Regeling vervallen per 15-04-2015

Re-integratieverordening 2011

Geldend van 05-01-2012 t/m 14-04-2015

Intitulé

RE-INTEGRATIEVERORDENING 2011

De raad van de gemeente Apeldoorn;

gelezen het voorstel van het college d.d. nr. ;

gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet, de artikelen 7, 8 en 10 en 10a van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35, 36 van de Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, hoofdstuk 4, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening van de gemeente Apeldoorn, EG-verordening 2204/2002 betreffende toepassing artikelen 8 en 88 EG-verdrag op werkgelegenheidssteun (Pb 2002, nr. 1337)

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Re-integratieverordening gemeente Apeldoorn.

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

  • 1.

    • a.

      wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      college: het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn;

    • e.

      raad: de gemeenteraad van de gemeente Apeldoorn;

    • f.

      doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7 van de wet, artikel 34 IOAW en artikel 34 IOAZ door de gemeente ondersteuning kan worden geboden;

    • g.

      uitkeringsgerechtigde: persoon die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de wet, de IOAW of de IOAZ;

    • h.

      belanghebbende: het lid van de doelgroep dat aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;

    • i.

      werknemer: het lid van de doelgroep dat een dienstverband heeft met een werkgever die daarvoor subsidie ontvangt op grond van deze verordening;

    • j.

      ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet, artikel 34 IOAW en artikel 34 IOAZ;

    • k.

      traject: een proces waarbij één of meer re-integratievoorzieningen worden ingezet;

    • l.

      re-integratie-voorzieningen: voorzieningen die het college ter beschikking stelt voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet;

    • m.

      arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met een arbeids-overeenkomst wordt gelijk gesteld een aanstelling op grond van het ambtenarenrecht.

  • 2. De begripsbepalingen van de wet zijn op deze verordening van toepassing.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze verordening vindt uitdrukkelijk mede haar grondslag in de bepalingen van de EG-verordening betreffende werkgelegenheidssteun en de beleidsaanbeveling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zoals opgenomen in de Verzamelbrief van april 2004 met kenmerk Intercom/2004/24233, vooral waar het betreft de vormgevingvan de voorziening gesubsidieerde arbeid.

Artikel 3 Opdracht aan het college

  • 1. Het college biedt ondersteuning bij de arbeidsinschakeling voor zover het college dat noodzakelijk acht aan leden van de doelgroep en een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van re-integratie-voorzieningen. Het college houdt daarbij rekening met de aard en omvang van door haar te bepalen doelgroepen en de voorzieningen die het meest geschikt zijn voor de leden van die doelgroepen.

  • 3. Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan re-integratie-voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 4. Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor leden van de doelgroep, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject, of voor arbeidsinschakeling of voor het bereiken van het doel van een traject of een re-integratie-voorziening.

Artikel 4 Beleidskader WWB en uitvoeringsplan

  • 1. De raad heeft ter nadere toelichting op deze verordening een beleidskader WWB vastgesteld, waarin prioriteiten worden aangegeven.

  • 2. Dit kader omvat in elk geval:

    • ·

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • ·

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van werk en zorg.

  • 3. Het college stelt op basis van het beleidskader WWB jaarlijks een uitvoeringsplan re-integratie vast en zendt dit plan ter kennisname aan de raad.

Artikel 5 Sluitende aanpak

  • 1. Elke uitkeringsgerechtigde ontvangt, indien het college dit noodzakelijk acht, een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid, met in acht neming van het bepaalde in artikel 6.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een tijdelijke (volledige) ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

  • 3. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het bepaalde in het eerste lid.

  • 4. Indien een alleenstaande ouder één of meer zorgbehoeftige, thuiswonende gehandicapte kinderen, jonger dan 18 jaar bij de voorgeschreven individuele toetsing van de persoonlijke omstandigheden, te kennen geeft de zorgplicht zelf te willen vervullen, dient het college deze wens in te passen binnen het te voeren maatwerk. Het leveren van zorg binnen het eigen gezin kan in deze situatie worden gezien als (onbetaalde) arbeid, voor zover dit is toegestaan binnen de wettelijke mogelijkheden.

