Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening inburgering Amsterdam 2010

Geldend van 17-04-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening inburgering Amsterdam 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Amsterdam;

    • b.

      raad: de raad van de gemeente Amsterdam;

    • c.

      wet: de Wet inburgering;

    • d.

      inburgeringsplichtige: de inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de wet;

    • e.

      vrijwillige inburgeraar: de inburgeraar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder r, van de wet;

    • f.

      inburgeraar: de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar;

    • g.

      oudkomer: de inburgeringsplichtige oudkomer, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de wet;

    • h.

      nieuwkomer: de inburgeringsplichtige, die geen oudkomer is;

    • i.

      geestelijke bedienaar: de geestelijke bedienaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, van de wet;

    • j.

      trajectbegeleider: de functionaris, die de inburgeraar namens het college begeleidt ten behoeve van zijn inburgering;

    • k.

      inburgeringsvoorziening: de inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 19, derde lid, eerste volzin, van de wet;

    • l.

      taalkennisvoorziening: de taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 19, derde lid, tweede volzin, van de wet;

    • m.

      inburgeringstermijn: de termijn, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet;

    • n.

      uitkeringsgerechtigde: degene die algemene bijstand of een uitkering ontvangt op grond van een sociale verzekeringswet of sociale verzekeringsregeling als bedoeld in artikel 4.23 van het Besluit inburgering;

    • o.

      uitkering: algemene bijstand als bedoeld in artikel 5, onder b, van de Wet werk en bijstand of een uitkering op grond van een sociale verzekeringswet of sociale verzekeringsregeling als bedoeld in artikel 4.23 van het Besluit inburgering;

    • p.

      norminkomen: het norminkomen, bedoeld in artikel 14 van de Wet op de huurtoeslag;

    • q.

      persoonlijk inburgeringsbudget: het inburgeringsbudget, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder t, van de wet;

    • r.

      inburgeringsbedrijf: een natuurlijk persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder s, van de wet.

Artikel 1.2 Informatieverstrekking aan inburgeraars

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en deze verordening, over het opleidingsaanbod en de toegang tot de gemeentelijke voorzieningen in verband met inburgering, alsmede over de financiële faciliteiten.

  • 2. Het college beoordeelt ten minste eens in de twee jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeraars en rapporteert daarover aan de raad.

Artikel 1.3 Prioritering doelgroepen

1. Indien het college met het oog op de beschikbare capaciteit besluit om bij de uitvoering van hoofdstuk 6 van de wet bepaalde doelgroepen bij voorrang te behandelen, maakt het college bij die prioritering een keuze uit een of meer van de volgende doelgroepen:

  • a.

    inburgeringsplichtigen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet;

  • b.

    uitkeringsgerechtigden;

  • c.

    nieuwkomers;

  • d.

    inburgeraars die belast zijn met de opvoeding van minderjarige kinderen.

2. Het college kan een wachtlijst instellen, indien wordt overgegaan tot toepassing van het eerste lid.

3. Het college stelt bij de instelling van de wachtlijst de criteria vast voor de volgorde van afhandeling van de aanvragen op de wachtlijst om een inburgeringsvoorziening, taalkennisvoorziening of persoonlijk inburgeringsbudget.

4. Aanvragen van inburgeringsplichtigen, genoemd in het eerste lid, onder a, worden niet op een wachtlijst als bedoeld in het derde lid geplaatst.

Hoofdstuk 2 Gemeentelijke voorzieningen en eigen bijdrage

Artikel 2.1 Inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening zo goed mogelijk af op het startniveau, de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeraar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt ten aanzien van een inburgeringsvoorziening voor een geestelijk bedienaar het bepaalde in artikel 4.24 van het Besluit inburgering.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid zijn de artikelen 19, vierde lid, en 20 van de wet van toepassing op een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening ten behoeve van een uitkeringsgerechtigde.

  • 4. In de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening wordt aandacht geschonken aan mensenrechten, tolerantie, vrijheid van meningsuiting, huiselijk en eergerelateerd geweld, hulpverlening alsmede de politieke en bestuurlijke infrastructuur van Amsterdam.

  • 5. Het college schenkt speciale aandacht aan de toegankelijkheid van de voorzieningen voor verstandelijk en lichamelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten.

Artikel 2.2 Persoonlijk inburgeringsbudget

1. In plaats van een inburgeringsvoorziening, taalkennisvoorziening of de inburgeringscomponent van een gecombineerde voorziening kan het college op verzoek van de inburgeraar een persoonlijk inburgeringsbudget vaststellen, indien bijzondere persoonlijke omstandigheden van de inburgeraar naar het oordeel van het college een speciale voorziening vereisen.

2. Het persoonlijk inburgeringsbudget bedraagt ten hoogste € 8.000,--. Het college is bevoegd dit bedrag jaarlijks vóór 1 januari te indexeren.

