Regeling vervallen per 01-01-2015

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    WWB: de Wet werk en bijstand.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      basisnorm: norm als bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 3.2, van de WWB;

    • b.

      netto minimumloon: basisnorm voor een gezin als bedoeld in art. 21, eerste lid, van de WWB;

  • 3. Begrippen in deze verordening worden tenzij anders aangegeven, gebruikt in dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk 2 Categorieën

Artikel 2

  • Voor de toepassing van deze verordening geldt ten aanzien van belanghebbenden van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar met dien verstande dat in het geval van gehuwden beiden jonger zijn dan 65 jaar, aan wie bijstand ingevolge de WWB kan worden verleend, de volgende categorie-indeling:

    • a.

      gezinnen;

    • b.

      alleenstaande ouders;

    • c.

      alleenstaanden van 23 jaar of ouder;

    • d.

      alleenstaanden van 21 of 22 jaar.

Hoofdstuk 3 Criteria voor het verhogen van de basisnorm

Artikel 3

  • 1. De basisnorm wordt voor de alleenstaande en voor de alleenstaande ouder verhoogd indien de belanghebbende hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de basisnorm voorziet als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van de woonkosten met een ander.

  • 2. In afwijking van lid 1 wordt de basisnorm niet verhoogd indien de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft als gevolg van de bewoning van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden of van het niet aanhouden van een woning.

  • 3. De toeslag bedraagt voor de belanghebbende die behoort tot de categorie alleenstaanden van 23 jaar of ouder dan wel alleenstaande ouders en in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, 20% van het netto minimumloon.

  • 4. De toeslag bedraagt voor de belanghebbende die behoort tot de categorie alleenstaanden van 23 jaar en ouder of alleenstaande ouders en in wiens woning tevens een ander zijn hoofdverblijf heeft, 10% van het netto minimumloon.

  • 5. De toeslag bedraagt voor de belanghebbende, behorend tot de categorie alleenstaanden van 21 of 22 jaar, 5% van het netto minimumloon.

  • 6. Het College kan te aanzien van de belanghebbende die geen woning aanhoudt en niet in een inrichting verblijft, de basisnorm verhogen met een toeslag van 10% van het nettominimumloon, indien aannemelijk is, dat deze gebruikmaakt van diensten van de maatschappelijke opvang.

  • 7. In afwijking van het vierde lid kan het College de basisnorm verhogen met een toeslag van 20% van het netto minimumloon, indien de belanghebbende voor het recht van gebruik van een deel van de woning een vergoeding moet betalen die tenminste gelijk is aan €150 per maand.

  • 8. Het College kan in afwijking van het vierde lid ten aanzien van de belanghebbende in wiens woning een niet tot zijn last komend kind woont met een eigen inkomen dat lager is dan een door het College vast te stellen percentage van het netto minimumloon, de basisnorm verhogen met een toeslag van 20% van het netto minimumloon.

  • 9. Het College kan in afwijking van het vierde lid ten aanzien van de belanghebbende die behoort tot de categorie alleenstaanden van 23 jaar of ouder dan wel alleenstaande ouders en die hulpbehoevende is dan wel in wiens woning een hulpbehoevende zijn hoofdverblijf heeft, de basisnorm verhogen met een toeslag van 20% van het netto minimumloon.

Hoofdstuk 4 Criteria voor het verlagen van de basisnorm

Artikel 4

  • 1. De basisnorm ingevolge artikel 21, eerste lid, wordt lager vastgesteld indien belanghebbenden, behorend tot de categorie gezinnen, lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de basisnorm voorziet als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van de woonkosten met een ander.

  • 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% van het netto minimumloon, indien belanghebbenden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de basisnorm voorziet als gevolg van de bewoning van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden of van het niet aanhouden van een woning.

  • 3. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor belanghebbenden in wier woning tevens een ander zijn hoofdverblijf heeft, 10% van het netto minimumloon.

  • 4. Het College kan besluiten de basisnorm in afwijking van het derde lid niet lager vast te stellen indien belanghebbenden voor het recht van gebruik van een deel van de woning een vergoeding moeten betalen die tenminste gelijk is aan €150 per maand.

  • 5. Het College kan besluiten in afwijking van het derde lid de basisnorm niet lager vast te stellen ten aanzien van de belanghebbenden in wier woning een niet tot hun last komend kind woont met een eigen inkomen dat lager is dan een door het College vast te stellen percentage van het netto minimumloon

  • 6. Het College kan besluiten de basisnorm in afwijking van het derde lid niet lager vast te stellen ten aanzien van de belanghebbenden in wier woning tevens een hulpbehoevende zijn hoofdverblijf heeft.

  • 7. Het College kan in afwijking van het tweede lid de basisnorm verlagen met 10% van het nettominimumloon, indien de belanghebbenden gebruikmaken van diensten van de maatschappelijke opvang.

Hoofdstuk 5 Citeertitel

Artikel 5

Deze verordening wordt aangehaald als Toeslagenverordening Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk 6 Overgangsbepaling

Artikel 6

  • Met betrekking tot het recht op uitkering ingevolge de WWB of de WIJ over een periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening, blijft de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren van toepassing zoals deze destijds luidde. Met betrekking tot het recht op uitkering ingevolge de WWB of de WIJ over een periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening, blijft de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren van toepassing zoals deze destijds luidde.