  • 5. Het college dient bij het criterium alleenstaande ouder met kinderen jonger dan 12 jaar, bij het aanbieden van een re-integratietraject, zich eerst genoegzaam te overtuigen van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, voldoende scholing en rekening te houden met de belastbaarheid van de alleenstaande ouder.

Artikel 6 Budgetplafonds

  • 1. Het college kan één of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

HOOFDSTUK 2 Ondersteuning

Artikel 7 Doel van de ondersteuning

Het college kan aan een lid van de doelgroep ondersteuning bieden bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie.

Artikel 8 Vorm van de ondersteuning

  • 1. Ondersteuning kan worden geboden door het aanbieden een traject, of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties

  • 2. Bij de inzet van re-integratie-voorzieningen wordt gekozen voor de voorziening die beschikbaar is en dat adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

  • 3. Re-integratie-voorzieningen die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

  • 4. Het college kan een voorziening beëindigen:

  • a. indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting van de wet niet nakomt;

  • b. indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

  • c. indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

  • d. indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

Artikel 9 Onderzoek

Het college kan, voordat besloten wordt tot de inzet van een re-integratie-voorziening, een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling van belanghebbende.

Artikel 10 Verplichtingen

  • 1. Onverminderd andere verplichtingen die gelden op grond van de wet of van andere wetten, gelden voor de belanghebbende de volgende verplichtingen:

    • a.

      het verstrekken van de inlichtingen aan het college die nodig zijn voor het bepalen van een geschikt traject;

    • b.

      het meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden van arbeidsinschakeling;

    • c.

      het naar vermogen uitvoering geven aan de verschillende onderdelen van het traject;

    • d.

      na te laten hetgeen de realisatie van het traject belemmert.

  • 2.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, IOAW of IOAZ en deze verordening, aan een voorziening andere verplichtingen verbinden. Het college neemt deze verplichtingen op in de beschikking gericht aan belanghebbende.

  • 3.

    Het niet-nakomen van één of meer verplichtingen als genoemd in voorgaande leden van dit artikel wordt gesanctioneerd overeenkomstig het bepaalde in de betreffende maatregelenverordening.

  • 4.

    Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan de verplichtingen van de wet, deze verordening of andere bij besluit van het college opgelegde verplichting, kan het college de kosten van een voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 5. Het college neemt de besluiten bedoeld in het voorgaande lid van dit artikel niet:

    • a.

      wanneer de daar bedoelde gedragingen van de persoon die deelneemt aan de voorziening niet of slechts in geringe mate verwijtbaar zijn; of

    • b.

      wanneer er sprake is van dringende redenen

HOOFDSTUK 3 Re-integratievoorzieningen

Artikel 11 Re-integratievoorzieningen

  • 1. Het college kan één of meer van de volgende voorzieningen inzetten:

  • · Matching;

  • · Proefplaatsing;

  • · Jobcoaching;

  • · Scholing;

  • · Individuele Re-integratie Overeenkomst;

  • · Leerwerkstage;

  • · Direct Werk;

  • · Participatieplaats;

  • · Sociale activering;

  • · Werkgeverssubsidie;

  • · No risk-polis.

  • 2. Het traject kan ook schuldhulpverlening als instrument bevatten indien schulden de re-integratie in de weg (kunnen) staan.

  • 3. Trajecten kunnen zowel worden verzorgd door het college als door externe partijen.

Artikel 12 Matching

  • 1. Matching heeft als doel een belanghebbende direct te bemiddelen naar een dienstbetrekking.

  • 2. De bemiddeling kan worden gecombineerd met het volgen van een kortdurende cursus of training.

Artikel 13 Proefplaatsing

  • 1. Proefplaatsing heeft tot doel een belanghebbende werkervaring op te laten doen.

  • 2. Met behoud van uitkering kan belanghebbende voor de duur van maximaal 3 maanden deze werkervaring op doen bij een werkgever.

Artikel 14 Jobcoaching

Het college kan ondersteuning bieden in de vorm van jobcoaching tijdens een arbeidsovereenkomst of bij proefplaatsing teneinde voortijdige uitval te voorkomen.

