Regeling vervallen per 21-09-2009

Verordening huisvestingsvoorzieningen primair onderwijs Amsterdam 2006

Geldend van 08-03-2006 t/m 20-09-2009

Intitulé

Verordening huisvestingsvoorzieningen primair onderwijs Amsterdam 2006

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: verzoek om bekostiging van een voorziening;

  • b.

    aanvrager: het bevoegd gezag dat een aanvraag voor bekostiging van een voorziening heeft ingediend;

  • c.

    advies Onderwijsraad: een advies van de Onderwijsraad over de vaststelling van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, als bedoeld in artikel 95, negende lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • d.

    beslissing gedeputeerde staten: de beslissing van gedeputeerde staten in een geschil als bedoeld in artikel 110, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • e.

    bevoegd gezag: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs bekostigde openbare of bijzondere school die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw dat zich bevindt op het grondgebied van het stadsdeel;

  • f.

    bouwplan: het geheel van bouwbescheiden dat uiteindelijk bepalend is voor de beslissing tot beschikbaarstelling van het bedrag ten behoeve van de goedgekeurde huisvestingsvoorziening, te weten het programma van eisen, het voorlopig en definitief ontwerp en de bestekbescheiden;

  • g.

    burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van Amsterdam;

  • h.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het stadsdeel als bedoeld in de Verordening op de stadsdelen;

  • i.

    dislocatie: een gebouw, al dan niet met een permanente bouwaard, dat op een bepaald tijdstip voor geen van de gebruikers het hoofdgebouw is en dat voorziet in de tijdelijke huisvestingsbehoefte van een school;

  • j.

    eigendomsoverdracht: de eigendomsoverdracht als bedoeld in artikel 110, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • k.

    gemeenteraad: de gemeenteraad van Amsterdam;

  • l.

    gezamenlijke akte: de akte als bedoeld in artikel 110, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • m.

    gymnastiekruimte: ruimte die geschikt is voor het onderwijs in lichamelijke oefening;

  • n.

    nevenvestiging: deel van een school dat door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • o.

    noodlokaal: verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 15 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

  • p.

    overzicht: het overzicht van de niet in het kader van de vaststelling van het programma ingewilligde aanvragen als bedoeld in artikel 96 van de Wet op het primair onderwijs;

  • q.

    permanent gebouw: schoolgebouw dat door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 60 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

  • r.

    primair onderwijs: het basisonderwijs alsmede het speciaal basisonderwijs;

  • s.

    programma: het programma als bedoeld in artikel 95 van de Wet op het primair onderwijs;

  • t.

    school: school voor basisonderwijs en school voor speciaal basisonderwijs;

  • u.

    stadsdeeloverzicht: het overzicht van de niet in het kader van de vaststelling van het programma ingewilligde aanvragen dat door het dagelijks bestuur van het stadsdeel wordt vastgesteld en dat de basis vormt voor het door het dagelijks bestuur van het stadsdeel vast te stellen overzicht;

  • v.

    stadsdeelprogramma: het programma dat door de stadsdeelraad wordt vastgesteld en dat de basis vormt voor het door de gemeenteraad vast te stellen programma;

  • w.

    deelraad: de deelraad als bedoeld in de Verordening op de stadsdelen;

  • x.

    verhuur: het gebruik van een onderwijsgebouw door derden, niet zijnde onderwijsgebruik of gebruik ten behoeve van culturele,maatschappelijke of recreatieve doeleinden;

  • y.

    voor blijvend gebruik bestemde voorziening: voorziening in de huisvesting die, volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, 15 jaren of langer noodzakelijk is;

  • z.

    voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening: voorziening in de huisvesting die, volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II bij deze verordening, niet langer dan 15 jaren noodzakelijk is;

  • aa.

    voorziening: één van de voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van deze verordening;

  • ab.

    wet: Wet op het primair onderwijs.

Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting

Voor de toepassing van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:

  • a.

    de voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen bestaande uit:

    1° nieuwbouw voor een school die voor het eerst voor rijksbekostiging in aanmerking is gebracht, dan wel nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw waarin een school is gehuisvest, al dan niet op dezelfde locatie;

    2° uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;

    3° gehele of gedeeltelijke ingebruikneming van een bestaand gebouw ten behoeve van de huisvesting van een school;

    4° verplaatsing van één of meer bestaande noodlokalen ten behoeve van de huisvesting van een school;

    5° terrein voorzover benodigd voor de realisering van een onder a sub 1° tot en met 4°, omschreven voorziening;

    6° inrichting met onderwijsleerpakket voor het basisonderwijs en het speciaal basisonderwijs, voorzover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is respectievelijk zijn gebracht;

    7° inrichting met meubilair voor zover deze nog niet eerder voor bekostiging van rijks- of gemeentewege in aanmerking is gebracht;

    8° medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is, waaronder begrepen een ruimte die geschikt is voor onderwijs in lichamelijke oefening in het primair onderwijs;

    9° huur van een ruimte of terrein voor het onderwijs;

    10° plaatsen buitenberging, plaatsen fietsenstaanders, plaatsen erfscheiding;

  • b.

