Regeling vervallen per 06-08-2019

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2010

Geldend van 24-11-2011 t/m 05-08-2019

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2010

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;

    • b.

      Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

    • c.

      Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22maart 1994, Stb. 244;

    • d.

      Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

    • e.

      Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144;

    • f.

      Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

    • g.

      raadslid: lid van de gemeenteraad;

    • h.

      duoraadslid: lid van een raadscommissie, niet zijnde een raadslid, wiens naam voorkomt op de kandidatenlijst van een groepering in het proces-verbaal van het hoofdstembureau tot het vaststellen van de uitkomst en bekendmaking van de stemming voor de verkiezing van leden van de raad van de gemeente Amsterdam;

    • i.

      verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb.424;

    • j.

      griffier: de raadsgriffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

    • k.

      presidium: het presidium van de gemeenteraad van Amsterdam

    • l.

      fractie: een in de raad vertegenwoordigd zijnde groepering;

    • m.

      fractievoorzitter: de voorzitter van een fractie.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

  • De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 9 vastgestelde maximum.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1. De vergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten is gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse 9, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

  • 2. Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, is in afwijking van het eerste lid de onkostenvergoeding gelijk aan het bedrag voor gemeenteklasse 8, vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1. Degene die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest, ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 2. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 5 Toelage fractievoorzitters

  • 1. Naast de vergoedingen voor de werkzaamheden ontvangen fractievoorzitters voor de duur van hun voorzitterschap per jaar een toelage gelijk aan 1,2% van de raadsvergoeding op jaarbasis en een toelage gelijk aan 0,4% van de vergoeding op jaarbasis voor elk raadslid dat de fractie buiten de fractievoorzitter telt. De toelagen tezamen bedragen ten hoogste 6,4% van de vergoeding op jaarbasis.

  • 2. De burgemeester stelt de duur van het fractievoorzitterschap en het aantal leden per fractie vast.

Artikel 6 Toelage lidmaatschap bijzondere raadscommissie.

  • 1. Aan het raadslid dat lid is van

    • a.

      de vertrouwenscommissie voor de beoordeling van kandidaten voor de vacature van burgemeester, of

    • b.

      een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet,

      kan voor de duur van het lidmaatschap van de commissie of van de activiteiten per jaar een toelage worden toegekend, vastgesteld door het presidium, tot ten hoogste 5% van de raadsvergoeding op jaarbasis.

  • 2. De burgemeester stelt de duur van het lidmaatschap van de commissie dan wel de duur van de activiteiten vast.

Artikel 7 Reiskosten

  • 1. Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten, op basis van eerste klasse;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 8 Verblijfkosten

  • De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 9 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1. De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia, inclusief reis- en verblijfskosten, die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de gemeente.

  • 2. Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap. Het presidium kan hier voorwaarden aan verbinden.

  • 3. Het presidium stelt jaarlijks het bedrag vast dat door raadsleden uitgegeven kan worden aan cursussen, congressen, seminars en symposia.

Artikel 10 Computer

  • 1. Aan het raadslid wordt voor de uitoefening van het raadslidmaatschap op aanvraag bij de raadsgriffie een éénmalige bijdrage per raadsperiode verstrekt in de aanschaf van een computer, met bijbehorende apparatuur (monitor, printer en software voor kantoorautomatisering) of een belastbare bijdrage verstrekt voor het gebruik van een volledig uit eigen middelen aangeschafte computer met bijbehorende apparatuur.

  • 2. De hoogte van de bijdragen en vergoedingen, genoemd in dit artikel, worden per raadsperiode door het presidium vastgesteld.

  • 3. Aan de toekenning van de in lid 1 van dit artikel genoemde bijdrage en de in lid 2 van dit artikel genoemde vergoeding kunnen voorwaarden worden verbonden.

Artikel 10A tablet

  • 1. Op aanvraag wordt het raadslid ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een tablet en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2. Op aanvraag worden per fractie maximaal 2 tablets en software in bruikleen ter beschikking gesteld die benut kunnen worden voor de uitoefening van het duoraadslidmaatschap.

  • 3. Het raadslid wordt in de gelegenheid gesteld bij het einde van de raadsperiode of bij beëindiging van het raadslidmaatschap de tablet te kopen tegen een prijs die afhankelijk is van de boekwaarde van de tablet en het aantal maanden tussen het aangaan van de bruikleenovereenkomst door het raadslid en de beëindiging van het raadslidmaatschap.

  • 4. Het raadslid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 5. Het duoraadslid dat op grond van artikel 10A, lid 2, een tablet ter beschikking gesteld krijgt, ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 6. Aan het in bruikleen geven kunnen voorwaarden worden verbonden.