Artikel 15 Scholing

  • 1. Scholing heeft tot doel de afstand tot het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid te verkleinen of te overbruggen.

  • 2. Het college kan alleen scholingaanbieden als het verwerven en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid zonder inzet van dit instrument voor belanghebbende naar het oordeel van het college niet haalbaar is.

Artikel 16 Individuele Re-integratie Overeenkomst

  • 1. Een belanghebbende kan het college een voorstel doen voor een individueel re-integratietraject.

  • 2. Het college kan na goedkeuring, middelen beschikbaar stellen voor het traject zoals in het eerste lid 1 van dit artikel bedoeld.

  • 3. Dit traject wordt slechts goedgekeurd indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat door middel van het traject binnen een korte periode tegen aanvaardbare kosten arbeids-inschakeling kan worden bereikt.

  • 4. Het individueel re-integratietraject kan bestaan uit inschakeling van een re-integratiebedrijf en/of uit scholing.

  • 5. Indien gebruik wordt gemaakt van een re-integratiebedrijf dan worden de rechten en plichten in een overeenkomst vastgelegd tussen het college, de belanghebbende en het re-integratiebedrijf, voordat het individueel re-integratietraject kan worden gevolgd.

Artikel 17 Leerwerkstage

  • 1. De leerwerkstage heeft als doel de belanghebbende, met behoud van een bijstandsuitkering, door middel van een stage, werkervaring en vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied en daarmee betaalde arbeid te kunnen realiseren.

  • 2. De maximale duur van een leerwerkstage is 12 maanden.

  • 3. Een leerwerkstage kan gecombineerd worden met scholing of training.

Artikel 18 Direct Werk

  • 1. Direct Werk heeft als doel het opdoen of behouden van arbeidsritme.

  • 2. Deze voorziening kan tevens worden ingezet om een uitgebreide diagnose te stellen voor wat betreft de capaciteiten of competenties van een belanghebbende.

  • 3. Gedurende maximaal 36 uur per week worden werkzaamheden verricht met behoud van uitkering.

  • 4. Tijdens deze voorziening wordt er begeleiding geboden onder verantwoordelijkheid van het college.

  • 5. De begeleiding kan worden gecombineerd met een opleiding of training.

  • 6. De duur van dit instrument is maximaal 26 weken aaneengesloten.

  • 7. Indien deze voorziening wordt onderbroken dan kan het worden verlengd totdat 26 weken werkzaamheden zijn verricht.

  • 8. Verlenging is mogelijk indien, naar het oordeel van het college, dit de kansen op reguliere arbeid vergroot of, door deze voorziening niet opnieuw inzetten, de afstand tot de arbeidsmarkt groter wordt.

Artikel 19 Participatieplaats

  • 1. Deze voorziening wordt ingezet indien een uitkeringsgerechtigde op grond van de WWB voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt.

  • 2. Het traject bestaat uit het verrichten van additionele arbeid met behoud van uitkering waarbij de begeleiding plaatsvindt door één of meer inlenende partijen onder gemeentelijke verantwoordelijkheid.

  • 3. De uitkeringsgerechtigde die door middel van een participatieplaats, naar het oordeel van het college, voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn arbeidsinschakeling heeft, telkens nadat hij zes maanden additionele werkzaamheden heeft verricht, recht op een premie van € 50,00.

  • 4. Voorzover de belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie wordt binnen 6 maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college beoordeeld in hoeverre scholing kan bijdrage aan vergroting van de kans op arbeidsinschakeling.

Artikel 20 Sociale activering

  • 1. De voorziening wordt ingezet indien een belanghebbende een grote afstand heeft tot de arbeidsmarkt.

  • 2. Het doel van deze voorziening is een eerste stap op weg naar reguliere arbeid te zetten dan wel, indien arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie.

  • 3. De belanghebbende behoudt gedurende deze voorziening zijn uitkering op grond van de wet, de IOAW of IOAZ.

Artikel 21 Werkgeverssubsidie

  • 1. Het college kan op aanvraag aan werkgevers, met inachtneming van het gestelde in deze verordening, ten behoeve van de arbeidsinschakeling van leden van de doelgroep een werkgeverssubsidie verlenen, waaronder begrepen een subsidie voor voormalige ID-banen.