3. Van bijzondere persoonlijke omstandigheden is in ieder geval sprake indien een gemeentelijke voorziening als bedoeld in artikel 2.1 niet geschikt is, omdat de inburgeraar:

  • a.

    hoogopgeleid is, of

  • b.

    zodanige fysieke of psychische belemmeringen ondervindt dat een daarop aangepaste voorziening voor hem noodzakelijk is.

4. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid kan het college op verzoek van de inburgeraar eveneens een persoonlijk inburgeringsbudget vaststellen, indien voor de inburgeraar een speciale voorziening in samenwerking met zijn huidige of toekomstige werkgever is samengesteld die mede gericht is op zijn huidige of toekomstige werkzaamheden.

5. Het college wijst het verzoek om een persoonlijk inburgeringsbudget af, indien:

  • a.

    naar het oordeel van het college geen sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden;

  • b.

    het door de inburgeraar ingediende trajectplan, bedoeld in artikel 3.2b, eerste lid, onder a, onvolledig is;

  • c.

    uit het ingediende trajectplan, bedoeld in artikel 3.2b, eerste lid, onder a, blijkt dat het daarin door de inburgeraar geschetste doelperspectief of inburgeringsprogramma onvoldoende onderscheidend is van de inhoud van een gemeentelijke voorziening als bedoeld in artikel 2.1.

6. Het college kan van het maximumbedrag, bedoeld in het eerste lid, afwijken ten gunste van de inburgeraar, indien toepassing van dat bedrag gezien de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de inburgeraar zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 2.3 Eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige en gemeentelijke bonus

  • 1. De inburgeringsplichtige is een eigen bijdrage verschuldigd ter hoogte van het bedrag, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet, indien voor hem bij beschikking een inburgeringsvoorziening, taalkennisvoorziening is vastgesteld. Een vrijwillige inburgeraar is geen eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2. De inburgeringsplichtige betaalt de eigen bijdrage nadat hij het inburgeringstraject heeft beëindigd.

  • 3. Betaling in termijnen is niet mogelijk.

  • 4. Het college betaalt aan de inburgeringsplichtige een bonus indien hij:

    • a.

      alle voor zijn deelname aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening benodigde documenten rechtsgeldig heeft ondertekend, en

    • b.

      naar het oordeel van het college in voldoende mate heeft deelgenomen aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening en aan het volledige examen waarop die voorziening is gericht.

  • 5. In nadere regels stelt het college de hoogte van de bonus vast.

  • 6. De betaling van de bonus, bedoeld in het vierde lid, vindt uitsluitend plaats door verrekening met de verschuldigde eigen bijdrage, bedoeld in het eerste lid.

  • 7. Het eerste tot en met het zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing, indien aan de inburgeringsplichtige een persoonlijk inburgeringsbudget is toegekend.

Artikel 2.4 Premie bij zelfstandige inburgering

  • Het college betaalt aan de inburgeringsplichtige op diens verzoek een premie ter hoogte van de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet, indien hij:

    • a.

      geen gebruik heeft gemaakt van een gemeentelijke voorziening gericht op inburgering als bedoeld in dit hoofdstuk;

    • b.

      binnen de voor hem geldende inburgeringstermijn het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft behaald; en

    • c.

      ten tijde van de indiening van zijn verzoek een gezinsinkomen heeft dat minder bedraagt dan het norminkomen.

Hoofdstuk 3 Procedurele voorschriften

Artikel 3.1 Oproep in verband met de inburgeringsplicht

  • 1. De inburgeringsplichtige, die door het college wordt opgeroepen overeenkomstig artikel 25 van de wet in verbinding met het bepaalde bij of krachtens artikel 5.1 van het Besluit inburgering, geeft gehoor aan de oproep en verleent medewerking aan het onderzoek ter vaststelling van de inburgeringsplicht.

  • 2. Tijdens het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, gaat het college na of de inburgeringsplichtige in aanmerking komt voor gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de inburgeringsplicht als bedoeld in artikel 5, derde en vierde lid, van de wet in verbinding met de afdelingen 2 en 4 van het Besluit inburgering.

Artikel 3.2 Voorbereiding en vaststelling van voorzieningen inburgeringsplichtigen

  • 1. Indien het college van oordeel is dat een inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening nodig heeft om aan zijn inburgeringsplicht te voldoen, legt het college hem een voorgenomen voorziening voor. Het voornemen wordt in ieder geval naar het adres gezonden waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. Het voornemen komt tot stand op basis van een toets, die de inburgeringsplichtige aflegt bij een door het college aangewezen deskundige, en bevat een omschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening en daaraan te verbinden rechten en plichten. Indien het college van oordeel is dat de inburgeringsplichtige zonder gegronde redenen weigert medewerking te verlenen aan het afleggen van de toets, kan het college hem de verplichting opleggen die toets af te leggen.

