Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Geldend van 01-01-2007 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    college: het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam;

  • c.

    persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • d.

    algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • e.

    gebruikelijke zorg: de normale dagelijkse ondersteuning die partners, ouders of inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gemeenschappelijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden;

  • f.

    mantelzorger: een persoon, die mantelzorg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b. van de wet verleent;

  • g.

    eigen bijdrage: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een individuele voorziening in natura, of een persoonsgebonden budget door de persoon met beperkingen betaald moet worden;

  • h.

    eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bedrag dat een persoon met beperkingen bijdraagt bij het gebruik van een voorziening, waarbij de hoogte van het bedrag is gerelateerd aan de besparing op het gebruik of de aanschaf van een algemeen gebruikelijke voorziening die vanwege het gebruik van de voorziening niet meer door de persoon met beperkingen hoeft te worden betaald;

  • i.

    meerkosten: kosten die uitgaan boven kosten die als algemeen gebruikelijk zijn te beschouwen;

  • j.

    voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • k.

    financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening;

  • l.

    persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de persoon met beperkingen een of meer aan hem te verlenen individuele voorzieningen kan huren of kopen, en waarop de in deze verordening en door het college vastgestelde regels van toepassing zijn;

  • m.

    budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend;

  • n.

    woonruimteaanpassing: ingreep die gericht is op het opheffen of aanzienlijk verminderen van restricties die een persoon met beperkingen ondervindt bij het normale gebruik van de woonruimte;

  • o.

    hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de persoon met beperkingen met een postadres is ingeschreven;

  • p.

    gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de persoon met beperkingen vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken;

  • q.

    logeerbaar maken: toegankelijk maken van de woonruimte en toegankelijk en bruikbaar maken van maximaal één woonkamer, één slaapkamer, één toilet en één douche;

  • r.

    woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

  • s.

    standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

  • t.

    woonschip: schip dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt of is bestemd is voor bewoning;

  • u.

    hulp bij het huishouden: het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem die of dat leidt of dreigt te leiden tot het disfunctioneren van de verzorging van het huishouden van de persoon met beperkingen dan wel van de leefeenheid waartoe hij behoort, te verlenen door een instelling;

  • v.

    uitraasruimte: een ruimte waarin een persoon met beperkingen die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

  • 1. Het college stelt in aanvulling op deze verordening een limitatieve lijst met algemene voorzieningen en een limitatieve lijst met individuele voorzieningen vast.

  • 2. Een algemene of individuele voorziening wordt slechts toegekend voorzover:

    • a.

      deze voor hulp bij het huishouden noodzakelijk is en bij de overige algemene of individuele voorzieningen langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op te heffen of aanzienlijk te verminderen

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt

    • c.

      deze in overwegende mate op de persoon met beperkingen is gericht en

    • d.

      de kosten van de voorziening in redelijke verhouding staan tot de resterende technische levensduur van de woonruimte, het vervoermiddel of de rolstoel.

  • 3. In ieder geval wordt geen algemene of individuele voorziening toegekend als:

    • a.

      de persoon met beperkingen niet woonachtig is in de gemeente Amsterdam

    • b.

      een algemeen gebruikelijke voorziening adequaat is voor die situatie waarvoor de voorziening wordt aangevraagd

    • c.

      de voorziening voor de persoon met beperkingen algemeen gebruikelijk is

    • d.

      op grond van enige andere regeling aanspraak op de voorziening bestaat

    • e.

      door een ander bestuursorgaan dan het college een voorziening wordt aangeboden die voor de persoon met beperkingen beschikbaar is

    • f.

      een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de persoon met beperkingen zijn toe te rekenen

    • g.

      er aan de zijde van de persoon met beperkingen geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd of

    • h.

      de aanvraag betrekking heeft op kosten die de persoon met beperkingen voorafgaand aan het beschikken op de aanvraag heeft gemaakt.

  • 4. Een individuele voorziening wordt alleen toegekend indien een algemene voorziening niet aanwezig is of niet tot een adequate oplossing leidt.