  • 2. In nadere regels bepaalt het college welk soort werkgeverssubsidies kan worden aangeboden, onder welke voorwaarden en voor welk bedrag.

Artikel 22 No risk-polis

  • 1. Het college kan besluiten om een no risk-polis voor de werkgever in te zetten.

  • 2. Deze polis dekt de loonschade welke ontstaat bij ziekte van de werknemer die in dienst is bij die werkgever.

  • 3. De polis kan alleen worden ingezet bij een arbeidsovereenkomst, waarbij de duur minimaal een half jaar is en waarbij de betreffende werknemer geen aanspraak meer heeft op een uitkering op grond van de wet.

HOOFDSTUK 4 Slotbepalingen

Artikel 23 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening indien de toepassing tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. Het college beslist in gevallen waarin de verordening niet voorziet.

Artikel 24 Overgangsrecht

  • 1. Op voorzieningen die zijn ingezet op basis van de Re-integratieverordening gemeente Apeldoorn 2008 blijven de bepalingen van die verordening van kracht, behoudens hetgeen is bepaald over het verlengen van de werkervaringsbaan in artikel 18, vierde lid van deze verordening.

  • 2. Personen die vóór inwerkingtreding van deze verordening recht hebben op een premie op grond van de Re-integratieverordening gemeente Apeldoorn 2008, behouden het recht op deze premie, ook al loopt de periode waarop de premie betrekking heeft door na inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 25 Citeerwijze, inwerkingtreding en intrekking

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Re-integratieverordening gemeente Apeldoorn’.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking de dag nadat deze verordening bekend is gemaakt.

  • 3.

    De Re-integratieverordening gemeente Apeldoorn, vastgesteld op 18 november 2004 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van 10 juli 2008, komt met de inwerkingtreding van deze verordening te vervallen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 22 december 2011.

ALGEMENE TOELICHTING

Deze verordening regelt de ondersteuning die de gemeente biedt bij de arbeidsinschakeling van werklozen die horen tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB). Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven volgt uit artikel 8 WWB.

Vergelijkbare bepalingen zijn opgenomen in artikelen 34 en 35 van de Wet inkomensvoorzieningen oudere en gedeeltelijk arbeidongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Definities

Dit artikel bevat een aantal begripsbepalingen.

Artikel 2 Reikwijdte

In de aanhef en dit artikel wordt verwezen naar de EG-verordeningen omdat deze EG-verordeningen voorschrijven dat wanneer sprake is van een gemeentelijke regeling van werkgeverssteun aan bedrijven een verwijzing naar deze verordeningen noodzakelijk is. Aan deze verplichting is hiermee voldaan.

Artikel 3 Opdracht aan het college

Het college heeft de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat het liefst zou zien. Het is aan het college om te zorgen voor een voldoende aanbod van re-integratie-voorzieningen, maar het college heeft daarbij te maken met beperkte middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.

Artikel 4 Beleidskader WWB en uitvoeringsplan

Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, verplicht de WWB de raad om het re-integratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van een beleidskader.

Het eerste lid geeft aan dat de raad ter nadere toelichting op de verordening een beleidskader vaststelt. In het tweede lid is aangegeven welke specifieke beleidsonderwerpen in dit kader in ieder geval aan de orde dienen te komen. Het derde lid draagt het college op om jaarlijks een uitvoeringsplan re-integratie vast te stellen en dit ter kennisname aan de raad te zenden.

Artikel 5 Sluitende aanpak

De WWB kent geen bepaling over sluitende aanpak. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in de praktijk de facto een sluitende aanpak ontstaat. Desondanks kan de gemeente van oordeel zijn dat een sluitende aanpak geregeld dient te worden. In de gemeente Apeldoorn is hiervoor gekozen. Er geldt een sluitende aanpak voor alle nieuwe instroom. Alle belanghebbenden die instromen dienen actief bezig te zijn met hun re-integratie naar werk. Er dient voor gewaakt te worden dat te snel dure of onnodig lange trajecten worden ingezet. Een sluitende aanpak mag niet louter een vangnet zijn maar moet vooral als een trampoline fungeren.