    aanpassingen aan gebouwen bestaande uit één of meer activiteiten zoals onderscheiden in bijlage I bij deze verordening;

  • c.

    onderhoud aan gebouwen bestaande uit één of meer activiteiten zoals onderscheiden in bijlage I bij deze verordening;

  • d.

    herstel van een constructiefout bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of eigen bederf, alsmede uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet manifest geworden materiële schade onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie;

  • e.

    herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw, schade aan het onderwijsleerpakket voor het primair onderwijs en schade aan het meubilair als gevolg van brand, storm of inbraak, alsmede herstel en vervanging van schade aan dak, dakgoten en hemelwaterafvoeren van een gebouw als gevolg van vandalisme;

  • f.

    aanpassingen aan of rond het gebouw, gericht op verbetering van de veiligheid;

  • g.

    aanpassingen aan of rond het gebouw in verband met bijzondere omstandigheden.

Artikel 3 Vaststelling vergoeding voorzieningen

  • 1. Bij de vaststelling van het in het programma te vermelden bedrag wordt een onderscheid gemaakt tussen vooraf genormeerde bedragen en bedragen gebaseerd op de feitelijk onvermijdelijke kosten per geval. De genormeerde bedragen worden bepaald op basis van bijlage IV bij deze verordening.

  • 2. Voor voorzieningen waarvoor in bijlage IV bij deze verordening geen normering is opgenomen, geschiedt de vaststelling van het bedrag op basis van de door het dagelijks bestuur noodzakelijk geachte kosten.

Artikel 4 Informatieverstrekking

  • 1. Het bevoegd gezag verstrekt aan het dagelijks bestuur gegevens die noodzakelijk zijn voor een adequate uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. Ter uitvoering hiervan kunnen door het dagelijks bestuur nadere aanwijzingen worden gegeven.

  • 3. Bij de gegevensverstrekking wordt gebruikgemaakt van een door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier.

Hoofdstuk 2 Bepalingen

Paragraaf 2.1 Aanvragen stadsdeelprogramma

Artikel 5 Indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor opneming van een gewenste voorziening op het stadsdeelprogramma dat betrekking heeft op het jaar volgend op het jaar van vaststelling, wordt vóór 1 februari van het jaar van vaststelling door het bevoegd gezag ingediend bij het dagelijks bestuur.

  • 2. Indien de aanvraag niet vóór 1 februari is ingediend, besluit het dagelijks bestuur de aanvraag niet te behandelen. Het besluit de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken na ontvangst van de ingediende aanvraag.

Artikel 6 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag

  • 1. De aanvraag vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de naam van de school en, voorzover van toepassing, het gebouw ten behoeve waarvan de voorziening is bestemd;

    • d.

      welke voorziening wordt aangevraagd;

    • e.

      de noodzaak en omvang van de gewenste voorziening;

    • f.

      de geplande aanvangsdatum van uitvoering van de voorziening;

    • g.

      een schatting van de noodzakelijke kosten. Indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onder a, sub 3°, sub 4°, sub 5° en 9° en onder b tot en met g, worden de verwachte kosten onderbouwd met een gespecificeerde prijsopgave.

  • 2. In aanvulling op de in het eerste lid vermelde gegevens gaat de aanvraag vergezeld van:

    • a.

      de opgave van het te verwachten aantal leerlingen van de school waarvoor de voorziening is bestemd op basis van de prognose als bedoeld in bijlage II bij deze verordening;

    • b.

      de aanduiding van de gewenste plaats waar de voorziening moet worden gerealiseerd, indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onder a, onderdelen 1° tot en met 4°;

    • c.

      een rapportage waaruit de bouwkundige noodzaak blijkt indien het een voorziening betreft bestaande uit nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw, uit onderhoud aan een gebouw van een school voor basisonderwijs of uit herstel van een constructiefout.

  • 3. Bij het ontbreken van één of meer gegevens deelt het dagelijks bestuur dit vóór 15 februari van het jaar van indiening schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om vóór 15 maart van het jaar van indiening de ontbrekende gegevens aan te vullen. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet heeft verstrekt vóór 15 maart, kan het dagelijks bestuur beslissen de aanvraag niet te behandelen.

  • 4. De beslissing om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen twee weken na het verstrijken van de termijn als bedoeld in het derde lid.

Paragraaf 2.2 Afstemming

Artikel 7 Afstemming

  • 1. Alvorens het dagelijks bestuur het stadsdeelprogramma en het stadsdeeloverzicht zal vaststellen en alvorens het overleg bedoeld in artikel 8 zal plaatsvinden, wordt het voorstel afgestemd met de dagelijkse besturen van de stadsdelen. Voor het overleg in verband met de afstemming worden tevens de door de bevoegde gezagsorganen van de niet door de gemeente in stand gehouden scholen aan te wijzen vertegenwoordigers uitgenodigd.

  • 2. Vóór 1 juni vindt ter afstemming overleg plaats met de dagelijkse besturen van de stadsdelen en de besturen van scholen voor bijzonder onderwijs.

