Verordening bodemsanering Amsterdam 2006

Geldend van 08-07-2006 t/m heden

Intitulé

Verordening bodemsanering Amsterdam 2006

Deze regeling wordt aangehaald als de Verordening Bodemsanering Amsterdam 2006

Inhoud

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het College: het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • b.

    de wet: de Wet bodembescherming;

  • c.

    saneringsplan: een plan als bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de wet;

  • d.

    evaluatieverslag: een verslag als bedoeld in artikel 39c, eerste lid, van de wet;

  • e.

    nazorgplan: een plan als bedoeld in artikel 39d, eerste lid, van de wet.

Artikel 2 Procedurele bepalingen

  • 1. Op de voorbereiding van een beschikking zoals bedoeld in de artikelen 29 en 39 van de wet is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Het College kan besluiten dat afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet wordt toegepast indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat aan die procedure geen behoefte bestaat.

Artikel 3 Wijze van melden

  • 1. Voor de melding, bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet wordt gebruik gemaakt van een door het College vastgesteld formulier.

  • 2. Het meldingsformulier en het rapport van het nader onderzoek worden in viervoud bij Burgemeester en Wethouders ingediend.

  • 3. Voor de aanvraag tot het nemen van een beschikking op grond van artikel 29, eerste lid, onder a, van de wet zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Het saneringsplan

  • 1. Het saneringsplan wordt in viervoud ingediend bij het College.

  • 2. Onverminderd de eisen, die op grond van artikel 39, eerste lid van de wet aan het saneringsplan worden gesteld, worden in het saneringsplan de gegevens opgenomen als neergelegd in bijlage 1 bij deze verordening.

  • 3. Het overleggen van de gegevens als neergelegd in bijlage 1 bij deze verordening kan achterwege worden gelaten indien naar het oordeel van het College:

    • a.

      bij de indiening van het plan duidelijk is aangegeven welke gegevens ontbreken;

    • b.

      deugdelijk gemotiveerd wordt aangegeven waarom die gegevens ontbreken;

    • c.

      die gegevens niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het saneringsplan.

Artikel 5 Melding wijziging saneringsplan

Bij een melding inzake wijziging van het saneringsplan als bedoeld in artikel 39, vierde lid van de wet worden de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    alle gegevens die afwijken van het saneringsplan waarmee het College heeft ingestemd;

  • b.

    de reden van afwijking;

  • c.

    de inhoud van de afwijking;

  • d.

    de gevolgen van de afwijking voor de oorspronkelijk beoogde sanerings-doelstelling en ter uitvoering daarvan de te treffen saneringsmaatregelen.

Artikel 6 Melding start en einde sanering

  • 1. Degene die voornemens is te saneren doet uiterlijk vijf werkdagen voor de feitelijke aanvang van de werkzaamheden schriftelijk melding bij het College van de datum waarop de werkzaamheden aanvangen.

  • 2. Degene die heeft gesaneerd doet uiterlijk vijf werkdagen na beëindiging van de saneringswerkzaamheden schriftelijk melding bij het College van de datum waarop de werkzaamheden zijn beëindigd. Voor de toepassing van dit lid worden bij saneringswerkzaamheden nazorgmaatregelen niet inbegrepen.

Artikel 7 Het evaluatieverslag

  • 1. Degene die heeft gesaneerd dient uiterlijk vijftien weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden bij het College een evaluatieverslag met betrekking tot de sanering in viervoud in, waarbij zo nodig afzonderlijk wordt gerapporteerd over de sanering van de grond en van het grondwater.

  • 2. Onverminderd de eisen die op grond van artikel 39c, eerste lid van de wet aan een evaluatieverslag worden gesteld, worden in het evaluatieverslag de gegevens opgenomen als neergelegd in bijlage 2 bij deze verordening.

  • 3. Het overleggen van de gegevens als neergelegd in bijlage 2 bij deze verordening kan achterwege worden gelaten indien naar het oordeel van het College:

    • a.

      bij de indiening van het plan duidelijk is aangegeven welke gegevens ontbreken;

    • b.

      deugdelijk gemotiveerd wordt aangegeven waarom die gegevens ontbreken;

    • c.

      die gegevens niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het evaluatieverslag.

Artikel 8 Het nazorgplan

  • 1. Het nazorgplan wordt uiterlijk binnen zes weken na de toezending van het evaluatieverslag in viervoud bij het College ingediend.

