Regeling vervallen per 29-11-2006

Verordening op de raadscommissies

Geldend van 07-03-2002 t/m 28-11-2006

Intitulé

Verordening op de raadscommissies

Hoofdstuk I Algemeen

Art. 1 Instelling commissies

  • 1. In deze verordening worden onder commissies verstaan raadscommissies zoals bedoeld in art. 82 van de Gemeentewet.

  • 2. De Gemeenteraad is bevoegd om commissies in te stellen en op te heffen.

Art. 2 Samenstelling

  • 1. Het aantal leden van een commissie wordt bij besluit door de Gemeenteraad bepaald.

  • 2. Bij de samenstelling van een commissie zorgt de Gemeenteraad voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de Gemeenteraad vertegenwoordigde groeperingen.

Art. 3 Benoeming en aftreding leden

  • 1. De leden van de commissie worden, op voordracht van de voorzitters van de fracties, door de Gemeenteraad benoemd uit leden van de Raad of uit door de fracties voor te dragen kandidaten die geen lid zijn van de Raad, wier namen voorkomen op een geldig verklaarde lijst van kandidaten voor de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezingen.

  • 2. De leden van het College kunnen geen lid zijn van een raadscommissie.

  • 3. De leden treden af wanneer de Gemeenteraad aftreedt, behoudens eerdere schorsing of ontslag door de Gemeenteraad.

Art. 4 Duoraadsleden

  • 1. De Gemeenteraad kan op voordracht van een fractie personen die geen raadslid zijn, benoemen tot lid van één of meer commissies. Deze leden worden duoraadsleden genoemd.

  • 2. De Gemeenteraad bepaalt het maximaal aantal duoraadsleden per fractie.

  • 3. Ten aanzien van duoraadsleden zijn de artikelen 10, 11, 13, 15 en 28 van de Gemeentewet van toepassing, met dien verstande dat art. 13, lid 1, sub o, zo gelezen wordt, dat dit slechts geldt voor ambtenaren aangesteld door het College of de Raad.

  • 4. Op het onderzoek van de geloofsbrieven van de kandidaat duoraadsleden is het bepaalde in art. 4 van het Reglement van Orde voor de Gemeenteraad van overeenkomstige toepassing. Dit onderzoek heeft betrekking op dezelfde bescheiden als in het geval van raadsleden, met uitzondering van de in art. V 1, eerste lid, van de Kieswet bedoelde kennisgeving. De bescheiden worden door de betrokkenen aan de Gemeenteraad overgelegd.

  • 5. Een duoraadslid geeft schriftelijk aan de voorzitter van de Gemeenteraad te kennen, of hij de benoeming aanvaardt.

  • 6. Zodra blijkt, dat een duoraadslid één van de vereisten van het lidmaatschap niet bezit of een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, houdt hij op lid te zijn.

  • 7. Duoraadsleden worden bij het aanvaarden van het duoraadslidmaatschap in staat gesteld eenzelfde eed of belofte af te leggen als de raadsleden.

Art. 5 Plaatsvervangers

  • 1. In geval van verhindering kan een lid van een commissie zich laten vervangen door een lid van diens fractie of door een door de Gemeenteraad benoemd duoraadslid.

  • 2. De vervang(st)er dient deze vervanging te melden aan de voorzitter van de commissie.

Art. 6 Benoeming voorzitter en plaatsvervangerschap

  • 1. Elke commissie heeft een voorzitter. De voorzitters van de commissies worden benoemd door de Gemeenteraad. Tot voorzitter worden benoemd personen die lid zijn van de Gemeenteraad.

  • 2. De voorzitter wordt geacht lid te zijn van de commissie boven het aantal, vastgesteld door de Gemeenteraad volgens art. 2, eerste lid.

  • 3. In geval van verhindering van de voorzitter wordt het voorzitterschap waargenomen door een door en uit de commissie benoemde plaatsvervangend voorzitter, die tevens lid is van de Gemeenteraad.

Art. 7 Taken van de voorzitter

  • 1. De voorzitter, ondersteund door de secretaris van de commissie, stelt de agenda voor de commissievergaderingen vast.

  • 2. De voorzitter leidt de vergadering en is belast met de handhaving van de orde.

  • 3. Hij draagt zorg voor het werk van de secretaris van de commissie.