  • 3. De afstemming is erop gericht te voorkomen dat:

    • a.

      het niet door de gemeente in stand gehouden onderwijs niet op dezelfde voet wordt behandeld als het door de gemeente in stand gehouden onderwijs;

    • b.

      het dagelijks bestuur het programma en het overzicht vaststelt terwijl dit in strijd is met de belangen van de stadsdelen.

  • 4. De bevindingen van het afstemmingsoverleg worden opgenomen in een verslag, dat onderdeel uitmaakt van het door het dagelijks bestuur vast te stellen programma en overzicht.

Paragraaf 2.3 Overleg voorafgaand aan vaststelling stadsdeelprogramma en stadsdeeloverzicht; aanvraag advies onderwijsraad

Artikel 8 Overleg stadsdeelprogramma en stadsdeeloverzicht

  • 1. Alvorens het dagelijks bestuur het programma en het overzicht vaststelt, worden de bevoegde gezagsorganen in een overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen inhoud van dat voorstel naar voren te brengen.

  • 2. Het overleg als bedoeld in het eerste lid vindt plaats vóór 15 september. De bevoegde gezagsorganen worden ten minste twee weken vóór de door het dagelijks bestuur vastgestelde datum schriftelijk daarvan in kennis gesteld. Zij worden hierbij tevens in kennis gesteld van de voorgenomen inhoud van het voorstel.

  • 3. De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan het overleg als bedoeld in het eerste lid, kunnen vóór de in het tweede lid bedoelde datum hun zienswijze schriftelijk kenbaar maken aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur stelt de deelnemers aan het overleg hiervan in kennis.

  • 4. Van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen, van de tijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van het dagelijks bestuur op deze zienswijzen wordt door het dagelijks bestuur een verslag gemaakt. Het verslag wordt toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen.

  • 5. Indien een bevoegd gezag of het dagelijks bestuur een advies wenst van de Onderwijsraad over het voorstel met betrekking tot de voorgenomen inhoud van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting, dan wordt dit door het bevoegd gezag of het dagelijks bestuur tijdens het overleg als bedoeld in het eerste lid kenbaar gemaakt. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover het advies van de Onderwijsraad wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen deze onderwerpen en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting.

  • 6. De bevoegde gezagsorganen en het dagelijks bestuur worden in het overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen over een verzoek om advies van de Onderwijsraad. Het schriftelijke verzoek om advies en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen maken deel uit van het verslag van het overleg als bedoeld in het vierde lid.

  • 7. Het dagelijks bestuur is belast met de indiening van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad. Daarbij zorgen zij ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken, waaronder het schriftelijk verslag van het overleg met de daarin opgenomen zienswijzen, ontvangt die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek.

  • 8. Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het dagelijks bestuur toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, dan worden de bevoegde gezagsorganen door het dagelijks bestuur bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordeelt het dagelijks bestuur of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het dagelijks bestuur geeft dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies van de Onderwijsraad.

  • 9. Het nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt binnen twee weken plaats na toezending van het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde gezagsorganen. Het dagelijks bestuur maakt van dit overleg een verslag en voegt dit toe aan het verslag als bedoeld in het vierde lid.

Paragraaf 2.4 Vaststelling bedrag, stadsdeelprogramma en stadsdeeloverzicht

Artikel 9 Tijdstip vaststelling

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt het stadsdeelprogramma en het stadsdeeloverzicht vast.

  • 2. Indien geen aanvragen voor opname op het stadsdeelprogramma zijn ingediend en geen voorzieningen ten behoeve van het openbaar onderwijs worden gewenst, blijft vaststelling van het stadsdeelprogramma en stadsdeeloverzicht achterwege. Vaststelling van het stadsdeeloverzicht blijft eveneens achterwege indien alle gewenste voorzieningen op het stadsdeelprogramma zijn opgenomen.

  • 3. De stadsdeelraad stelt het bekostigingsplafond vast dat beschikbaar is voor de bekostiging van huisvestingsvoorzieningen.

  • 4. De bekendmaking van de beslissingen tot vaststelling van het stadsdeelprogramma en het stadsdeeloverzicht geschiedt binnen twee weken na de datum van vaststelling.

Artikel 10 Inhoud stadsdeelprogramma

  • 1. De aangevraagde voorzieningen waarmee in het jaar volgend op het jaar van vaststelling van het programma een aanvang kan worden gemaakt, komen, voor zover het dagelijks bestuur heeft vastgesteld dat geen van de in de wet opgenomen weigeringsgronden van toepassing is, in aanmerking voor plaatsing op het stadsdeelprogramma. Bij deze vaststelling past het dagelijks bestuur de regels toe met betrekking tot:

    • a.

      beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I bij deze verordening;

    • b.

      prognosecriteria als bedoeld in bijlage II bij deze verordening;

    • c.

      criteria ten aanzien van oppervlakte en indeling van schoolgebouwen als bedoeld in bijlage III bij deze verordening;

  • 2. Aan de hand van urgentiecriteria als bedoeld in bijlage V bij deze verordening neemt het dagelijks bestuur uitsluitend voorzieningen op in het stadsdeelprogramma voor zover het bedrag als bedoeld in artikel 9, derde lid, toereikend is.