Het tweede lid geeft aan dat de sluitende aanpak niet van toepassing is op diegenen die een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben gekregen. Het derde lid geeft het college de mogelijkheid om van de algemene sluitende aanpak in specifieke, individuele gevallen af te wijken. Het vierde en vijfde lidzijn bij amendement ingevoegd en strekken ertoe de zorg van ouders voor gehandicapte kinderen onder de 18 jaar en jonge kinderen onder de 12 jaar bij de toepassing van de re-integratieverordening, te waarborgen.

Artikel 6 Budgetplafonds

De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het beleidskader gebeuren (zie het artikel over beleidskader). Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening budgetplafonds instellen.

De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen, geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wél kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.

In dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het beleidskader of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.

Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Daarnaast kan het college op grond van de Algemene subsidieverordening één of meer subsidieplafonds vaststellen voor de voorzieningen die subsidies inhouden. En op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan het college bij overschrijding van het subsidieplafond een verzoek om subsidie afwijzen.

Artikel 8 Vorm van de ondersteuning

Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerde diagnose, gevolgd door een vastgesteld traject met één of meerdere re-integratie-voorzieningen. Re-integratie-voorzieningen worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Re-integratie moet de kortste weg naar arbeid zijn. Bovendien worden de voorzieningen alleen ingezet als aan de hand van onderzoek (diagnose) is gebleken dat door de inzet van die voorzieningen het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid binnen afzienbare tijd mogelijk wordt. Bij de toepassing van ondersteuning en inzet van een voorziening moet voorop staan dat een belanghebbende zo snel mogelijk kan uitstromen. Dit ligt besloten in de term “adequaat” in dit artikel. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van de voorziening en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost om dat doel te bereiken.

Alleen als arbeidsinschakeling binnen afzienbare termijn niet tot de mogelijkheden behoort, kan zelfstandige maatschappelijke participatie een doel van de inzet van re-integratie-voorzieningen zijn. Dit staat geregeld in het derde lid. Ook in dat geval geldt dat de voorzieningbeschikbaar moet zijn en dat het adequaat en toereikend moet zijn voor het beoogde doel.

De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij het college, dat immers ook verantwoordelijk is voor de efficiënte en doelgerichte inzet van schaarse middelen. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de belanghebbende. Voor het slagen van het traject is uiteraard de motivatie van de belanghebbende belangrijk. Bovendien wordt, voordat tot het traject wordt besloten, de inhoud van het traject besproken met de belanghebbende, waarna het trajectplan door beide partijen wordt ondertekend.

Het vijfde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke

gevallen zij dat kan doen.

Artikel 9 Onderzoek

In de meeste gevallen zal voordat tot de inzet van re-integratie-voorzieningen wordt besloten een diagnose worden gesteld. Eventueel kan na een zelf verricht onderzoek besloten worden alsnog advies van derden in te winnen.

Artikel 10 Verplichtingen

Het succesvol voltooien van een traject is niet mogelijk zonder de inzet van de uitkeringsgerechtigde. De motivatie ontstaat door het uitzicht op zelfredzaamheid, door het betrekken van de wensen van de klant in het traject, maar ook door (de dreiging) met sancties.

Deelname aan re-integratie is niet vrijblijvend. Uitkeringsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden.

Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het re-integratietraject gekoppeld worden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook is denkbaar dat gemaakte kosten op de belanghebbende worden verhaald, als door verwijtbaar handelen een traject niet tot het gewenste resultaat leidt. Om die mogelijkheid open te houden is het wenselijk dat de belangrijkste voorwaarden voor het behalen van succes als verplichting zijn opgenomen.

Natuurlijk heeft de belanghebbende ook rechten om tegen onwelgevallige beslissingen van de gemeente op te komen. Deze rechten zijn meestal elders in wet- of regelgeving ondergebracht. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

In dit artikel worden expliciet de verplichtingen benoemd die verbonden zijn aan de belanghebbende die een beroep kunnen doen op de bepalingen zoals die in deze verordening zijn genoemd. Een aantal verplichtingen is specifiek verbonden aan de arbeidsinschakeling. In dit artikel wordt een aanvulling gegeven op de verplichtingen die in de verschillende wetten zijn geregeld.