  • 3. Indien de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening wordt gecombineerd met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, wordt de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening opgenomen in de voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 4. Het college stelt de inburgeringsplichtige die tegen het voornemen naar verwachting bedenkingen zal hebben op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid om binnen twee weken na de verzending van de stukken, bedoeld in het eerste lid, mondeling of schriftelijk zijn zienswijze naar voren te brengen ten aanzien van de voorgenomen voorziening. Van een mondelinge zienswijze wordt een gespreksverslag opgesteld.

  • 5. Het college stelt de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening voor de inburgeringsplichtige bij beschikking vast binnen vier weken na afloop van de termijn, genoemd in het vierde lid, tenzij de inburgeringsplichtige naar het oordeel van het college heeft aangetoond dat hij zelfstandig voldoende initiatieven ontplooit om binnen afzienbare termijn aan zijn inburgeringsplicht te voldoen.

Artikel 3.2a Voorbereiding en vaststelling van voorzieningen vrijwillige inburgeraar

  • 1. Het college legt de vrijwillige inburgeraar uitsluitend een aanbod voor een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening voor, indien het college van oordeel is dat de vrijwillige inburgeraar die voorziening nodig heeft om in verband met zijn langdurig verblijf adequaat in de Nederlandse samenleving te participeren.

  • 2. Voordat het college de vrijwillige inburgeraar een aanbod doet, stelt hij diens identiteit vast aan de hand van zijn identiteitsbewijs en het verblijfsdocument waaraan de vrijwillige inburgeraar zijn rechtmatig verblijf in Nederland ontleent.;

  • 3. Het aanbod komt tot stand op basis van een toets, die de vrijwillige inburgeraar aflegt bij een door het college aangewezen deskundige, en bevat een omschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening en daaraan te verbinden rechten en plichten.

  • 4. Indien de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening wordt gecombineerd met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, wordt de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening opgenomen in de voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 5. Het college zendt het aanbod in ieder geval naar het adres waar de vrijwillige inburgeraar in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven. Gelijktijdig met het aanbod zendt het college de vrijwillige inburgeraar een inburgeringsovereenkomst in tweevoud toe.

  • 6. De vrijwillige inburgeraar deelt het college binnen twee weken na de verzending van het aanbod, bedoeld in het vierde lid, mondeling of schriftelijk mede of hij het aanbod aanvaardt. Indien hij het aanbod aanvaardt, zendt hij een exemplaar van de door hem getekende inburgeringsovereenkomst per omgaande aan het college retour.

Artikel 3.2b Voorbereiding en vaststelling persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Het verzoek van de inburgeraar om een persoonlijk inburgeringsbudget, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, gaat vergezeld van:

    • a.

      een trajectplan, dat door de inburgeraar is opgesteld volgens een door het college vastgesteld model;

    • b.

      offertes van twee inburgeringsbedrijven, waarbij door elk bedrijf een bewijs van het Keurmerk Inburgeren is gevoegd, alsmede een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel dan wel uit het beroeps- of handelsregister van het land van vestiging, welk uittreksel niet ouder dan twee maanden is;

    • c.

      een medische verklaring, indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, onder b.

  • 2. Het trajectplan is opgesteld op basis van een toets, die de inburgeraar aflegt bij een door het college aangewezen deskundige.

  • 3. Indien naar het oordeel van het college sprake is van een specialistisch traject, waardoor het indienen van meer dan een offerte of het overleggen van het Keurmerk Inburgeren niet mogelijk of onnodig bezwaarlijk is, kan het college in afwijking van het eerste lid, onder b, het verzoek om een persoonlijk inburgeringsbudget in behandeling nemen op basis van slechts een offerte dan wel zonder dat het Keurmerk Inburgeren wordt overgelegd.

  • 4. Het college beoordeelt de ingediende offertes. Indien beide offertes worden goedgekeurd, sluit het college een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf dat een programma heeft geoffreerd met de beste prijs-kwaliteitsverhouding.

  • 5. Alvorens te beslissen op een verzoek in verband met bijzondere persoonlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, onder b, wint het college advies in van een door het college aan te wijzen deskundige.

  • 6. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid. Indien op grond van het derde lid advies wordt ingewonnen, beslist het college binnen acht weken na ontvangst van het verzoek.

  • 7. Het college zendt de vrijwillige inburgeraar een inburgeringsovereenkomst in tweevoud toe in geval van toekenning van het verzoek. De vrijwillige inburgeraar deelt het college binnen twee weken na verzending van de overeenkomst mede of hij instemt met de inburgeringsovereenkomst. Indien dit het geval is, zendt hij een exemplaar van de door hem getekende inburgeringsovereenkomst per omgaande aan het college retour.