  • 5. In ieder geval wordt geen woonvoorziening toegekend als:

    • a.

      de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw of

    • b.

      de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen of

    • c.

      de aanvraag voorzieningen betreft aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamergewijs verhuurde woonruimten en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

  • 6. Het college stelt regels vast wanneer bij een woonruimteaanpassing en een vervoers-voorziening wordt afgeweken van de in het tweede lid onder b. genoemde goedkoopst adequate voorziening.

Paragraaf 2 Aanvraag

Artikel 3 Aanvraag

Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviseur die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Paragraaf 3 Voorbereiding

Artikel 4 Samenhangende afstemming

  • 1. Het college stelt de naam en plaats van de loketten vast waar zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen om voorzieningen krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) kunnen worden ingediend.

  • 2. De wijze van verkrijging van individuele voorzieningen wordt samenhangend afgestemd op de situatie van de persoon met beperkingen.

Artikel 5 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1. Het college kan, wanneer dit nodig is voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie de aanvraag is ingediend oproepen om in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip:

    • a.

      om hem om inlichtingen te vragen of

    • b.

      om hem door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen of te laten onderzoeken.

  • 2. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviseur om advies vragen indien de aanvraag betreft:

    • a.

      een persoon die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend;

    • b.

      hulp bij het huishouden;

    • c.

      een aanvraag die betrekking heeft op tenminste twee van de drie volgende terreinen: woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen of rolstoelen;

    • d.

      een woonruimteaanpassing.

  • 3. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviseur om advies vragen indien:

    • a.

      het college voornemens is de gevraagde voorziening om medische redenen af te wijzen;

    • b.

      het college dat noodzakelijk vindt.

  • 4. De door het college aangewezen adviseur geeft het advies op grond van zijn deskundigheid en door het college vastgestelde regels. De door het college aan te wijzen adviseur kan beschikken over een van de volgende deskundigheden: medische kennis, sociale kennis, psychologische kennis, ergonomische kennis of technische kennis.

Paragraaf 4 Wijze van verstrekking van algemene en individuele voorzieningen

Artikel 6 Algemene voorzieningen

Een algemene voorziening wordt verstrekt in natura of als financiële tegemoetkoming. Het college stelt vast in welke situatie of bij welke algemene voorziening welke wijze van verstrekking plaatsvindt.

Artikel 7 Individuele voorzieningen

Een individuele voorziening wordt verstrekt in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties er overwegende bezwaren bestaan om de keuze tussen een voorziening in natura of als persoonsgebonden budget te bieden.

Artikel 8 Inhoud van de beschikking

De beschikking tot verlening van een voorziening voor een bepaalde periode bevat de geldigheidsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de persoon met beperkingen dient te voldoen alvorens tot verstrekking van de voorziening wordt overgegaan.

Artikel 9 Voorziening in natura

Indien een individuele voorziening in natura wordt verstrekt, wordt een bruikleenovereen-komst of een dienstverleningsovereenkomst gesloten.

Artikel 10 Financiële tegemoetkoming

  • 1. Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de hoogte van financiële tegemoetkomingen.

  • 2. De beschikking tot toekenning van een financiële tegemoetkoming bevat het bedrag van de tegemoetkoming, de voorwaarden voor de verlening, het doel van de tegemoetkoming en de geldigheidsduur.

Artikel 11 Persoonsgebonden budget

  • 1. Het college stelt het bedrag van het persoonsgebonden budget vast en wijst een budgethouder aan die verantwoording over de besteding van het budget verschuldigd is.

  • 2. De beschikking tot toekenning van een persoonsgebonden budget bevat de hoogte van het budget, de looptijd van het budget, de voorwaarden met betrekking tot het budget, waaronder de verantwoording van de besteding van het budget, en de minimale voorwaarden waaraan de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget is verleend moet voldoen.

  • 3. Het college stelt regels vast met betrekking tot de wijze van verantwoording van het budget bij de verschillende voorzieningen.