Artikel 11 Spaarloonregeling/levensloop

  • 1. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.

  • 2. Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan deelnemen aan de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 3. Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling.

  • 4. Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding van de gemeente.

Artikel 12 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

  • De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van een raadslid worden verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Artikel 13 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1. In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2. In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 14 Tegemoetkoming ziektekosten

  • 1. De tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt € 175 bruto per jaar.

  • 2. In het geval een raadslid gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid van de raad is geweest, ontvangt hij de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 3. De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 15 Voorziening overlijden

  • Indien een raadslid overlijdt, hebben zijn nagelaten betrekkingen aanspraak op een uitkering ten bedrage van driemaal de maandelijkse vergoeding als bedoeld in artikel 2. Nagelaten betrekkingen zijn degenen met wie het raadslid een huishouden vormde, en, bij gebreke daarvan, zijn minderjarige wettige, natuurlijke, stief- of pleegkinderen.

Artikel 16 Voorziening bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 1. De artikelen 2 tot en met 4, 10 en 11 tot en met 14 blijven van toepassing op het raadslid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit raadslid op grond van artikel 3, eerste of tweede lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is.

  • 2. De artikelen 1 tot en met 9 en 12 tot en met 14 van deze verordening zijn van toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van een raadslid dat ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens zwangerschap en bevalling of ziekte.

Artikel 17 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 1. Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 18 Vergoeding voor duoraadsleden voor commissiewerkzaamheden

  • 1. Een lid van een raadscommissie, niet zijnde een raadslid, kan voor zijn commissiewerkzaamheden van de fractie waartoe hij behoort een vergoeding ontvangen.

  • 2. Daarbij kan worden afgeweken van de in de in bijlage IV behorende bij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden genoemde bedragen, tot een maximum van 75% van de vergoeding die raadsleden ontvangen voor hun werkzaamheden.

Artikel 19 Buitenlandse excursie of reis

  • 1. Het presidium kan een delegatie uit de gemeenteraad toestemming verlenen voor een reis naar het buitenland. Het presidium kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

  • 3. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Hoofdstuk 4 De procedure van declaratie

Artikel 20 Betaling van kosten

  • Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

    • a.

      betaling uit eigen middelen; of

    • b.

      rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente;

Artikel 21 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1. Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 7, 8, 9 en 10 wordt gebruik gemaakt van een standaard declaratieformulier, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2. Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid, onderscheidenlijk het commissielid dient het declaratieformulier binnen 2 maanden bij de griffier in.

Artikel 22 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1. De vergoeding van kosten, bedoeld in artikel 9 en 10 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het raadslid voor akkoord ondertekende factuur aan de gemeente.

  • 2. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het standaardformulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3. Het raadslid dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen 2 maanden in bij de griffier, onderscheidenlijk de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.

Hoofdstuk 5 Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 23 Intrekking oude regeling

  • De Verordening vergoedingen raads- en commissieleden 2003 wordt ingetrokken.

Artikel 24 Inwerkingtreding

  • Deze verordening treedt in werking één dag na publicatie in afdeling 3A van het Gemeenteblad.

Artikel 25 Citeertitel

  • Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2010.

Toelichting

Algemeen

Wettelijke regelingen

In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in beide rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling voor de kinderopvang en de uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de raads- en commissieleden als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 99 van de Gemeentewet).

Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) vereist.

De verordening bevat bepalingen inzake:

- de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 18);

- een vaste algemene onkostenvergoeding voor raadsleden (artikel 3);

- reis- en verblijfkosten van raads- en commissieleden (artikelen 7, 8, 18 en 19);

- beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan raadsleden (artikel 10) en faciliteiten in de vorm van deelname van raadsleden aan cursussen, congressen e.d. (artikel 9);

- een aantal secundaire voorzieningen voor raadsleden, zoals voor raadsleden zoals de spaarloonregeling of levensloopregeling (artikel 11 t/m 14) en zwangerschap en bevalling of ziekte (artikel 16);

- de procedure van declareren (artikelen 20 t/m 22).

De arbeidsverhouding van het raadslid

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en in onderhavige verordening. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder).

De loon- en inkomstenbelasting

Opting in regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de "opting in regeling" genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst.

Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden.

De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Ook kan betrokkene deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het gemeentelijk personeel is.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen.

Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3).

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode.

Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

- welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

- welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;

- kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt);

- voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.

Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering

- bruikleen van computer- en communicatieapparatuur;

- zakelijk gebruik van dienstauto's;

- deelname aan cursussen en congressen e.d.

De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door het raadslid maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op artikel 3 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.

Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd, geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen, worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk IV is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruit betaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zo nodig besluitvorming. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.

Aartikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag.

De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. De afwijking naar beneden kan op twee manieren:

- de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen 80 en 100 van het door de minister vastgestelde maximum;

- de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn.

- de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast.

Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden.

Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Artikel 3 Vaste onkostenvergoeding

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

- representatie

- vakliteratuur

- contributies, lidmaatschappen

- telefoonkosten

- bureaukosten, porti

- zakelijke giften

- bijdrage aan fractiekosten

- ontvangsten thuis

- excursies.

Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 9, 10 en 19). De onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bijgesteld.

De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting.

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het rechtspositiebesluit voor raads- en commissieleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In artikel 3 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Ook de onkostenvergoeding kan door de raad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum.

Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Artikel 6 Toelage lidmaatschap bijzondere raadscommissies

Bij koninklijk besluit van 16 december 2009 hebben gemeenteraden de mogelijkheid gekregen aan leden van

  • de vertrouwenscommissie;

  • de rekenkamercommissie;

  • de onderzoekscommissie;

een toelage toe te kennen tot ten hoogste 5% van de raadsvergoeding op jaarbasis.

Het is niet toegestaan aan raadsleden een vergoeding toe te kennen wegens bijvoorbeeld het voorzitterschap van een raadscommissie als bedoeld in artikel 82, 83 of 84 van de Gemeentewet of lidmaatschap van het presidium. De nieuwe mogelijkheden zijn op 22 december 2009 in werking getreden (Stb. 2009, 561). inwerkingtreding van dit artikel vindt plaats met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009.

Toelichting:

Binnen de gemeente Amsterdam is er gekozen voor een rekenkamer er zal dus geen commissie worden ingesteld met een rekenkamerfunctie. Dit zou dubbel op zijn vandaar dat dit wegvalt in het artikel van de verordening.

Voorts stelt de burgemeester de duur van het lidmaatschap van de commissie of de activiteiten vast in zijn hoedanigheid als voorzitter van de gemeenteraad.

Artikel 7 Reiskosten raadsleden

In dit artikel is voor raadsleden het recht op vergoeding van reiskosten geregeld voor zover het betreft reizen buiten de gemeentegrens ter uitvoering van een besluit van de raad. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt (in 2006: € 0,28 bij gebruik van de eigen auto). De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. In het Handboek loonheffingen 2006 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:

Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing.

Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

Artikel 8 Verblijfkosten raadsleden

Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. De vergoeding kan aan het commissielid worden toegekend als hij een commissievergadering bijwoont. Voor raads- en commissieleden kunnen verblijfkosten ook worden vergoed ingeval van dienstreizen. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 9 Cursus, congres, seminar of symposium

Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt.

De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Cursussen, congressen en opleidingen die door politieke partijen worden aangeboden en een partijpolitieke inhoud hebben komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Cursussen die door politieke partijen worden aangeboden en algemene vorming ten doel hebben komen wel voor vergoeding in aanmerking. Het raadslid moet de inhoud van de cursus zelf aantonen.

Artikel 10 Computer

Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap worden op aanvraag de volgende computerfaciliteiten beschikbaar gesteld:

- een éénmalige tegemoetkoming voor de aanschaf van een computer met randapparatuur (monitor, printer en software).

Voor de raadsperiode 2010 - 2014 wordt in het eerste geval 90% van de aankoopsom tot een maximum van € 1.000 vergoed gedurende de periode van 11 maart 2010 tot 11 maart 2014. Daarna wordt dit percentage naar rato per jaarlijks tijdvak verlaagd naar respectievelijk 67,5, 45 en 22,5%. In de verordening is bepaald (lid 3 van artikel 8) dat de hoogte van de bijdragen en de vergoedingen per raadsperiode door het presidium worden vastgesteld.

Beheer, onderhoud, support en vervanging van de apparatuur zijn voor eigen rekening en het raadslid is zelf verantwoordelijk voor de waarborging van de privacy-gevoelige en vertrouwelijke data, waarmee in het kader van de functie wordt gewerkt. De aan te schaffen computer c.a. dient overigens om fiscale redenen voor 90% of meer zakelijk gebruikt te worden, in casu voor de uitoefening van het raadslid-maatschap. In verband hiermede is in de verordening bepaald (lid 3 van artikel 10) dat de toekenning van de faciliteiten voorwaarden kunnen worden verbonden.

De leden 2 en 3 van dit artikel zijn als kader geformuleerd, zodat volstaan kan worden met besluitvorming door het presidium wat betreft de uitvoering.