Art. 8 Taken van de commissie

  • 1. De commissies zijn belast met het voorbereiden van de besluitvorming door de Gemeenteraad op de beleidsterreinen die bij hun instelling door de Gemeenteraad aan de commissies zijn opgedragen.

  • 2. De commissies kunnen namens de Gemeenteraad overleggen met de leden van het College.

Art. 9 Secretaris

  • 1. Elke commissie wordt door een secretaris van de commissie terzijde gestaan, die deel uitmaakt van de raadsgriffie.

  • 2. De secretaris is aanwezig bij de vergadering van de commissie.

  • 3. De secretaris is belast met het verlenen van bijstand aan de commissie en het ondersteunen van de voorzitter en zorgt voor de verslaglegging van de vergadering.

Art. 10 Ambtelijke ondersteuning

  • 1. Commissieleden, fracties en de voorzitter van de commissie kunnen een beroep doen op ambtelijke bijstand en ondersteuning voor hun commissiewerk.

  • 2. De verlening van ambtelijke bijstand en ondersteuning wordt geregeld in een afzonderlijke door de Gemeenteraad vast te stellen regeling voor ambtelijke bijstand en ondersteuning.

Art. 11 Bijwonen van vergadering door andere raadsleden en niet-raadsleden

  • 1. De vergadering van de commissie kan worden bijgewoond door niet in de commissie zitting hebbende raadsleden. Zij kunnen aan de beraadslagingen deelnemen, maar hebben geen stemrecht.

  • 2. De voorzitter is bevoegd niet-commissieleden uit te nodigen de vergadering bij te wonen, teneinde hun zienswijze ten aanzien van een bepaald onderwerp toe te lichten of inlichtingen te verstrekken.

Art. 12 Aanwezigheid en deelname portefeuillehouders

  • 1. De voorzitter nodigt, namens de commissie, (leden van) het College schriftelijk uit om tijdens de vergadering van de commissie aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen.

  • 2. Indien collegeleden niet zijn uitgenodigd, kunnen zij als toehoorder de commissievergadering bijwonen, tenzij de vergadering in beslotenheid plaatsvindt.

Hoofdstuk II Vergadering

Art. 13 Frequentie

  • 1. De commissie vergadert volgens een jaarlijks vastgesteld schema en verder zo vaak als de voorzitter dat noodzakelijk acht of het door ten minste drie leden schriftelijk, met opgave van redenen, wordt gevraagd.

  • 2. De vergaderingen van de commissies beginnen in de regel niet vóór 09.00 uur en eindigen niet later dan 17.00 uur. Vergaderingen in de avonduren beginnen niet vóór 19.00 uur en eindigen niet later dan 23.00 uur. Om dringende redenen kunnen de commissies van voormelde tijdstippen afwijken.

Art. 14 Openbaarheid

De vergaderingen van de commissies zijn openbaar, behoudens het bepaalde in art. 15.

Art. 15 Beslotenheid

  • 1. Een commissievergadering zal in beslotenheid plaatsvinden wanneer ten minste drie aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter dat noodzakelijk acht.

  • 2. De gedachtewisseling in een besloten commissievergadering is vertrouwelijk.

  • 3. Indien een raadslid als toehoorder in een besloten vergadering van een commissie waarvan hij geen lid is, bijwoont, dient hij de presentielijst ook te tekenen.

Art. 16 Geheimhouding

  • 1. De voorzitter van de commissie is bevoegd de leden geheimhouding ten aanzien van stukken of mededelingen op te leggen.

  • 2. Stukken zoals bedoeld in het eerste lid liggen voor de raadsleden ter inzage bij de secretaris, tenzij het openbaar belang zich hiertegen verzet.

  • 3. Het opleggen van geheimhouding wordt opgenomen in het verslag als bedoeld in art. 25.

  • 4. Voorzover de voorzitter van de commissie tot openbaarmaking van het desbetreffende onderwerp overgaat, is ook de geheimhouding, voorzover de openbaarmaking strekt, opgeheven.

  • 5. De voorzitter van de Gemeenteraad kan de Gemeenteraad voorstellen een lid dat de verplichting tot geheimhouding heeft geschonden, voor ten hoogste een maand uit te sluiten van alle commissievergaderingen van een of meer commissies of van de toezending van vertrouwelijke stukken.