  • 2. Onverminderd de eisen, die op grond van artikel 39d van de wet aan het nazorgplan worden gesteld, worden in het nazorgplan de gegevens opgenomen als neergelegd in bijlage 3 bij deze verordening.

  • 3. Het overleggen van de gegevens als neergelegd in bijlage 3 bij deze verordening kan achterwege worden gelaten indien naar het oordeel van het College:

    • a.

      bij de indiening van het plan duidelijk is aangegeven welke gegevens ontbreken;

    • b.

      deugdelijk gemotiveerd wordt aangegeven waarom die gegevens ontbreken;

    • c.

      die gegevens niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het nazorgplan.

Artikel 9 Sanering vanwege het College

Op saneringen vanwege het College zijn de artikelen 2 tot en met 8 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 Strafbaarstelling

Overtreding van het bepaalde bij artikel 6 is een strafbaar feit en wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 11 Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de krachtens artikel 18.4, derde lid van de Wet milieubeheer aangewezen personen.

Artikel 12 Intrekking

De Verordening Bodemsanering Amsterdam 1999, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 6 oktober 1999, nr. 555 (Gemeenteblad 1999, afd. 3, nr. 99).

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na die van bekendmaking in het Gemeenteblad.

Artikel 14 Citeertitel

Bijlage 1 Aanvullende gegevens voor het saneringsplan

a. algemene gegevens:

1. het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt;

2. een recente (maximum 3 maanden oude) kadastrale kaart, waarop het geval van bodemverontreiniging en de oppervlakte van het te saneren gedeelte is aangegeven;

3. een uittreksel van het kadaster waaruit de eigendomssituatie blijkt en dat niet langer dan drie maanden voor de indiening van het saneringsplan door het kadaster is afgegeven;

4. het huidig en eventueel toekomstig gebruik van de bodem;

5. de naam en het adres van degene die een zakelijk of een persoonlijk recht heeft op het grondgebied, bedoeld onder 1, alsmede van de gebruiker daarvan;

6. de naam en het adres van degene in wiens opdracht de sanering zal plaatsvinden;

7. een tijdschema met een eventuele fasering, waarbij in ieder geval de datum waarop met de sanering naar verwachting zal worden begonnen is aangegeven;

8. een specificatie van de bij de uitvoering van de sanering betrokken bedrijven en instanties, voor zover deze ten tijde van het indienen van het saneringsplan bekend zijn;

9. een overzicht van de benodigde vergunningen, meldingen en instemmingen om het werk te kunnen uitvoeren;

10. de wijze waarop belanghebbenden bij de uitvoering van de sanering zullen worden betrokken;

11. de wijze van milieukundige begeleiding;

b. keuze saneringsvariant:

1. indien slechts een deel van de verontreiniging wordt verplaatst: het verzoek om een besluit te nemen op grond van artikel 40, eerste lid, van de wet;

2. indien na de sanering verontreiniging in de bodem aanwezig blijft: een argumentatie op grond waarvan dit gebeurt;

c. de te nemen maatregelen:

1. een beschrijving van de te treffen (geo)hydrologische en technische voorzieningen met de gekozen dimensionering en de invloed hiervan op de omgeving;

2. een beschrijving van de veiligheids- en arbeidshygiënische aspecten;

3. een beschrijving van de maatregelen die milieuhygiënisch ongewenste effecten en overlast als gevolg van de sanering voorkomen of zoveel mogelijk beperken;

4. gegevens over de kwaliteit van het eventueel te gebruiken aanvulmateriaal;

5. grondbalans.

Bijlage 2 Aanvullende gegevens voor het evaluatieverslag

a. algemene gegevens:

1. adres van de locatie;

2. naam, adres van de opdrachtgever;

3. naam van de locatie met kadastrale gegevens, coördinaten van het werk en de oppervlakte van het gesaneerde deel;

4. samenvatting van de verontreinigingssituatie, de bodemopbouw en de geohydrologie, volgend uit bodemonderzoeken (met rapportnummers);

5. type sanering: deelsanering / gefaseerde sanering / volledige sanering;

6. doelstelling van de sanering voor grond, grondwater, met verwijzing naar het (goedgekeurde) saneringsplan (met rapportnummer) en de goedkeurings-beschikking (met beschikkingnummer);

7. naam, adres directievoerder, aannemer, milieukundige begeleider, tank-saneerder;

8. nummer bestek, indien er een bestek bestaat;