  • 3. Naast de beoordeling als bedoeld in het eerste lid toetst het dagelijks bestuur de aangevraagde voorzieningen aan de met de desbetreffende bevoegde gezagsorganen gemaakte afspraken met betrekking tot de optimalisering van de huisvesting. Indien hiervan wordt afgeweken, vindt nader overleg plaats. Het dagelijks bestuur maakt in het stadsdeelprogramma melding van de afspraken en het eventueel gevoerde overleg.

  • 4. Ten aanzien van de in het stadsdeelprogramma opgenomen voorzieningen wordt door het dagelijks bestuur aangegeven:

    • a.

      het bedrag dat met de betreffende voorziening gemoeid is, hetzij op basis van de financiële normering als aangegeven in bijlage IV bij deze verordening hetzij op basis van noodzakelijkheid indien het een voorziening betreft waarvoor in bijlage IV bij deze verordening geen normering is opgenomen, dan wel de normering als richtinggevend dient te worden beschouwd, conform het bepaalde in artikel 3;

    • b.

      de urgentie van de betreffende voorziening op basis van de criteria als aangegeven in bijlage V bij deze verordening;

    • c.

      de voorwaarden betreffende ingebruikneming of buitengebruikstelling van gebouwen of lokalen.

Artikel 11 Inhoud stadsdeeloverzicht

  • 1. Het stadsdeeloverzicht bevat de voorzieningen die, gelet op het bepaalde in artikel 10, eerste lid, niet in het stadsdeelprogramma zijn opgenomen.

  • 2. Ten aanzien van elk van de in het stadsdeeloverzicht opgenomen voorzieningen wordt aangegeven waarom deze niet in het stadsdeelprogramma zijn opgenomen.

Paragraaf 2.5 Toezending stadsdeelprogramma en stadsdeeloverzicht aan burgemeester en wethouders

Artikel 12

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt vóór 1 oktober van het jaar waarin de aanvraag is ingediend, het stadsdeelprogramma en het stadsdeeloverzicht, tezamen met de daaraan ten grondslag liggende bescheiden aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Het dagelijks bestuur meldt eveneens vóór 1 oktober van het jaar waarin de aanvraag is ingediend, aan burgemeester en wethouders, indien als gevolg van het ontbreken van op te nemen voorzieningen de vaststelling van een stadsdeelprogramma en/of stadsdeeloverzicht achterwege is gebleven.

  • 3. Het programma en het overzicht worden door het college van burgemeester en wethouders uiterlijk op 31 december vastgesteld.

  • 4. Indien het programma, het overzicht en het bedrag niet uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend, zijn vastgesteld, worden de op het stadsdeelprogramma opgenomen voorzieningen in overeenstemming met de door het dagelijks bestuur vastgestelde bedragen geacht voor vergoeding in aanmerking te zijn gebracht. Bij de vaststelling van het programma en het overzicht gaat het college van burgemeester en wethouders uit van de door de dagelijkse besturen vastgestelde stadsdeelprogramma's en stadsdeeloverzichten. Het college van burgemeester en wethouders stelt hierbij vast of plaatsing op de stadsdeelprogramma's en stadsdeeloverzichten in overeenstemming met de bepalingen in de wet heeft plaatsgevonden.

  • 5. Indien het college van burgemeester en wethouders besluit af te wijken van het door het dagelijks bestuur vastgestelde stadsdeelprogramma en/of stadsdeeloverzicht vindt nader overleg plaats met het dagelijks bestuur.

  • 6. De bekendmaking van de beslissingen tot vaststelling van het programma en het overzicht geschiedt binnen vier weken na de datum van vaststelling.

Paragraaf 2.6 Uitvoering programma

Artikel 13 Overleg wijze van uitvoering

  • 1. Binnen zes weken na de vaststelling van het programma door het college van burgemeester en wethouders nodigt het dagelijks bestuur de aanvrager uit voor overleg over de wijze van uitvoering van de op het programma geplaatste voorziening. In het overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor de uitvoering van de voorziening. Daarbij worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over:

    • a.

      het bouwheerschap als bedoeld in de wet;

    • b.

      het tijdstip van indiening van het bouwplan en de begroting door de aanvrager;

    • c.

      een andere wijze van uitvoering van de beslissing met inachtneming van het beschikbaar te stellen bedrag;

    • d.

      de wijze waarop door het dagelijks bestuur toepassing wordt gegeven aan de toetsing van het bouwplan, alsmede aan de toetsing in verband met wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 14, derde lid;

    • e.

      de controle op en het afleggen van verantwoording over de besteding van de beschikbaar te stellen middelen.

  • 2. De gemaakte afspraken worden door het dagelijks bestuur schriftelijk vastgelegd en ter kennis gebracht van de aanvrager.

  • 3. Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 14, vierde lid, neemt het dagelijks bestuur binnen vier weken nadat de afspraken als bedoeld in het tweede lid zijn gemaakt, een beslissing over het tijdstip waarop het voor de voorziening noodzakelijk geachte bedrag beschikbaar wordt gesteld. Het bepaalde in artikel 15 is daarbij overeenkomstig van toepassing.