Artikel 3.3 Inhoud van de vaststellingsbeschikking of inburgeringsovereenkomst

  • 1. Het besluit waarbij het college de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening voor de inburgeringsplichtige vaststelt, bevat in ieder geval:

    • a.

      een omschrijving van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

    • b.

      een opgave van de rechten en plichten van de inburgeraar, waaronder de verplichting om deel te nemen aan de inburgeringsopleiding volgens de daaraan verbonden voorwaarden;

    • c.

      de termijn waarbinnen het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

    • d.

      de eigen bijdrage en de mogelijkheid van verrekening met een bonus;

    • e.

      de vermelding van de mogelijkheid van sancties.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid, onder a tot en met c, is van overeenkomstige toepassing op de overeenkomst die het college met de vrijwillige inburgeraar sluit. In de overeenkomst worden daarnaast tevens de gevolgen van niet nakoming van de overeenkomst vastgelegd.

  • 3. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het besluit, bedoeld in artikel 3.2b, vierde lid, waarbij het college het persoonlijk inburgeringsbudget vaststelt.

Artikel 3.4 Verplichtingen in de vaststellingsbeschikking of inburgeringsovereenkomst

  • Het college kan in de beschikking, bedoeld in artikel 3.2, vijfde lid, respectievelijk artikel 3.2b, zesde lid, of in de inburgeringsovereenkomst, bedoeld in artikel 3.2a, vierde lid, respectievelijk artikel 3.2b, zevende lid, een of meer van de volgende verplichtingen opnemen:

    • a.

      het meewerken aan de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening;

    • b.

      het meewerken aan gesprekken met de trajectbegeleider van de inburgeraar;

    • c.

      het meewerken aan een voortgangsassessment;

    • d.

      het deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

    • e.

      het melden van ziekte en andere relevante omstandigheden waardoor de inburgeraar niet in staat is om zijn verplichtingen na te komen.

Artikel 3.5 Zelfstandige inburgering

  • 1. Indien de inburgeringsplichtige naar het oordeel van het college heeft aangetoond dat hij zelfstandig voldoende initiatieven ontplooit om binnen afzienbare termijn aan zijn inburgeringsplicht te voldoen, zendt het college binnen de termijn genoemd in artikel 5.3, tweede en derde lid, van het Besluit inburgering:

    • a.

      aan de oudkomer een handhavingsbeschikking als bedoeld in artikel 1.1, onder i, van het Besluit inburgering, met de voor hem geldende termijn waarbinnen hij het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet hebben behaald;

    • b.

      aan de nieuwkomer een kennisgeving als bedoeld in artikel 5.3, derde lid, van het Besluit inburgering, over de voor hem geldende termijn waarbinnen hij het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet hebben behaald.

  • 2. In de handhavingsbeschikking of kennisgeving informeert het college de inburgeraar over de mogelijkheden die hem ter beschikking staan bij zijn zelfstandige voorbereiding op het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, waaronder de financiële aspecten.

Hoofdstuk 4 Bestuurlijke boetes

Artikel 4.1 De hoogte van de bestuurlijke boetes

  • 1. Bij overtreding van artikel 25 van de wet bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste € 100,--.

  • 2. Bij overtreding van artikel 23, eerste lid, van de wet of artikel 3.4 bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste € 200,--.

  • 3. Bij het niet behalen van het inburgeringsexamen binnen de bij of krachtens de artikelen 32 of 33 van de wet gestelde termijnen, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste € 200,--.

Artikel 4.2 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • De bestuurlijke boetes voor overtredingen, bedoeld in artikel 4.1, worden verdubbeld indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na het opleggen van een bestuurlijke boete, opnieuw schuldig maakt aan dezelfde soort overtreding.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Citeertitel

  • Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening inburgering Amsterdam 2010.

Artikelsgewijze toelichting

Hieronder wordt uitsluitend ingegaan op de wijzigingen die in de verschillende artikelen worden doorgevoerd met de vaststelling van de nieuwe Verordening Inburgering Amsterdam 2010. De artikelen die ongewijzigd uit de Verordening Inburgering Amsterdam worden overgenomen, behoeven geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Drie begripsomschrijvingen worden technisch aangepast. In de definitie onder e) omtrent de vrijwillige inburgeraar en in de definities onder k) en l) omtrent de inburgeringsvoorziening en de taalkennisvoorziening worden de artikelverwijzingen geactualiseerd aan de hand van de wijziging van de Wet inburgering, die met ingang van 1 januari 2010 in werking is getreden (Stb. 2009, 539).

Voorts worden aan het eind van het artikel twee nieuwe definities toegevoegd.

In het nieuwe onderdeel q) is een definitie over het persoonlijk inburgeringsbudget opgenomen. Een persoonlijk inburgeringsbudget in de zin van de wet is een budget dat door het college, in het kader van een af te sluiten overeenkomst met een inburgeringsbedrijf, ten behoeve van de inburgeraar ter beschikking wordt gesteld. Met behulp van dit budget geeft de inburgeraar zijn inburgering op een op zijn persoonlijke situatie afgestemde wijze vorm.

