Regeling vervallen per 01-01-2009

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2008

Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2008

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2008

Inhoud

Artikel 1 Parkeerbelastingen

Onder de naam van parkeerbelastingen worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het College van Burgemeester en Wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet (Staatsblad 1994, nr. 475) aangehouden register van opgegeven kentekens, als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • c.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, persoonlijke parkeermeters (het zgn. parkadammertje), voor het betalen van de parkeerbelasting ingerichte mobiele telefoons, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • d.

    centrale computer: een computer van de gemeente dan wel een computer van het bedrijf waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of ander communicatiemiddel;

  • e.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven, behorende bij de parkeerapparatuur;

  • f.

    vergunning: een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren (parkeervergunning) zoals geregeld en beschreven in de Parkeerverordening;

  • g.

    parkeerduurbeperking: beperking in tijdsduur van de Parkeerhandeling, alles overeenkomstig het bepaalde in de Parkeerverordening.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd, wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting, vermeld in art. 1, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

    • 1

      ° indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd, waaruit blijkt, wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder, maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

    • 2

      ° indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruikgemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel b, wordt geheven van degene aan wie de vergunning is verleend. De belastingplicht van de belasting, bedoeld in art. 1 onderdeel b, sluit de belastingplicht van de belasting, bedoeld in art. 1 onderdeel a, uit.

Artikel 4 Tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of een ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.

  • 2. De belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel b, is verschuldigd bij het verlenen van de vergunning.

Artikel 5 Tarief, tijdvak en maatstaf van heffing

Het tarief, het tijdvak en de maatstaf van heffing zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6 Wijze van heffing, termijn van betaling en restitutie

  • 1. De belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte, en wel door middel van het, bij aanvang van het parkeren, werpen van geld in parkeerapparatuur of door middel van het al dan niet elektronisch in werking stellen van parkeerapparatuur. Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op of via de parkeerapparatuur of in de daarbij geleverde gebruiksaanwijzing kennisgegeven. In afwijking van het hier voorafgaande bepaalde moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen twee maanden na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer. Het College van Burgemeester en Wethouders geeft regels omtrent de wijze van en voorschriften met betrekking tot de voldoening van deze belasting.

  • 2. De belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij het verlenen van de vergunning. Voldoen via een daartoe afgegeven machtiging tot automatische incasso wordt hier met betalen gelijkgesteld.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot de belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel b, in de loop van de zes maanden waarvoor de vergunning is verleend, eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing over zoveel volle kalendermaanden als er in die periode na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht nog resteren. De Parkeerverordening geeft de voorwaarden bij de beëindiging van de vergunning.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet terstond, inclusief de kosten van de naheffings-aanslag zoals bedoeld in art. 9, en voorzover van toepassing verhoogd met de andere kosten zoals bedoeld in art. 9, worden betaald.

Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing van parkeerapparatuurplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar en het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen bij besluit van het College van Burgemeester en Wethouders, gehoord de stadsdelen.

Artikel 8 Wielklem en wegsleepregeling

  • 1. In het gebied van stadsdeel Amsterdam Centrum wordt aan het voertuig een wielklem aangebracht tot zekerheid van de betaling van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a; in alle andere stadsdelen wordt een wielklem aangebracht in het geval van wanbetalen.

  • 2. Indien na het aanbrengen van de wielklem ten minste 24 uur zijn verstreken, wordt het voertuig naar een door de in art. 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats overgebracht en daar in bewaring gesteld.

Artikel 9 Kosten

  • 1. Voor een naheffingsaanslag voor de belasting als bedoeld in art.1, onderdeel a, alsmede voor het aanbrengen, respectievelijk het verwijderen van de wielklem en voor het overbrengen en bewaren worden kosten in rekening gebracht. De hoogte van het daarvoor in rekening te brengen bedrag is opgenomen in hoofdstuk 4 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Het bedrag van de voor de wielklem en voor het overbrengen en bewaren in rekening te brengen kosten, wordt in een voor bezwaar vatbare beschikking vast-gesteld.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders

Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van parkeerbelastingen.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Met ingang van de in het derde lid vermelde datum vervalt de Verordening parkeerbelastingen 2007, vastgesteld bij raadsbesluit van 27 december 2006, nr. 716 (Gemeenteblad 2006, afd. 3A, nr. 255/716), laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 14 februari 2007, nr. 53 (Gemeenteblad 2007, afd. 3A, nr. 23/53), met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2008.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Parkeerbelastingen 2008.

tarieventabelparkeerbelastingen2008.pdf (264 Kb)