  • 4. Indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, deelt het dagelijks bestuur de aanvrager mee dat het niet kan instemmen met de door de aanvrager gewenste wijze van uitvoering.

Artikel 14 Goedkeuring bouwplan en begroting, toetsing wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden

  • 1. Nadat de afspraken als bedoeld in artikel 13, eerste en tweede lid, zijn gemaakt, dient de aanvrager voorafgaand aan het verlenen van een bouwopdracht en met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken het bouwplan en de desbetreffende begroting ter goedkeuring in bij het dagelijks bestuur.

  • 2. Binnen zes weken na ontvangst beslist het dagelijks bestuur over de goedkeuring van het bouwplan en de desbetreffende begroting, alsmede over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. Het dagelijks bestuur kan onder mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijn verlengen met drie weken. Indien niet binnen deze termijn is besloten, worden het bouwplan en de begroting geacht te zijn goedgekeurd en vangt de bekostiging aan op het door de aanvrager aangegeven tijdstip.

  • 3. Bij de beslissing als bedoeld in het tweede lid stelt het dagelijks bestuur eveneens vast of de feiten en omstandigheden waarin de school verkeert ten opzichte van de feiten en omstandigheden ten tijde van de vaststelling van het programma, al dan niet ingrijpend zijn gewijzigd. Indien zich naar het oordeel van het dagelijks bestuur ingrijpende wijziging van de feiten en omstandigheden heeft voorgedaan, maakt het dagelijks bestuur hiervan melding aan het desbetreffende bevoegd gezag. Bij een naar het oordeel van het dagelijks bestuur ingrijpende wijziging van de feiten en omstandigheden komt de voorziening alsnog niet voor bekostiging in aanmerking.

  • 4. De goedkeuring van het bouwplan, de goedkeuring van de begroting, de toetsing of voldaan wordt aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en de toetsing of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, kunnen achterwege blijven, als deze naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet nodig zijn, gezien de inhoud van de in het programma opgenomen voorziening. Het dagelijks bestuur doet hiervan mededeling aan de aanvrager in het overleg als bedoeld in artikel 13.

  • 5. De indiening van de in het eerste en het tweede lid bedoelde begroting blijft achterwege, indien het de uitvoering betreft van een voorziening als bedoeld in artikel 3, laatste volzin.

  • 6. De beslissing van het dagelijks bestuur als bedoeld in het tweede lid betreft dan uitsluitend de beoordeling van het bouwplan. Daarbij zijn de genoemde termijnen in het tweede lid overeenkomstig van toepassing.

  • 7. Nadat het dagelijks bestuur het bouwplan van de op het programma geplaatste voorziening waarop artikel 3, laatste volzin, van toepassing is, heeft goedgekeurd, overlegt de aanvrager met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken als bedoeld in artikel 13, tweede lid, aan het dagelijks bestuur de aan de aanvrager uitgebrachte offertes voor de uitvoering van de voorziening. Het dagelijks bestuur beslist binnen vier weken na ontvangst van de offertes over het bedrag dat definitief beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van de voorziening en over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang kan nemen. De beslissing wordt binnen twee weken na de datum van deze beslissing bekendgemaakt. Voor de vaststelling van het definitieve bedrag is in beginsel de offerte met de laagste prijsstelling bepalend.

Artikel 15 Aanvang bekostiging

Het dagelijks bestuur kan bij de beslissing als bedoeld in artikel 14, tweede lid, over het tijdstip waarop het voor de voorziening noodzakelijk geachte bedrag beschikbaar wordt gesteld, bepalen dat de beschikbaarstelling van de gelden in termijnen plaatsvindt. De beschikbaarstelling van de gelden geschiedt dan telkens op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen voortkomend uit de realisering van de op het programma geplaatste voorziening.

Artikel 16 Vervallen aanspraak op bekostiging

  • 1. De aanspraak op bekostiging van een voorziening vervalt, indien niet door de aanvrager vóór 1 juli van het tweede jaar volgend op het jaar van de vaststelling van het programma een bouwopdracht is verleend dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is gesloten en niet een afschrift hiervan vóór 1 augustus daaropvolgend aan het dagelijks bestuur is gezonden.

  • 2. De in de eerste volzin bedoelde bouwopdracht is onherroepelijk en vermeldt de aanvangsdatum van het werk en de termijn, uitgedrukt in het aantal werkbare dagen, binnen welk het werk wordt opgeleverd.

  • 3. De in de eerste volzin bedoelde overeenkomsten zijn onherroepelijk. In geval van een huur- of erfpachtovereenkomst wordt daarin de datum van inwerkingtreding vermeld, alsmede de duur van de overeenkomst. In geval van een koopovereenkomst wordt daarin de datum van aankoop vermeld.

  • 4. De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de termijn als bedoeld in het eerste lid veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen en de aanvrager vóór 1 mei van het tweede jaar volgend op de vaststelling van het programma een verzoek heeft ingediend bij het dagelijks bestuur tot verlenging van de termijn als bedoeld in het eerste lid.