In het nieuwe onderdeel r) wordt gedefinieerd wanneer sprake is van een inburgeringsbedrijf. Het moet gaan om een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van zijn bedrijf de inburgering van personen in Nederland bevordert.

Artikel 1.2 Informatieverstrekking aan inburgeraars

Dit artikel is ongewijzigd.

Artikel 1.3 Prioritering doelgroepen

De prioritering in het oude artikel 1.3 was vooral toegesneden op een aantal overgangsrechtelijke vraagstukken, waarvan voorzien werd dat die bij de implementatie van de Wet inburgering vanaf 1 januari 2007 een rol konden gaan spelen. Inmiddels is het artikel aan actualisatie toe.

Hoewel er tot nu toe bij de uitvoering van het Amsterdamse inburgeringsbeleid nog geen noodzaak was om te prioriteren en bepaalde groepen inburgeraars bij voorrang te behandelen, kan dit in de toekomst veranderen.

Het nieuwe artikel 1.3 regelt in verband hiermee dat het college een keuze kan maken uit een of meer van de in het artikel genoemde prioritaire doelgroepen en een of meer van die groepen inburgeraars bij voorrang kan behandelen, indien capaciteitsproblemen rijzen bij de uitvoering van de wet. De prioritering betreft het gehele uitvoeringsproces als geregeld in hoofdstuk 6 van de wet, dus vanaf het doen van de eerste oproep voor een inburgeringsintake tot en met het opleggen van een bestuurlijke boete aan een inburgeringsplichtige bij het verwijtbaar niet behalen van het inburgeringsexamen. Met name in verband met het weerleggen van een beroep op het gelijkheidsbeginsel in rechtszaken, kan een formele basis in de verordening voor het hanteren van prioritaire doelgroepen nuttig zijn.

Met de doelgroep onder a) worden de inburgeringsplichtige geestelijke bedienaren en asielvluchtelingen bedoeld, aan wie het college op grond van artikel 19 van de wet een inburgerings- of taalkennisvoorziening dient voor te leggen. Onder b) worden de uitkeringsgerechtigden als aparte doelgroep aangemerkt, omdat de met de reïntegratie te dienen maatschappelijke belangen aanleiding kunnen zijn om hen bij voorrang te behandelen. Onder c) worden nieuwkomers als doelgroep aangewezen. Het gaat hier om inburgeraars die vanaf 1 januari 2007 Nederland zijn binnengekomen en voor wie de inburgeringstermijn al begint te lopen vanaf het moment van afgifte van het document waaraan zij hun verblijfstitel ontlenen. Tot slot worden onder d) de opvoeders van minderjarige kinderen als aparte doelgroep aangewezen. Daarbij gaat het om ouders of verzorgers aan wie de opvoeding van het minderjarige kind is toevertrouwd. Opvoeders worden als prioritaire doelgroep aangemerkt, omdat hun inburgeringsachterstand van invloed kan zijn op de opvoeding en taalontwikkeling van de kinderen, die daardoor ook achterstanden kunnen oplopen.

Hoofdstuk 2 Gemeentelijke voorzieningen en eigen bijdrage

Artikel 2.1 Inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening

De artikelverwijzing in het derde lid is geactualiseerd in verband met de wijziging van de Wet inburgering.

Artikel 2.2 Persoonlijk inburgeringsbudget

Dit nieuwe artikel regelt het persoonlijk inburgeringsbudget als een aanvullend instrument, naast de gebruikelijke gemeentelijke inburgeringstrajecten waarmee de gemeente inburgeraars faciliteert bij hun inburgering. Met een persoonlijk inburgeringsbudget wordt de inburgeraar in staat gesteld meer eigen verantwoordelijkheid te nemen voor de invulling en vormgeving van de voorziening die voor hem nodig is om in te burgeren. Het instrument veronderstelt dat de inburgeraar gemotiveerd is en over een zekere mate van zelfstandigheid beschikt om het traject zelf vorm te kunnen geven.

Niet iedere inburgeraar kan voor een persoonlijk inburgeringsbudget in aanmerking komen. Er moet volgens het eerste lid sprake zijn van bijzondere persoonlijke omstandigheden, waardoor een gebruikelijk gemeentelijk inburgeringstraject niet passend is en een speciale voorziening voor de inburgeraar is vereist. Bijvoorbeeld omdat hij hoogopgeleid is en een traject behoeft dat in een hoger tempo kan worden afgelegd dan in het tempo van een gemiddelde gemeentelijke voorziening. Om te toetsen of iemand hoogopgeleid is wordt bijvoorbeeld gevraagd een diploma te overhandigen op het niveau van hoger beroepsonderwijs of universiteit. Tevens wordt de uitslag van de toets, die de inburgeraar op grond van artikel 3.2b, tweede lid, aflegt en waaruit moet blijken of hij over een hoog leervermogen beschikt, bij de beoordeling betrokken.

