Verordening inzake het recht van onderzoek

Geldend van 07-03-2002 t/m heden

Intitulé

Verordening inzake het recht van onderzoek

Inhoud

Art. 1

  • 1. Een voorstel tot het instellen van een onderzoek zoals bedoeld in art. 155a, eerste lid, van de Gemeentewet, moet schriftelijk worden ingediend.

  • 2. Alvorens te besluiten tot het instellen van een onderzoek als bedoeld in art. 155a, eerste lid, van de Gemeentewet kan de Gemeenteraad besluiten tot het (laten) verrichten van een voorbereidend onderzoek.

  • 3. De Gemeenteraad kan dit voorbereidend onderzoek opdragen aan een commissie bestaande uit leden uit haar midden.

  • 4. De commissie aan wie het voorbereidend onderzoek is opgedragen, beschikt niet over de bevoegdheden als vermeld in de artikelen 155b, 155c en 155d van de Gemeentewet.

Art. 2

  • 1. Indien de Gemeenteraad besluit tot het instellen van een onderzoek als bedoeld in art. 155a, eerste lid, van de Gemeentewet stelt hij een onderzoekscommissie in als bedoeld in art. 155a, derde lid, van de Gemeentewet, bestaande uit vijf leden, van wie de Gemeenteraad een lid aanwijst als voorzitter.

  • 2. Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek en een toelichting. Het onderwerp van onderzoek dient betrekking te hebben op een onderdeel of aspect van het door het College of de Burgemeester gevoerde bestuur.

  • 3. De onderzoekscommissie blijft bestaan totdat de Gemeenteraad heeft besloten haar te ontbinden.

Art. 3

  • 1. Indien, hangende het onderzoek, de onderzoekscommissie van mening is dat de omschrijving van het onderwerp van onderzoek gewijzigd dient te worden, doet zij de Gemeenteraad een voorstel de omschrijving te wijzigen.

  • 2. Omtrent een voorstel beslist de Gemeenteraad zo spoedig mogelijk.

Art. 4

  • 1. Alvorens te beginnen met het horen van personen bericht de voorzitter van de commissie de Gemeenteraad omtrent de tijd die naar verwachting nodig zal zijn voor het onderzoek.

  • 2. Indien het zich naar het oordeel van de commissie laat aanzien dat het onderzoek niet zal zijn afgerond binnen de daarvoor aangegeven tijd, doet de voorzitter van de commissie daarvan melding aan de Gemeenteraad.

Art. 5

  • 1. De onderzoekscommissie vergadert op door haar te bepalen tijdstippen.

  • 2. De vergaderingen van de onderzoekscommissie vinden alleen doorgang als ten minste drie van de vijf commissieleden aanwezig zijn.

  • 3. De vergaderingen, niet-zijnde hoorzittingen, zijn besloten.

  • 4. Van de vergaderingen wordt een verslag gemaakt, dat niet in de openbaarheid wordt gebracht.

Art. 6

  • 1. Van het horen van personen als bedoeld in art. 155b, eerste lid, van de Gemeentewet wordt een integraal verslag gemaakt, dat als bijlage bij de bevindingen van de commissie wordt gevoegd.

  • 2. Het verslag van een verhoor als bedoeld in art. 155c, zesde lid, van de Gemeentewet is vertrouwelijk.

Art. 7

  • 1. De onderzoekscommissie kan, indien dit haar gewenst voorkomt, ter voorbereiding op het horen in beslotenheid informatieve gesprekken voeren. Er bestaat geen verschijningsplicht bij dergelijke gesprekken.

  • 2. De onderzoekscommissie kan ook andere personen als bedoeld in art. 155b, eerste lid, van de Gemeentewet oproepen te worden gehoord, met dien verstande dat deze personen niet verplicht zijn gehoor te geven aan een daartoe strekkende oproep.

Art. 8

  • 1. De openbare kennisgeving als bedoeld in art. 155c, vijfde lid, van de Gemeentewet vindt plaats door middel van een mededeling in dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen en via internet.

  • 2. De oproep van de onderzoekscommissie als bedoeld in art. 155d, eerste lid, van de Gemeentewet en als bedoeld in art. 6, tweede lid, van deze verordening gaat in ieder geval vergezeld van het besluit van de Gemeenteraad als bedoeld in art. 155a, tweede lid, en de onderhavige verordening.

Art. 9

  • 1. De voorzitter van de onderzoekscommissie regelt de gang van zaken tijdens de hoorzitting. De hoorzitting kan door hem worden geschorst.

  • 2. De voorzitter kan, indien de orde tijdens de zitting dat naar zijn oordeel vereist, een of meer aanwezigen de toegang tot de hoorzitting ontzeggen, de zitting zonder hen voortzetten of de zitting staken.

Art. 10

De bevindingen van de onderzoekscommissie worden op schrift gesteld en openbaar gemaakt.

Na afloop van het onderzoek of zo dikwijls de onderzoekscommissie het nodig oordeelt dan wel de Gemeenteraad daartoe besluit, doet de onderzoekscommissie van haar verrichtingen verslag aan de Gemeenteraad.

Art. 11

  • 1. De Gemeenteraad wijst in overleg met de voorzitter van de commissie een medewerker van de griffie aan als secretaris van de onderzoekscommissie en, afhankelijk van de omvang van het onderzoek, tevens een plaatsvervangend secretaris.

  • 2. De voorzitter van de commissie kan onder opgaaf van redenen om extra ambtelijke ondersteuning verzoeken.

  • 3. Omtrent een verzoek als bedoeld in het tweede lid beslist de Gemeenteraad binnen twee weken na de ontvangst daarvan.

  • 4. Indien ambtenaren, belast met de ambtelijke ondersteuning van de onderzoekscommissie, ambtshalve aanwezig zijn bij een besloten hoorzitting als bedoeld in art. 155c, zesde lid, van de Gemeentewet, bewaren zij geheimhouding over hetgeen hun tijdens deze zitting ter kennis komt.

Art. 12

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening inzake het recht van onderzoek.

Art. 13

Deze verordening treedt in werking op 7 maart 2002.