In sub b wordt aangegeven dat een belanghebbende verplicht wordt om mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Het niet nakomen van de verplichtingen in sub a en b van dit artikel kan worden gesanctioneerd op grond van betreffende maatregelenverordening.

De verplichting zoals is genoemd in sub c van dit artikel kan worden gesanctioneerd op grond van de maatregelenverordening. Het is uiteraard de bedoeling dat een belanghebbende als een traject wordt ingezet zich volledig inzet ter uitvoering van dit traject.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn met het oog op de re-integratie van belanghebbende.

De bepalingen uit deze verordening zijn in eerste instantie bedoeld om de arbeidsinschakeling te bewerkstelligen. Een belanghebbende zal het doel van een traject of een re-integratie-voorziening niet in de weg mogen staan. Iedere gedraging die het doel in de weg kan staan, kan worden gesanctioneerd. De betreffende maatregelenverordening voorziet hierin. Bij niet-uitkeringsgerechtigden kan het college in een dergelijke situatie tot terugvordering van de gemaakte kosten besluiten.

Artikel 11 Re-integratievoorzieningen

Dit artikel geeft een opsomming van mogelijke voorzieningen die door het college kunnen worden ingezet.

Het bestaan van schulden kan een succesvolle re-integratie in de weg staan. Het is dan van belang om ook de schuldenpositie te verbeteren of te stabiliseren. Vandaar dat nadrukkelijk in dit artikel is aangegeven dat het instrument van schuldhulpverlening bij de Stadsbank kan worden ingezet binnen een traject.

Artikel 12 Matching

Directe bemiddeling kan voor een aantal belanghebbenden, die een relatief korte afstand hebben tot de arbeidsmarkt, als voorziening worden ingezet. Een cursus of scholing kan hiermee samengaan. Het doel van matching is om na een korte actie uitstroom te bereiken. Bij deze voorziening moet een gerede kans aanwezig zijn dat een baan kan worden gevonden voor een belanghebbende. De belanghebbende zal normaliter een niet al te grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben.

Artikel 13 Proefplaatsing

Er is hierbij geen sprake van een arbeidsovereenkomst. De werkgever heeft de intentie om de belanghebbende bij goed functioneren na de proefplaatsing een arbeidsovereenkomst te bieden.

Artikel 14 Jobcoaching

Het college kan de werkgever en uitkeringsgerechtigde met een WWB-uitkering ondersteuning bieden in de vorm van een jobcoaching gedurende dearbeidsovereenkomst of tijdens de proefplaatsing om voortijdige uitval te voorkomen. Het college bepaalt de inzet van de jobcoach.

Artikel 15 Scholing

Scholing betreft educatie op diverse niveaus, of een beroepsgerichte scholing of training die gericht is op het verwerven van functionele vaardigheden voor een specifiek beroep. Dit instrument kan naast andere voorzieningen, maar ook als een zelfstandige voorziening, worden ingezet.

Artikel 16 Individuele Re-integratie Overeenkomst

Een uitgangspunt van het re-integratiebeleid van de gemeente is (het herwinnen van) de eigen zelfredzaamheid van de klant. Het re-integratietraject moet de kortste weg naar arbeidsinschakeling zijn. De belanghebbende kan hiervoor ondersteuning en een voorziening krijgen van de gemeente. Soms heeft een belanghebbende deze ondersteuning nodig, soms heeft hij/zij zelf duidelijke ideeën hoe het snelste kan worden gereïntegreerd. Voor die belanghebbende bestaat sinds 1 februari 2006, de mogelijkheid van het afsluiten van een Individuele Re-integratie Overeenkomst (IRO). Een belanghebbende kan zelf een voorstel van een traject indienen. Het college (gemandateerden) beoordeelt dit verzoek en toetst of het traject bijdraagt aan een succesvolle re-integratie. De tijd die ermee is gemoeid en de investering die het vergt worden hierbij afgewogen. Indien een ander traject naar het oordeel van het college betere mogelijkheden biedt op uitstroom, dan kan afwijzend worden beslist op het verzoek van belanghebbende. In alle gevallen is de kortste weg naar arbeid bepalend.