  • 4. Roerende zaken die met een persoonsgebonden budget in eigendom zijn aangeschaft kunnen zonder toestemming van het college niet worden vervreemd of verhuurd.

Paragraaf 5 Beslistermijn

Artikel 12 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een voorziening binnen acht weken na ontvangst daarvan.

  • 2. Het college beslist, in afwijking van het eerste lid, op een aanvraag voor een woonruimteaanpassing binnen zestien weken na ontvangst daarvan.

  • 3. Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen; hiervan doet hij voor afloop van de in het eerste en tweede lid gestelde termijn, mededeling aan de aanvrager.

Paragraaf 6 Intrekking, wijziging en terugvordering

Artikel 13 Wijzigingen in de situatie

  • 1. De persoon met beperkingen aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • 2. Het college kan de persoon met beperkingen, na toekenning van een voorziening op grond van deze verordening, oproepen teneinde vast te stellen of de omstandigheden die hebben geleid tot toekenning van de voorziening, gewijzigd zijn. Artikel 5 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Intrekken en wijzigen van een beschikking tot verlening van een voorziening

  • 1. Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen, indien:

    • a.

      de persoon met beperkingen niet heeft voldaan of niet meer voldoet aan de voorschriften gesteld krachtens deze verordening;

    • b.

      de persoon met beperkingen onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

    • c.

      de beschikking onjuist was en de persoon met beperkingen dit wist of had behoren te weten.

  • 2. Het college kan een beschikking tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget intrekken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget niet binnen de door het college gestelde termijn na uitbetaling is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 15 Terugvordering

  • 1. Na ontvangst van de verantwoording wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat om over te gaan tot terugvordering of verrekening van het verstrekte bedrag.

  • 2. Een betaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget wordt geheel of gedeeltelijk teruggevorderd nadat tot geheel of gedeeltelijke intrekking of wijziging daarvan is besloten.

  • 3. Een voorziening in natura wordt teruggevorderd nadat tot geheel of gedeeltelijke intrekking of wijziging daarvan is besloten.

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 16 Nadere regels

Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de in dit hoofdstuk genoemde algemene voorzieningen.

Paragraaf 2 Woonvoorzieningen

Artikel 17 Algemeen

  • 1. Het college verstrekt alleen een algemene woonvoorziening die aantoonbare beperkingen bij het normaal gebruik van de woning compenseert.

  • 2. De door het college te verstrekken algemene woonvoorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een kleine woningaanpassing in natura;

    • b.

      een kleine woningaanpassing middels een financiële tegemoetkoming in de kosten.

  • 3. De door het college te verstrekken kleine woningaanpassing in natura bestaat uitsluitend uit:

    • a.

      een douchezitje;

    • b.

      beugels;

    • c.

      een verhoogde toiletpot;

    • d.

      verwijderen van drempels.

Paragraaf 3 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 18 Algemeen

  • 1. Het college verstrekt alleen een algemene vervoersvoorziening die beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen compenseert.

  • 2. De door het college te verstrekken algemene voorziening bestaat uit een collectieve vervoersvoorziening in natura.

  • 3. Bij het gebruik van het collectief vervoer is een eigen aandeel in de kosten verschuldigd.

  • 4. Het college stelt de hoogte van het eigen aandeel in de kosten vast.

Artikel 19 Omvang in gebied en in kilometers

  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een vervoersvoorziening worden verstrekt als zich een situatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de persoon met beperkingen zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de persoon met beperkingen noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 3. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer mogelijk maken.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 20 Nadere regels

  • 1. Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de in dit hoofdstuk genoemde individuele voorzieningen.

  • 2. De kosten van een individuele voorziening waaronder technische aanpassingen dienen in redelijke verhouding te staan tot de resterende technische levensduur van het object waaraan of waarin de voorziening wordt uitgevoerd.

Paragraaf 2 Hulp bij het huishouden

Artikel 21 Algemeen

  • 1. Het college verstrekt alleen een individuele voorziening voor hulp bij het huishouden ter compensatie van:

    • a.

      aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden;

    • b.

      problemen die zich voordoen bij de uitvoering van mantelzorg.

