruit blijkt dat het overgelegde kostenoverzicht juist en volledig is.

Artikel 16 Intrekking van de lening

  • 1. In geval van niet naleving van één van de voorwaarden als bedoeld in deze verordening kunnen Burgemeester en Wethouders al naar gelang de ernst van de overtreding:

    • a.

      een besluit tot verstrekking en/of vaststelling van de lening geheel of gedeeltelijk intrekken of het Nationaal Restauratiefonds niet geheel tot uitbetaling laten overgaan;

    • b.

      een reeds aangegane lening geheel of gedeeltelijk door het Nationaal Restauratiefonds laten intrekken.

  • 2. In het geval de niet naleving van de voorwaarden als bedoeld in deze beleidsregel de eigenaar niet verwijtbaar is, kunnen Burgemeester en Wethouders besluiten de in het eerste lid genoemde sancties geheel of gedeeltelijk niet te treffen.

Artikel 17 Slotbepalingen

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg afwijken van de bepalingen in deze verordening.

  • 2. De verordening kan worden aangehaald als “Verordening Amsterdams Restauratiefonds”.

  • 3. Het Nationaal Restauratiefonds is de aanbieder van de leningen.

Toelichting

Hoofdstuk 2 Restauratie monumenten

Artikel 6 Begripsomschrijvingen

De verordening is gericht op gemeentelijke monumenten.

Restauratiewerkzaamheden die in zelfwerkzaamheid worden uitgevoerd komen in het kader van deze beleidsregel niet voor financiering in aanmerking.

Extra restauratiekosten die bij de uitvoering worden gemaakt om milieuvriendelijk te restaureren worden, binnen door Burgemeester en Wethouders te bepalen grenzen, betrokken bij de kosten van voorzieningen als bedoeld in artikel 6d van deze verordening.

De reservering als bedoeld in lid d.7 dient als stelpost die eventueel tijdens de restauratie wordt ingevuld als gevolg van onvoorzien meerwerk. Deze invulling vindt plaats na overleg met Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam.

Artikel 7 Grondslag en werkingssfeer

Op basis van het eerste lid is het mogelijk financiële ondersteuning te verkrijgen voor de restauratie van het monumentale casco en voor bijzondere monumentale (interieur)onderdelen, mits hiervoor voldoende middelen beschikbaar zijn. Het plafond van de regeling wordt jaarlijks vastgesteld (zie artikel 3) en gepubliceerd, Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd van dit plafond af te wijken.

Onder casco – zijnde een zelfstandige bouwkundige eenheid – wordt in ieder geval verstaan de bouwkundige hoofdstructuur bestaande uit gevels, bouwmuren, balklagen, kappen (inclusief goten en hemelwaterafvoeren), kelders, monumentale kappen of restanten daarvan.

De voor financiering in aanmerking komende kosten van voorzieningen, waaronder tevens begrepen de restauratie van specifieke monumentale (interieur)onderdelen zoals schouwen, wandschilderingen en dergelijke, worden bepaald overeenkomstig de richtlijnen van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten. Hieronder vallen in ieder geval ook de volgende voorzieningen:

a. herstellen of vervangen van het afwateringsysteem ten behoeve van hemelwaterafvoer;

b. herstellen of aanbrengen van een bliksembeveiliging;

c. het aanbrengen van voorzieningen die nodig zijn voor een periodieke inspectie van het monument.

In het tweede lid wordt dubbele subsidiëring of leningverstrekking voor voorzieningen aan het casco voorkomen, bijvoorbeeld een lening uit het Cultuurfonds voor Monumenten van de provincie Noord-Holland die door het Prins Bernhard Cultuurfonds kan worden verstrekt. Leningen en subsidies kunnen wel worden gecombineerd, maar niet worden ‘gestapeld’, dat wil zeggen: niet voor dezelfde kosten van voorzieningen worden verstrekt.

Ten aanzien van het derde lid wordt ervan uitgegaan dat een eigenaar van een object dit voldoende heeft verzekerd. Tijdens de restauratie is bovendien een zogenaamde CAR-verzekering vereist (zie artikel 14, lid 4). Als de monumentale waarde te zeer is aangetast, dan zal in de regel herbouw niet meer aan de orde zijn. Naar analogie van het beleid voor rijksmonumenten wordt het monument dan als verloren beschouwd.

In het vierde lid is de eigendomssituatie op het moment van de vaststelling van de lening bepalend.

De lening wordt vastgesteld in de definitieve beschikking (artikel 15) van deze beleidsregel. Als de kosten lager uitvallen dan in de eerdere beschikking (de in genoemde artikel 11 verleningsbeschikking), dan zijn de werkelijk gemaakte kosten bepalend. Meerwerk dat de in de kosten van voorzieningen genoemde 5% (artikel 6 d 7) overstijgt, zal slechts in uitzonderingsgevallen worden verrekend.

Om voor een lening in aanmerking te komen dienen de restauratiekosten minimaal € 25.000 te bedragen; dit is tevens het minimum van een lening uit het ARF. Het maximum bedrag aan goedgekeurde kosten per pand of object waarvoor een lening kan worden toegekend, bedraagt € 250.000 (prijspeil 2009). Bij splitsing in (woon)eenheden geldt een berekening van het maximum naar rato van het vloeroppervlak. De looptijd van de lening is afhankelijk van de hoogte van de lening; zie hiervoor het uitvoeringsreglement van het ARF dat onderdeel uitmaakt van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Amsterdam en het Nationaal Restauratiefonds inzake het Amsterdams Restauratiefonds.

Een van de belangrijkste condities van de verordening betreft het aanbieden van een lening tegen een lager rentetarief dan de geldende marktrente die het NRF hanteert. Het minimum bedraagt echter 1,5%.