Voorts kunnen medische beperkingen aanleiding zijn voor een persoonlijk inburgeringsbudget. De medisch adviseur van het college beoordeelt of de inburgeraar zodanige fysieke of psychische beperkingen heeft, dat het volgen van een gebruikelijke gemeentelijke voorziening voor hem niet mogelijk is en brengt daarover advies uit aan het college.

Een persoonlijk inburgeringsbudget kan op grond van het derde lid ook, ongeacht bijzondere persoonlijke omstandigheden, worden vastgesteld indien in samenwerking met de huidige of toekomstige werkgever van de inburgeraar voor hem een speciale voorziening is samengesteld die mede gericht is op zijn huidige of toekomstige werkzaamheden.

Blijkens het vierde lid wordt een inburgeringsbudget geweigerd indien geen sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden, als het trajectplan niet volledig is ingediend of als blijkt dat het daarin geschetste doelperspectief of programma onvoldoende onderscheidend is van de algemeen gebruikelijke gemeentelijke voorzieningen. Het persoonlijk inburgeringsbudget wordt voorts geweigerd indien uit de door de inburgeraar afgelegde toets blijkt dat hij over een laag leervermogen beschikt. Voor inburgeraars met een laag leervermogen is een persoonlijk inburgeringsbudget geen geschikt instrument. Tegen de weigering van een persoonlijk inburgeringsbudget kan op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een bezwaarschrift worden ingediend.

In bijlage 1 bij de verordening is een tabel met de maximumbedragen voor een persoonlijk inburgeringsbudget opgenomen. Deze tabel maakt krachtens het vijfde lid onderdeel uit van de verordening. Op grond van het vijfde lid is het college bevoegd de bedragen in de tabel jaarlijks voor 1 januari te indexeren. Het college kan in beleidsregels nader uitwerken hoe met de bedragen in de praktijk wordt omgegaan.

Het zesde lid voorziet in een hardheidsclausule, waarbij het college ten gunste van de inburgeraar kan afwijken van het maximumbedrag genoemd in de tabel, indien strikte toepassing van het maximum gelet op de bijzondere omstandigheden van het individuele geval tot een onbillijkheid van overwegende aard zal leiden.  De weigering om op grond van de hardheidsclausule een hoger bedrag dan het maximumbedrag toe te kennen, is op grond van de Awb vatbaar voor bezwaar en beroep.

Artikel 2.3 Eigen bijdrage en gemeentelijke bonus

Op grond van artikel 24e, tweede lid, van de wet kan de raad bij verordening bepalen dat voor vrijwillige inburgeraars of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage is verschuldigd of een bijdrage die lager is dan het wettelijk vastgestelde bedrag. In de praktijk blijkt het werven van vrijwillige inburgeraars een lastige opgave. De wettelijk verschuldigde eigen bijdrage vormt daarbij een van de toetredingsdrempels, die niet wordt weggenomen door het vooruitzicht dat men voor een gemeentelijke bonus in aanmerking kan komen. In dat licht is de verwachting niet reëel dat het in de verordening vaststellen van een lagere eigen bijdrage dan het wettelijk vastgestelde bedrag voor dit probleem een oplossing zou bieden. Om die reden wordt van de bevoegdheid in artikel 24e, tweede lid, onder a, van de wet, gebruik gemaakt om de eigen bijdrage voor vrijwillige inburgeraars af te schaffen. Het oude tweede lid van artikel 2.3 uit de Verordening inburgering Amsterdam komt daarom niet meer terug in het nieuwe artikel 2.3. De gemeentelijke bonus die vrijwillige inburgeraars ontvangen indien zij drie maanden hebben deelgenomen aan een inburgerings- of taalkennisvoorziening, komt evenmin in dit artikel terug. Het college zoekt naar andere methoden om werving en blijvende deelname van vrijwillige inburgeraars aantrekkelijk te maken.

Voor inburgeringsplichtigen blijft een eigen bijdrage wettelijk verplicht. In verband hiermee is in tweede tot en met het zesde lid van het nieuwe artikel 2.3 niet meer de inburgeraar de normadressaat, zoals dat in de Verordening inburgering Amsterdam het geval was, maar uitsluitend de inburgeringsplichtige.

De eigen bijdrage wordt van de inburgeringsplichtige geïnd nadat hij het traject heeft beëindigd. De eigen bijdrage wordt daarentegen op grond van het bepaalde in onderdeel b) van het nieuwe vierde lid verrekend met een door het college uit betalen gemeentelijke bonus, indien de inburgeringsplichtige volgens het college voldoende heeft deelgenomen aan het traject en het daartoe leidende examen.

Het nieuwe zevende lid brengt tot uitdrukking dat het innen van de eigen bijdrage en de mogelijkheid van verrekening van die bijdrage met een gemeentelijke bonus overeenkomstig geldt voor de inburgeringsplichtige aan wie een persoonlijk inburgeringsbudget is toegekend.