Artikel 10A tablet

Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap wordt op aanvraag een tablet in bruikleen ter beschikking gesteld. Het betreft een tablet (3G + WiFi) zonder abonnement. Wanneer raadsleden tijdens de bruikleenperiode gebruik willen maken van de 3G internetconnectiviteit van de tablet, dienen zij daartoe zelf een abonnement bij een provider af te sluiten. Aan het einde van de raadsperiode dan wel bij tussentijdse beëindiging van het raadslidmaatschap kan het raadslid de tablet tegen betaling in eigendom verkrijgen. Het bedrag dat het raadslid moet betalen is de aanschafprijs verminderd met de afschrijving over de periode dat het raadslid gebruik heeft gemaakt van de tablet en wordt als volgt berekend.

Het afschrijvingsbedrag bedraagt 1/24e - met een maximum van 24/24e - van het aanschafbedrag vermenigvuldigd met het aantal maanden dat het raadslid deel heeft uitgemaakt van de raad. Het afschrijvingsbedrag wordt afgetrokken van de aanschafprijs van de tablet. Het aantal maanden raadslidmaatschap wordt berekend tot en met de maand dat het raadslidmaatschap wordt beëindigd en vanaf de datum van het aangaan van de bruikleenovereenkomst.

Op aanvraag kunnen maximaal twee tablets per fractie in bruikleen ter beschikking worden gesteld. Deze tablets kunnen worden gebruikt teneinde duoraadsleden in de gelegenheid te stellen hun raadswerkzaamheden uit te voeren.

Artikel 11 Spaarloon/levensloop

Het raadslid dat heeft geopteerd voor de loonbelasting kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling dan wel de levensloopregeling. Wanneer het raadslid gebruik maakt van de gemeentelijke levensloopregeling is het niet toegestaan een levensloopbijdrage ten laste van de gemeente te verstrekken. De opbouw van de levensloopvoorziening mag uitsluitend ten laste van de raadsvergoeding plaatsvinden. Aangezien raadsleden geen verlof kennen, is het slechts mogelijk dat de opgebouwde voorziening bij de beëindiging van het raadslidmaatschap wordt meegenomen naar een volgende werkgever of dat uitbetaling ineens plaatsvindt.

Artikel 12 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie-Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad en gemeenteraden een brede afspiegeling van de bevolking dienen te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid of raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raads- en commissieleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raads- of commissievergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raads- of commissiezetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 12 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid.

Artikel 13 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW- uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raads- lidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 13 van de verordening

Artikelen 14, 15 en 16

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

Artikel 17 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad

In artikel 75 van de Gemeentewet is geregeld dat het voorzitterschap van de gemeenteraad bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt waargenomen door het langstzittende raadslid. De gemeenteraad kan ook een ander raadslid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is in artikel 13 van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffende raadslid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de vaste onkostenvergoeding.

Artikel 18 Vergoeding voor duoraadsleden

In dit artikel is de vergoeding voor commissieleden die geen raadsleden zijn (zogenaamde duoraadsleden, zie artikel 4 van de Verordening op de raadscommissies) geregeld. Bij de fracties bestond de wens om géén vacatievergoeding in te stellen, maar een normale vergoeding. Dit omdat duo-raadsleden als vrijwel volledige raadsleden worden beschouwd. Het lidmaatschap van een duoraadslid omvat veel meer dan alleen het bijwonen van commissievergaderingen. Het is vergelijkbaar met het werk van een raadslid. Het enige verschil is de raadsvergadering, waar duoraadsleden niet aan deel kunnen nemen. Hierdoor kan de vergoeding die in tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden niet geacht worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van de taak en de omvang van de te verrichten arbeid. Dit is voor de raad aanleiding geweest toepassing te geven aan de in artikel 15 van het Rechtspositiebesluit geboden mogelijkheid om af te wijken van de in artikel 18 van deze verordening genoemde bedragen.

Omdat verschillende fracties verschillende vergoedingen wensen te betalen zal het presidium hier een adviserende taak op zich nemen. De fracties bepalen zelf of, en zo ja, hoeveel duoraadsleden ze willen inzetten (met een maximum van vier per fractie). De vergoedingen voor duoraadsleden worden dan ook door de verschillende stichtingen fractieondersteuningen betaald en niet door de raadsgriffie, zoals bij raadsleden gebeurt.

Artikelen 19 en 20

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

Artikelen 21 en 22 De procedure van declaratie

In artikel 20 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven. In artikelen 21 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in acht genomen moeten worden.

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

- reis- en verblijfkosten van raadsleden;

- reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

- deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden.

Artikelen 23 t/m 25 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze artikelen behoeven geen toelichting