  • 5. Het dagelijks bestuur beslist op het verzoek tot verlenging vóór 1 juni van het tweede jaar volgend op de vaststelling van het programma. Indien het verzoek wordt ingewilligd, wordt in het besluit aangegeven tot welke datum de termijn als bedoeld in het eerste lid wordt verlengd.

  • 6. Het dagelijks bestuur maakt er vóór 15 maart van het tweede jaar, volgend op het jaar van vaststelling, bij de aanvrager melding van, indien een afschrift van de bouwopdracht dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst niet is ontvangen. Het dagelijks bestuur wijst de aanvrager hierbij op het bepaalde in het eerste en het tweede lid van dit artikel.

  • 7. Indien de aanspraak op bekostiging is vervallen, treedt het dagelijks bestuur in overleg met het bevoegde gezag over het treffen van een regeling in verband met de reeds beschikbaar gestelde vergoeding van de kosten van bouwvoorbereiding als bedoeld in artikel 23.

Paragraaf 2.7 Aanvragen met spoedeisend karakter

Artikel 17 Indiening aanvraag

Een aanvraag om bekostiging van een voorziening in de huisvesting die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden en die niet eerder voor opname in het programma als bedoeld in artikel 5 kon worden ingediend, wordt ingediend bij het dagelijks bestuur.

Artikel 18 Inhoud aanvraag

  • 1. De aanvraag bevat in ieder geval de gegevens die op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, dienen te worden vermeld. In aanvulling daarop dient de aanvrager de volgende gegevens te verstrekken:

    • a.

      een nadere aanduiding van de omstandigheden die de voorziening in de huisvesting spoedeisend maken;

    • b.

      de reden waarom de voorziening in de huisvesting niet kon worden aangevraagd in het kader van een nog vast te stellen programma;

    • c.

      een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school, die voldoet aan de in bijlage II omschreven vereisten, tenzij het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2 onder a, onderdelen 6º tot en met 8º, en artikel 2 onder d, e en f;

    • d.

      een begroting van de kosten gemoeid met de uitvoering indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 3, derde lid, laatste volzin.

  • 2. Indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur één of meer gegevens als bedoeld in het eerste lid ontbreken, wordt dit binnen twee weken na datum van indiening van de aanvraag schriftelijk medegedeeld aan de aanvrager. De aanvrager heeft de gelegenheid de ontbrekende gegevens binnen twee weken na ontvangst van de mededeling in te dienen bij het dagelijks bestuur. Indien de aanvrager de vereiste ontbrekende gegevens niet binnen de in de vorige volzin bedoelde termijn heeft verstrekt, besluit het dagelijks bestuur de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 19 Tijdstip beslissing

  • 1. Het dagelijks bestuur neemt binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag, dan wel binnen vier weken nadat de aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt, een beslissing over de noodzaak van de aangevraagde voorziening. Voor de hoogte van de vergoeding is het gestelde in bijlage IV bij deze verordening bepalend. De uitvoering van de voorziening geschiedt volgens het bepaalde in artikel 21.

  • 2. Indien een beschikking niet binnen vier weken kan worden gegeven, stelt het dagelijks bestuur de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 20 Inhoud beslissing

  • 1. De aangevraagde voorziening wordt noodzakelijk geacht, indien het dagelijks bestuur heeft vastgesteld dat:

    • a.

      het treffen van de voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstel kan lijden;

    • b.

      de voorziening niet eerder voor opname in het programma als bedoeld in artikel 10 kon worden ingediend;

    • c.

      geen van de in de Wet op het primair onderwijs en in de Wet op de expertisecentra opgenomen weigeringsgronden van toepassing is. Bij deze vaststelling past het dagelijks bestuur de regels toe met betrekking tot:

      • de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I;

      • de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II;

      • de oppervlakte en indeling van gebouwen als bedoeld in bijlage III.

  • 2. De beslissing van het dagelijks bestuur kan betekenen dat slechts een gedeelte van de gewenste voorziening dan wel een andere dan de gevraagde voorziening als noodzakelijk wordt beschouwd.

  • 3. Indien de noodzaak van de aanvraag naar het oordeel van het dagelijks bestuur is aangetoond, wijst deze de voorziening toe en geeft met toepassing van artikel 3 aan welk bedrag voor de gewenste voorziening beschikbaar wordt gesteld.

  • 4. Binnen twee weken na de beslissing van het dagelijks bestuur wordt de beslissing bekendgemaakt.

Artikel 21 Uitvoering beslissing

  • 1. Na bekendmaking van de beslissing als bedoeld in artikel 20 treedt het dagelijks bestuur zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering. Het bepaalde in de artikelen 14 tot en met 16 is daarbij overeenkomstig van toepassing.

  • 2. In het overleg wordt vastgesteld vóór welke datum een bouwopdracht met daarin aangegeven de startdatum van de bouw moet zijn verleend dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst moet zijn gesloten, en vóór welke datum een afschrift daarvan aan het dagelijks bestuur moet zijn gezonden.

Artikel 22 Vervallen aanspraak bekostiging

  • 1. Indien niet vóór de in artikel 21, tweede lid, bedoelde datum een bouwopdracht is verleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is gesloten en een afschrift daarvan is gezonden aan het dagelijks bestuur, vervalt de aanspraak op bekostiging.