Artikel 2.4 Premie bij zelfstandige inburgering

Dit artikel is ongewijzigd.

Hoofdstuk 3 Procedurele voorschriften

Artikel 3.1 Oproep in verband  met de inburgeringsplicht

Dit artikel is ongewijzigd.

Artikel 3.2 Voorbereiding en vaststelling van voorzieningen inburgeringsplichtigen

Het nieuwe artikel 3.2 geeft inhoud aan de wijze waarop het vaststellingsstelsel wordt uitgevoerd. Het eerste lid brengt tot uitdrukking dat het college uitsluitend een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening voorlegt, indien dat nodig wordt geoordeeld. Het tweede lid bepaalt vervolgens dat de inburgeringsplichtige die zonder gegronde redenen weigert mee te werken in deze fase van het onderzoek, de verplichting kan worden opgelegd om medewerking te verlenen aan een af te leggen toets, die nodig is om de leerbaarheid, het taalniveau en het voor de inburgeringsplichtige haalbare eindniveau vast te kunnen stellen. In het vierde lid is vastgelegd dat de inburgeringsplichtige in de gelegenheid wordt gesteld om zijn zienswijze op de voorgenomen voorziening te geven. Van een mondelinge zienswijze wordt een gespreksverslag opgesteld.

Vervolgens stelt het college de voorziening voor de inburgeringsplichtige bij beschikking vast op grond van het vijfde lid, tenzij naar het oordeel van het college door de inburgeringsplichtige is aangetoond dat hij zelfstandig voldoende initiatieven ontplooit om binnen afzienbare termijn aan zijn inburgeringsplicht te voldoen, bijvoorbeeld door het overleggen van een inschrijvingsbewijs van een cursusinstelling. In laatstgenoemde situatie is artikel 3.5 van toepassing en wordt een handhavingsbeschikking of kennisgeving verzonden. Tegen een vaststellingsbeschikking of een handhavingsbeschikking kan op grond van artikel 7:1 van de Awb een bezwaarschrift worden ingediend.

Artikel 3.2a Voorbereiding en vaststelling van voorzieningen vrijwillige inburgeraar

Voor vrijwillige inburgeraars geldt het aanbodstelsel. Het bepaalde in artikel 3.2a is vrijwel identiek aan het oude artikel 3.2 van de Verordening inburgering Amsterdam, met dien verstande dat in het eerste lid nog is verduidelijkt dat aan vrijwillige inburgeraars uitsluitend een aanbod wordt gedaan als zij aangeven daar behoefte aan te hebben.

Artikel 3.2b Voorbereiding en vaststelling persoonlijk inburgeringsbudget

Op grond van dit nieuwe artikel dient de inburgeraar het persoonlijk inburgeringsbudget bij het college aan te vragen en daartoe een trajectplan in te dienen, waarin hij het doelperspectief en het inburgeringsprogramma beschrijft dat hij wil gaan volgen. Het college stelt het format voor een trajectplan vast. Indien de inburgeraar een persoonlijk inburgeringsbudget vraagt in verband met medische beperkingen, dient hij in verband daarmee een medische verklaring over te leggen. Voor de beoordeling of betrokkene om medische redenen een speciale voorziening nodig heeft, wint het college medisch advies in.

De inburgeraar gaat in beginsel zelf op zoek naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogamma kan bieden dat past bij zijn behoeften en ambities. De gemeente kan hem hierbij zo nodig behulpzaam zijn. De inburgeraar dient twee offertes in te leveren van inburgeringsbedrijven die in het bezit zijn van het Keurmerk Inburgeren. Het Keurmerk Inburgeren vereenvoudigt de beoordeling of het inburgeringstraject dat wordt geoffreerd kwalitatief aan de eisen voldoet. Verder dient bij de offerte een recent uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel of een daarmee vergelijkbaar buitenlands uittreksel bijgevoegd te zijn, dat niet ouder mag zijn dan twee maanden. In het derde lid is bepaald dat het college kan toestaan dat bij de aanvraag slechts een offerte wordt ingediend of dat daarbij geen Keurmerk Inburgeren wordt overgelegd, omdat het, gezien het specialistisch karakter van het traject, onmogelijk of niet doenlijk is om meer dan een offerte in te dienen of in het bezit te zijn van het keurmerk.  

Het college beoordeelt of het trajectplan volledig is en voldoet aan de criteria om de inburgeraar toe te leiden naar het afsluitend examen en beoordeelt de offertes. Indien beide offertes voldoen aan de eisen, kiest het college voor de offerte van het inburgeringsbedrijf met de beste prijs-kwaliteitsverhouding en wordt daarmee een overeenkomst gesloten. De inburgeraar zelf krijgt geen geld in handen. Het college betaalt de opleidingskosten rechtstreeks aan het inburgeringsbedrijf.