Het traject kan bestaan uit het inschakelen van een re-integratiebedrijf maar ook het volgen van scholing behoort tot de mogelijkheden. In het geval een belanghebbende wordt begeleid door een geregistreerd re-integratiebedrijf dan wordt in een overeenkomst de afspraken (rechten en plichten) vastgelegd.

Artikel 17 Leerwerkstage

Indien uit de diagnose blijkt dat een belanghebbende bepaalde vaardigheden ontbeert of andere kwalificaties moet behalen dan kan de leerwerkstage uitkomst bieden. De leerwerkstage heeft als belangrijkste doel het opdoen van vaardigheden in een vakgebied, waardoor uitstroom naar betaald werk mogelijk wordt gemaakt (training on the job). Naast het opdoen van vaardigheden is een doel van de leerwerkstage ook het leren werken in een arbeidsrelatie. Een belanghebbende kan wennen aan aspecten als gezag, werkritme en het samenwerken.

De duur van een leerwerkstage is beperkt tot maximaal een jaar. Voor de term werkstage is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument: niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal. Er is ook geen sprake van een arbeidsovereenkomst. De werknemer zal derhalve rechtens geen loonbetaling kunnen afdwingen.

Het re-integratiebedrijf dient te zorgen voor een werkplek en zal belanghebbende moeten begeleiden. Belanghebbende behoudt tijdens de duur van de stage een bijstandsuitkering.

Artikel 18 Direct Werk

Direct Werk kan direct na de melding of aanvraag van een uitkering als instrument worden ingezet. Van een belanghebbende wordt verwacht dat gedurende maximaal 36 uur per week lichte productiewerkzaamheden worden verricht met behoud van uitkering. Tijdens de duur van deze voorziening wordt begeleiding aangeboden. De voorziening kan worden ingezet als een belanghebbende werkritme moet opdoen of behouden. Tevens kan het worden ingezet als diagnose-instrument om de capaciteiten, competenties en werkhouding beter in beeld te brengen. Deelname is verplicht en verzuim heeft tot gevolg dat de uitkering op grond van de betreffende maatregelenverordening van de gemeente Apeldoorn wordt verlaagd.

De voorziening kan gedurende een periode van 26 weken worden ingezet. Deze periode dient zoveel mogelijk aaneengesloten te zijn. Indien een belanghebbende deze periode onderbreekt dan wordt het traject verlengd met de periode die onderbroken is.

Artikel 19 Participatieplaats

Artikel 19 Participatieplaats

Met ingang van 1 januari 2009 is de Participatieplaats opgenomen in de Wet werk en bijstand (artikel 10a). Deze voorziening kende de gemeente Apeldoorn al geruime tijd voor 1 januari 2009 In de wet is nu bepaald dat de gemeente scholing moet aanbieden en ieder half jaar een premie moet gaan verstrekken. In de Re-integratieverordening moet de gemeente regels stellen over de scholing die moet worden aangeboden en de premie die per half jaar moet worden verstrekt.

Een participatieplaats wordt ingezet voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Deze voorziening heeft als doelstelling dat een belanghebbende een volgende trede van de participatieladder (bijvoorbeeld de gemeentelijke subsidiebanen) bereikt. De participatieplaats is een vorm van werken met behoud van uitkering waarbij begeleiding wordt geboden onder verantwoordelijkheid van het college.

De gemeente zal ook periodiek moeten toetsen of de participatieplaats nog steeds de juiste en kortste weg is naar reguliere arbeid. Het eerste peilmoment is in ieder geval na 9 maanden na aanvang van het traject. Indien de gemeente tot de conclusie komt dat het traject niet bijdraagt tot de arbeidsinschakeling, dan eindigt het traject na 12 maanden.

De werkzaamheden binnen een participatieplaats zijn additioneel van aard. Additionaliteit houdt in dat het een speciaal gecreëerde functie betreft of een reeds bestaande functie die een uitkeringsgerechtigde alleen met speciale begeleiding kan verrichten.