  • 6. Een in het vijfde lid bedoeld voorstel kan niet worden gedaan dan nadat het uit te sluiten lid en de voorzitter van de commissievergadering waarvan de vertrouwelijkheid is geschonden, zijn gehoord, althans behoorlijk zijn opgeroepen.

  • 7. Het voorstel tot uitsluiting van de vergadering of van de toezending van stukken wordt in stemming gebracht bij de aanvang van de eerste vergadering van de commissie na de dag waarop de voorzitter van de Gemeenteraad daartoe heeft besloten. Over dit voorstel wordt niet beraadslaagd.

Art. 17 Oproeping

  • 1. De vergadering wordt door de voorzitter belegd. Deze draagt er zorg voor dat elk lid in de regel ten minste acht dagen vóór de datum van de vergadering hier schriftelijk voor wordt opgeroepen.

  • 2. Met de oproeping worden ook de agenda en bijbehorende stukken aan de leden toegezonden.

  • 3. In spoedeisende gevallen kan van het bepaalde in de laatste zin van het eerste lid worden afgeweken, met dien verstande, dat ten minste een tijdsduur van tweemaal 24 uur in acht dient te worden genomen tussen de schriftelijke oproep en de aanvang van de vergadering.

  • 4. Indien niet is voldaan aan het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, wordt de behandeling van het desbetreffende onderwerp, ingeval ten minste drie leden of, als een commissie uit zes of minder leden bestaat, twee leden, daartoe een verzoek indienen, aangehouden, tenzij het belang van de zaak naar oordeel van de commissie geen langer uitstel duldt.

Art. 18 Terinzagelegging agenda en stukken

  • 1. De agenda en de openbare stukken van een commissievergadering worden voor de leden van de Gemeenteraad ter inzage gelegd.

  • 2. Voor het publiek worden de agenda en de openbare stukken ter inzage gelegd in het Voorlichtingscentrum en de bibliotheek van het Stadhuis.

  • 3. Van deze terinzagelegging alsmede van de dag, tijd en plaats van de vergadering wordt kennisgeving gedaan in een of meer huis-aan-huisbladen en via het internet.

  • 4. De agenda wordt aan de stadsdelen, de pers, het Gemeentelijk Allochtonenoverleg en de Adviesraden Minderhedenbeleid gemeente Amsterdam toegezonden.

Art. 19 Agenderingsrecht

Elk lid van de commissie kan voorstellen doen tot behandeling van zaken die niet op de agenda zijn vermeld en dient die voorstellen minstens vijf dagen vóór de vergadering schriftelijk bij de voorzitter of de secretaris in te dienen; in spoedeisende gevallen geldt een termijn van 24 uur. De commissie beslist over de in behandelingneming van die voorstellen bij de aanvang van de vergadering.

Art. 20 Termijnagenda

  • 1. Aan iedere commissie wordt ten minste eenmaal per kwartaal ter vaststelling een termijnagenda voorgelegd.

  • 2. De commissies hebben het recht onderwerpen aan de termijnagenda toe te voegen.

  • 3. De termijnagenda bevat, in volgorde van de te behandelen onderwerpen, de hoofdpunten van het beleid behorende tot het terrein van de commissie.

Art. 21 Presentielijst

Ieder lid tekent, voordat hij aan de vergadering deelneemt, de presentielijst. Aan het einde van de vergadering wordt deze lijst door de secretaris afgesloten en ondertekend.

Art. 22 Quorum

De vergadering van een commissie wordt niet gehouden, indien blijkens de presentielijst niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Art. 23 Nieuwe vergadering

Wanneer het volgens art. 22 vereiste aantal leden niet is opgekomen, kan door de voorzitter onmiddellijk een nieuwe vergadering worden belegd, met een tussentijd van ten minste 24 uur. Deze vergadering vindt doorgang, ook als niet aan het bepaalde in art. 22 wordt voldaan.

Art. 24 Gecombineerde vergadering

  • 1. Ter beoordeling van de voorzitters kunnen twee of meer commissies gezamenlijk vergaderen.

  • 2. Een dergelijke gecombineerde vergadering wordt door één van de voorzitters, door hen in onderling overleg bepaald, voorgezeten.

  • 3. De artikelen 22 en 23 zijn van overeenkomstige toepassing.