Artikel 3.3 Inhoud van de vaststellingsovereenkomst of inburgeringsovereenkomst

Dit artikel wordt technisch aangepast in verband met het persoonlijk inburgeringsbudget.

Artikel 3.4 Verplichtingen in de vaststellingsbeschikking of inburgeringsovereenkomst

Het nieuwe artikel 3.4 is vrijwel identiek aan het oude artikel in de Verordening inburgering Amsterdam, met dien verstande dat de artikelverwijzingen in de aanhef zijn aangepast in verband met de invoering van het vaststellingsstelsel. In de onderdelen a tot en met c is het woord ‘deelnemen' telkens vervangen door ‘meewerken', om meer tot uitdrukking te brengen dat het bij inburgering in de zin van de wet gaat om een actieve en constructieve houding van de inburgeringsplichtige in alle fasen van het proces.

Artikel 3.5 Zelfstandige inburgering

Binnen het vaststellingsstelsel kan het college de inburgeringsplichtige op grond van dit artikel toestaan om zelfstandig in te burgeren. Het college gaat hiertoe over als de inburgeringsplichtige naar het oordeel van het college heeft aangetoond dat hij ook daadwerkelijk bereid en in staat is om zelfstandig in te burgeren binnen de voor hem geldende termijn. Hij doet dat door tegenover het college zijn voornemens te onderbouwen, bijvoorbeeld door een inschrijvingsbewijs over te leggen van een cursusinstelling of door op andere wijze aannemelijk te maken dat hij binnen afzienbare termijn gaat starten met een traject of opgaat voor het examen. Als het college instemt met de zelfstandige inburgering, wordt aan de oudkomer een zogenaamde handhavingsbeschikking gezonden. In deze beschikking wordt vermeld met ingang van welke datum de inburgeringstermijn voor de oudkomer gaat lopen. Een nieuwkomer, voor wie de inburgeringstermijn al is gaan lopen vanaf het moment van afgifte van zijn verblijfstitel, ontvangt geen handhavingsbeschikking, maar een kennisgeving waarin hij erop wordt geattendeerd met ingang van welke datum zijn inburgeringstermijn is gaan lopen. Artikel 5.3, tweede en derde lid, van het Besluit inburgering regelt de termijnen waarbinnen de handhavingsbeschikking respectievelijk de kennisgeving aan de zelfstandige inburgeraar moet worden verzonden.

Het onderhavige artikel 3.5 ziet niet op de situatie waarin een persoonlijk inburgeringsbudget wordt toegekend. Bij een persoonlijk inburgeringsbudget is geen sprake van zelfstandige inburgering, maar wordt de inburgering door de gemeente financieel gefaciliteerd en worden daaraan ook verplichtingen voor de inburgeraar verbonden. Bij zelfstandige inburgering is hiervan geen sprake. De inburgeringsplichtige die zelfstandig inburgert ontvangt uitsluitend een handhavingsbeschikking (oudkomer) of kennisgeving (nieuwkomer). Indien hij na afloop van zijn inburgeringstermijn geen inburgeringsexamen heeft behaald, is het college bevoegd een bestuurlijke boete op te leggen.

Is aan een inburgeringsplichtige daarentegen een persoonlijk inburgeringsbudget toegekend en komt hij de daaraan verbonden verplichtingen niet na, dan kan het college al voor het einde van de inburgeringstermijn passende maatregelen nemen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen.

Van zelfstandige inburgering zal sprake zijn, indien de inburgeringsplichtige geen voorziening van de gemeente wenst te volgen, niet behoort tot een van de doelgroepen in artikel 2.2 van de verordening voor wie een persoonlijk inburgeringsbudget kan worden vastgesteld en die aantoonbaar zelfstandige initiatieven ontplooit, op grond waarvan het college redenen aanwezig ziet om af te zien van een eenzijdige vaststelling van een voorziening op grond van artikel 3.2, vijfde lid, van deze verordening.

Hoofdstuk 4 Bestuurlijke boetes

Artikel 4.1 De hoogte van de bestuurlijke boetes

Met ingang van 1 juli 2009 is de vierde tranche van de Awb in werking getreden met nieuwe regels omtrent de bestuurlijke boete. In de Aanpassingswet vierde tranche Awb is artikel 35 van de Wet inburgering hierop aangepast (Stb. 2009, 265). Dit artikel bepaalt dat de raad bij verordening het bedrag vaststelt van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. De redactie van het nieuwe artikel 4.1 van de verordening is hiermee in overeenstemming gebracht. Artikel 5:46, tweede lid, van de Awb regelt dat het college de bestuurlijke boete afstemt op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij wordt zo nodig rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.

Artikel 4.2 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Deze wijziging betreft een redactionele verbetering.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Citeertitel

In de citeertitel is het jaartal van vaststelling van deze verordening opgenomen, ter onderscheiding van de voordien geldende verordening.