  • 2. De door het college te verstrekken individuele voorziening kan bestaan uit hulp bij het huishouden in natura.

  • 3. Bij het verstrekken van de individuele voorziening hulp bij het huishouden is een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 4. Het college stelt de hoogte van de eigen bijdrage jaarlijks vast.

  • 5. Een individuele voorziening voor hulp bij het huishouden wordt niet toegekend als gebruikelijke zorg mogelijk is voor de situatie waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

Artikel 22 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de individuele voorziening huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

  • Klasse 1: 0 tot en met 1,9 uur per week;

  • Klasse 2: 2 tot en met 3,9 uur per week;

  • Klasse 3: 4 tot en met 6,9 uur per week;

  • Klasse 4: 7 tot en met 9,9 uur per week;

  • Klasse 5: 10 tot en met 12,9 uur per week;

  • Klasse 6: 13 tot en met 15,9 uur per week.

Paragraaf 3 Woonvoorzieningen

Artikel 23 Algemeen

  • 1. Het college verstrekt alleen een individuele woonvoorziening ter compensatie van:

    • a.

      aantoonbare beperkingen bij het normaal gebruik van de woning;

    • b.

      een op basis van aantoonbare beperkingen aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon met beperkingen tot rust kan komen.

  • 2. De door het college te verstrekken individuele voorziening bestaat uit:

    • a.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting;

    • b.

      een woonruimteaanpassing;

    • c.

      individuele voorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard;

    • d.

      onderhoud, keuring en reparatie van elektromechanische voorzieningen;

    • e.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting;

    • f.

      een financiële tegemoetkoming in verband met huurderving;

    • g.

      een financiële tegemoetkoming in verband met het verwijderen van woonruimteaanpassingen;

    • h.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van een uitraasruimte.

  • 3. De voorzieningen genoemd in het tweede lid onder a., c. en e. worden verstrekt aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

  • 4. Een financiële tegemoetkoming voor de in het tweede lid onder b., f., g. en h. genoemde voorzieningen wordt verstrekt aan de eigenaar van de woonruimte.

Artikel 24 Uitsluitingen en nadere voorwaarden

  • 1. Een individuele woonvoorziening wordt geweigerd indien:

    • a.

      de persoon met beperkingen zijn woonruimte zonder recht of titel bewoont, of bewoont op basis van een tijdelijke huurovereenkomst

    • b.

      de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak

    • c.

      de persoon met beperkingen verhuisd is vanuit of naar een woonruime die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling, een verzorgings- of verpleeghuis of een andere mede door de AWBZ gefinancierde woonruimte, er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden

    • d.

      ten tijde van het betrekken van de woonruimte door de persoon met beperkingen te voorzien was dat in deze woonruimte beperkingen bij het normale gebruik van de woonruimte zouden worden ondervonden

    • e.

      de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing uit een voor de persoon met beperkingen geschikte woning en er voor die verhuizing geen dringende noodzaak was

    • f.

      de persoon met beperkingen niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college

    • g.

      deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, trapliften en extra trapleuningen of

    • h.

      de ondervonden beperkingen in de woonruimte voortvloeien uit de aard van de in de woonruimte gebruikte materialen of uit de slechte staat van onderhoud van de woonruimte.

  • 2. Een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting wordt geweigerd indien de persoon met beperkingen voor het eerst zelfstandig gaat wonen.

Artikel 25 Hoofdverblijf woonvoorziening

  • 1. Een woonvoorziening wordt slechts verstrekt indien de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan voor het logeerbaar maken van een andere woonruimte dan waar de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft, eenmaal een financiële tegemoetkoming worden verstrekt als het hoofdverblijf van de persoon met beperkingen is in een AWBZ-instelling.

Artikel 26 Kosten van verhuizing en inrichting

  • 1. Voor een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten kan in aanmerking komen:

    • a.

      een persoon met beperkingen;

    • b.

      een persoon die ten behoeve van een persoon met beperkingen een aangepaste woonruimte ontruimt.