Art. 25 Verslag

  • 1. Van het verhandelde in de vergadering wordt een verslag gemaakt. Dit verslag wordt zo mogelijk in de eerstvolgende vergadering aan de orde gesteld en vastgesteld.

  • 2. De leden hebben het recht een voorstel tot verandering te doen.

  • 3. Van het in het eerste lid gestelde kan per commissie worden afgeweken, in die zin dat een andere vorm van verslaglegging wordt afgesproken en het verslag in een van de volgende vergaderingen aan de orde wordt gesteld en vastgesteld.

  • 4. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag gemaakt, waaromtrent geheim-houding wordt opgelegd, tenzij de commissie anders beslist. Het verslag wordt vastgesteld in een besloten vergadering, voorafgaand aan de eerstvolgende openbare commissievergadering.

Hoofdstuk III Beraadslaging

Art. 26 Spreektijd

  • 1. De commissie kan op voorstel van de voorzitter, bij de aanvang van of tijdens de vergadering, regels stellen ten aanzien van de spreektijd van de leden, zowel in eerste termijn als in eventuele volgende termijnen.

  • 2. Ingeval spreektijden zijn afgesproken, ziet de voorzitter in overleg met de secretaris toe op het naleven van de afgesproken spreektijden.

Art. 27 Woord voeren

  • 1. Niemand voert het woord dan na het aan de voorzitter verzocht en van deze verkregen te hebben. De voorzitter verleent het woord in de volgorde waarin het is gevraagd.

  • 2. Van de volgorde kan worden afgeweken, indien een lid het woord vraagt voor het stellen van een vraag om inlichtingen over een in behandeling zijnd onderwerp, een persoonlijk feit, of voor het indienen van een voorstel van orde. De voorzitter stelt het lid dat het woord verlangt voor een persoonlijk feit, in de gelegenheid een beknopte aanduiding van dat feit te geven.

  • 3. Een spreker mag in zijn of haar rede worden onderbroken, echter alleen via tussenkomst van de voorzitter.

Art. 28 Tot de orde roepen

  • 1. Indien een spreker van het onderwerp in beraadslaging afwijkt, wijst de voorzitter de spreker hierop en roept deze tot de orde.

  • 2. Indien een spreker beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen bezigt, of op welke wijze dan ook de orde verstoort, wordt zij of hij door de voorzitter vermaand en in de gelegenheid gesteld de woorden die tot de vermaning aanleiding hebben gegeven, terug te nemen.

  • 3. Onder “beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen” worden in ieder geval begrepen het naar het oordeel van de voorzitter doen van uitlatingen of uitingen, in welke vorm dan ook, met een racistisch, seksistisch of anderszins discriminatoir karakter.

  • 4. De voorzitter kan aan de commissie voorstellen beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen niet in het verslag op te nemen.

Art. 29 Ontnemen van het woord

  • 1. Indien een spreker voortgaat van het onderwerp af te wijken, beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen te gebruiken, de orde te verstoren of niet voldoet aan de uitnodiging van de voorzitter zijn of haar rede te beëindigen wegens het verstrijken van de toegestane spreektijd, ontneemt de voorzitter hem het woord.

  • 2. In de zitting waarin het in het eerste lid vermelde plaats heeft gehad, mag de spreker aan wie het woord is ontnomen, of de spreker die na te zijn vermaand zijn woorden niet heeft teruggenomen, aan de beraadslagingen over het in bespreking zijnde onderwerp niet meer deelnemen.

Art. 30 Verwijderen

Een spreker die voortgaat beledigende en onbehoorlijke uitdrukkingen als bedoeld in art. 28, derde lid, te bezigen, wordt na op de consequenties daarvan te zijn gewezen uit de vergadering verwijderd en van de presentielijst afgevoerd.

Art. 31 Orde van de vergadering

Het in art. 28, tweede lid, en de artikelen 29 en 30 vermelde is eveneens van toepassing op leden die zich schuldig maken aan het daar omschrevene, hoewel zij het woord niet van de voorzitter hadden verkregen.

Art. 32 Schorsing

De voorzitter kan in bijzondere gevallen, alsmede tot handhaving van de orde, de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen of sluiten.