  • 2. De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de datum veroorzaakt wordt door bijzondere omstandigheden, die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, en de aanvrager uiterlijk vier weken vóór het verstrijken van deze datum een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend bij het dagelijks bestuur tot verlenging van de termijn.

  • 3. Dit verzoek schort het vervallen van de termijn op bekostiging op totdat het dagelijks bestuur op het verzoek heeft beslist. Indien het dagelijks bestuur het verzoek inwilligt, noemt het dagelijks bestuur een nieuwe datum waarop de aanspraak op vergoeding vervalt. Indien het dagelijks bestuur het verzoek afwijst, geldt de datum van beslissing op het verzoek als vervaldatum, met dien verstande dat deze datum niet vóór de oorspronkelijke vervaldatum kan liggen.

Paragraaf 2.8 Bekostiging bouwvoorbereiding

Artikel 23 Aanvraag

  • 1. Het bevoegd gezag waarvan de aangevraagde huisvestingsvoorziening op het programma is opgenomen dan wel waarvan het dagelijks bestuur heeft ingestemd met het treffen van een voorziening met een spoedeisend karakter kan een aanvraag indienen bij het dagelijks bestuur voor bekostiging van bouwvoorbereiding. Het betreft de voorbereiding voorafgaand aan het moment van aanbesteding van die voorziening.

  • 2. Het dagelijks bestuur beslist binnen acht weken over het beschikbaar te stellen bedrag voor de bouwvoorbereiding.

Paragraaf 2.9 Gebruik en bekostiging ruimte voor lichamelijke oefening

Artikel 24 Omvang gebruik

  • 1. Bij de toepassing van het bepaalde in deze paragraaf bedraagt de omvang van het bekostigde gebruik van een ruimte voor lichamelijke oefening door een school voor basisonderwijs, respectievelijk een school voor speciaal basisonderwijs als bedoeld in dit hoofdstuk maximaal het aantal klokuren per week per groep als vermeld in bijlage III bij deze verordening.

  • 2. In een ruimte voor het onderwijs in lichamelijke oefening, behorende bij een in lid 1 bedoelde school kan, indien deze ruimte uitsluitend ten behoeve van het in deze paragraaf bedoelde onderwijs wordt gebruikt, ten minste 26 klokuren onderwijs in lichamelijke oefening worden gegeven.

Artikel 25 Opgave en inroostering gebruik

  • 1. Het bevoegd gezag verstrekt jaarlijks vóór 1 juni aan het dagelijks bestuur een gespecificeerde opgave van het aantal klokuren dat de onder zijn gezag vallende scholen voornemens zijn per 1 augustus van het daaropvolgende schooljaar gebruik te maken van door de gemeente te bekostigen ruimten voor het onderwijs in lichamelijke oefening, alsmede de plaatsen waar het bedoelde onderwijs wordt gegeven. Bij de bepaling van het aantal klokuren wordt rekening gehouden met het maximale aantal klokuren per groep zoals is aangegeven in artikel 24, eerste lid.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt op basis van de ingediende opgaven een voorstel tot inroostering vast van het onderwijsgebruik door scholen voor primair onderwijs van de op het grondgebied van het stadsdeel gelegen gymnastiekruimten.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt een regeling op voor de wijze waarop de inroostering tot stand komt. Hierin wordt opgenomen dat medegebruik van een gymnastiekruimte slechts mogelijk is, voor zover er na inroostering van het aantal op basis van artikel 24, eerste lid, berekende aantal uren van de school die eigenaar is van het gymnastieklokaal, nog ruimte beschikbaar is.

  • 4. Indien het dagelijks bestuur niet instemt met het gemelde gebruik, maakt het dat onder opgave van redenen vóór 1 augustus aan het bevoegd gezag kenbaar.

  • 5. Bij de kennisgeving als bedoeld in het tweede lid kan het dagelijks bestuur andere dan de gewenste ruimten beschikbaar stellen.

Artikel 26 Vergoeding

Het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school voor primair onderwijs dat eigenaar is van een gymnastiekruimte ontvangt jaarlijks een vergoeding van het dagelijks bestuur. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld volgens het bepaalde in bijlage IV bij deze verordening op basis van de door het desbetreffende bevoegd gezag verstrekte gegevens en het op grond van artikel 25 vastgestelde rooster. Het maximale aantal voor vergoeding in aanmerking komende klokuren wordt op grond van artikel 24, eerste lid, vastgesteld. Wanneer sprake is van medegebruik van de gymnastiekruimte door een of meer scholen voor primair onderwijs, wordt voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding het aantal klokuren getotaliseerd.

Paragraaf 2.10 Berekening leegstand en regeling medegebruik en verhuur

Artikel 27 Leegstand

  • 1. Ten einde vast te stellen of sprake is van leegstand, bepaalt het dagelijks bestuur periodiek aan de hand van bijlage III bij deze verordening voor een school, dan wel indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, voor elke hoofdvestiging en nevenvestiging afzonderlijk:

    • a.

      de bruto-vloeroppervlakte van elk in gebruik zijnde gebouw;

    • b.

      per gebouw het aantal daarin maximaal te huisvesten groepen;

    • c.

      het aantal te huisvesten groepen leerlingen dat wordt berekend volgens de voorschriften zoals opgenomen in deze bijlage.