De genoemde bedragen zijn, indien van toepassing, inclusief verschuldigde BTW (zie ook artikel 6 d).

Artikel 8 Hoogte van de lening

Op grond van dit artikel is het mogelijk 100% van de zogenaamde subsidiabele restauratiekosten (de goedgekeurde kosten van voorzieningen) laagrentend uit het ARF te financieren. Op verzoek van de aanvrager is het mogelijk ook een lening af te sluiten voor een lager percentage van de subsidiabele kosten. Het minimum bedrag en het maximum bedrag zijn in artikel 7 lid 5 en 6 genoemd.

De definitieve goedkeuring van de kosten vindt na uitvoering en gereed melding van de werkzaamheden plaats, bij de vaststelling van de lening op basis van artikel 15.

Artikel 9 Bepaling voor restaurerende instellingen

Een restaurerende instelling is een rechtspersoon die als zodanig door Burgemeester en Wethouders is aangemerkt en op grond van haar statuten het zonder winstoogmerk restaureren van monumenten als doelstelling heeft. Een dergelijke instelling is als eigenaar-verhuurder fiscaal vrijgesteld. De restaurerende instellingen geven er soms de voorkeur aan een lening met borgstelling op een ander deel van het bezit dan het te restaureren object. Met dit artikel wordt die uitzondering op de normale regeling mogelijk gemaakt.

Artikel 10 Tussentijdse vervreemding

In geval van een voorgenomen eigendomsoverdracht, wordt met de eigenaar ‘afgerekend’. De lening is niet overdraagbaar op de koper van het pand/object.

Artikel 11 Aanvraag en beschikking

De beslistermijn is geregeld in afdeling 4.1.3 van de Algemene Wet van bestuursrecht. De in de wet genoemde termijn gaat pas in nadat het NRF de leningaanvraag heeft beoordeeld. Hetzelfde vertrekpunt wordt gehanteerd bij een besluit van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in die gevallen dat de aanvraag wordt gemeld voor een beoordeling van mogelijke ‘staatssteun’. In de regel zal het toekennen van een lening voor financiering van restauraties ook voor bedrijven mogelijk zijn, gelet op het openbare belang van de instandhouding van het gebouwde erfgoed.

De eigenaar dient een aanvraag om een lening op een daarvoor beschikbaar gesteld formulier in te dienen bij Burgemeester en Wethouders. Het volledig ingevulde en ondertekende formulier dient in ieder geval vergezeld te gaan van de op het formulier vermelde gegevens en verplichte bijlagen.

Indien hieraan niet wordt voldaan stellen Burgemeester en Wethouders de aanvrager eenmalig in de gelegenheid de door hem aan te leveren ontbrekende gegevens alsnog te verstrekken. Indien de ingediende gegevens – ook na een verzoek om aanvulling van ontbrekende gegevens – onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, kunnen Burgemeester en Wethouders besluiten de aanvraag niet ontvankelijk te verklaren (niet in behandeling te nemen).

In het geval van een positieve beschikking op de vraag volgt een toekenningbeschikking. Bij een negatieve beslissing volgt een afwijzende beschikking. De definitieve beschikking is de (vaststellings-)beschikking die wordt afgegeven na afloop van de uitvoering en de gereed melding van het werk (zie artikel 15).

Een gedetailleerde beschrijving van de volledige procedure is opgenomen in het uitvoeringsreglement van het ARF dat onderdeel uitmaakt van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Amsterdam en het Nationaal Restauratiefonds inzake het Amsterdams Restauratiefonds.

Artikel 12 Weigeringsgronden

De bepaling onder lid 1 c is opgenomen om de bouwtechnische kwaliteit van de te restaureren onderdelen vooraf vast te kunnen stellen ten behoeve van de bepaling van de kosten van voorzieningen.

Een monumentenvergunning op grond van de Erfgoedverordening Amsterdam 2015 is vereist, dan wel een verklaring van Burgemeester en Wethouders of dagelijks bestuur van het stadsdeel dat een vergunning – gelet op de aard van de werkzaamheden – niet is vereist.

Het Nationaal Restauratiefonds (NRF) doet een beoordeling van de leningaanvraag door toetsing van de inkomens- en vermogenspositie van de aanvrager in relatie tot het aangevraagde bedrag en de overige gebruikelijke toetsingen binnen de financiële dienstverlening waaronder identiteit en integriteit.

Indien er naar het oordeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken sprake is van staatssteun dan zal de aanvraag om een lening worden geweigerd.

Artikel 13 Bijzondere voorwaarden

Burgemeester en Wethouders kunnen de eis stellen dat aanbesteding plaats vindt volgens het Uniform Aanbestedingsreglement (UAR 2001).

De termijn van 130 weken in lid d is gelet op de aard van een restauratieproject vastgesteld.

Het Bureau Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam dient te worden betrokken bij de uitvoering van de voorwaarden waaronder een lening wordt verstrekt. Hier dient ook de aanvang van het werk te worden gemeld.

Artikel 14 Onderhoudsvoorwaarden

Burgemeester en Wethouders kunnen bij het toekennen van een lening verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de lening. Het doel is in dit geval het in stand houden van het bereikte kwaliteitsniveau van het monument na restauratie gedurende de looptijd van de lening. Aan de overtreding van deze voorwaarde kunnen Burgemeester en Wethouders op grond van artikel 16 van deze beleidsregel sancties verbinden.

Als deskundige organisatie voor het opstellen van een inspectierapport wordt in ieder geval de Stichting Monumentenwacht Noord-Holland aangemerkt.