Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening op de cliëntenparticipatie Dienst Werk en Inkomen

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

Verordening op de cliëntenparticipatie Dienst Werk en Inkomen

Inhoud

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand. In deze verordening wordt onder de wet tevens verstaan de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Wet op het Participatiebudget;

    • b.

      cliënt: de persoon die een uitkering of een re-integratievoorziening ontvangt op grond van de wet;

    • c.

      cliëntenorganisaties: organisaties van cliënten en organisaties die gezien hun statutaire doelstellingen ook de belangen van cliënten behartigen, werknemersorganisaties daaronder begrepen;

    • d.

      cliëntenraad: het uit cliënten en vertegenwoordigers van cliënten bestaand gremium met taken en bevoegdheden zoals in deze verordening omschreven;

    • e.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam.

    • f.

      directeur: de algemeen directeur van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam.

Artikel 2 Doelstelling

  • 1. Er is een cliëntenraad.

  • 2. Met de instelling van een cliëntenraad wordt beoogd de kwaliteit van de dienstverlening van de Dienst Werk en Inkomen te bewaken en het draagvlak bij de uitvoering van de wet te vergroten.

Artikel 3 Bevoegdheid

  • 1. De cliëntenraad is bevoegd het College en de directeur gevraagd en ongevraagd te adviseren over alle onderwerpen die de vorming, de uitvoering, de controle en de evaluatie van het gemeentelijk beleid ten aanzien van cliënten betreffen, daaronder begrepen de wijze waarop gemeentelijk uitvoering wordt gegeven aan de wet.

  • 2. De cliëntenraad is tevens bevoegd te adviseren bij het ontwikkelen en aanpassen van de informatievoorziening door de dienst aan cliënten, zoals voorlichtingsmateriaal.

  • 3. De cliëntenraad is niet bevoegd te adviseren over zaken die individuele cliënten betreffen.

Artikel 4 Werkwijze

  • 1. Aan de cliëntenraad gevraagde adviezen worden binnen vier weken uitgebracht. De cliëntenraad kan het uitbrengen van een advies eenmaal voor maximaal vier weken schriftelijk verdagen. Te laat ingediende adviezen worden niet bij de besluitvorming betrokken.

  • 2. De cliëntenraad voert zijn taken uit door middel van vier vormen van overleg:

    • a.

      een jaarlijks overleg met de wethouder Werk en Inkomen, zijnde het bestuurlijk overleg,

    • b.

      een overleg met de directeur, zijnde het directieoverleg,

    • c.

      een overleg met ambtenaren van de Dienst Werk en Inkomen, ter voorbereiding en vaststelling van agendapunten voor het bestuurlijk overleg en het directieoverleg, zijnde het ambtelijk overleg, en

    • d.

      de reguliere interne vergadering, zijnde de cliëntenraadsvergadering.

  • 3. De cliëntenraad stelt ten behoeve van de overleggen een agendacommissie in die verantwoordelijk is voor het voorstellen van agendapunten.

  • 4. De cliëntenraad stelt ten behoeve van haar werkzaamheden een huishoudelijk reglement vast. Daarin wordt in ieder geval het dagelijks bestuur en de wijze van besluitvorming geregeld.

Artikel 5 Samenstelling van de cliëntenraad

  • 1. De cliëntenraad telt ten minste negen en ten hoogste vijftien leden. Een derde van de zetels is bestemd voor cliënten op persoonlijke titel. De overige zetels zijn bestemd voor kandidaten van cliëntenorganisaties.

  • 2. Bij de samenstelling van de cliëntenraad wordt gestreefd naar een afspiegeling van het cliëntenbestand van de Dienst Werk en Inkomen.

  • 3. De werving en selectie van de leden van de cliëntenraad geschiedt aan de hand van een door het College vastgesteld functieprofiel.

  • 4. Het College benoemt de leden van de cliëntenraad. De cliëntenraad geeft het College op basis van het functieprofiel advies over voorgenomen benoemingen.

Artikel 6 Zittingstermijn en tussentijdse vervanging van de leden

  • 1. De zittingstermijn voor leden van de cliëntenraad bedraagt drie jaar. De leden kunnen maximaal voor een termijn worden herbenoemd.

  • 2. Indien tussentijds vacatures ontstaan, is het College overeenkomstig artikel 5, vierde lid bevoegd in de vervulling van die vacatures te voorzien.

  • 3. Tussentijdse vervanging geschiedt voor de resterende zittingstermijn.

  • 4. Bij tussentijds aftreden van een lid dat is voorgedragen door een cliëntenorganisatie, draagt die organisatie een nieuwe kandidaat voor aan het College. Wordt niet binnen drie maanden een nieuwe kandidaat voorgedragen, dan is het College bevoegd zonder voordracht in de vacature te voorzien.

  • 5. Bij tussentijds aftreden van een lid op persoonlijke titel, draagt de cliëntenraad aan het College een nieuwe kandidaat voor. Wordt niet binnen drie maanden een kandidaat voorgedragen, dan voorziet het College zonder voordracht in de vacature.