  • 2. De leegstand in een in gebruik zijnd schoolgebouw is het verschil tussen de getallen bedoeld in het eerste lid, onder b en c.

  • 3. Indien de uitkomst uit lid 2 het afstoten, het medegebruik of de verhuur van een gebouw mogelijk maakt, treedt het dagelijks bestuur hierover in overleg met het bevoegd gezag. Hierbij wordt rekening gehouden met de afspraken als bedoeld in artikel 10, lid 2.

  • 4. Met dagelijks bestuur wordt in dit artikel het dagelijks bestuur bedoeld dat aanspraak maakt op het gebouw, indien het niet meer door de school zal worden gebruikt.

Artikel 28 Medegebruik en verhuur

In verband met de toepassing van de artikelen 107 en 108 van de Wet op het primair onderwijs stelt het dagelijks bestuur een regeling vast voor het gebruik van een gedeelte van een gebouw of terrein, dat volgens de berekening in artikel 27 tijdelijk of gedurende een gedeelte van de dag niet nodig zal zijn voor de daar gevestigde school. De regeling houdt onder meer voorschriften in ter voorkoming van schade en van hinder voor het onderwijs en voor de wijze waarop de kosten van dat gebruik worden berekend.

Paragraaf 2.11 Einde gebruik gebouw of terrein door niet door de gemeente in stand gehouden school

Artikel 29 Einde gebruik/staat van onderhoud

  • 1. Het gebruik van een gebouw of terrein wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 1 augustus, volgend op de datum waarop de akte als bedoeld in artikel 110 van de Wet op het primair onderwijs is getekend of gedeputeerde staten een beslissing hebben genomen inzake een geschil omtrent de toepassing van artikel 110, eerste lid, van voormelde wet, beëindigd.

  • 2. Indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud aan het gebouw of terrein bedoeld in het eerste lid, dat tot de verantwoordelijkheid behoort van het bevoegd gezag en dat, gezien de ontvangen vergoedingsbedragen voor onderhoud, redelijkerwijs door het bevoegd gezag had kunnen worden uitgevoerd, wordt voordat de eigendomsoverdracht als bedoeld in artikel 110, vierde lid, van de wet op het primair onderwijs heeft plaatsgevonden, een staat van onderhoud opgemaakt.

  • 3. Het bevoegd gezag verstrekt aan het dagelijks bestuur alle inlichtingen die noodzakelijk zijn voor het opmaken van de staat van onderhoud. Het dagelijks bestuur kan bepalen dat het opmaken van een staat van onderhoud achterwege kan blijven.

  • 4. Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag. In dat overleg wordt, indien sprake is van verrekenbaar achterstallig onderhoud, vastgesteld welke elementen van het onderhoud door of voor rekening van het bevoegd gezag worden uitgevoerd. Indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, stellen partijen vast welke handelwijze wordt gevolgd.

Artikel 30 Herbestemming

Op een gebouw of terrein dat op grond van artikel 29, lid 1, aan de onderwijs-bestemming is onttrokken, zijn van toepassing de Gemeentelijke Richtlijnen voor de waardebepaling van terreinen en/of opstallen in het kader van intern-gemeentelijke beheersoverdrachten.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 31 Beslissing dagelijks bestuur in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur.

Artikel 32 Indexering

Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de bekostiging van voorzieningen bij op basis van de in bijlage IV, deel D, bij deze verordening opgenomen prijsindexen en systematiek van prijsbijstelling.

Artikel 33 Overgangsrecht

  • 1. Aanvragen voor voorzieningen in de huisvesting voor opneming in het onderwijshuisvestingprogramma 2007 die zijn ingediend bij de deelraad worden vanaf 8 maart 2006 geacht te zijn ingediend bij het dagelijks bestuur.

  • 2. Aanvragen voor voorzieningen in de huisvesting met een spoedeisend karakter die zijn ingediend vóór 8 maart 2006 worden conform de toen geldende wettelijke bepalingen door de gemeenteraad afgehandeld.

Artikel 34 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. De verordening kan worden aangehaald als: Verordening huisvestingsvoorzieningen primair onderwijs Amsterdam 2006.

  • 2. Dit besluit treedt in werking op 8 maart 2006.

raadsbesluit.17.27ia.3a.07.pdf (301 Kb)

raadsbesluit.17.27ib.3a.07.pdf (257 Kb)

raadsbesluit.17.27iia.3a.07.pdf (48 Kb)

raadsbesluit.17.27iib.3a.07.pdf (36 Kb)

raadsbesluit.17.27iiia.3a.07.pdf (341 Kb)

raadsbesluit.17.27iiib.3a.07.pdf (343 Kb)

raadsbesluit.17.27iva.3a.07.pdf (180 Kb)

raadsbesluit.17.27ivb.3a.07.pdf (509 Kb)

raadsbesluit.17.27va.3a.07.pdf (132 Kb)

raadsbesluit.17.27vb.3a.07.pdf (34 Kb)