9. veiligheidsklassen, veiligheids- en gezondheidsplan (ontwerpfase en uitvoeringsfase);

b. vergunningen:

1. opsomming van vergunningen en meldingen die van belang zijn voor de uitvoering van de sanering (ook meldingen aan arbeidsinspectie, verkeerspolitie, wegbeheerder, bouwstoffenbesluit etc.);

2. data van verstrekking en inwerkingtreding van deze vergunningen (nummer vermelden);

3. verstrekte afvalstroomnummers;

c. werkzaamheden voor grondsanering:

1. start en einddatum van de periode waarop het evaluatieverslag betrekking heeft, alsmede de totale duur van de grondsanering;

2. beschrijving van de voorbereidende werkzaamheden, zoals sloop van opstallen, inrichting van werkterrein en uitvoering van verkeersmaatregelen, overleg met omgeving of projectgroep;

3. maatregelen voor kabels en leidingen;

4. wijze van bemalen en zuiveren van het grondwater voor ontgraving in den droge (filterstelling, debiet, gemeten invloed op de omgeving zoals zettingen influentconcentraties);

5. overzicht van de hoeveelheid vrijgekomen grond (uitgedrukt in tonnen en kubieke meters) en de bestemming daarvan (inclusief de wijze van verwerking en afvalstroomnummers) verdeeld in de volgende categorieën:

  • ongereinigd storten;

  • reinigen;

  • ongereinigd hergebruiken;

  • tijdelijke opslag;

6. overzicht van de hoeveelheden overige vrijgekomen materialen (zoals eventueel vrijkomende verontreinigde klinkers en ondergrondse tanks) en hun bestemmingen;

7. afmetingen van de ontgravingen;

8. inrichting van gronddepot(s);

9. beschrijving van de tijdens de uitvoering aangetroffen afwijkingen ten opzichte van de in het saneringsplan beschreven situatie en gegevens waaruit blijkt dat dit gemeld is bij Burgemeester en Wethouders;

10. eventueel aangelegd onttrekkingssysteem voor een nog uit te voeren grondwatersanering;

d. grondwatersanering/bodemluchtonttrekking:

1. start en einddatum van de periode waarop het evaluatieverslag betrekking heeft, alsmede de totale duur van de grondwatersanering;

2. wijze van injecteren, onttrekken en zuiveren van water en lucht bij in-situ-technieken (bijvoorbeeld filterstelling, debieten en vrachten verontreiniging);

3. beschrijving van de tijdens de uitvoering aangetroffen afwijkingen ten opzichte van de in het saneringsplan beschreven situatie of prognoses;

4. wijze van onttrekken en zuiveren van het grondwater;

e. bemonstering bij grondsanering:

1. bespreking van analyseresultaten controlemonsters en de consequenties daarvan;

2. bespreking van analyseresultaten depotmonsters, monsters afgevoerde grond e.d. en de consequenties daarvan;

3. bespreking van analyseresultaten effluentmonsters (bouwputmaling) in relatie tot de verleende vergunning(en);

4. certificaten van kwaliteitsgegevens van de aanvulgrond en steenachtige bouwmaterialen;

f. bemonstering bij grondwatersanering:

1. bespreking van analyseresultaten influentmonsters voor het volgen van het verloop van de sanering;

2. bespreking analyseresultaten van effluentmonsters in relatie tot de verleende vergunning(en);

3. bespreking analyseresultaten monsters uit peilbuizen;

g. conclusies en aanbevelingen:

1. uiteenzetting of is voldaan aan de doelstellingen van de bodemsanering zoals die zijn geformuleerd in het saneringsplan en de goedkeuringsbeschikking;

2. omschrijving redenen van eventuele afwijkingen van het saneringsplan;

h. bijlagen en tabellen bij het evaluatieverslag:

1. locatiekaart;

2. begrenzing van het saneringsterrein met uittreksel uit het kadaster;

3. verontreinigingsituatie uit het nader onderzoek of saneringsplan;

4. ontgraving volgens het saneringsplan;

5. kaart met het tijdens de sanering ontgraven gebied met dieptes en talud ingetekend;

6. kaart locatie van bemaling en lozingspunt tijdens de grondsanering;

7. overzicht in-situ-maatregelen;

8. overzicht grondwateronttrekking (debieten, totale onttrokken hoeveelheid, eventueel de vracht aan onttrokken verontreinigen);