  • 2. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten indien:

    • a.

      de persoon met beperkingen verhuist binnen de gemeente Amsterdam, dan wel verhuist vanuit de gemeente Amsterdam naar elders in Nederland

    • b.

      de huuropzegging niet heeft plaatsgevonden voordat de aanvraag is ingediend of

    • c.

      de persoon met beperkingen niet verhuist in verband met aanvaarding van een werkkring elders.

Artikel 27 Aanpassing van woonwagens

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen indien de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag van een woonvoorziening bij de gemeente met een vergunning op de standplaats stond.

Artikel 28 Aanpassing van woonschepen

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip, indien het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag in de gemeente een legale ligplaats heeft ingenomen.

Artikel 29 Aanpassing aan binnenschepen

Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingkosten van een binnenschip indien:

  • a.

    de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf zoals bedoeld in artikel 1, tweede lid onderdeel v van het Binnenschepenbesluit, en

  • b.

    domicilie is gekozen in Amsterdam, blijkens het openbaar register voor schepen.

Paragraaf 4 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 30 Algemeen

  • 1. Het college verstrekt alleen een individuele vervoersvoorziening die beperkingen die zich voordoen bij het zich lokaal verplaatsen compenseert.

  • 2. De door het college te verstrekken individuele voorziening bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      een al dan niet aangepaste voorziening in natura in de vorm van:

      1. een bruikleenauto;

      2. een gesloten buitenwagen;

      3. een open elektrische buitenwagen;

      4. een ander verplaatsingsmiddel;

    • b.

      of een tegemoetkoming in de kosten van:

      1. aanpassing van een eigen auto;

      2. gebruik van een bruikleenauto;

      3. gebruik van een taxi, een eigen auto, een gesloten buitenwagen, een open elektrische buitenwagen of vervoer door derden;

      4. gebruik van een rolstoeltaxi;

      5. aanschaf, aanpassing, gebruik van een ander verplaatsingsmiddel;

      6. onderhoud, reparatie en verzekering;

      7. stallingkosten;

      8. een parkeervoorziening;

      9. het overbruggen van een zeer korte afstand.

Artikel 31 Omvang in gebied en in kilometers

  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een vervoersvoorziening worden verstrekt als zich een situatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de persoon met beperkingen zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de persoon met beperkingen noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 3. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer mogelijk maken.

Paragraaf 5 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 32 Algemeen

  • 1. Het college verstrekt alleen een rolstoelvoorziening ter compensatie van beperkingen bij:

    • a.

      het verplaatsen in en om de woning die regelmatig zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maakt of

    • b.

      sportbeoefening.

  • 2. De door het college te verstrekken voorziening bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      een al dan niet aangepaste voorziening in natura in de vorm van:

      1. een rolstoel voor verplaatsing binnen de woonruimte;

      2. een rolstoel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte;

    • b.

      of een financiële tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel.

Artikel 33 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

Een persoon met beperkingen die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling komt uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 34 Aanwijzing adviesorgaan

  • 1. Het college is bevoegd, om met betrekking tot de indicatiestelling, of een nader te benoemen gedeelte daarvan, op basis van deze verordening te leveren voorzieningen het alleenrecht te verlenen aan het Centrum Indicatiestelling Zorg.

  • 2. Het college voert deze bevoegdheid uitsluitend uit met inachtneming van de beginselen van het Europees Verdrag.

Artikel 35 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon met beperkingen afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 36 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en door het college vastgestelde bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 37 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2007.

Artikel 38 Overgangsbepalingen

  • 1. De beschikkingen op grond van de Verordening voorzieningen gehandicapten blijven van kracht ten aanzien van besluiten op aanvragen voor financiële tegemoetkomingen in verhuis- en inrichtingskosten die ingediend zijn voor 1 januari 2007.

  • 2. In ieder geval wordt geen algemene of individuele voorziening toegekend indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder op grond van de Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de persoon met beperkingen zijn toe te rekenen.

Artikel 39 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.