  • 6. Bij disfunctioneren van een van de leden kan de cliëntenraad het vertrouwen in dit lid opzeggen. Er vindt vervolgens overleg plaats tussen de onafhankelijk voorzitter, het betreffende lid, het dagelijks bestuur van de cliëntenraad en indien van toepassing de betreffende organisatie. In vervolg hierop kan de cliëntenraad het College alsnog verzoeken het betreffende lid te ontslaan, waarna het vierde of het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 7 De onafhankelijke voorzitter

  • 1. Het bestuurlijk overleg en het directieoverleg worden voorgezeten door een onafhankelijke voorzitter, die geen lid is van de cliëntenraad. Deze voorzitter heeft een adviserende stem.

  • 2. De voorzitter wordt voor een termijn van drie jaar benoemd door het College, op voordracht van de cliëntenraad. De voorzitter kan eenmaal worden herbenoemd.

  • 3. Bij afwezigheid van de onafhankelijk voorzitter draagt de cliëntenraad zorg voor aanwijzing van een vervanger uit zijn midden.

  • 4. Voor de overige vergaderingen van de cliëntenraad voorziet de cliëntenraad zelf in het voorzitterschap.

Artikel 8 De ambtelijk secretaris

  • 1. De cliëntenraad wordt ambtelijk ondersteund door een medewerker van de Dienst Werk en Inkomen in de functie van ambtelijk secretaris.

  • 2. De ambtelijk secretaris adviseert en begeleidt de leden van de cliëntenraad bij de uitvoering van hun taken en coördineert de inhoudelijke afstemming tussen de cliëntenraad en de Dienst Werk en Inkomen.

  • 3. De ambtelijk secretaris ondersteunt de cliëntenraad bij het beheer van het budget, als bedoeld onder artikel 12, eerste lid en bij het opstellen van de subsidieaanvraag.

Artikel 9 Het directieoverleg

  • 1. Het directieoverleg vindt eenmaal in de twee maanden plaats of zoveel vaker als de onafhankelijk voorzitter of een derde van de leden van de cliëntenraad dat nodig achten.

  • 2. De cliëntenraad en de directeur hebben de mogelijkheid om derden uit te nodigen om deel te nemen aan de vergadering in verband met één van de agendapunten.

  • 3. Het directieoverleg is openbaar. De stukken voor het directieoverleg zijn bij aanvang van de vergadering voor het publiek beschikbaar.

  • 4. De cliëntenraad en de directeur kunnen in bijzondere gevallen besluiten tot het houden van een besloten directieoverleg.

Artikel 10 De informatievoorziening

  • De directeur draagt zorg voor een adequate en tijdige informatievoorziening aan de cliëntenraad over zaken die, gelet op artikel 3, eerste lid, tot het taakgebied van de cliëntenraad behoren.

Artikel 11 Onkostenvergoeding

  • 1. Aan de leden en de voorzitter van de cliëntenraad wordt een forfaitaire onkostenvergoeding toegekend van ten hoogste het bedrag conform artikel 31, tweede lid, onder k, van de Wet werk en bijstand en de Regeling WWWB, artikel 7, onder h.

  • 2. De vergoeding wordt door de penningmeester aan de leden uitbetaald uit het budget als bedoeld onder artikel 12, eerste lid, onder verantwoordelijkheid van de directeur.

Artikel 12 Het budget en de facilitering

  • 1. Het College kent jaarlijks een budget toe ten behoeve van de werkzaamheden en de deskundigheidsbevordering van de cliëntenraad. Dit budget wordt toegekend in de vorm van een periodieke waarderingssubsidie als bedoeld in art. 1.1, onder f, van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2004. De cliëntenraad dient jaarlijks vóór 1 juni een onderbouwde subsidieaanvraag in voor het daaropvolgende kalenderjaar.

  • 2. De directie stelt vergaderaccommodatie en -faciliteiten beschikbaar voor het directieoverleg, alsmede kantoorruimte en ICT faciliteiten voor de overige werkzaamheden van de cliëntenraad.

Artikel 13 Rekening en verantwoording

  • Jaarlijks vóór 1 april brengt de cliëntenraad aan het College verslag uit van zijn activiteiten en bevindingen over het voorgaande jaar. Daarbij wordt in een financieel verslag tevens verantwoording afgelegd over de besteding van het toegekende budget conform de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2004 en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 14 Zorgplicht

  • Het College draagt er zorg voor dat cliënten die lid zijn of zijn geweest van de cliëntenraad, uit hoofde van hun lidmaatschap op geen enkele wijze worden benadeeld in hun positie ten opzichte van de Dienst Werk en Inkomen.

Artikel 15 Evaluatie

  • Het College evalueert eens per drie jaar het functioneren van de cliëntenraad en vaker indien de cliëntenraad of het College tussentijdse evaluatie nodig acht. De evaluatie wordt ter kennisname geagendeerd voor de betreffende commissie van de gemeenteraad.

Artikel 16 Onvoorziene gevallen

  • In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, voorziet het College, na daartoe advies te hebben ingewonnen van de cliëntenraad.

Artikel 17 Citeertitel

  • Deze verordening wordt aangehaald als Verordening op de cliëntenparticipatie Dienst Werk en Inkomen.