Indien een belanghebbende niet over een startkwalificatie beschikt, wordt door de gemeente een opleiding of een scholing aangeboden. Dit moet een gepast instrument zijn. Het kan zijn dat een belanghebbende niet de capaciteiten heeft om scholing te volgen, of dat de scholing redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de arbeidsinschakeling. Ook als een belanghebbende een andere problematiek ondervindt die het volgen van scholing belemmert, kan worden afgezien van het aanbieden van scholing. In de toelichting op de wet wordt bijvoorbeeld gesproken over verslavingsproblematiek. De wet lijkt het aanbieden van scholing dwingend voor te schrijven. Echter, het college zal in alle gevallen moeten beoordelen of scholing wel een gepast en adequaat middel is om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen. Het is dus denkbaar dat het college een andere voorziening dan scholing aanbiedt om de afstand te verkleinen.

De duur van een participatieplaats is in beginsel twee jaar. Als gebleken is dat belanghebbende toch niet de volgende stap kan zetten op de participatieladder, kan worden overwogen om de participatieplaats te verlengen met maximaal tweemaal een jaar. Dit mag echter geen automatisme zijn omdat de duur immers zo kort mogelijk dient te zijn. Het streven is om belanghebbende binnen de reguliere duur van de participatieplaats eerder de volgende stap te laten maken.

Indien de participatieplaats wordt verlengd dan dient het te gaan om andere werkzaamheden bij een andere werkgever. Zo wordt voorkomen dat de participatieplaats een doel op zich gaat vormen in plaats van een middel met als doel mensen te laten terugkeren naar de arbeidsmarkt.

Artikel 20 Sociale activering

Onder de belanghebbenden bevinden zich ook mensen die een (zeer) grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt waarbij niet direct een traject gericht op arbeid kan worden ingezet. Sociale activering is voor deze mensen de eerste stap richting een op werk gericht traject. Als deze niet haalbaar is, moet worden voorkomen dat deze mensen buitengesloten raken, en wel blijven participeren in het maatschappelijk verkeer. Voor een deel van de belanghebbenden kan sociale activering de eerste stap zijn naar een reguliere baan.

Artikel 21 Werkgeverssubsidie

Onder de WWB zijn deze subsidies geheel vormvrij geworden. Het beleid van de gemeente rond subsidies komt in bijbehorende regeling tot uitdrukking.

Tevens wordt daarin de voorzetting geregeld van de subsidiëring van bestaande dienstbetrekkingen aan werkgevers als bedoeld in het besluit ID, zoals deze regeling laatstelijk luidden op 31 december 2003 en sindsdien is vervallen. Sedertdien is geen nieuwe instroom in de ID-baan meer mogelijk.

Artikel 22 No risk-polis

Het college kan besluiten tot het inzetten van een No risk-polis. De No risk-polis is een verzekeringspolis welke is afgesloten door de gemeente Apeldoorn. De polis kan ingezet worden als instrument voor de werkgever. Hij dekt de loonschade welke ontstaat bij ziekte van de werknemer die in dienst is bij betreffende werkgever. Voorwaarden voor inzet zijn een arbeidsovereenkomst van minimaal een half jaar waar in de klant geen aanspraak meer maakt op een bijstandsuitkering. De polis wordt ingezet onder voorwaarden van de verzekeraar

Artikel 23 Hardheidsclausule

Op grond van dit artikel is het mogelijk voor het college beslissingen te nemen in situaties waarin deze verordening niet voorziet dan wel in situaties waarin een strikte toepassing tot onbillijkheden zou leiden. Vanzelfsprekend moet er sprake zijn van zeer bijzondere omstandigheden.

Artikel 24 Overgangsrecht

Vanaf inwerkingtreding van deze verordening kunnen er geen opstapbanen en werkervaringsbanen meer worden ingezet, noch kan er een premie worden verleend.

Verlenging van deze banen isniet meer mogelijk.

Personen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening recht hadden op een premie op grond van de Re-integratieverordening gemeente Apeldoorn 2008 behouden het recht op deze premie.

Artikel 25 Citeerwijze, inwerkingtreding en intrekking

Dit artikel spreekt voor zich.