Art. 33 Wijze van beraadslaging

  • 1. Beraadslaging over elk aan de orde gesteld onderwerp vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. In bijzondere gevallen kan de commissie indien aan de voorzitter daartoe de wens kenbaar is gemaakt, gelegenheid openen in een derde termijn het woord te voeren.

  • 2. Niemand voert in dezelfde termijn tweemaal het woord.

  • 3. Indien de voorzitter oordeelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, stelt hij de commissie voor de beraadslaging te sluiten. Over dit voorstel wordt zonder beraadslaging gestemd.

Art. 34 Besluitvorming

  • 1. Besluiten van de commissie worden bij meerderheid van stemmen van het aantal aanwezige commissieleden genomen.

  • 2. Indien in een voltallige vergadering de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 3. Bij staking van stemmen in een niet voltallige vergadering wordt in de eerstvolgende vergadering opnieuw gestemd. Wanneer de stemmen in deze vergadering wederom staken, wordt het voorstel eveneens geacht te zijn verworpen.

Art. 35 Sluiting

De voorzitter sluit de vergadering zodra alle aan de orde gebrachte onderwerpen zijn behandeld of sluiting de commissie wenselijk voorkomt.

Hoofdstuk IV Overig

Art. 36 Toehoorders

  • 1. Tot de openbare commissievergaderingen worden zoveel toehoorders op de voor het publiek bestemde plaatsen toegelaten als de voorzitter bepaalt.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring is de toehoorders verboden. Zij mogen de orde en rust van de vergadering niet verstoren, dit ter beoordeling van de voorzitter. Zij dienen zich te onthouden van uitingen of uitlatingen als bedoeld in art. 28. Indien zij zich niet aan dit voorschrift houden, worden zij onmiddellijk uit de vergadering verwijderd.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor de handhaving van het in het tweede lid bedoelde voorschrift.

Art. 37 Insprekers/vragenstellers

  • 1. In het eerste half uur van de vergadering wordt aan het publiek de mogelijkheid geboden het woord te voeren of vragen te stellen over aangelegenheden die te maken hebben met het beleidsterrein van de desbetreffende commissie.

  • 2. Personen die van dit spreekrecht gebruik wensen te maken, dienen dit ten minste 24 uur vóór aanvang van de vergadering te melden aan de secretaris van de commissie, onder opgave van hun naam en het onderwerp waarover zij het woord willen voeren.

  • 3. De volgorde van de sprekers wordt door de voorzitter bepaald.

  • 4. De voorzitter bepaalt, indien hij dit nodig acht, de spreektijd.

  • 5. De commissieleden kunnen desgewenst in eerste termijn op de inspreker reageren. De voorzitter beslist na overleg met de commissie of vervolgens een tweede termijn noodzakelijk is. De opzet van een eventuele tweede termijn is gelijk aan die van de eerste termijn.

  • 6. Voor onderwerpen die op de agenda staan, kan een inspreker zich tot 24 uur vóór de vergadering melden bij de secretaris. Insprekers krijgen in eerste termijn maximaal drie minuten spreektijd en in een eventuele tweede termijn maximaal twee minuten.

  • 7. Stadsdeelraden of hun dagelijks bestuur worden, indien een commissie dan wel zijzelf het wenselijk achten, in de gelegenheid gesteld de behandeling van onderwerpen waarbij de belangen van het stadsdeel zijn betrokken, bij te wonen en het standpunt van het stadsdeel te verdedigen. Zo mogelijk dient de stadsdeelraad of zijn dagelijks bestuur hiervan tevoren mededeling te doen aan de secretaris van de desbetreffende commissie.

  • 8. Voor het eventueel verdedigen van een minderheidsstandpunt kan een vertegenwoordiger van een minderheid van de stadsdeelraad eveneens in de gelegenheid worden gesteld, tijdens een commissievergadering het woord te voeren.

  • 9. Omtrent de spreektijd van de in dit artikel bedoelde personen kan de commissie regels stellen.

  • 10. Insprekers dienen zich te onthouden van beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen als bedoeld in art. 28. Indien een inspreker zich niet aan dit voorschrift houdt, wordt deze op last van de voorzitter uit de vergadering verwijderd.

Art. 38 Rookverbod

Het is niet toegestaan te roken in de ruimte waar de vergadering plaatsvindt.

Art. 39 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 7 maart 2002.