9. eventueel grafische weergave van de analyseresultaten, debieten, onttrokken vrachten etc.;

10. kaart met locatie van onttrekkingssysteem voor grondwatersanering of in-situ-sanering;

11. kaart met locaties van genomen bodemmonsters;

12. kaart met locaties van peilbuizen met filterstelling;

13. grondbalans;

14. certificaten met betrekking tot ondergrondse tanks;

15. afvoerbewijs van eventueel vrijgekomen chemische afvalstoffen (zoals sludge), inclusief afvalstroomnummers en bestemming;

16. analyseresultaten van grond- en grondwatermonsters en toetsing (“nacontrole”);

17. analysecertificaten van eventueel aangevoerde grond en toetsing;

18. overzicht van de bij de sanering betrokken instanties en bedrijven;

19. toetsingstabel en referentiekader;

20. kadastrale tekening met eventuele restverontreiniging;

21. lijst van klachten tijdens de uitvoering en de afhandeling hiervan;

22. lijst van calamiteiten tijdens de uitvoering en de afhandeling hiervan;

23. een overzicht van de werkelijk gemaakte kosten van de sanering;

i. overige tekeningen / kaarten:

1. ontgravingskaart:

  • ontgravingsgebieden (diepten);

  • ontgravingsvoorzieningen (damwanden etc);

  • ligging tijdelijke voorzieningen;

2. grondkaart:

  • aard en omvang restverontreinigingen (grond en grondwater);

  • kadastrale kaart van restverontreinigingen;

  • aard en omvang gebruiksbeperkingen;

  • plaats van toepassing van herschikkinggrond;

  • plaats van toepassing van grond afkomstig buiten de locatie;

3. grondwatersaneringskaart:

  • ligging van voorzieningen (b.v. drains en pompen);

  • invloed op omgeving en mogelijke effecten (isohypsen);

4. kabel- en leidingenkaart.

Bijlage 3 Aanvullende gegevens voor het nazorgplan

a. overzicht organisatie:

1. overzicht betrokken instanties (naam- en adresgegevens contactpersonen), taken en verantwoordelijkheden;

2. verantwoordelijkheden (juridisch/organisatorisch/financieel);

3. administratieve werkzaamheden;

b. aanvangssituatie:

1. gehalten en plaats (grond/grondwater en locatie) van de restverontreiniging;

2. beschrijving locatie en omgeving: geohydrologie, kwetsbare objecten;

c. maatregelen:

onderhoud en investering:

1. indien de restverontreiniging wordt geïsoleerd:

  • de wijze waarop de instandhouding van de isolerende voorzieningen worden gewaarborgd en gecontroleerd;

  • de wijze waarop het betrokken grondgebied in verband met het isoleren van de verontreiniging wordt beheerd;

  • een beschrijving van de verwachte ontwikkelingen in het ruimtegebruik;

  • de relatie tussen restverontreiniging en eventuele gebruiksbeperkingen;

2. indien de restverontreiniging wordt gemonitord:

  • een monitoringsplan met bemonsteringsfrequentie, geplande activiteiten met actiewaarden, ijkmomenten en verwachte tijdsduur;

  • een onderbouwing van dit monitoringsplan middels een inschatting van de te verwachten mobiliteit/verspreiding;

  • plaats en filterstelling monitoringspeilbuizen;

  • een beschrijving van de verwachte ontwikkelingen in het ruimtegebruik;

  • wijze waarop het ruimtegebruik de ontwikkelingen beïnvloedt;

  • toets of de voorgestelde maatregelen adequaat zijn met het oog op doelstellingen. Een rol hierbij spelen de aard van de maatregelen, de frequentie en de duur;

d. overig:

1. beschrijving welke beperkingen van het terreingebruik noodzakelijk zijn als gevolg van de restverontreiniging of nazorgmaatregelen;

2. welke risico’s de nazorg bedreigen;

3. een beschrijving van de maatregelen om te zorgen dat de saneringsmaatregelen in stand blijven;

4. een beschrijving van de evaluatie van de nazorg;

5. hoe wordt gehandeld wanneer de feitelijke situatie afwijkt van de beoogde situatie;

6. een beschrijving van hoe wordt gehandeld bij calamiteiten, met vermelding van aanspreekpunt;

7. een beschrijving hoe wordt gehandeld wanneer het terreingebruik of de bestemming verandert;

8. benodigde vergunningen, meldingen;

9. veiligheids- en arbeidshygiënische aspecten.